5-1749/4 | 5-1749/4 |
19 NOVEMBER 2013
I. INLEIDING
Op 19 juli en 24 oktober 2012, alsook op 5 maart 2013 hebben senatoren uit de acht partijen van de institutionele meerderheid in totaal veertig voorstellen ingediend met het oog op de uitvoering van het tweede pakket van de staatshervorming, zoals die in het Institutioneel Akkoord voor de zesde staatshervorming van 11 oktober 2011 in het vooruitzicht is gesteld.
Die tweede sequentie valt onder de noemer van de politieke vernieuwing en behelst :
— de hervorming van de Senaat en het tweekamerstelsel;
— de stabiliteit van het kiesrecht en het beginsel van de gelijktijdigheid van de federale, deelstatelijke en Europese verkiezingen;
— de toekenning van de constitutieve autonomie aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Duitstalige Gemeenschap en de uitbreiding van de constitutieve autonomie van de deelstaten tot de regels betreffende de duur van de zittingsperiode en de datum van de verkiezing van hun Parlementen;
— de verbetering van de samenwerking tussen de deelstaten door middel van gezamenlijke decreten.
De veertig bovenbedoelde voorstellen omvatten :
— negenentwintig voorstellen tot herziening van de Grondwet;
— vijf voorstellen van bijzondere wet;
— zes voorstellen van gewone wet.
Zij kunnen in vijf clusters worden ingedeeld :
— cluster 1 bevat de vierentwintig voorstellen tot herziening van de Grondwet met het oog op de hervorming van de Senaat en het tweekamerstelsel. Het gaat om de voorstellen nrs. 5-1720/1 tot 5-1743/1, ingediend op 19 juli 2012;
— cluster 2 bevat acht voorstellen van gewone en bijzondere wet die uitvoering geven aan de in cluster 1 bedoelde hervorming. Het gaat om de voorstellen nrs. 5-1744/1 tot 5-1748/1 en 5-1989/1 tot 5-1991/1, ingediend op respectievelijk 19 juli 2012 en 5 maart 2013;
— cluster 3 bevat drie voorstellen tot herziening van de Grondwet, in verband met de stabiliteit van het kiesrecht en het beginsel van de gelijktijdigheid van de federale, deelstatelijke en Europese verkiezingen, namelijk de voorstellen nrs. 5-1749/1 tot 5-1751/1, ingediend op 19 juli 2012;
— cluster 4 bevat twee voorstellen tot herziening van de Grondwet en twee voorstellen van gewone en bijzondere wet, houdende (a) toekenning van de constitutieve autonomie aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Duitstalige Gemeenschap en (b) uitbreiding van de constitutieve autonomie van de deelstaten tot de regels betreffende de duur van de zittingsperiode en de datum van de verkiezing van hun Parlementen, namelijk de voorstellen nrs. 5-1752/1 tot 5-1755/1, ingediend op 19 juli 2012;
— cluster 5 bevat het voorstel van bijzondere wet nr. 5-1815/1 van 24 oktober 2012 in verband met de samenwerking tussen de deelstaten door middel van gezamenlijke decreten.
Over al de in clusters 2 tot 5 opgenomen voorstellen van gewone en bijzondere wet is het advies ingewonnen van de Raad van State.
Voorts heeft het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, met toepassing van artikel 78 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, op 11 december 2012 een gemotiveerd advies uitgebracht over :
— het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap ten gevolge van de hervorming van de Senaat (stuk Senaat, nr. 5-1747/1; stukken Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, 136 (2012-2013), nrs. 1 tot 3 en uitvoerig verslag, 11 december 2012, nr. 45 — zie advies als bijlage bij het verslag nr. 5-1744/5);
— het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap en van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, ter uitvoering van de artikelen 118 en 123 van de Grondwet (stuk Senaat, nr. 5-1755/1; stukken Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, 142 (2012-2013), nrs. 1 en 2 en uitvoerig verslag, 11 december 2012, nr. 45 — zie advies als bijlage bij het verslag nr. 5-1752/3).
Overeenkomstig artikel 56-3, tweede lid, van het Reglement van de Senaat werd voor elk van de veertig bovenbedoelde voorstellen nagegaan of er geen andere voorstellen of ontwerpen met hetzelfde onderwerp bij de Senaat aanhangig waren. In voorkomend geval werden zij met het oog op hun gezamenlijk onderzoek mee op de agenda ingeschreven.
Tijdens de inleidende vergadering op 26 maart 2013 heeft de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden in de eerste plaats besloten de voormelde clusterindeling als leidraad te nemen voor de bespreking van al de bovenbedoelde voorstellen. De aanwijzing van de rapporteurs en de verslaglegging weerspiegelen die keuze. Aldus werden de volgende commissieleden als rapporteur aangewezen :
— cluster 1 : de heer Gérard Deprez en mevrouw Martine Taelman (zie stuk Senaat, nr. 5-1720/3);
— cluster 2 : de heren Philippe Moureaux en Wouter Beke (zie stuk Senaat, nr. 5-1744/5);
— cluster 3 : de dames Vanessa Matz en Martine Taelman (zie stuk Senaat, nr. 5-1749/4);
— cluster 4 : mevrouw Martine Taelman en de heer Gérard Deprez (zie stuk Senaat, nr. 5-1752/3);
— cluster 5 : de heren Wouter Beke en Philippe Moureaux (zie stuk Senaat, nr. 5-1815/5).
Tijdens diezelfde vergadering op 26 maart 2013 hebben de indieners van de veertig voormelde voorstellen, alsook de indieners van de eraan toegevoegde voorstellen, voor zover zij dat wensten, tevens een toelichting verstrekt bij de door hen ingediende teksten.
Vervolgens heeft de commissie de in cluster 3 vervatte voorstellen besproken tijdens haar vergaderingen van 25 en 26 september 2013.
Tijdens al die vergaderingen was de regering vertegenwoordigd door de heren Servais Verherstraeten en/of Melchior Wathelet, staatssecretarissen voor Staatshervorming.
Het voorliggende verslag werd op 19 november 2013 ter goedkeuring aan de commissie voorgelegd.
II. TOELICHTING BIJ DE VOORSTELLEN TOT HERZIENING VAN DE GRONDWET, IN VERBAND MET DE STABILITEIT VAN HET KIESRECHT EN HET BEGINSEL VAN DE GELIJKTIJDIGHEID VAN DE FEDERALE, DEELSTATELIJKE EN EUROPESE VERKIEZINGEN
1. Voorstel tot invoeging van een artikel 39bis in Titel III van de Grondwet (van de heren Bart Tommelein, Dirk Claes, Marcel Cheron en Francis Delpérée, de dames Christine Defraigne en Freya Piryns en de heren Philippe Moureaux en Bert Anciaux); nr. 5-1749/1
Inleidende uiteenzetting door de heer Anciaux
Het voorstel strekt ertoe een nieuw artikel 39bis in Titel III van de Grondwet in te voegen.
Overeenkomstig punt 3º van de overgangsbepaling die werd toegevoegd aan artikel 195 van de Grondwet bij de herziening van dat artikel van 29 maart 2012 (Belgisch Staatsblad, 6 april 2012, Ed. 2), is bepaald dat in Titel III van de Grondwet een bepaling zal worden ingevoegd « om te verbieden om de kieswetgeving te wijzigen op minder dan een jaar voor de geplande datum van de verkiezingen ».
Het Institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming van 11 oktober 2011 strekt ertoe ons kiesstelsel transparanter en begrijpelijker te maken.
Daartoe voorziet het Institutioneel akkoord onder meer in een verbod om de kiesregels op minder dan een jaar voor de geplande datum van de verkiezingen te wijzigen.
Dit voorstel tot herziening van de Grondwet strekt ertoe deze bepaling van het Institutioneel akkoord uit te voeren.
Dit voorstel inspireert zich daartoe op de werkzaamheden van de Europese Commissie voor Democratie door Recht, beter gekend onder de naam Commissie van Venetië, die werd opgericht in de schoot van de Raad van Europa in 1990. In 2002 heeft deze Commissie een « Code van goede praktijken in verkiezingsaangelegenheden » vastgesteld die een aantal in het kader van het organiseren van verkiezingen na te leven richtlijnen bevat.
Aldus is volgens de Commissie van Venetië « de stabiliteit van het recht een belangrijk element voor de geloofwaardigheid van het kiesproces, die op haar beurt essentieel is voor de bestendiging van de democratie ». Daarom beveelt ze onder meer aan te vermijden dat de kiesregels minder dan een jaar voor de verkiezingen worden gewijzigd.
Dit voorstel tot herziening van de Grondwet voegt in Titel III een nieuw artikel 39bis in, dat bepaalt dat elke wijziging van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel die de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers of voor een Gemeenschaps- of Gewestparlement organiseert, die wordt afgekondigd minder dan een jaar voor de voorziene datum van de verkiezingen die worden georganiseerd ten gevolge van het einde van de zittingsperiode (met uitsluiting van verkiezingen ten gevolge van de vervroegde ontbinding van de Kamer van volksvertegenwoordigers), slechts ten vroegste één jaar na de afkondiging ervan in werking mag treden.
Krachtens het beginsel van de hiërarchie der rechtsnormen moet deze regel inderdaad in de Grondwet worden ingeschreven, indien men wenst dat dit verbod tegenstelbaar is aan de wetgever.
De wetgeving op de verkiezingen waarvan sprake, betreft alle basisbeginselen en fundamentele voorschriften betreffende de verkiezingen, zoals het stemrecht, de verkiesbaarheidsvereisten, het kiessysteem en de indeling in kieskringen. Het gaat niet om de bijkomstige maatregelen of detailkwesties met het oog op de organisatie van de verkiezingen, zoals de verdeling van de kiezers in kantons en afdelingen, de kleur van het kiespapier, de schikking van de stemhokjes, het gebruik van accordeonenveloppen, etc. (cf. advies van de Raad van State van 23 november 1988, Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 514-1, blz. 61-63; advies van de Raad van State van 28 juni 2000,Parl. St., Kamer, 2000-2001, nr. 50-1050/1, blz. 15-20). Deze maatregelen zullen bijgevolg dus wel nog, voor zover nodig, kunnen worden gewijzigd gedurende het jaar dat voorafgaat aan de geplande datum van de verkiezingen. De wetgeving op de verkiezingen waarvan sprake, betreft niet de wetgeving op de verkiezingsuitgaven en de financiering van politieke partijen, omdat deze wetgeving ook niet wordt geviseerd door de Code van goede praktijken in verkiezingsaangelegenheden van de Commissie van Venetië.
Evenwel is de regel volgens welke elke wijziging van de kieswetgeving die wordt afgekondigd minder dan een jaar voor de voorziene datum van de verkiezingen, slechts in werking treedt ten vroegste één jaar na de afkondiging ervan, niet van toepassing wanneer deze wijziging tot doel heeft de kieswetgeving in overeenstemming te brengen met een rechterlijke uitspraak die niet meer vatbaar is voor hoger beroep. Enkel in deze hypothese mag de wijziging van de kieswetgeving (met daar in begrepen de basisprincipes) onmiddellijk in werking treden, zonder dat een jaar na de afkondiging ervan moet afgewacht worden.
De grondwettelijke bepaling die door dit voorstel tot herziening van de Grondwet wordt ingevoerd, zal in werking treden op de dag van de eerste verkiezingen voor het Europese Parlement die volgen op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van deze herziening van de Grondwet.
2. a) Voorstel tot herziening van artikel 65 van de Grondwet (van de heren Bert Anciaux, Bart Tommelein, Dirk Claes, Marcel Cheron en Francis Delpérée, de dames Christine Defraigne en Freya Piryns en de heer Philippe Moureaux); nr. 5-1750/1
Inleidende uiteenzetting van de heer Anciaux
Het voorstel strekt ertoe artikel 65 van de Grondwet te vervangen.
Overeenkomstig de verklaring tot herziening van de Grondwet van 7 mei 2010 (Belgisch Staatsblad van 7 mei 2010) kan dit artikel worden herzien.
Op dit moment bepaalt artikel 65 van de Grondwet dat de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor vier jaar worden verkozen en dat de Kamer om de vier jaar wordt vernieuwd.
Artikel 65 van de Grondwet wordt vervangen om te bepalen dat de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers voortaan voor vijf jaar worden verkozen en dat de Kamer om de vijf jaar wordt vernieuwd.
Hetzelfde artikel wordt ook aangevuld met een derde lid om erin te voorzien dat de verkiezingen voor de Kamer op dezelfde dag plaatsvinden als de verkiezingen voor het Europese Parlement. In artikel 65 wordt een overgangsbepaling ingevoegd. Die bepaalt dat de bijzondere wet de datum van inwerkingtreding van artikel 65, derde lid, bepaalt, en dit na de verkiezingen voor het Europese Parlement van 2014. Deze datum stemt overeen met de datum van inwerkingtreding van artikel 46, zesde lid, en van artikel 118, § 2, vierde lid.
Dezelfde overgangsbepaling vermeldt ten slotte dat federale parlementsverkiezingen in elk geval plaatsvinden op dezelfde datum als de eerste verkiezingen voor het Europese Parlement volgend op de publicatie van de herziening van de Grondwet, ter gelegenheid waarvan artikel 65 werd vervangen.
b) Voorstel tot herziening van artikel 65 van de Grondwet (van de heren Johan Van de Lanotte, Bert Anciaux, Ludo Sannen en Guy Swennen, de dames Marleen Temmerman en Güler Turan en de heer Frank Vandenbroucke); nr. 5-101/1
De heer Anciaux verklaart dat dit voorstel zal worden ingetrokken.
c) Voorstel tot herziening van artikel 65 van de Grondwet (van de heer Peter Van Rompuy); nr. 5-1089/1
De heer Beke verklaart dat dit voorstel zal worden ingetrokken.
3. Voorstel tot herziening van artikel 117 van de Grondwet (van de heren Bert Anciaux, Bart Tommelein, Dirk Claes, Marcel Cheron en Francis Delpérée, de dames Christine Defraigne en Freya Piryns en de heer Philippe Moureaux); nr. 5-1751/1
Inleidende uiteenzetting van de heer Anciaux
Het voorstel strekt ertoe artikel 117 van de Grondwet te wijzigen.
Overeenkomstig de verklaring tot herziening van de Grondwet van 7 mei 2010 (Belgisch Staatsblad van 7 mei 2010) en punt 5º van de overgangsbepaling die werd toegevoegd aan artikel 195 van de Grondwet bij de herziening van dat artikel van 29 maart 2012 (Belgisch Staatsblad van 6 april 2012, Ed. 2), kan artikel 117 van de Grondwet worden herzien.
Volgens het huidige artikel 117 van de Grondwet worden de leden van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen voor vijf jaar gekozen en worden de Parlementen om de vijf jaar geheel vernieuwd. Artikel 117 van de Grondwet schrijft ook voor dat de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen op dezelfde dag plaatsvinden en samenvallen met de verkiezingen voor het Europese Parlement, tenzij een wet aangenomen met een bijzondere meerderheid er anders over beschikt.
Artikel 117 van de Grondwet wordt dus gewijzigd. Het bevestigt dat de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen plaatsvinden op dezelfde dag als de verkiezingen voor het Europese Parlement, maar bepaalt voortaan dat de bijzondere wet de Gemeenschaps- en Gewestparlementen kan toestaan van deze regel af te wijken bij decreet of ordonnantie. Datzelfde lid voorziet erin dat het de Gemeenschaps- en Gewestparlementen, in uitvoering van een bijzondere wet, is toegestaan bij decreet of bij ordonnantie af te wijken van de regel dat de leden van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen voor vijf jaar gekozen worden en de Parlementen om de vijf jaar geheel vernieuwd worden. Dit decreet of deze ordonnantie wordt aangenomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het betrokken Parlement aanwezig is. Dit decreet of deze ordonnantie zal evenwel pas kunnen worden aangenomen nadat de bijzondere wet de datum van inwerkingtreding van het nieuwe artikel 118, § 2, vierde lid, van de Grondwet zal bepaald hebben, dus na de verkiezingen voor het Europese Parlement van 2014 (stuk Senaat, nr. 5-1752/1).
III. BESPREKING VAN DE VOORSTELLEN EN STEMMINGEN
1. Voorstel tot invoeging van een artikel 39bis in Titel III van de Grondwet, nr. 5-1749/1
Mevrouw Maes vraagt zich af waarom het voorgestelde artikel 39bis bepaalt dat de wijziging van de kieswetgeving die minder dan een jaar voor de voorziene datum van het einde van de zittingsperiode wordt afgekondigd, ten vroegste een jaar na de afkondiging ervan in werking treedt. Waarom is er een termijn van een jaar nodig ? Kan men niet gewoon een inwerkingtreding de dag na die verkiezingen vooropstellen ?
De staatssecretaris antwoordt dat in de termijn van een jaar is voorzien om er zeker van te zijn dat die wijziging pas in werking zal treden na de volgende parlementsverkiezingen.
Amendement nr. 1 van mevrouw Taelman c.s.
Mevrouw Taelman c.s. dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1749/2) dat ertoe strekt in het enig artikel het woord « 39bis » telkens te vervangen door het woord « 39ter ».
De hoofdindienster verwijst naar de schriftelijke verantwoording van het amendement.
Amendement nr. 2 van de heer Laeremans
De heer Laeremans dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-1749/3) dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 39bis de woorden « voor de voorziene datum van het einde van de zittingsperiode wordt afgekondigd » te vervangen door de woorden « voor de verkiezingen wordt afgekondigd ».
De heer Laeremans verwijst naar de schriftelijke verantwoording van zijn amendement.
Amendement nr. 3 van de heer Laeremans
De heer Laeremans dient amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 5-1749/3) dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 39bis aan te vullen met een tweede lid, luidende : « In afwijking van artikel 35, tweede lid, en artikel 195, kunnen het Vlaams Parlement en het Waals Parlement, ieder voor zich, de bepalingen van dit artikel aanvullen, wijzigen, vervangen of opheffen. In dit geval mogen zij niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van hun leden aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen. »
De heer Laeremans verwijst naar de schriftelijke verantwoording van zijn amendement.
Amendement nr. 4 van de heer Laeremans
De heer Laeremans dient amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 5-1749/3) dat ertoe strekt de overgangsbepaling in het voorgestelde artikel 39bis te doen vervallen.
De heer Laeremans verwijst naar de schriftelijke verantwoording van zijn amendement.
Stemmingen
Amendement nr. 1 van mevrouw Taelman c.s. wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.
De amendementen nrs. 2, 3 en 4 van de heer Laeremans worden achtereenvolgens verworpen met 9 tegen 2 stemmen.
Het aldus geamendeerde enig artikel wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.
2. Voorstel tot herziening van artikel 65 van de Grondwet, nr. 5-1750/1
De heer Laeremans is geen voorstander van het laten samenvallen van de verkiezingen. Hij wijst erop dat vele politici en professoren zijn standpunt delen.
Spreker verwijst onder andere naar de verklaringen van minister-president van de Vlaamse regering Kris Peeters op 7 maart 2012. De heer Peeters vond het vanuit democratisch oogpunt belangrijk dat de burger op autonome wijze het beleid van de Vlaamse regering kan beoordelen, wat niet het geval is wanneer de verkiezingen samenvallen.
De heer Laeremans onderstreept dat de voorgestelde hervorming tot gevolg zal hebben dat de deelstaten hun eigen dynamiek ontnomen wordt en dat ze ondergeschikt worden gemaakt aan de federale overheid. Zoals politoloog Bart Maddens onderstreepte, zal de aandacht zich op het federale niveau concentreren, ten nadele van de andere beleidsniveaus. De politieke partijen zullen één campagne voeren voor álle verkiezingen en de nationale thema's zullen de regionale thema's naar de achtergrond dringen. Overigens zal het oordeel over het beleid van de federale regering het kiesgedrag van de kiezer op regionaal niveau beïnvloeden. Het laten samenvallen van de verkiezingsdata brengt de eigenheid van de regionale verkiezingen in gevaar.
Het is verrassend dat de institutionele meerderheid voorstelt de verkiezingen te laten samenvallen, terwijl de eerste reeks institutionele hervormingen die onlangs werd goedgekeurd, precies als doel heeft een einde te maken aan de praktijk van de veelvuldige kandidaturen op de diverse beleidsniveaus bij opeenvolgende verkiezingen.
Zoals de heer Koen Muylle beklemtoonde, zijn samenvallende verkiezingen strijdig met de doelstellingen van de hervorming van de Senaat. Het laten samenvallen van de verkiezingen zal tot gevolg hebben dat de samenstelling van de nieuwe Senaat vergelijkbaar zal zijn met die van de Kamer. Indien men echter wil dat de Senaat werkelijk een ontmoetingsplaats voor de gemeenschappen en de gewesten wordt en indien men een dynamiek tot stand wil brengen tussen beide federale assemblees, dan mag de samenstelling ervan niet het resultaat zijn van samenvallende verkiezingen.
De heer Laeremans denkt dat het echte doel van de voorgestelde herziening het versterken van het federale niveau is, ten nadele van de deelstaten.
Spreker attendeert er tevens op dat geen enkel land in Europa een stelsel van samenvallende federale verkiezingen en deelstaatverkiezingen heeft.
Om de CD&V te paaien, stelt men voor de constitutieve autonomie van de deelstaten uit te breiden, om hun de mogelijkheid te geven de regionale verkiezingen afzonderlijk te houden. Spreker stelt vast dat de uitvoering van de voorgestelde uitzondering complex is en dat het onwaarschijnlijk is dat de deelstaten het zullen aandurven er gebruik van te maken.
Het is ten slotte een volstrekte verrassing dat men in onze Grondwet wil opnemen dat de verkiezingen voor de Kamer op dezelfde dag zullen plaatsvinden als de verkiezingen voor het Europese Parlement. Die oplossing brengt ons in een zwakke positie ten opzichte van het Europese niveau. Wat zal er gebeuren wanneer de zittingsperiode van het Europese Parlement gewijzigd wordt ? Zal ons land altijd de tijd hebben om de Grondwet aan te passen ?
De heer Moureaux denkt dat gelijktijdige federale en regionale verkiezingen, gelet op het tijdschema, in de sterren geschreven stonden.
Men moet er ook rekening mee houden dat de meerderheid van de bevolking niet warm loopt voor het idee om al te vaak te moeten gaan stemmen. De relatief lange periode tussen de verkiezingen voorkomt de erosie van de burgerzin, die dreigt wanneer men te vaak naar de stembus moet.
Tevens leidt de heer Moureaux uit de uiteenzetting van de vorige spreker af dat hij weinig vertrouwen heeft in de Vlaamse instellingen, aangezien hij zegt dat ze niet de moed zullen opbrengen om de regeling van de constitutieve autonomie te gebruiken om de datum van de regionale verkiezingen te veranderen.
Spreker denkt dat de redenering dat het federale niveau alle aandacht van de burgers zal opeisen, ten nadele van het gewest- en gemeenschapsniveau, sterk moet worden genuanceerd. Indien men een strikt hiërarchische logica aanhoudt, moet niet het federale niveau, maar het Europese niveau alle belangstelling van de burger wegdragen. De belangstelling van de burgers is in werkelijkheid het resultaat van de interactie van diverse factoren. Het is een complex verschijnsel dat te maken heeft met gevoelens, het momentum, enz. Men kan niet met absolute zekerheid vooropstellen dat het federale niveau de bovenhand haalt. Wanneer het bewustzijn van de Vlaamse bevolking overigens autonomistisch is, zou men kunnen stellen dat het federale niveau beducht moet zijn voor samenvallende verkiezingen.
Ten slotte verklaart de heer Moureaux dat de maatregelen die vandaag worden voorgesteld wijs zijn. Ze zijn het resultaat van de wil om de zaken te stabiliseren na een heel lange politieke crisis. Persoonlijk denkt spreker dat in een tot rust gekomen federale Staat het van elkaar loskoppelen van de nationale verkiezingen en de regionale verkiezingen wellicht te verdedigen is. In de huidige omstandigheden lijkt het doen samenvallen van de verkiezingen echter wenselijk.
De heer Laeremans merkt op dat de verklaringen van de vorige spreker bevestigen dat het doel van de hervorming het stabiliseren van België is.
De heer Anciaux schaart zich achter de analyse van de heer Moureaux.
Het is opvallend hoe sommigen zich vanuit een minderwaardigheidsgevoel of kaakslagflamingantisme tegen de voorgestelde hervorming afzetten. Hun eerste argument is dat België wordt overgeleverd aan de grillen van Europa. Aldus wensen ze de indruk te wekken dat de besluitvorming in België afhankelijk wordt gemaakt van de Europese Unie. Men mag de zaken echter niet dramatiseren. Het voorgestelde artikel 65, derde lid, beperkt er zich enkel toe te preciseren dat de verkiezingen voor de Kamer plaatsvinden op dezelfde dag als de verkiezingen voor het Europees Parlement. Daaruit mag niet worden afgeleid dat België overgeleverd wordt aan de Europese Unie. De doelstelling van het voorstel bestaat er enkel in het tijdstip te bepalen voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Meer hoeft daar niet achter te worden gezocht.
Met betrekking tot de vraag of het principe van de samenvallende verkiezingen in de Grondwet moet worden opgenomen, verklaart de heer Anciaux dat die problematiek het politieke milieu fel beroert. België is een complex land, hetgeen verklaart waarom in onze Grondwet meer gedetailleerde bepalingen voorkomen.
Daarenboven moet men zich geen illusies maken over de vraag of de bevolking wel een onderscheid maakt tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus. Volgens spreker heerst er bij een groot deel van de bevolking grote verwarring over de samenstelling en bevoegdheden van de federale en de Vlaamse regering. In sommige gevallen speelt de politiek daar graag op in. Zo heeft een partij haar succes bij de lokale verkiezingen in oktober 2012 toegeschreven aan haar aanval op de federale regering. Die tactiek is vaste kost. Men kan het betreuren dat de kiezers hun stemgedrag bij samenvallende verkiezingen niet hebben afgestemd op de bevoegdheidsverdeling en de merites van elk bestuursniveau. Samenvallende verkiezingen bieden echter het voordeel dat de kiezers zich juist over grote thema's kunnen uitspreken zonder dat ze moeten nagaan wie juist voor wat bevoegd is.
Spreker is het volstrekt oneens met de door de heer Laeremans steeds weer herhaalde stelling dat de federale verkiezingen de andere verkiezingen zullen overvleugelen. Hoe meer bevoegdheden naar de deelstaten worden overgeheveld, hoe belangrijker de deelstaatverkiezingen worden. Het is zelfs niet uit te sluiten dat zij op termijn de belangrijkste verkiezingen zullen worden.
Na de samenvallende verkiezingen van 2014 zullen de deelstaatparlementen in het kader van de constitutieve autonomie waarschijnlijk de bevoegdheid verwerven om zelf te beslissen of zij de volgende verkiezingen ook tegelijkertijd willen organiseren. In het voorstel is geen sprake van een automatisme. Mochten er in de toekomst samenvallende verkiezingen zijn, dan gaat spreker niet uit van een dominantie van de Europese of federale verkiezingen.
Indien ons land ooit een periode van institutionele stabiliteit zou beleven en er uitvoering zou worden gegeven aan artikel 35 van de Grondwet, zal zelfs de invoering van een federale kieskring kunnen worden overwogen omdat er op dat moment geen concurrentie meer zal bestaan tussen de verschillende gewesten en gemeenschappen. Maar op dit ogenblik mist een dergelijk pleidooi elke overlevingskans omdat er binnen dezelfde partij concurrentie zal ontstaan tussen de mandatarissen van de verschillende bestuursniveaus.
Kortom, spreker weigert mee te gaan in het doemdenken dat het steeds de brave Vlaming is die het gelag betaalt.
De heer Laeremans verklaart niet overtuigd te zijn door de verklaringen van de twee voorgaande sprekers. Het is alleszins niet zo dat het federale niveau verzwakt uit de voorgestelde hervorming komt.
Hij heeft nog steeds geen antwoord op zijn vraag naar de eventuele onverzoenbaarheid in het voorgestelde artikel 65 tussen het tweede en het derde lid, wanneer de Europese Unie zou beslissen de legislatuur van het Europees Parlement te wijzigen en artikel 65 op dat ogenblik niet voor herziening vatbaar is. Spreker begrijpt niet waarom de institutionele meerderheid de datum van de Kamerverkiezingen op die manier in de Grondwet betonneert, terwijl België geen vat heeft op het Europees besluitvormingsproces. In tegenstelling tot de herzieningsprocedure voor de Grondwet, kan de Europese Unie een dergelijke beslissing binnen eenzelfde legislatuur nemen. Men hoeft geen doemdenker te zijn om in te zien dat het voorgestelde artikel 65 niet adequaat geformuleerd is. Het weerspiegelt veeleer de angst van de meerderheid voor een instabiel politiek klimaat.
De heer Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming, verklaart dat er in 2014 ook zonder de zesde staatshervorming samenvallende verkiezingen zouden worden gehouden.
De koppeling van de federale aan de Europese verkiezingen, zoals die in de Grondwet wordt verankerd, wekt blijkbaar ergernis. Welnu, de Europese verkiezingen worden al twintig jaar gekoppeld aan de verkiezingen van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen.
Het is daarenboven helemaal niet vanzelfsprekend dat er na 2014 samenvallende verkiezingen zullen worden gehouden. Dat hangt af van diverse factoren :
1. de eventuele vervroegde ontbinding van de Kamer van volksvertegenwoordigers na 2014;
2. de eventuele inwerkingtreding van (i) de principiële koppeling van de Europese verkiezingen aan de federale verkiezingen en (ii) de constitutieve autonomie van de deelstaatparlementen met betrekking tot de duur van hun legislatuur en de datum van de verkiezing van hun assemblee;
3. in geval van inwerkingtreding van deze twee regelingen, de daadwerkelijke uitoefening van de constitutieve autonomie door de deelstaatparlementen met betrekking tot de duur van hun legislatuur en de datum van de verkiezing van hun assemblee.
Voorts merkt de staatssecretaris op dat het politiek zwaartepunt, zowel inzake bevoegdheden als inzake budget, na de uitvoering van de zesde staatshervorming, van de federale overheid naar de gemeenschappen en gewesten zal verschuiven. Zo zal er inzake sociale zekerheid op een totaal van 67 miljard euro voor meer dan 17 miljard euro aan bevoegdheden worden overgeheveld.
Spreker waagt zich niet voorspellingen over de vraag welke verkiezingen na 2014 mediatiek en emotioneel het meest relevant zullen zijn.
De heer Laeremans vraagt of bij een eventuele vervroegde ontbinding van het Federale Parlement na 2014, de nieuwe legislatuur dan slechts loopt tot de volgende Europese verkiezingen.
De heer Verherstraeten antwoordt dat, indien het principe van de gelijktijdigheid van de federale en Europese verkiezingen en de verdieping van de constitutieve autonomie, bij gebrek aan bijzondere wet na 25 mei 2014, niet in werking zijn getreden, de legislatuur, na een eventuele val van de regering en nieuwe verkiezingen, vijf jaar zal duren. Indien een bijzondere wet na 25 mei 2014 een datum bepaalt waarop de twee voormelde regelingen in werking treden, dan zal na die inwerkingtreding, bij een vervroegde ontbinding van de Kamers en nieuwe verkiezingen, de duur van de legislatuur beperkt zijn tot de daaropvolgende Europese verkiezingen (cf. de voorgestelde artikelen 46, zesde lid, en 118, § 2, vierde lid, van de Grondwet — stukken Senaat, nrs. 5-1722/1 en 5-1752/1).
Het gaat om een complex, maar evenwichtig compromis tussen de acht partijen van de institutionele meerderheid.
De heer Laeremans antwoordt dat dit compromis niet van veel rationaliteit getuigt.
De heer Mahoux merkt op dat in het debat over de hervorming van de Senaat voor sommigen het « besparingsaspect » voorop stond, terwijl dat aspect het debat over de samenvallende federale, deelstatelijkeen Europese verkiezingen voor diezelfde personen ineens geen belang meer lijkt te hebben.
Amendement nr. 1 van mevrouw Maes c.s.
Mevrouw Maes c.s. dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1750/2) dat ertoe strekt in de in het voorgestelde artikel 65 opgenomen overgangsbepaling, eerste lid, de zin « Deze datum stemt overeen met de datum van inwerkingtreding van artikel 46, zesde lid, en artikel 118, § 2, vierde lid. » te doen vervallen.
Mevrouw Maes verwijst naar de schriftelijke verantwoording van het amendement.
De staatssecretaris verwijst op zijn beurt naar zijn eerdere tussenkomsten over deze aangelegenheid.
Stemmingen
Amendement nr. 1 van mevrouw Maes c.s. wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen.
Het enig artikel wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.
De voorstellen nrs. 5-101/1 en 5-1089/1 zullen worden ingetrokken (zie hoofdstuk II van dit verslag).
3. Voorstel tot herziening van artikel 117 van de Grondwet, nr. 5-1751/1
Amendement nr. 1 van mevrouw Maes c.s.
Mevrouw Maes c.s. dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1751/2) dat ertoe strekt de in het 1° en het 2° voorgestelde leden te vervangen door een lid, luidende : « Een decreet, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het Parlement aanwezig is, kan afwijken van het eerste lid. »
Mevrouw Maes verwijst naar de schriftelijke verantwoording van het amendement.
Staatssecretaris Verherstraeten verwijst op zijn beurt naar zijn eerder verstrekte antwoorden over deze aangelegenheid.
Stemmingen
Amendement nr. 1 van mevrouw Maes c.s. wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen.
Het enig artikel in zijn geheel wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.
Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 15 aanwezige leden.
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Vanessa MATZ. Martine TAELMAN. | Sabine de BETHUNE. |