2-244/12

2-244/12

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

12 JANUARI 2001


Wetsvoorstel betreffende de euthanasie


AMENDEMENTEN


Nr. 167 VAN MEVROUW de T' SERCLAES EN DE HEER GALAND

(Subamendement op amendement nr. 14)

Art. 3

In paragraaf 3 van het voorgestelde artikel 3 een 3ŗbis invoegen, luidende :

« 3ŗbis. Ingeval de patiėnt in het ziekenhuis opgenomen is, moet hij eveneens contact opnemen met zijn huisarts om met deze laatste te overleggen over de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiėnt en zijn concrete situatie. »

Verantwoording

Aangezien de huisarts in principe de persoon is die de patiėnt het beste kent, zowel wat de evolutie van zijn gezondheidstoestand als wat zijn ervaringen betreft, lijkt het logisch dat de arts die met een verzoek tot euthanasie van een in het ziekenhuis opgenomen patiėnt te maken krijgt, bij de huisarts informeert naar de situatie van die patiėnt, om met kennis van zaken te kunnen oordelen.

Nathalie de T' SERCLAES.
Paul GALAND.

Nr. 168 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Paragraaf 2 vervangen als volgt :

§ 2. De patiėnt die een arts verzoekt een einde te maken aan zijn leven, moet dit schriftelijk bevestigen. Dit schriftelijk verzoek geeft slechts een aanwijzing over de wil van de patiėnt en kan te allen tijde ingetrokken worden. De arts moet er zich van vergewissen dat de patiėnt het verzoek in vrijheid en volledig handelingsbekwaam geschreven heeft. »

Verantwoording

Het schriftelijk verzoek van de patiėnt mag geen vrijbrief voor de arts zijn. Alhoewel het zowel voor de patiėnt als voor de arts nuttig kan zijn dat de patiėnt zijn wil schriftelijk optekent, mag dit document geen instemming vanwege de patiėnt inhouden. De patiėnt moet dit document trouwens te allen tijde kunnen intrekken. Dit dient dus expliciet vastgesteld te worden. De arts moet zich bovendien vergewissen van de handelingsbekwaamheid van de patiėnt op het ogenblik dat deze zijn verzoek schriftelijk optekent.

Nathalie T' SERCLAES.

Nr. 169 VAN DE HEER GALAND EN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

De voorgestelde § 2 van dit artikel aanvullen als volgt :

« De patiėnt kan dit verzoek te allen tijde intrekken. »

Verantwoording

Het feit dat de patiėnt zijn verzoek op schrift heeft gesteld, impliceert geenszins dat hij steeds achter dit verzoek zal blijven staan. De patiėnt moet dit verzoek dan ook tot op het allerlaatste ogenblik kunnen intrekken. De dokter moet zich ervan vergewissen dat het verzoek van de patiėnt duurzaam is, zoals trouwens in het huidige artikel wordt bepaald.

Paul GALAND.
Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 170 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Het 1ŗ van de voorgestelde § 3 aanvullen als volgt :

« Met dat doel, op basis van het medisch dossier van de patiėnt, een diepgaand overleg houden met het palliatieve begeleidingsteam van de instelling of, bij gebreke daarvan, van het plaatselijke samenwerkingsverband, over de concrete mogelijkheden inzake palliatieve zorg en de gevolgen daarvan. »

Verantwoording

In het kader van het euthanasiedebat werden verschillende wetsvoorstellen over palliatieve zorg ingediend. Dit onderstreept het belang dat eenieder hecht aan een degelijk uitgebouwde palliatieve zorg. Het bevestigt eveneens dat niemand wil dat euthanasieverzoeken worden geformuleerd om oneigenlijke redenen zoals bijvoorbeeld een slechte pijnbestrijding. Het is onontbeerlijk dat alles in het werk wordt gesteld om de patiėnt die in een stervensfase verkeert, de best mogelijke verpleging te geven. Euthanasie mag niet het resultaat zijn van het opgeven van de behandeling of van een gebrek aan palliatieve steun of hulp.

Ondanks de inspanningen op het gebied van palliatieve zorgverlening die in het verleden hebben plaatsgehad en die in de toekomst nog zullen toenemen, blijkt uit de praktijk nog al te vaak dat vele artsen niet op de hoogte zijn van de technieken en de deskundigheid die in de sector voorhanden zijn. Nog al te veel artsen zijn onvoldoende op de hoogte van de huidige mogelijkheden terzake; het is dus wenselijk te bepalen dat de arts die geconfronteerd wordt met een vraag om euthanasie, zijn patiėnt correct voorlicht over de bestaande mogelijkheden terzake en zich moet laten helpen en voorlichten over de hulp die palliatieve begeleidingsteams kunnen verlenen inzake pijnbestrijding.

Nr. 171 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s. ­ Subsidiair amendement op amendement nr. 170)

Art. 3

In § 3, 1ŗ, na de woorden « therapeutische mogelijkheden en », de woorden « na overleg met het palliatieve begeleidingsteam van de instelling of, bij gebreke daarvan, van het plaatselijke samenwerkingsverband over de verschillende » toevoegen.

Verantwoording

Om zijn patiėnt correct te kunnen informeren over de mogelijkheden inzake palliatieve zorg, moet de arts zelf goed op de hoogte zijn van wat palliatieve zorg inhoudt en over de hulp en steun welke die zorg kan betekenen voor de patiėnt die in een stervensfase verkeert.

Ook vandaag nog zijn weinig artsen echt op de hoogte van de technieken die in het kader van de palliatieve zorgverlening zijn ontwikkeld. Het is derhalve nuttig te bepalen dat de arts die geconfronteerd wordt met een vraag om euthanasie overleg pleegt met het palliatief begeleidingsteam van de instelling of indien er geen instelling is, van het plaatselijk samenwerkingsverband teneinde de patiėnt terzake correct te kunnen voorlichten.

Zonder die correcte voorlichting zal de patiėnt immers niet in staat zijn een keuze te maken met kennis van zaken.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 172 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Een § 1bis, invoegen, luidende :

« § 1bis. De arts vergewist zich ervan dat de voorwaarden bedoeld in § 1 zijn vervuld, door in alle geval en met name met behulp van de adviezen van de personen bedoeld in de §§ 3 en 4, over te gaan tot een algehele evaluatie van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van de patiėnt, met inachtneming van de sociaal-economische aspecten van zijn toestand. »

Verantwoording

Er werd door zoveel sprekers gewezen op de mogelijke sociaal-economische ontsporingen dat het ons essentieel leek dit aspect ook uitdrukkelijk in de voorgestelde tekst te vermelden. Men moet voorkomen dat de wet gebruikt wordt als een middel om aan sociale regulering te doen. Het gevaar voor ontsporing is in de kiem aanwezig in dit voorstel dat het aspect begeleiding van de zieke volledig op de achtergrond schuift (zie hierover de bedenkingen van de werkgroep euthanasie in de Artsenkrant van november-december 2000).

Het wetsvoorstel biedt, zelfs in de geamendeerde vorm ervan, geen enkele bescherming aan kwetsbare patiėnten.

Door de goedkeuring van een wetgeving over euthanasie of over begeleide zelfdoding dreigt in de samenleving een stroming te ontstaan die sommige mensen ertoe aanzet euthanasie te vragen, te opteren voor zelfmoord of een beroep te doen op een derde arts met het oog op hulp bij zelfdoding.

Zelfs verwoede verdedigers van de « rationele zelfmoord » zijn zich terdege bewust van de gevaren van wat zij de « gemanipuleerde zelfmoord » noemen.

Margaret Pabst-Battin, die gespecialiseerd is in zelfmoord en assistant professor of philosophy aan de Universiteit van Utah is, is de auteur van vele artikelen en van een boek met als titel « Suicide ». Zij verdedigt de idee van de rationele zelfmoord. Ze geeft evenwel toe dat de rationele zelfmoord aanleiding geeft tot een mogelijke manipulatie van de zelfmoord op grote schaal en dat men mensen die normaal niet voor zelfmoord zouden kiezen zo kan manipuleren dat zij dat wel doen.

Zij wijst erop dat een vorm van manipulatie erin kan bestaan dat degene die manipuleert, de toestand waarin het slachtoffer verkeert zo voorstelt dat het slachtoffer zelf er de voorkeur aan geeft te sterven in plaats van te blijven leven. Die druk wordt vaak op subtiele wijze uitgeoefend in de familiale omgeving. Degene die manipuleert stelt de zaken zo voor dat zelfmoord, vergeleken bij de andere alternatieven, in de ogen van zijn slachtoffer de redelijkste keuze wordt. Manipulatie is doeltreffend ook al is degene die manipuleert zich niet bewust van het feit dat hij dat doet.

Doctor Pabst-Battin erkent dat zelfs een hele samenleving gemanipuleerd kan worden en ertoe aangezet kan worden om haar waarden met betrekking tot leven en dood van iemand te wijzigen zodra die samenleving de « rationele zelfmoord » heeft aanvaard. Zo zou de samenleving uiteindelijk suggereren wie er, voor zichzelf maar ook voor iedereen, goed aan doet uit het leven te stappen. De groepen die de grootste risico's lopen zijn de bejaarden en de mensen die kwetsbaar zijn wegens hun gezondheidstoestand (handicap) of hun sociaal-economische positie (de armen of de minderheden) alsook depressieve personen.

De sociologe Anita Hocquart heeft eveneens aangetoond hoe de technische en financiėle rationaliteit die, in tegenstelling tot de gangbare opvattingen, wel degelijk leidt tot een sociale boekhouding van de kosten en de baten die niet gunstig is voor de fysiek of mentaal gehandicapte burger, opvallend samenvalt met de dodelijke rationaliteit waarvan de voorstanders van het recht op sterven blijk geven. Hun wens sluit verrassend goed aan bij de gewenste besparingen in de gezondheidszorg!

In haar tweede advies heeft de Belgische Vereniging voor gerontologie en geriatrie op duidelijke wijze hierover haar standpunt bepaald : « Er bestaat een reėel gevaar dat ouderwordenden elk houvast verliezen in een samenleving die de inkorting van het leven op vrijwillige basis toestaat, in een samenleving waarin wat beschouwd wordt als ernstig en ongeneeslijk, vaak ondraaglijker is voor de anderen dan voor de betrokkene zelf. Vele bejaarden zouden zich overbodig kunnen voelen en ten laste van hun naasten en de samenleving. De geriatrische instellingen en de verzorgingsinstellingen hebben nood aan meer middelen en aan vele degelijk opgeleide vakmensen om de verzorging en de verpleging van ouderen te verbeteren en om die ouderen op het einde van hun leven te begeleiden en ervoor te zorgen dat dit levenseinde zowel thuis als in het ziekenhuis of in het verzorgingstehuis een waardig levenseinde is. »

De BVGG benadrukt nog dat het wetsvoorstel geen middel is om een kwalitatief hoogstaande bejaardenzorg te bevorderen.

Over mishandeling van bejaarden is nog maar weinig onderzoek verricht en de onderzoeksresultaten gaan nog niet ver genoeg terug in de tijd om te kunnen bepalen of het verschijnsel toeneemt. Toch wordt naar schatting 20 % van de bejaarden mishandeld. Deze mishandelingen omvatten zowel financieel misbruik als psychologisch en fysiek geweld.

De Groupe belge d'étude et de prévention du suicide stelt dat zelfmoord bij bejaarden een andere werkelijkheid verbergt. De studies van deze groep tonen aan dat het risico op zelfmoord toeneemt met de leeftijd. Diverse wetenschappelijke studies tonen eveneens aan dat het aantal zelfmoorden bij jongeren (15-24 jaar) toeneemt. Deze stijging is nog relatief klein vergeleken met de groep 25- tot 44-jarigen, bij wie in 1987 zelfmoord de belangrijkste doodsoorzaak was (tabel, « Cahiers du GERM », nr. 229, 1994, blz. 13).

De ATD Fourth World Mouvement verwoordde het onlangs zo : « De liberalisering van euthanasie mag de deur niet openen voor een zachte uitroeiing van de armste bevolkingsgroepen. » « In de recente Europese geschiedenis zijn er voorbeelden te over van regelrechte « misdaden tegen de menselijkheid » waarvan de armste bevolkingsgroepen het slachtoffer werden : grootschalige verplichte sterilisaties in Zweden, Noorwegen en Denemarken, « culturele genocide » van nomaden in Zwitserland, twee eeuwen van deportatie van arme kinderen en wezen in Groot-Brittanniė, « zachte uitroeiing » van zieken in psychiatrische instellingen in Frankrijk tijdens de oorlog, ... » (X. Godinot, schrijven van 29 november 2000).

Nr. 173 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s. ­ Subsidiair amendement op amendement nr. 74)

Art. 3

De voorgestelde § 2 vervangen als volgt :

« § 2. Het verzoek om euthanasie kan schriftelijk worden geformuleerd. In dat geval wordt het door de patiėnt zelf opgesteld, gedateerd en ondertekend. Het verzoek kan worden opgesteld in tegenwoordigheid van een onafhankelijke meerderjarige getuige, gekozen door de patiėnt, en die op geen enkele wijze met hem verwant mag zijn. De getuige ondertekent en dateert het document. »

Verantwoording

Het opstellen van een verzoek om euthanasie moet voor de patiėnt een vrijblijvende mogelijkheid blijven. De verplichting om het verzoek van de patiėnt op schrift te stellen kan tot misbruik leiden (zie de verantwoording van amendement nr. 74). De toestand van de patiėnt kan zeer wisselvallig zijn en kan, niet alleen van dag tot dag maar zelfs in de loop van dezelfde dag, van moment tot moment, afhangen van allerlei factoren. De patiėnt kan het zeer moeilijk vinden om terug te komen op wat voor hem aanvoelt als een verbintenis.

De patiėnt moet kunnen bepalen of er bij het opstellen van het schriftelijk verzoek een getuige aanwezig moet zijn. Hij wil misschien zijn privacy beschermen. Het is absoluut noodzakelijk dat de getuige door de patiėnt wordt gekozen en onafhankelijk is.

Het is voorts absoluut noodzakelijk dat het document door de patiėnt zelf wordt opgesteld. Met de huidige formulering van § 2 kan het document ook door een derde worden opgesteld. Ook is het essentieel dat het document door de patiėnt wordt ondertekend.

Nr. 174 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s. ­ Subsidiair amendement op amendement nr. 163)

Art. 3

In § 1, eerste streepje, van het voorgestelde artikel 3, de woorden « op het ogenblik van zijn verzoek » vervangen door de woorden « wanneer hij om euthanasie verzoekt ».

Verantwoording

De patiėnt moet handelingsbekwaam en bewust zijn, telkens wanneer hij een verzoek om euthanasie formuleert. Door de voorgestelde tekst wordt een tegenstelling vermeden met de verderop geformuleerde eis in verband met het herhaalde en duurzame karakter van het verzoek.

Nr. 175 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 1, eerste streepje, van het voorgestelde artikel 3, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. De woorden « handelingsbekwaam en bewust » vervangen door de woorden « handelingsbekwaam, helder en bewust ».

B. De woorden « of een ontvoogde minderjarige » doen vervallen.

C. De woorden « op het ogenblik van zijn verzoek » vervangen door de woorden « wanneer hij om euthanasie verzoekt en wanneer de euthanasie wordt uitgevoerd ».

Verantwoording

A. Indien men het uitvoeren van euthanasie toestaat, is het belangrijk dat de patiėnt niet alleen juridisch bekwaam is op het ogenblik van zijn verzoek, maar ook dat hij helder is. De Nationale Vereniging voor hulp aan verstandelijk gehandicapten heeft in haar schrijven van 21 december 2000 het belang van het begrip « helderheid » benadrukt. De vereniging zegt meer bepaald dat dit bijzonder belangrijk is voor mensen die verstandelijk gehandicapt zijn maar niet als burgerlijk onbekwaam worden beschouwd, hoewel zij niet in staat zijn om op heldere wijze de volledige draagwijdte van een verzoek om euthanasie in te schatten.

Aangezien het woord « bewust » te restrictief is ­ de persoon die niet helemaal helder is, is daarom nog niet bewusteloos ­ lijkt het ons noodzakelijk om hier het begrip « helderheid » aan toe te voegen.

B. Het probleem van euthanasie voor minderjarigen die al dan niet in de eindfase van hun leven verkeren is uiterst delicaat en kan hier niet plots geregeld worden door middel van iets dat eigenlijk een kunstgreep is en gebruik maakt van het begrip « ontvoogding ».

Volgens de artikelen 476 en volgende van het Burgerlijk Wetboek wordt de minderjarige van rechtswege ontvoogd indien hij huwt (dat wil zeggen in principe vanaf de meerderjarigheid of vanaf 18 jaar, alhoewel de minderjarige ook vrijstelling kan krijgen en vroeger in het huwelijk kan treden), maar kan hij ook ontvoogd worden door de rechtbank en wel zodra hij de volle leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt.

De ontvoogding is geen vervroegde meerderjarigheid maar een overgangssysteem, dat de vrijheid en de bescherming van de minderjarige combineert. Voor bepaalde handelingen blijft de minderjarige immers onderworpen, niet aan een representatieregeling maar wel aan een bijstandsregeling met een curator of aan een voogdijstelsel. Het lijkt ons ongepast om euthanasie bij minderjarigen via deze omweg te regelen.

C. Het is belangrijk dat de patiėnt volledig helder en bewust is, niet alleen wanneer hij om euthanasie verzoekt maar ook wanneer de arts beslist om de euthanasie uit te voeren en het leven van de patiėnt te beėindigen. Het moet onmogelijk zijn voor een arts om, op basis van een verzoek van de patiėnt, euthanasie uit te voeren op een patiėnt die dit verzoek ooit heeft geuit en daarna bewusteloos is geworden. Voorts wordt nog verwezen naar de verantwoording van amendement nr. 174, subsidiair aan amendement nr. 163.

Nr. 176 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In het voorgestelde artikel 3 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. § 1 vervangen als volgt :

« § 1. Wanneer een patiėnt die meerderjarig is, handelingsbekwaam, helder en bewust, vraagt dat er een einde wordt gemaakt aan zijn leven, moet de behandelende arts een geprivilegieerde band aangaan met de patiėnt om zich met hem te kunnen onderhouden over zijn verzoek en er zorg voor te dragen dat de patiėnt een dialoog kan aangaan met allen die hem kunnen helpen.

Hij zorgt ervoor dat de patiėnt op correcte en passende wijze geļnformeerd is over zijn gezondheidstoestand, over de verschillende mogelijkheden van morele en medische begeleiding, met inbegrip van de mogelijkheden van palliatieve zorgverlening, en over de gevaren en voordelen die daarmee gepaard gaan, en dat hij een optimale begeleiding en verzorging geniet. »

B. De bestaande §§ 1 tot 5 vernummeren tot §§ 2 tot 6.

Verantwoording

In § 1 wordt « het verzoek » niet nader omschreven, terwijl het toch voor het eerst vermeld wordt in de wettekst. Om welk verzoek gaat het precies ? Er kan bovendien verwarring optreden tussen het verzoek uit § 1, het verzoek waarover sprake is in § 2 en de voorwaarden die in § 3 worden opgesomd.

Het verzoek van de patiėnt staat centraal in het wetsvoorstel. De bevindingen die uit de hoorzittingen naar voren kwamen, moeten duidelijker worden weergegeven.

De sprekers hebben er toen op gewezen hoe noodzakelijk het is dat het verzoek van de patiėnt « gehoord » wordt en « ontleed » wordt. Een euthanasieverzoek is immers vaak dubbelzinnig. Meestal wil de patiėnt die vraagt om te sterven, niet echt sterven maar op een andere manier leven. Het is dus heel vaak een hulpkreet van een zieke om beter of minder slecht te leven.

De arts die geconfronteerd wordt met een euthanasieverzoek, moet dus een reėle dialoog aangaan met de patiėnt. Als hij dit niet doet, kan hij niet oordelen over de duurzaamheid van het verzoek. Beoordeelt hij in dat geval het verzoek toch, dan verzaakt hij zijn plicht tot morele en medische bijstand die de code van geneeskundige plichtenleer hem oplegt. Te weinig dokters maken nog tijd om naar de patiėnt te luisteren. Het kan toch niet dat een dokter euthanasie zou plegen op een patiėnt omdat niet aan zijn elementaire behoeften is voldaan. Dat zou hetzelfde zijn als de patiėnt niet behandelen. Dit amendement bepaalt ook dat de arts ook andere personen aan deze dialoog moet laten deelnemen, met name personen die de patiėnt wil ontmoeten of die hem zouden kunnen helpen. Het amendement benadrukt dus de plicht van de dokter om hulp te bieden, wat tenslotte zijn hoofdtaak is. Wij menen dat er zo snel mogelijk gestart moet worden met de dialoog tussen dokter en patiėnt en met de raadpleging van personen die de patiėnt kunnen helpen of die de beslissing van de arts kunnen vergemakkelijken. Het is met andere woorden de plicht van de arts en van het verplegend team om de patiėnt zo goed mogelijk te helpen en hem niet aan zijn lot over te laten, zodat hij het duurzame verzoek om te sterven niet hoeft te formuleren.

De arts moet zich er eveneens van vergewissen dat de patiėnt op correcte wijze geļnformeerd is over zijn gezondheidstoestand en dat hij een optimale begeleiding en verzorging geniet. Het helpen sterven van een patiėnt die in de stervensfase verkeert, mag slechts het allerlaatste middel zijn en in geen geval mag het ontbreken van de dialoog, onvoldoende behandeling of ook nog een gebrek aan psychologische begeleiding, een dergelijke handeling verantwoorden.

Nr. 177 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In de inleidende zin van de voorgestelde § 1 de woorden « wanneer hij vaststelt dat » vervangen door de woorden « indien die euthanasie plaatsheeft naar aanleiding van een verzoek van de patiėnt, geformuleerd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan. »

Verantwoording

Als het voorstel bedoeld is om ongevraagde euthanasie te voorkomen, moet dit duidelijk aan het begin van dit artikel vermeld worden. Het « verzoek van de patiėnt » krijgt in § 1 niet voldoende nadruk omdat het er niet nader wordt omschreven.

Nr. 178 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In de voorgestelde § 2 de woorden « Het verzoek van de patiėnt » vervangen door de woorden « Het herhaalde en duurzame verzoek van de patiėnt ».

Verantwoording

In het voorgestelde artikel 3 is er in de Franse tekst nu eens sprake van « une demande » in § 1 en dan weer van « requźte ». Dit laatste woord wordt gebruikt in § 2 waarin het verband met § 1 en « la demande » niet wordt verduidelijkt alsook in § 3, 6ŗ, waarin staat dat de arts zich ervan moet « verzekeren dat de patiėnt de gelegenheid heeft gehad om over zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te ontmoeten » en in § 5 (waarin staat dat het schriftelijk verzoek wordt opgetekend in het medisch dossier). Wil men de voorwaarden met betrekking tot het herhaald en duurzaam karakter van het verzoek niet uithollen, dan is het belangrijk elke dubbelzinnigheid weg te nemen en in het voorstel telkens hetzelfde woord te gebruiken. Het verzoek van de patiėnt is essentieel en niet de schriftelijke vorm daarvan. Het kan niet de bedoeling zijn dat de hele situatie wordt omgevormd tot een formele administratieve procedure waarin het schriftelijk verzoek dat is opgetekend in het medisch dossier, het bewijs vormt dat alle voorwaarden betreffende het verzoek van de patiėnt zijn nageleefd. Het woord « requźte » lijkt ons overigens een administratief begrip dat in dit wetsvoorstel niet op zijn plaats is. De risico's waarnaar wij verwijzen lijken ons reėel, vooral wanneer § 3 van artikel 4 wordt samengelezen met § 4. Wanneer voor patiėnten die niet in een stervensfase verkeren en die om euthanasie vragen en voor wie de indieners beweren strengere voorwaarden te stellen dan voor de patiėnten in een stervensfase, de vereiste minimumtermijn tussen het verzoek en de euthanasie een maand is dan kan men hieruit logisch concluderen dat die termijn voor de in § 3 bedoelde patiėnten die in een stervensfase verkeren, korter zou kunnen zijn (of zelfs onbestaande) ? Het gevaar bestaat derhalve dat zodra er een schriftelijk verzoek is, nagenoeg onmiddellijk tot euthanasie kan worden overgegaan en dat de voorwaarden met betrekking tot het herhaald en duurzaam karakter van het verzoek alsook de voorwaarden betreffende de raadpleging van derden snel verworden tot louter administratieve voorwaarden.

Nr. 179 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

De voorgestelde § 2 aanvullen met een tweede lid, luidende :

« De arts die euthanasie toepast als gevolg van een schriftelijk verzoek van een patiėnt, moet er zich van vergewissen dat dit verzoek geschiedt als gevolg van een verzoek geformuleerd onder de voorwaarden opgesomd in § 1. »

Verantwoording

Zoals artikel 3 nu is opgesteld, is het niet mogelijk te voldoen aan de twee voorwaarden die a priori tegenstrijdig lijken, namelijk het herhaald en duurzaam verzoek en een eenmalig schriftelijk verzoek. Gaat men ervan uit dat het verzoek duurzaam is zodra het schriftelijk is opgesteld of heeft de patiėnt nog de mogelijkheid op zijn beslissing terug te komen ? Volgens ons heeft de arts alvorens over te gaan tot euthanasie de plicht om, zelfs na het opstellen van het verzoek, na te gaan of de vraag van de patiėnt om te sterven wel degelijk reėel is.

Nr. 180 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

De voorgestelde § 2 aanvullen met een tweede lid, luidende :

« Het schriftelijk verzoek kan door de patiėnt op alle mogelijke manieren en te allen tijde worden ingetrokken. »

Verantwoording

Om de patiėnt te beschermen is het essentieel te voorzien in deze bijkomende voorzorgsmaatregel die door de indieners van het voorstel ook is gehanteerd voor de wilsverklaring (artikel 4).

Nr. 181 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op het amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

De voorgestelde § 2 aanvullen met een laatste lid, luidende :

« Wanneer de arts euthanasie toepast als gevolg van een schriftelijk verzoek van de patiėnt, moet hij zich vergewissen van het feit dat dit verzoek niet door de patiėnt is ingetrokken. »

Verantwoording

De patiėnt moet zijn verzoek te allen tijde op gelijk welke manier kunnen intrekken. Aangezien de patiėnt in deze situatie uiterst kwetsbaar is, moet de dokter zich ervan vergewissen dat de patiėnt zijn verzoek niet heeft ingetrokken. Deze specifieke vereiste benadrukt nogmaals de plicht van de arts om een dialoog aan te gaan met zowel het verplegend of het palliatief team als met de omgeving van de patiėnt.

Nr. 182 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s. ­ Subsidiair amendement op amendement nr. 76)

Art. 3

In het voorgestelde artikel 3, § 3 aanvullen met een 1ŗbis (nieuw), luidende :

« 1ŗbis. alle morele en curatieve en palliatieve medische bijstand verlenen die nodig is om de morele en fysieke pijn van de patiėnt te verzachten en zijn waardigheid te bewaren; »

Verantwoording

De plicht van de arts om morele en medische bijstand te verlenen moet worden opgenomen in een euthanasiewet. Deze hoofdplicht van de arts om zijn patiėnt niet in de steek te laten, is in de Code van geneeskundige plichtenleer opgenomen, meer bepaald in artikel 96 van hoofdstuk IX met betrekking tot het naderende levenseinde. Wij achten deze vereiste essentieel, aangezien dit wetsvoorstel een in algemene bewoordingen geformuleerde afwijking vormt op de eed van Hippocrates en op artikel 95 van de Code van geneeskundige plichtenleer dat zegt : « De geneesheer mag niet met opzet de dood van zijn patiėnt veroorzaken noch hem helpen zich te doden. »

Clotilde NYSSENS.

Nr. 183 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Het voorgestelde artikel 3, § 1, tweede streepje, aanvullen met de woorden :

« en niet tot stand gekomen is als gevolg van enige externe druk ».

Jeannine LEDUC.
Philippe MONFILS.
Jan REMANS.
André GEENS.
Philippe MAHOUX.
Paul GALAND.
Marie NAGY.
Jacinta DE ROECK.
Myriam VANLERBERGHE.
Josy DUBIÉ.

Nr. 184 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 141 van de heer Vandenberghe)

Art. 3

In de voorgestelde § 3 van dit artikel, eerste lid, 4ŗ, na de woorden « en hun advies vragen », de woorden « nopens het verzoek en de naleving van de voorwaarden bedoeld in § 1 » toevoegen.

Verantwoording

Er dient te worden gepreciseerd dat het verplegend team advies dient te verlenen zowel over het verzoek van de patiėnt als over het vervuld zijn van de grondvoorwaarden.

Nr. 185 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Aan de voorgestelde § 5 van dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Het woord « schriftelijk » doen vervallen.

B. Tussen de woorden « geraadpleegde artsen », en het woord « worden », de woorden « en de adviezen van de verschillende geraadpleegde personen » invoegen.

C. Het woord « regelmatig » vervangen door het woord « dagelijks ».

D. De paragraaf aanvullen met de woorden « en ondertekend door de behandelende arts en een lid van het verplegend team dat in regelmatig contact staat met de patiėnt ».

Verantwoording

A. Niet enkel het schriftelijk verzoek, maar ook elk navolgend herhaald mondeling verzoek, dient te worden opgetekend in het medisch dossier.

B. Ook de adviezen van het verplegend team, zijn naasten of enig andere geconsulteerde derde dienen te worden opgenomen in het medisch dossier.

C. Het volstaat niet dat het medisch dossier « regelmatig » wordt aangevuld. Met het oog op een optimale bescherming van de patiėnt dienen alle handelingen van de arts, na het verzoek van de patiėnt, maar ook de evoluties of herhalingen van het verzoek door de patiėnt, dagelijks te worden opgetekend in het medisch dossier.

D. Met het oog op een grotere rechtsbescherming van de patiėnt dienen de notulen in het medisch dossier tevens te worden medeondertekend door een lid van het verplegend team.

Nr. 186 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Aan dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Een § 1 (nieuw), invoegen, luidend als volgt :

« § 1. Artikel 72 van het Strafwetboek, opgeheven door de wet van 15 mei 1912, wordt hersteld in de volgende lezing :

« Art. 72. ­ Onverminderd de toepassing van artikel 71, kan de wet de bijzondere omstandigheden omschrijven waarin de noodtoestand kan worden ingeroepen. »

B. § 1 hernummeren tot § 1bis.

Verantwoording

1. Dit amendement herneemt de bepalingen van amendement nr. 135 van de heer Vandenberghe.

Omwille van de juridisch-technische coherentie en de legistieke consistentie is het evenwel aangewezen de voorgestelde bepaling in te voegen als een § 1, waarna § 1bis de voorwaarden voor de noodtoestand bij het opzettelijk levensbeėindigend handelen kan omschrijven (zie amendement nr. 113 van de heer Vandenberghe).

2. Voor de verantwoording van de voorgestelde bepaling wordt verwezen naar de verantwoording bij amendement nr. 136.

Nr. 187 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In de voorgestelde § 1 van dit artikel, tweede lid, tussen de woorden « en hij » en de woorden « de in deze wet voorgeschreven voorwaarden », het woord « tevens » invoegen.

Verantwoording

In de huidige libellering van § 1 is niet duidelijk dat zowél aan de materiėle grondvoorwaarden als aan de procedurele voorwaarden dient te worden voldaan, vooraleer de arts zich in een noodtoestand kan bevinden (dan wel de strafbaarheid van zijn euthanaserende handeling wordt opgeheven ingevolge een voorschrift van de wet).

Zowel de grondvoorwaarden als de procedurele zorgvuldigheidsvereisten zijn evenwel van gelijk belang : indien een voorwaarde zoals bepaald in de wet niet is vervuld, blijft het strafrecht onverkort van toepassing.

De toevoeging van het woord « tevens » verzekert dat een arts die de grondvoorwaarden respecteerde, maar de procedurele zorgvuldigheidsvereisten niet of onvoldoende naleefde, niet kan ressorteren onder het toepassingsgebied van § 1, en dus hoedanook een misdrijf heeft gepleegd.

Nr. 188 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Aan de voorgestelde § 3 van dit artikel, eerste lid, 1ŗ, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. de woorden « de patiėnt » vervangen door de woorden « met de patiėnt communiceren en hem »;

B. tussen de woorden « volledig » en « inlichten » het woord « en correct » invoegen;

C. na het woord « levenverwachting », de woorden « in een voor de patiėnt duidelijke en begrijpelijke taal » invoegen;

D. de bepaling aanvullen met de woorden : « deze informatie wordt op verzoek van de patiėnt schriftelijk bevestigd ».

Verantwoording

A. Het volstaat niet dat de arts enkel op formele wijze de patiėnt inlicht over zijn gezondheidstoestand en de mogelijkheden van palliatieve zorgverlening; de arts dient daadwerkelijk met de patiėnt een gesprek te voeren, opdat de patiėnt zich op optimale wijze een beeld kan vormen van de draagwijdte en de gevolgen van zijn verzoek.

B. De informatie die de arts verstrekt dient niet enkel volledig te zijn, maar ook correct.

C. Het is noodzakelijk dat de communicatie met de patiėnt gebeurt in een voor hem begrijpelijke taal, die aldus rekening houdt met zijn leeftijd, sociale achtergrond en verstandelijke vermogens.

D. Indien de patiėnt dit wenst, dient de arts deze informatie op verzoek van de patiėnt schriftelijk te bevestigen. Ingevolge de voorgestelde bepaling van § 5 van dit artikel dient deze schriftelijke informatie tevens toegevoegd te worden aan het medisch dossier.

Nr. 189 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In de voorgestelde § 3 van dit artikel, 2ŗ, de eerste zin vervangen door de woorden :

« zich verzekeren van het vervuld zijn van de voorwaarden als bedoeld in § 1 ».

Verantwoording

De arts dient zich in de gesprekken met de patiėnt niet enkel te vergewissen van de aanhoudende pijn van de patiėnt of enkel het duurzaam karakter van zijn verzoek, maar dient na te gaan of alle grondvoorwaarden zoals bedoeld in § 1 werkelijk zijn vervuld.

Nr. 190 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 143 van de heer Vandenberghe)

Art. 3

De voorgestelde § 3 van dit artikel, eerste lid, 3ŗ, vervangen als volgt :

« 3ŗ een andere arts raadplegen over de naleving van de voorwaarden bedoeld in § 1, en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging.

De geraadpleegde arts neemt inzage van het dossier, onderzoekt de patiėnt en gaat na of de verzorging en de toegediende behandeling aangepast zijn. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen en conclusies. »

Verantwoording

Het betreft een subamendement op amendement nr. 143 van de heer Vandenberghe.

Dit subamendement vult aan dat de tweede arts de patiėnt tevens dient te onderzoeken, en dient na te gaan of de verzorging en de toegediende behandeling aangepast zijn.

Zijn verslag bevat bovendien niet enkel zijn bevindingen, maar ook zijn conclusies in functie van het verzoek van de patiėnt.

Nr. 191 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 142 van de heer Vandenberghe)

Art. 3

De voorgestelde § 3 van dit artikel, eerste lid, 3ŗbis, vervangen als volgt :

« 3ŗbis het advies vragen van een palliatief deskundige met betrekking tot de naleving van de voorwaarden bedoeld in § 1 en de mogelijkheden van palliatieve zorgverlening, en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De palliatief deskundige onderzoekt de patiėnt. De behandelende arts brengt de patiėnt op de hoogte van dit advies. »

Verantwoording

Het betreft een subamendement op amendement nr. 142 van de heer Vandenberghe.

Dit subamendement vult aan dat het advies van de palliatief deskundige ook wordt gevraagd over de mogelijkheden van de palliatieve zorgverlening als dusdanig, en bepaalt dat de deskundige zich hierover onderhoudt met de patiėnt door middel van een onderzoek.

Nr. 192 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Vandenberghe)

Art. 3

In de voorgestelde § 2 van dit artikel, na de woorden « verwant is », de woorden « noch de arts is, noch op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze enig belang heeft of kan hebben bij het overlijden van de patiėnt » invoegen.

Nr. 193 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In de Franse tekst van de voorgestelde § 2 van dit artikel, het woord requźte » vervangen door het woord « demande ».

Hugo VANDENBERGHE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 194 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 3

In § 2 van dit artikel, in de Franse tekst, de woorden « La requźte » vervangen door de woorden « La demande ».

Verantwoording

Het betreft hier een technische correctie in de Franse tekst. In het Nederlands is in artikel 3 overal sprake van « verzoek », terwijl de Franse tekst ten onrechte nu eens « demande » en dan weer « requźte » vermeldt. De tekst moet consistent zijn.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 195 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In de voorgestelde § 3, 3ŗ, van dit artikel, de laatste zin vervangen als volgt :

« De behandelende arts moet de patiėnt op de hoogte brengen van de resultaten van deze raadpleging en er met hem een gesprek over voeren. »

Hugo VANDENBERGHE.
Ingrid van KESSEL.

Nr. 196 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 4 van het voorgestelde artikel, een 1ŗbis (nieuw) invoegen, luidende :

« 1ŗbis maakt het dossier over aan een ad-hoccommissie samengesteld binnen het kader van de evaluatiecommissie, die a priori en binnen een tijdsbestek van drie weken een advies uitbrengt aan de behandelende arts. Deze ad-hoccommissie bestaat uit één jurist en twee artsen. Zij geeft een appreciatie over de aard van de aanhoudende en ondraaglijke pijn of nood en de redenen waarom dit lijden niet gelenigd kan worden. »

Verantwoording

In het huidige voorstel wordt er een verschil gemaakt tussen patiėnten die binnen afzienbare tijd overlijden en patiėnten die niet binnen afzienbare tijd overlijden. Voor deze laatste groep (niet-terminalen) werden er twee bijkomende voorwaarden opgelegd. Euthanasie bij niet-terminalen roept veel meer controverse op : deze groep patiėnten kan niet duidelijk omlijnd worden.

Daardoor kan de indruk ontstaan dat euthanasie toegepast kan worden voor een heel ruime groep patiėnten. Dit roept ethische bezwaren op maar kan ook aanleiding geven tot onzekerheid bij een aantal patiėntengroepen. Niettemin kunnen er zich situaties voordoen waarin euthanasie verantwoord is. Het huidige amendement verstrengt de procedure, in geval van niet-terminaliteit.

Zulk een strengere procedure is verantwoord. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat meer dan 90 % van de vragen voor euthanasie uitgaan van patiėnten die binnen afzienbare tijd zullen overlijden. Deze cijfers tonen aan dat het vragen om euthanasie door niet-terminale patiėnten eerder uitzonderlijk is, en niet op dezelfde manier moet worden beoordeeld. Er zijn inderdaad situaties denkbaar dat het lijden zo uitzichtloos is en de behandelingsmogelijkheden onbestaande zodat arts en patiėnt samen tot het besluit komen dat euthanasie de enige uitweg betekent. Om te vermijden dat euthanasie op deze wijze té breed zou worden geļnterpreteerd is een zwaardere a priori-procedure noodzakelijk. Daarenboven is er ook meer tijd beschikbaar om tot zo'n zwaardere procedure over te gaan omdat de patiėnt zich niet in een terminale fase bevindt. In elk geval wordt met deze procedure een extra voorwaarde ingebouwd om de zeldzame gevallen van niet terminaal uitzichtloos lijden een uitweg te bieden zonder dat het gevaar bestaat dat dit aanleiding geeft tot al te ruime interpretatie.

Men moet evenwel vermijden dat artsen ook voor terminale patiėnten deze procedure zouden volgen. Dat is onverantwoord omdat er zo te veel tijd verloopt bij een vraag van een terminale patiėnt. Hierdoor zou de mogelijkheid om nog euthanasiėrend te helpen, kunnen worden gehypothekeerd door tijdverlies. Vandaar de uitdrukkelijke vermelding dat deze procedure enkel geldt voor niet terminale patiėnten.

Nr. 197 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)

Art. 5quater

Het voorgestelde artikel aanvullen met het volgende lid :

« In die gevallen dat volgens artikel 3, § 4, 2ŗ, een ad hoc commissie een positief advies gaf over de noodzakelijke voorwaarde voor euthanasie, spreekt de evaluatiecommissie zich enkel uit over de vormelijke voorwaarden. »

Verantwoording

In deze situatie was er al een uitspraak ten gronde van een deel van de evaluatiecommissie.

Nr. 198 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 18 van mevrouw De Roeck c.s.)

Art. 5bis

Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel aanvullen als volgt :

« Elke kamer zal ook een ad-hoccommissie samenstellen zoals voorzien in artikel 3, § 4, 2ŗ, die elk half jaar van samenstelling wijzigt. »

Verantwoording

Deze ad-hoccommissie zal een a priori advies geven voor euthanasieaanvragen voor niet-terminale patiėnten. Zij spreekt zich vooral uit omtrent de aard van de aanhoudende en ondraaglijke pijn of nood en de redenen waarom dit lijden niet gelenigd kan worden.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 199 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 15 van mevrouw Leduc c.s.)

Art. 4

In het voorgestelde eerste lid van dit artikel de woorden « ontvoogde minderjarige » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement past in de gedachtegang van het amendement dat is ingediend op artikel 3, § 1.

Nr. 200 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 15 van mevrouw Leduc c.s.)

Art. 4

In het voorgestelde tweede lid van dit artikel de woorden « zijn leven beėindigt » vervangen door de woorden « op zijn verzoek opzettelijk levensbeėindigend handelt ».

Verantwoording

In het goedgekeurde artikel 2 wordt euthanasie gedefinieerd als « het opzettelijke levensbeėindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek ». De formulering van artikel 4 dient hiermee overeen te stemmen.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 201 VAN MEVROUW van KESSEL C.S.

(Subamendement op het amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 3, 1ŗ, van het voorgestelde artikel, de woorden, de woorden « alle aspecten van zijn gezondheidstoestand » vervangen door de woorden « alle relevante aspecten die nodig zijn om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand, de verdere evolutie ervan ».

Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 202 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In het voorgestelde artikel 3, § 3, 1ŗ, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Tussen het woorden « alle » en het woord « aspecten », het woord « relevante » invoegen.

B. Het woord « volledig » doen vervallen.

Verantwoording

De patiėnt heeft nood aan alle informatie omtrent zijn gezondheidstoestand die hem moet toelaten een juiste beslissing te nemen in verband met euthanasie. De toevoeging « relevant » wijst er op dat het materieel niet mogelijk is om alle mogelijke elementen van al zijn gezondheidsproblemen mee te delen.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 203 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 115 B van de heer Vankrunkelsven)

Art. 3

In de in § 3, 1ŗ, van dit artikel, voorgestelde wijziging tussen de woorden « therapeutische mogelijkheden, evenals » en de woorden « die van de palliatieve zorg » invoegen de woorden « , na overleg met het team voor palliatieve ondersteuning van de instelling of, bij gebreke daarvan, van het lokale platform, ».

Nr. 204 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 3, 2ŗ, van het voorgestelde artikel de woorden « van de aanhoudende pijn of nood » vervangen door de woorden « van de aanhoudende fysieke of psychische pijn ».

Verantwoording

Dit amendement is hetzelfde als het amendement dat is ingediend op § 1.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 205 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subamendement op amendement nr. 190 van de heer Mahoux)

Art. 3

In § 3, eerste lid, 3ŗ, van het voorgestelde artikel, tussen het woord « stelt » en het woord « verslag », het woord « schriftelijk » invoegen.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 206 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 3, 3ŗ, van het voorgestelde artikel, de woorden « van de aanhoudende pijn of nood » vervangen door de woorden « van de aanhoudende fysieke of psychische pijn ».

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 207 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subamendement op amendement nr. 191)

Art. 3

In de voorgestelde § 3 van dit artikel, eerste lid, 3ŗbis, tussen het woord « het » en het woord « advies » het woord « schriftelijk » invoegen.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 208 VAN DE HEREN GALAND EN VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 3 van het voorgestelde artikel, een 1ŗbis invoegen, luidende :

« 1ŗbis. zich vergewissen van de geschiktheid van de verstrekte verzorging en van de bijstand die de patiėnt geniet; »

Verantwoording

Het is niet voldoende de arts te verplichten om de patiėnt volledig in te lichten over zijn gezondheidstoestand en over de verschillende therapeutische mogelijkheden en om zich te vergewissen van de aanhoudende pijn van de patiėnt. De patiėnt moet ook de garantie krijgen dat hij de nodige verzorging en bijstand zal krijgen tussen het moment waarop hij zijn verzoek formuleert en het moment waarop zijn verzoek wordt uitgevoerd. Nadat de patiėnt om euthanasie verzocht heeft, mag hij niet in de steek gelaten worden.

Bovendien is de arts die de euthanasie uitvoert, niet noodzakelijk de behandelende arts. De arts die de euthanasie uitvoert, mag dit dus niet doen omdat de behandeling te wensen overlaat.

Paul GALAND.
Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 209 VAN DE HEER GALAND C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In het voorgestelde artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Paragraaf 2 doen vervallen.

B. De §§ 3 en 4 vernummeren tot de §§ 2 en 3.

C. Een § 4 (nieuw) invoegen, luidende : « § 4. Het verzoek van de patiėnt moet op schrift zijn gesteld. Het wordt opgesteld, gedateerd en getekend door de patiėnt zelf, of indien hij daartoe niet in staat is, door een meerderjarige, gekozen door de patiėnt, die geen enkel materieel belang mag hebben bij de dood van de patiėnt en die getuigenis aflegt van het feit dat de patiėnt niet in staat is om zijn verzoek op schrift te formuleren. Dit schriftstuk dient bij het medisch dossier te worden gevoegd. De patiėnt kan te allen tijde vragen dat het hem wordt terugbezorgd. »

D. In § 5 de woorden « Het schriftelijk verzoek van de patiėnt of van diens gemandateerde, alsook alle handelingen » vervangen door de woorden « Alle verzoeken geformuleerd door de patiėnt, alsook de handelingen ».

Verantwoording

De vereiste dat er bij het opstellen van het verzoek systematisch een getuige aanwezig dient te zijn, vervalt wanneer men de patiėnt zijn schriftelijk verzoek zelf laat opstellen. Deze voorwaarde brengt immers problemen met zich mee voor de patiėnten die geen getuige hebben of alleen getuigen voorstellen die direct of indirect materieel belang hebben bij hun dood. Het is echter wel gerechtvaardigd een beroep te doen op een derde persoon wanneer de patiėnt niet in staat is om een schriftelijk verzoek op te stellen. Deze persoon kan dan getuigen, niet dat er een schriftelijk document is opgesteld (formele voorwaarde), maar wel dat het hier gaat om een mondeling geformuleerde wilsverklaring van de patiėnt en dat de patiėnt niet in staat was dit verzoek schriftelijk op te tekenen. In dit geval is het schriftelijk document afkomstig van een derde in zijn hoedanigheid van mede-indiener (samen met de arts) van de wilsverklaring van de patiėnt.

Eigenlijk heeft de wijziging betrekking op het volgende : in de eerste versie is de getuige getuige van het bestaan van een schriftelijk document en vervult hij een formele voorwaarde, alsof dit het definitieve bewijs is van de wil van de patiėnt. In de geamendeerde tekst getuigt de getuige enerzijds van de wil die de patiėnt heeft geuit en anderzijds van het feit dat de patiėnt niet in staat is zijn wil schriftelijk uit te drukken. In het tweede geval gaat het dus om het vervullen van een inhoudelijke voorwaarde.

Paul GALAND.
Philippe MAHOUX.
Josy DUBIÉ.
Jacinta DE ROECK.
Jeannine LEDUC.
Myriam VANLERBERGHE.
Jan REMANS.
Philippe MONFILS.

Nr. 210 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 191)

Art. 3

In de voorgestelde § 3, eerste lid, 3ŗbis, voor de woorden « het advies vragen », de woorden « indien geen van beide artsen deskundig is in palliatieve zorgverlening » invoegen.

Nr. 211 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subamendement op amendement nr. 14)

Art. 3

In § 3, 4ŗ, van het voorgestelde artikel, het woord « bespreken » vervangen door het woord « overleggen ».

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 212 VAN MEVROUW NYSSENS EN DE HEER THISSEN

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Tussen § 3 en § 4 van het voorgestelde artikel, een § 3bis invoegen, luidende :

« § 3bis. In alle geval kan de arts die vrijwillig het leven van een patiėnt beėindigt op diens verzoek, overeenkomstig de voorwaarden van deze wet, zich alleen op de noodtoestand beroepen om zijn handelingen te rechtvaardigen wanneer hij handelt in uitzonderlijke omstandigheden die hem in staat stellen redelijkerwijze aan te nemen dat er voldoende ernstige medische redenen zijn om het verzoek tot euthanasie van de patiėnt in aanmerking te nemen. »

Verantwoording

Alleen het begrip « noodtoestand » biedt de patiėnt voldoende garanties tegen het uit de hand lopen van de situatie ten gevolge van sociaal-economische of familiale druk. Door het begrip « noodtoestand » te gebruiken wordt overigens bevestigd dat het uitvoeren van euthanasie een uitzondering blijft en wordt de normatieve kant van de strafwet behouden. Het is de enige juridische constructie die verdedigbaar is ten opzichte van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Het begrip « voldoende ernstige medische redenen » is bedoeld om de nodige objectiviteit op te leggen bij het beoordelen van een dergelijke situatie en om te voorkomen dat de arts een willekeurige en onnadenkende houding aanneemt.

Clotilde NYSSENS.
René THISSEN.

Nr. 213 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 1 van het voorgestelde artikel in het derde gedachtestreepje de woorden « van aanhoudende en ondraaglijke pijn of nood » vervangen door de woorden « van aanhoudende en ondraaglijke fysieke en psychische nood ».

Verantwoording

Om te voorkomen dat euthanasie kan worden uitgevoerd ten gevolge van een depressie, van existentiėle wanhoop of van mentale stoornissen dient het woord « nood » vervangen te worden door de woorden « fysieke en psychische nood ».

Nr. 214 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 3, 2ŗ, van het voorgestelde artikel de woorden « van de aanhoudende pijn of nood » vervangen door de woorden « van de aanhoudende fysieke en psychische pijn ».

Nr. 215 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 4, 1ŗ, van het voorgestelde artikel de woorden « van de aanhoudende pijn of nood » vervangen door de woorden « van de aanhoudende fysieke en psychische pijn ».

Nr. 216 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 3, 3ŗ, van het voorgestelde artikel na de woorden « of nood die niet gelenigd kan worden » de woorden « en van het feit dat het verzoek uitdrukkelijk, vrijwillig, ondubbelzinnig, weloverwogen, herhaald en duurzaam is » toevoegen.

Verantwoording

Er is geen enkel geldig argument voor het onderscheid dat hier wordt gemaakt met de niet-terminale patiėnt.

Nr. 217 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Paragraaf 5 van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :

« § 5. Het verzoek en de wensen van de patiėnt, het advies van het verplegend team en van de geraadpleegde artsen of derden, alsook alle handelingen van de arts en hun resultaat worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiėnt. Het dossier wordt getekend door de arts en geviseerd door een lid van het verplegend team dat de patiėnt omringt. »

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 218 VAN MEVROUW NYSSENS C.S.

(Subamendement op amendement nr. 209 van de heer Galand c.s.)

Art. 3

De voorgestelde § 4 (nieuw) van dit artikel vervangen als volgt :

« § 4. Het verzoek van de patiėnt moet door hem zelf worden opgesteld, gedateerd en getekend. Bevindt hij zich in de fysieke onmogelijkheid zijn verzoek op schrift te stellen, dan vermeldt de arts dit in het medisch dossier bedoeld in § 5. Deze vermelding moet mede-ondertekend worden door de geraadpleegde arts bedoeld in § 3. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe de getuige te schrappen. Het vaststellen van de fysieke onmogelijkheid om een verzoek op schrift te stellen, valt onder de medische verantwoordelijkheid. Een getuige kan de taak niet op zich nemen om vast te stellen dat een patiėnt fysiek niet in staat is een geschreven document op te stellen. De geraadpleegde arts van wie sprake is in § 3, kan dit echter wel. Dit document geldt in geen geval als onvoorwaardelijk bewijs van de wil van de patiėnt om zijn leven te beėindigen. Het document moet deel uitmaken van een voortdurende dialoog tussen de patiėnt en zijn arts.

Clotilde NYSSENS.
René THISSEN.
Georges DALLEMAGNE.

Nr. 219 VAN DE HEER DALLEMAGNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In het derde gedachtestreepje van het voorgestelde artikel, § 1, de woorden « ­ de patiėnt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt ... » vervangen door de woorden « de patiėnt kennelijk spoedig zal overlijden en hij zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt ... ».

Verantwoording

Met betrekking tot de discussie over § 4, verduidelijken de bepalingen van amendement nr. 14 dat de woorden « medisch uitzichtloze toestand » niet inhouden dat de patiėnt kennelijk spoedig zal overlijden. Het is dus belangrijk om deze interpretatie te verduidelijken in de tekst, anders heeft § 4 geen enkele zin.

Georges DALLEMAGNE.
Clotilde NYSSENS.
René THISSEN.

Nr. 220 VAN MEVROUW VANLERBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 209 van de heer Galand c.s.)

Art. 3

De voorgestelde § 4 (nieuw) van dit artikel vervangen als volgt :

« § 4. Het verzoek van de patiėnt moet op schrift zijn gesteld. Het document wordt opgesteld, gedateerd en getekend door de patiėnt zelf. Indien de patiėnt daartoe niet in staat is, gebeurt het op schrift stellen door een meerderjarige gekozen door de patiėnt. Deze persoon mag geen materieel belang hebben bij de dood van de patiėnt.

De meerderjarige maakt melding van het feit dat de patiėnt niet in staat is om zijn verzoek op schrift te formuleren. In dit laatste geval gebeurt de opschriftstelling in bijzijn van de arts. Dit document dient bij het medisch dossier te worden gevoegd.

De patiėnt kan te allen tijde het verzoek herroepen, waarna het document uit het medisch dossier wordt gehaald en aan de patiėnt wordt teruggegeven. »

Myriam VANLERBERGHE.
Jeannine LEDUC.
Philippe MAHOUX.
Jacinta DE ROECK.
Philippe MONFILS.
Paul GALAND.

Nr. 221 VAN MEVROUW LEDUC C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux)

Art. 3

In § 4, 2ŗ, van het voorgestelde artikel, het woord « oorspronkelijke » vervangen door het woord « schriftelijke ».

Jeannine LEDUC.
Jan REMANS.
Philippe MAHOUX.
Philippe MONFILS.
Myriam VANLERBERGHE.
Paul GALAND.
Frans LOZIE.
Jacinta DE ROECK.

Nr. 222 VAN MEVROUW DE ROECK C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

In § 4, 1ŗ, van het voorgestelde artikel, de woorden « en van het uitdrukkelijk, vrijwillig, ondubbelzinnig, weloverwogen, herhaald en duurzaam karakter » vervangen door de woorden « en van het vrijwillig, overwogen en herhaald verzoek ».

Verantwoording

Het gaat om een aanpassing van de tekst die voortvloeit uit de eventuele goedkeuring van amendement nr. 105 van de heer Remans op § 1 van artikel 3.

Jacinta DE ROECK.
Jeannine LEDUC.
Jan REMANS.
Philippe MAHOUX.
Myriam VANLERBERGHE.
Paul GALAND.

Nr. 223 VAN MEVROUW VANLERBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 220 van mevrouw Vanlerberghe)

Art. 3

Aan de voorgestelde § 4 van dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. in de vijfde zin de woorden « De meerderjarige » vervangen door de woorden « Deze persoon »;

B. in dezelfde zin, tussen de woorden « maakt melding van het feit » en de woorden « de patiėnt niet in staat is » de woorden « en van de redenen waarom » invoegen en het woord « dat » doen vervallen.

Verantwoording

Ter vervollediging en verduidelijking van het voorgestelde amendement.

Myriam VANLERBERGHE.
Jeannine LEDUC.
Philippe MAHOUX.
Philippe MONFILS.
Marie NAGY.
Paul GALAND.
Frans LOZIE.
Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 224 VAN MEVROUW VANLERBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 14 van de heer Mahoux c.s.)

Art. 3

Dit artikel wijzigen als volgt :

A. In het 2ŗ en het 3ŗ van § 3 de woorden « van de aanhoudende pijn of nood » telkens vervangen door de woorden « van de aanhoudende fysieke of psychische pijn ».

B. In het 1ŗ van § 4 de woorden « van de aanhoudende en ondraaglijke pijn of nood » vervangen door de woorden « van de aanhoudende en ondraaglijke fysieke of psychische pijn ».

Verantwoording

Dit amendement beoogt de samenhang van de tekst te behouden na de eventuele goedkeuring van amendement nr. 66 van mevrouw de T'Serclaes op § 1, derde streepje.

Myriam VANLERBERGHE.
Jeannine LEDUC.
Philippe MAHOUX.
Philippe MONFILS.
Marie NAGY.
Paul GALAND.

Nr. 225 VAN MEVROUW NYSSENS C.S.

(Subamendement op amendement nr. 220 van mevrouw Vanlerberghe c.s.)

Art. 3

De voorgestelde § 4 (nieuw) van dit artikel vervangen als volgt :

« § 4. Het verzoek van de patiėnt moet door hem zelf schriftelijk worden opgesteld, gedateerd en getekend; het moet gevoegd worden bij het medisch dossier bedoeld in § 5.

Dit schriftstuk is niet bindend voor de arts.

De patiėnt kan te allen tijde op zijn beslissing terugkomen. In dat geval wordt het schriftstuk hem terugbezorgd.

Bevindt de patiėnt zich in de fysieke onmogelijkheid een schriftstuk op te stellen, dan vermeldt de arts zulks in het medisch dossier bedoeld in § 5. Deze vermelding moet worden medeondertekend door de geraadpleegde arts(en) bedoeld in § 3. »

Verantwoording

De waarde van het schriftelijk verzoek wordt gepreciseerd evenals de mogelijkheid voor de patiėnt om op zijn beslissing terug te komen.

Verder wordt verwezen naar de verantwoording bij amendement nr. 218.

Clotilde NYSSENS.
Georges DALLEMAGNE.
René THISSEN.

Nr. 226 VAN MEVROUW VANLERBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 220 van mevrouw Vanlerberghe)

Art. 3

In de voorgestelde § 4 van dit artikel, tussen de vijfde en de zesde zin, volgende zin invoegen :

« Hij noteert bovendien de naam van de arts op het document. »

Verantwoording

De aanwezigheid van een arts moet kunnen nagegaan worden. Het noteren in het document zorgt voor een schriftelijke neerslag.

Myriam VANLERBERGHE.
Patrik VANKRUNKELSVEN.
Paul GALAND.
Frans LOZIE.
Philippe MAHOUX.
Jeannine LEDUC.
Jacinta DE ROECK.
Philippe MONFILS.

Nr. 227 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 14)

Art. 3

In § 1 van dit artikel een streepje toevoegen :

« ­ dat de patiėnt niet zwanger is van een levensvatbaar kind. »

Verantwoording

Indien de patiėnt zwanger is van een levensvatbaar kind moet eerst alles in het werk gesteld worden om het kind te laten geboren worden.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 228 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 3

De aanhef van het 4ŗ van het voorgestelde artikel, § 3, doen luiden als volgt : « 4ŗ Zo de patiėnt dat wil en indien er een verplegend team is ... ».

Alain DESTEXHE.