5-1560/4

5-1560/4

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

18 JUNI 2012


Wetsvoorstel houdende verscheidene wijzigingen van het Kieswetboek en van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van het Europese Parlement en tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken

Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (1)

Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (2)

Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde

Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde

Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de poolvorming per taalgroep in de kieskring Brussel

Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde

Voorstel tot herziening van artikel 63 van de Grondwet

Voorstel tot invoeging van een artikel 168bis in de Grondwet


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEREN SWENNEN EN BOUSETTA


De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft de negen bovenvermelde voorstellen besproken tijdens haar vergaderingen van 10 en 15 mei, 4, 5 en 18 juni 2012, in aanwezigheid van de heren Servais Verherstraeten en Melchior Wathelet, beiden staatssecretaris voor Staatshervorming.

Het wetsvoorstel nr. 5-1560/1 en de twee voorstellen tot grondwetsherziening nrs. 5-1561/1 en 5-1562/1 vormen in dat geheel de ankerpunten. In de inleiding worden die drie voorstellen in hun bredere context gesitueerd. Vervolgens worden een aantal procedurepunten behandeld. Daarna volgen de inleidende uiteenzettingen door de verschillende indieners en de algemene en de artikelsgewijze bespreking met de stemmingen.

I. INLEIDING

Op 4 april 2012 hebben acht senatoren, afkomstig uit de zes meerderheidspartijen en twee oppositiepartijen die op 11 oktober 2011 het Institutioneel akkoord voor de Zesde Staatshervorming hebben gesloten, dertien grondwets- en wetsvoorstellen ingediend waarmee ze uitvoering wensen te geven aan verschillende onderdelen van dat akkoord.

De weg daartoe werd vrijgemaakt door de goedkeuring van de overgangsbepaling in artikel 195 van de Grondwet, die op 6 april 2012 in werking is getreden (Belgisch Staatsblad van 6 april 2012 — Ed. 2).

Die dertien voorstellen kunnen thematisch in vier clusters worden onderverdeeld :

A. De splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde

— Wetsvoorstel houdende verscheidene wijzigingen van het Kieswetboek en van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van het Europese Parlement en tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (van de heren Wouter Beke, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Marcel Cheron, mevrouw Freya Piryns en de heer Francis Delpérée); nr. 5-1560/1;

— Voorstel tot herziening van artikel 63 van de Grondwet (van de heren Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns); nr. 5-1561/1;

— Voorstel tot invoeging van een artikel 168bis in de Grondwet (van de heren Alexander De Croo, Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux en Marcel Cheron, mevrouw Freya Piryns en de heer Francis Delpérée); nr. 5-1562/1.

B. De randgemeenten : administratieve geschillen en benoeming van de burgemeesters

— Wetsvoorstel tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (van de heren Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns); nr. 5-1563/1;

— Voorstel tot herziening van artikel 160 van de Grondwet (van de heren Francis Delpérée, Dirk Claes, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Marcel Cheron en mevrouw Freya Piryns); nr. 5-1564/1;

— Voorstel van bijzondere wet houdende wijziging van de zogenaamde « pacificatiewet » van 9 augustus 1988 en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (van de heren Francis Delpérée, Dirk Claes, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Marcel Cheron en mevrouw Freya Piryns); nr. 5-1565/1;

— Voorstel van bijzondere wet houdende wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen (van de heren Marcel Cheron, Dirk Claes, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns); nr. 5-1566/1.

C. Brussel : de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel en de financiering van de Brusselse instellingen

— Voorstel van bijzondere wet tot aanvulling van artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel betreft (van de heren Alexander De Croo, Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux en Marcel Cheron, mevrouw Freya Piryns en de heer Francis Delpérée); nr. 5-1567/1;

— Voorstel van bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen (van de heren Marcel Cheron, Dirk Claes, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns); nr. 5-1568/1;

— Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen (van de heren Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns); nr. 5-1569/1.

D. Politieke vernieuwing

— Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de kieswetgeving ter versterking van de democratie en de politieke geloofwaardigheid (van mevrouw Freya Piryns, de heren Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne en de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein en Francis Delpérée); nr. 5-1570/1;

— Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving ter versterking van de democratie en de politieke geloofwaardigheid (van de heren Bert Anciaux, Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Marcel Cheron, mevrouw Freya Piryns en de heer Francis Delpérée); nr. 5-1571/1;

— Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen betreffende de uitbreiding van de constitutieve autonomie van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Vlaamse Gemeenschap (van mevrouw Freya Piryns, de heren Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne en de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein en Francis Delpérée); nr. 5-1572/1.

II. PROCEDURE

Hierna volgt een overzicht van een aantal procedurepunten die vóór en vanaf de eerste commissiezitting op 10 mei 2012 werden behandeld.

A. Preliminair

1. Globale verwijzing naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Gelet op hun nauwe onderlinge politieke en juridische samenhang werd op 19 april 2012 besloten de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden te belasten met het onderzoek van de dertien voormelde voorstellen. Dat vloeide mede voort uit het feit dat de drie voorstellen tot grondwetsherziening nrs. 5-1561/1, 5-1562/1 en 5-1564/1, met toepassing van artikel 30-1 van het Reglement van de Senaat, op 4 april 2012 rechtstreeks naar die commissie werden verwezen, zonder dat de Senaat ze vooraf in overweging hoefde te nemen. De tien andere wetsvoorstellen en voorstellen van bijzondere wet nrs. 5-1560/1, 5-1563/1 en 5-1565/1 tot 5-1572/1 werden alle op 19 april 2012 eveneens voor nader onderzoek naar die commissie verwezen.

2. Herverwijzing van in de commissie voor de Binnenlandse Zaken aanhangige voorstellen

In de commissie voor de Binnenlandse Zaken van de Senaat waren er op 19 april 2012 echter reeds andere voorstellen aanhangig die hetzelfde onderwerp hadden als de in de eerste en de vierde cluster omsloten voorstellen.

Met het oog op hun gezamenlijke behandeling overeenkomstig artikel 56-3, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de plenaire vergadering die voorstellen, op voorstel van het Bureau van de Senaat, op 3 mei 2012 herverwezen naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Zij werden als volgt gekoppeld aan de door de institutionele meerderheid ingediende voorstellen :

1. De splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde

Het wetsvoorstel nr. 5-1560/1 fungeerde als aanknopingspunt voor de volgende voorstellen :

— Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (1) (van de heren Bart Laeremans, Yves Buysse, Jurgen Ceder en Filip Dewinter en mevrouw Anke Van dermeersch); nr. 5-15/1;

— Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (2) (van de heren Bart Laeremans, Yves Buysse, Jurgen Ceder en Filip Dewinter en mevrouw Anke Van dermeersch); nr. 5-16/1;

— Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (van mevrouw Liesbeth Homans, de heer Piet De Bruyn, mevrouw Lieve Maes en de heer Karl Vanlouwe); nr. 5-438/1;

— Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (van mevrouw Liesbeth Homans, de heer Piet De Bruyn, mevrouw Lieve Maes en de heer Karl Vanlouwe); nr. 5-439/1;

— Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de poolvorming per taalgroep in de kieskring Brussel (van de heren Bart Laeremans en Yves Buysse, mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Filip Dewinter); nr. 5-1254/1;

— Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (van de heren Bart Laeremans en Yves Buysse, mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Filip Dewinter); nr. 5-1255/1.

2. Politieke vernieuwing

Het voorstel van bijzondere wet nr. 5-1570/1 fungeerde als aanknopingspunt voor de volgende voorstellen :

— Voorstel van bijzondere wet houdende de versterking van de inspraak van de kiezer door te voorzien in de beëindiging van rechtswege van het mandaat van lid van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee (van de heren Dirk Claes, Jan Durnez en Peter Van Rompuy); nrs. 5-428/1 en 3;

— Voorstel van bijzondere wet tot bestrijding van kiezersbedrog door de invoering van een verbod van meervoudige kandidaatstelling bij gelijktijdige verkiezingen van de Gewestparlementen met de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers of van het Europees Parlement (van de heren Dirk Claes en Jan Durnez); nrs. 5-435/1 en 2;

— Voorstel van bijzondere wet betreffende de kandidaatstelling van een lid van een Gewest- of Gemeenschapsparlement of een Gewest- of Gemeenschapsregering bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee; nrs. 5-866/2 en 3.

Het wetsvoorstel nr. 5-1571/1 fungeerde als aanknopingspunt voor de volgende voorstellen :

— Wetsvoorstel houdende de versterking van de inspraak van de kiezer door te voorzien in de beëindiging van rechtswege van het mandaat van volksvertegenwoordiger, rechtstreeks gekozen senator, of gecoöpteerd senator bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee (van de heren Dirk Claes, Jan Durnez en Peter Van Rompuy); nrs. 5-429/1 en 2;

— Wetsvoorstel houdende de versterking van de inspraak van de kiezer door te voorzien in de beëindiging van rechtswege van het mandaat van lid van het Europees Parlement bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee (van de heren Dirk Claes, Jan Durnez en Peter Van Rompuy); nrs. 5-430/1 en 2;

— Wetsvoorstel houdende de versterking van de inspraak van de kiezer door te voorzien in de beëindiging van rechtswege van het mandaat van lid van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee (van de heren Dirk Claes, Jan Durnez en Peter Van Rompuy); nrs. 5-431/1 en 2;

— Wetsvoorstel tot bestrijding van kiezersbedrog door het invoeren van een verbod van meervoudige kandidaatstelling bij gelijktijdige verkiezingen van het Europees Parlement met de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, het Vlaams Parlement, het Waals Parlement of het Brussels Hoofdstedelijk Parlement (van de heren Dirk Claes en Jan Durnez); nrs. 5-434/1 en 2;

— Wetsvoorstel ter versterking van de democratie en de politieke geloofwaardigheid na verkiezingen (van de heren Danny Pieters, Armand De Decker, Wouter Beke, Frank Vandenbroucke en Bart Tommelein en mevrouw Liesbeth Homans); nrs. 5-512/1 en 3;

— Wetsvoorstel betreffende de kandidaatstelling van een federaal parlementslid of regeringslid bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee; nrs. 5-864/2 en 3;

— Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende kieswetten met betrekking tot de kandidaatstelling van parlements- en regeringsleden bij verkiezingen voor een andere assemblee; nrs. 5-865/2 en 3;

— Wetsvoorstel betreffende de kandidaatstelling van een lid van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap bij de verkiezing voor het Federale Parlement; nrs. 5-875/2 en 3.

Op die manier werden er in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden dertig voorstellen in bespreking gebracht, waarvan :

— drie voorstellen tot grondwetsherziening;

— negen voorstellen van bijzondere wet;

— achttien wetsvoorstellen.

3. Advies van de Raad van State

Overeenkomstig de artikelen 2, § 1, en 84, § 1, eerste lid, 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de voorzitster van de Senaat de tien wetsvoorstellen en voorstellen van bijzondere wet nrs. 5-1560/1, 5-1563/1 en 5-1565/1 tot 5-1572/1, bij brief van 5 april 2012, aan de Raad van State voorgelegd met het verzoek om binnen een termijn van dertig dagen daarover een beredeneerd advies uit te brengen.

Op 16 april 2012 heeft de Raad van State laten weten dat de oorspronkelijke termijn van dertig dagen, verlengd tot vijfenveertig dagen, is ingegaan op 6 april 2012 en zou verstrijken op 22 mei 2012. Die verlenging vloeide voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de voormelde wetten, waarin wordt bepaald dat de termijn van dertig dagen wordt verlengd tot vijfenveertig dagen in het geval waarin het advies wordt verstrekt door de algemene vergadering met toepassing van artikel 85.

Op 15 mei 2012 werden de adviezen aan de Senaat meegedeeld (zie de desbetreffende parlementaire stukken).

4. Advies van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap

Met toepassing van artikel 78 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap heeft de voorzitster van de Senaat, bij brief van 5 april 2012, het advies gevraagd van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap over de twee wetsvoorstellen nrs. 5-1560/1 en 5-1571/1.

De voormelde assemblee heeft haar advies op 23 april 2012 bij eenparigheid aangenomen en op 26 april aan de Senaat meegedeeld (stuk Parlement Duitstalige Gemeenschap, 106 (2011-2012) nrs. 1-3 — zie bijlage).

Bij brief van 3 mei 2012 werd dit advies aan de Raad van State meegedeeld.

B. Tijdens de commissiezittingen

Bij de aanvang van de bespreking op 10 mei 2012 licht de voorzitster, mevrouw de Bethune, het geplande werkschema toe.

In het Bureau van de Senaat is afgesproken dat de commissie er zich tijdens haar eerste zittingen op 10 en 15 mei 2012 toe zou beperken kennis te nemen van de toelichting die de indieners over hun voorstellen zouden verstrekken, zonder in de bespreking ervan te treden. Het werd niet opportuun geacht de bespreking ten gronde aan te vatten zolang de adviezen van de Raad van State niet beschikbaar waren.

Voorts zou de commissie haar werkzaamheden moeten regelen.

Hierop ontspon zich in de commissie meermaals een debat waarbij in chronologische volgorde de volgende procedurekwesties werden beslecht :

1. Aanwijzing van de rapporteurs

De heer Mahoux stelt op 10 mei 2012 voor dat de wetsvoorstellen en voorstellen tot herziening van de Grondwet per thema in vier bundels worden ondergebracht (zie inleiding in punt 1) en dat voor elke bundel twee rapporteurs worden aangewezen. Hij stelt de volgende rapporteurs voor :

— voor de eerste bundel (splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde) : de heren Guy Swennen en Hassan Bousetta;

— voor de tweede bundel (randgemeenten : administratieve geschillen en benoeming van de burgemeesters) : de heren Armand De Decker en Wouter Beke;

— voor de derde bundel (Brussel : de stadsgemeenschap en de financiering van de Brusselse instellingen) de heren Alexander De Croo en Gérard Deprez.

— voor de vierde bundel (politieke vernieuwing) : mevrouw Muriel Targnion en de heer Wouter Beke.

De heer Pieters vindt het vreemd dat geen enkel lid van de oppositie wordt voorgesteld als rapporteur. Hij hoopt dat dit voorstel niet wordt gevolgd.

De heer Ide stelt voor ook de heer Danny Pieters aan te wijzen als rapporteur voor de eerste en de derde bundel en de heer Karl Vanlouwe voor de tweede en de vierde bundel. Het lid pleit voor de naleving van het beginsel van het taalevenwicht en van het evenwicht tussen meerderheid en oppositie, en voor een vertegenwoordiging van de twee grote partijen van het land via de rapporteurs.

De heer Laeremans herinnert eraan dat parlementaire werkzaamheden betreffende staatshervormingen doorgaans lang duren en dat de verslagen in de loop van de komende jaren zullen worden gebruikt als interpretatiebron. Het werk van de rapporteur is dus van fundamenteel belang. Hij of zij wordt niet zomaar pro forma aangeduid.

Er staan dertien punten op de agenda en het is uitgesloten dat ze allemaal aan dezelfde rapporteurs worden toevertrouwd. Het voorstel van de heer Mahoux, waarin dezelfde personen verschillende malen rapporteur zijn, is onaanvaardbaar.

Het lid stelt voor een afzonderlijke rapporteur voor elk voorstel te benoemen. Als de commissie beslist te werken met bundels van voorstellen, moeten verschillende rapporteurs worden aangewezen, waaronder een lid van de oppositie voor elke bundel.

Mevrouw de Bethune, voorzitster, legt het voorstel van de heer Mahoux over de rapporteurs ter stemming voor.

Dit voorstel wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

De heer Pieters vraagt dat er wordt gestemd over het N-VA-voorstel betreffende de rapporteurs. Hij vestigt er de aandacht op dat het verwerpen van dit voorstel zou betekenen dat de grootste partij van het land niet eens onder de rapporteurs wordt vertegenwoordigd. Bovendien zou dit er duidelijk op wijzen dat de meerderheid zelfs op dit niveau geen enkel vertrouwen heeft in de N-VA, terwijl zij haar wel vraagt om constructief oppositie te voeren.

De heer Mahoux stelt dat de rapporteurs benoemd zijn. Hij ziet niet in op welke grond de commissie opnieuw zou moeten stemmen. Hij pleit dus voor een procedurestemming over de noodzaak om te stemmen over de aanwijzing van bijkomende rapporteurs.

De heer Pieters werpt op dat er geen enkele reden is om te stemmen over het voorstel van de heer Mahoux en niet over dat van de heer Ide. Deze beslissing stoelt op geen enkele bepaling van het Reglement van de Senaat. De commissie kan zich perfect nu uitspreken over de eventuele toevoeging van rapporteurs aan de reeds aangewezen rapporteurs.

De heer Delpérée benadrukt dat een rapporteur niet als vertegenwoordiger van een partij handelt. Hij vertegenwoordigt de commissie en brengt verslag uit van alle opvattingen die in deze of gene zin tijdens de commissievergadering worden uitgedrukt.

De aanwijzing van rapporteurs werd in de commissie ter stemming voorgelegd. De commissie heeft zich uitgesproken en dit punt is bijgevolg afgehandeld. Als sommigen het daar niet mee eens zijn, moet men overgaan tot een procedurestemming.

Mevrouw de Bethune, voorzitster, legt de vraag of de commissie zich opnieuw kan uitspreken over de aanwijzing van rapporteurs, ter stemming voor.

De commissie stemt tegen deze mogelijkheid met 12 tegen 5 stemmen.

2. Regeling van de werkzaamheden

— Het voorstel van de voorzitster om op 10 mei 2012 te beginnen met de toelichting door de indieners van de dertig voorstellen, stuit op verzet bij de heer Laeremans. Hij is van oordeel dat er zelfs geen begin van behandeling kan worden gemaakt zolang de commissie geen kennis heeft van de adviezen van de Raad van State die ongetwijfeld erg negatief zullen uitvallen voor de dertien voorstellen van de institutionele meerderheid. Een eindeloze reeks toelichtingen zal bovendien pure tijdsverspilling zijn. De commissie zou beter rustig haar tijd nemen om haar prioriteiten te bepalen en de voorstellen op grond van de adviezen van de Raad van State te onderzoeken, eventueel na het zomerreces.

De heer Laeremans behoudt zich het recht voor om bij de bespreking van elk voorstel nog voorstellen te doen om hoorzittingen te houden.

De commissie neemt hiervan akte.

— Gelet op het groot aantal aanhangige voorstellen wenst de heer Pieters dat de commissie voorstel per voorstel bespreekt en afhandelt met een stemming. Anders is elke orde zoek.

Mevrouw de Bethune, voorzitster, stelt voor om de voorstellen in hun volgorde per cluster te behandelen. Op die wijze wordt hun thematische en juridische samenhang gerespecteerd. De volgorde waarin de voorstellen zijn ingediend, weerspiegelt die samenhang, bijvoorbeeld tussen voorstellen tot grondwetsherziening en de erop gebaseerde wetsvoorstellen en voorstellen van bijzondere wet. Die thematische aanpak neemt natuurlijk niet weg dat elk voorstel afzonderlijk moet worden besproken en in stemming gebracht. Dus een logische, coherente en pragmatische benadering zal voorop staan.

De heer Moureaux schaart zich achter die werkwijze. Elk lid zal zich over elk artikel van elk voorstel kunnen uitspreken en amendementen kunnen indienen alvorens tot de stemming wordt overgegaan.

De heer Pieters gaat hiermee akkoord.

3. Verzending naar de commissie voor de Institutionele aangelegenheden en aanwezigheid van de ministers

Het Bureau van de Senaat heeft voorgesteld om een aantal voorstellen die hangende waren bij de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden door te sturen naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, aangezien zij hetzelfde onderwerp behandelden als een paar voorstellen van de eerste en de vierde cluster (zie inleiding, punt 1).

De heer Pieters merkt op dat zijn fractie tijdens de vergadering van het Bureau van de Senaat al heeft laten weten dat het verzenden van die voorstellen volgens hem geen goed idee is. Hij legt zich neer bij de beslissing van het Bureau, maar dringt erop aan dat de ministers die specifiek bevoegd zijn voor de te behandelen onderwerpen, aanwezig zijn. Wanneer bijvoorbeeld de voorstellen in verband met de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV besproken worden, dient de minister van Justitie aanwezig te zijn. Daarmee bedoelt hij dat de verwijzing naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden niet mag betekenen dat de aanwezigheid van de minister die voor de betrokken onderwerpen bevoegd is niet meer vereist is en dat de aanwezigheid van de staatssecretarissen belast met de institutionele hervormingen dan zou volstaan. Zijn eis zal de procedure op geen enkele manier vertragen of bemoeilijken.

De heer Mahoux vindt dat de aanwezigheid van de staatssecretarissen belast met de institutionele hervormingen wel volstaat. De commissie kan specifieke wensen kenbaar maken aan de regering, maar kan moeilijk meer vragen dan dat.

De heer Deprez benadrukt dat de commissie hier wetsvoorstellen of voorstellen tot herziening van de Grondwet behandelt die uitgaan van het parlement. Het is dus aan de bevoegde minister om zijn mening te geven of andere voorstellen te formuleren. Men kan echter van de minister niet verlangen dat hij vragen van commissieleden komt beantwoorden in verband met teksten die niet uitgaan van de regering.

De heer Moureaux herinnert eraan dat de aanwezige minister de volledige regering vertegenwoordigt en spreekt in naam van de regering. Men kan de eerste minister wel vragen of de functioneel bevoegde ministers aanwezig kunnen zijn, maar volgens de senator volstaat het dat de regering aanwezig is, wat tot nu toe het geval was.

De heer Pieters citeert artikel 100 van de Grondwet, betreffende de ministers. Dat bepaalt het volgende : « De Senaat kan hun aanwezigheid vorderen voor de bespreking van een wetsontwerp of wetsvoorstel bedoeld in artikel 77. (...) » Voor vijf van de voorliggende voorstellen kan de commissie dus niet slechts vragen, maar kan zij de aanwezigheid van de ministers eisen. Een staatssecretaris is geen minister.

De heer Moureaux werpt op dat, naar buiten toe, een staatssecretaris  evenwaardig is aan een minister.

De heer Delpérée voegt daaraan toe dat men de Grondwet op gecoördineerde wijze moet lezen : volgens artikel 104, vierde lid, zijn de grondwettelijke bepalingen betreffende de ministers op de federale staatssecretarissen mede van toepassing, met uitzondering van de artikelen 90, tweede lid, 93 en 99.

Mevrouw Piryns acht het verwonderlijk dat de N-VA als oppositiepartij de aanwezigheid van ministers vordert. Groen is ook een oppositiepartij, maar de voorstellen die vandaag op de agenda staan, vloeien voort uit het parlementair initiatiefrecht. Bijgevolg acht mevrouw Piryns zich als mede-indiener van de dertien voorstellen niet gebonden door de standpunten die ministers tijdens de besprekingen zouden innemen. Zij acht zich slechts gebonden door de akkoorden waarover zij onderhandeld heeft.

4. Verslag van de commissie voor de Binnenlandse Zaken over de behandeling van de in die commissie aanhangige wetsvoorstellen en voorstellen van bijzondere wet die naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden zijn doorverwezen

De heer Pieters verzet zich er op 10 mei 2012 tegen dat er een toelichting wordt verstrekt bij de wetsvoorstellen die in behandeling waren bij de commissie voor de Binnenlandse Zaken en nu naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden zijn herverwezen. Voor die voorstellen is er immers reeds een inleidende uiteenzetting gehouden in de eerstgenoemde commissie. De correcte procedure bestaat erin dat de commissie voor de Binnenlandse Zaken een verslag uitbrengt over haar werkzaamheden zodat de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden daarop kan voortbouwen. Dat geldt inzonderheid voor de wetsvoorstellen inzake de politieke vernieuwing. De betrokken wetgevingsdossiers zouden dus moeten worden overgedragen.

De heer Moureaux, tevens voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, verklaart dat die commissie akte heeft genomen van de herverwijzing van een aantal wetsvoorstellen naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. Er bestaat geen enkel beletsel om de ontwerpen van verslag dienaangaande mee te delen aan de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

De heer Pieters leidt hieruit af dat de behandeling van de betrokken wetsvoorstellen in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden wordt voortgezet en dat daarover geen inleidende uiteenzetting meer wordt gegeven.

De voorzitster bevestigt dat en vraagt de voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken om de dossiers binnen een redelijke termijn over te dragen.

Op 15 mei 2012 stelt de heer Vanlouwe vast dat de beloofde overdracht van dossiers vanuit de commissie voor de Binnenlandse Zaken nog steeds niet is volbracht. Daarom eist hij, met toepassing van de artikelen 22, 23 en 27 van het Reglement van de Senaat, dat de commissie voor de Binnenlandse Zaken een door haar goedgekeurd verslag uitbrengt over het door haar gevoerde onderzoek van de voorstellen van bijzondere wet nrs. 5-428/1 en 3, 5-435/1 en 2 en 5-866/2 en 3 en de wetsvoorstellen nrs. 5-429/1 en 2, 5-430/1 en 2, 5-431/1 en 2, 5-434/1 en 2, 5-512/1 en 3, 5-864/2 en 3, 5-865/2 en 3 en 5-875/2 en 3.

Pas wanneer dit verslag voorhanden is, kan de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden de bespreking van die voorstellen aanvatten. Het zou de commissie eveneens tijdwinst opleveren omdat die voorstellen dan geen tweede inleidende toelichting meer behoeven.

De voorzitster, mevrouw de Bethune, verklaart dat de commissie voor de Binnenlandse Zaken conform artikel 22-1 van het Reglement van de Senaat binnen de kortste keren, dit wil zeggen voor de aanvang van de bespreking dienaangaande in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, een verslag zal uitbrengen over haar onderzoek van de bovenvermelde voorstellen.

De heer Vanlouwe stelt vast dat er met twee maten en twee gewichten wordt gewerkt. Enerzijds wordt er toelichting verstrekt bij de voorstellen die door de institutionele meerderheid zijn ingediend. Maar de beloofde rapportering over de voorstellen die vanuit de commissie voor de Binnenlandse Zaken naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden zijn verwezen, blijft uit. Het Reglement van de Senaat blijkt dus maar te gelden voor de meerderheid en niet voor de oppositie. De gemaakte werkafspraken worden steeds herzien ten nadele van de oppositie.

De voorzitster herhaalt nogmaals dat de werkafspraak erin bestond dat op de vergaderingen van 10 en 15 mei 2012 uitsluitend een inleidende uiteenzetting zou worden gegeven over de voorstellen van de institutionele meerderheid en de eraan toegevoegde voorstellen voor zover ze nog niet waren toegelicht. Voor de toegevoegde voorstellen die in de commissie voor de Binnenlandse Zaken in bespreking waren, dient die commissie daarover een verslag uit te brengen. Pas wanneer dat verslag is uitgebracht, zal de discussie ten gronde worden aangevat.

Op 22 mei 2012 heeft de commissie voor de Binnenlandse Zaken het bedoelde verslag uitgebracht (stuk Senaat, nr. 5-864/1).

5. Adviesaanvraag aan het Rekenhof

De heer Pieters verklaart geen vragende partij te zijn voor hoorzittingen. Hij wenst echter wel dat de commissie bij de aanvang van haar werkzaamheden op 10 mei 2012 zou beslissen om het advies in te winnen van het Rekenhof over de voorstellen nrs. 5-1568/1 en 5-1569/1 betreffende de financiering van Brussel en de begrotingsfondsen. Dat is geen vertragingsmaneuver. Integendeel, door het advies nu in te winnen, boekt de commissie tijdwinst en zal zij zich tevens met kennis van zaken over die voorstellen kunnen uitspreken.

De heer Mahoux ziet niet in op welke rechtsgrond aan het Rekenhof kan worden gevraagd over die voorstellen een advies uit te brengen.

De heer Delpérée beklemtoont dat de opdracht van het Rekenhof erin bestaat de rekeningen van de staatsinstellingen te controleren. Het Rekenhof heeft geen adviesbevoegdheid ten aanzien van de begrotingsontwerpen van de regering of wetsvoorstellen. Er is geen enkele grondwettelijke bepaling die het Rekenhof een dergelijke bevoegdheid verleent.

De heer Cheron sluit zich hierbij aan. Hij wijst erop dat de twee voorstellen reeds voor advies zijn voorgelegd aan de Raad van State. Die instelling oefent haar adviesbevoegdheid stroomopwaarts uit, namelijk bij de voorbereiding van wetgeving. Het Rekenhof beschikt vooralsnog niet over een analoge bevoegdheid. Het Rekenhof heeft in de eerste plaats een controleopdracht die a posteriori wordt uitgeoefend.

De heer Pieters repliceert dat het Rekenhof wel degelijk over de bevoegdheid beschikt om een advies te geven over de rekeningen en de begrotingen. Daarenboven, zelfs indien het Rekenhof niet over die bevoegdheid zou beschikken, staat het de commissie steeds vrij om over deze twee voorstellen een hoorzitting te houden met het Rekenhof. Spreker wenst echter de commissiewerkzaamheden niet te vertragen door allerlei deskundigen op hoorzittingen uit te nodigen. Zijn enige verzoek is dat het Rekenhof wordt gevraagd om de twee voorstellen te onderzoeken vanuit zijn bevoegdheidsdomein, namelijk de controle van de overheidsfinanciën. Indien het Rekenhof geen opmerkingen heeft, des te beter. Maar met een weigering om het advies van een staatsinstelling in te winnen, zou de institutionele meerderheid toch blijk geven van een grote onzekerheid over haar eigen voorstellen. Tevens zou daardoor elk democratisch parlementair debat worden gesmoord.

De heer Ide stelt vast dat het eens te meer de vertegenwoordigers van Franstalige partijen zijn die zich tegen een vraag om transparantie verzetten, terwijl het langs Vlaamse kant oorverdovend stil blijft.

Het voorstel om het advies van het Rekenhof in te winnen, wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

6. Vraag om toevoeging van wetsvoorstel nr. 5-913/1

Op 10 mei 2012 stelt de heer Vanlouwe voor om ook het wetsvoorstel tot oprichting van de politiezone Brussel-Hoofdstad (stuk Senaat, nr. 5-913/1) toe te voegen aan de derde cluster rond Brussel, de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel en de financiering van de Brusselse instellingen. Dat voorstel werd op 28 maart 2011 ingediend door de heren Anciaux, Tommelein, Claes, Vanlouwe, Sannen en Broers.

Momenteel telt Brussel zes politiezones. Er bestaat over de partijgrenzen heen een ruime consensus om die politiezones samen te smelten. Gelet op het feit dat de institutionele stadshervorming van Brussel nu op de agenda staat, lijkt het opportuun om het voormelde voorstel in de bespreking te betrekken. Art. 23-2, tweede lid, van het reglement van de Senaat volgens hetwelk elke commissie haar werkzaamheden regelt, biedt daartoe de mogelijkheid.

De voorzitster, mevrouw de Bethune, merkt op dat de commissie inderdaad haar eigen werkzaamheden regelt, voor zover het betrokken wetsvoorstel naar haar is verwezen. Dat is hier niet het geval. Het wetsvoorstel nr. 5-913/1 is immers naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken verwezen en kan daar niet door een andere commissie aan worden onttrokken. De vraag van de heer Vanlouwe zou dus eerst aan het Bureau van de Senaat moeten worden voorgelegd.

De heer Anciaux verklaart dat het Bureau van de Senaat alle fracties heeft opgeroepen een lijst op te stellen van de voorstellen die huns inziens moesten worden gekoppeld aan de dertien voorstellen die de institutionele meerderheid heeft ingediend. Het Bureau heeft zich tot twee maal toe over die kwestie gebogen. Voorstel nr. 5-913/1 is echter niet voor herverwijzing voorgedragen.

De voorzitster preciseert dat de N-VA-fractie wel degelijk heeft voorgesteld dit voorstel te laten herverwijzen naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, maar dat het Bureau daar niet op is ingegaan. Maar het staat aan de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden te bepalen of zij het Bureau wenst te vragen het wetsvoorstel nr. 5-913/1 naar haar te laten herverwijzen.

Inhoudelijk ziet de heer Anciaux daartoe geen reden.

Ook de heer Moureaux acht de herverwijzing momenteel niet opportuun. Zij zal dat maar zijn wanneer, ter uitvoering van het Institutioneel akkoord voor de Zesde Staatshervorming, de voorstellen zullen worden besproken aangaande de omvorming van het veiligheidsbeleid in Brussel en inzonderheid de rol van de minister-president daarin.

Na deze gedachtewisseling wordt het voorstel van de heer Vanlouwe om het Bureau van de Senaat te vragen het wetsvoorstel nr. 5-913/1 naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden te laten herverwijzen, verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

7. Vertragingsmaneuvers

Op 10 mei 2012 richt mevrouw Piryns zich tot de heer Pieters met de opmerking dat de houding van de N-VA toch vrij bizar is. In plaats van zich te verheugen over het feit dat met de voorliggende voorstellen de oude Vlaamse eis tot splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde eindelijk wordt gerealiseerd, werpt die partij de ene na de andere procedurevraag op om de werkzaamheden te vertragen. Maar tegelijk belijdt de N-VA met de mond dat ze zich constructief wil opstellen bij de parlementaire behandeling van die voorstellen.

Spreekster neemt daar akte van. Haar partij Groen is ook een oppositiepartij, maar toch wil die vooruit met deze staatshervorming.

De heer Pieters ontkent vertragingsmaneuvers te willen inzetten. Zijn procedurevoorstellen zijn er juist op gericht tijdverlies te voorkomen. Maar indien mevrouw Piryns dat wenst, zal hij de nodige initiatieven ontplooien om de werkzaamheden effectief te obstrueren. Daar zal echter niemand beter van worden.

Wat de positie van Groen betreft, is het inderdaad zo dat zij niet tot de regeringsmeerderheid behoort, maar wel tot de institutionele meerderheid. Indien zij de voorkeur geeft aan een andere benaming, dan kan de heer Pieters haar wel een suggestie aan de hand doen, zoals collaborerende partij. De benaming institutionele meerderheid is echter wel eleganter.

Mevrouw Piryns is verbouwereerd over de sneer die de heer Pieters haar heeft verkocht door haar partij van collaboratie te beschuldigen. Zij tilt daar zeer zwaar aan. Dergelijke uitlatingen zijn in een parlementair debat niet gepast. Indien mevrouw Piryns de N-VA of één van haar leden of politieke mandatarissen van collaboratie zou durven beschuldigen, wat zij geenszins overweegt, dan zou de verontwaardiging grenzeloos zijn. Het zou bijgevolg van goed fatsoen getuigen indien de heer Pieters zich voor zijn vergelijking zou excuseren.

8. Voorstel tot toevoeging van de voorstellen van gewone en bijzondere wet nrs. 5-930/1 en 5-1022/1

Op 15 mei 2012 vraagt de heer Vanlouwe de twee volgende voorstellen toe te voegen aan de agenda, meer in het bijzonder aan de wetsvoorstellen betreffende de politieke vernieuwing in de vierde cluster :

— Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 1 van de bijzondere wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen (ingediend door de heer Louis Ide c.s.) (stuk Senaat, nr. 5-930/1);

— Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen (ingediend door de heer Louis Ide c.s.) (stuk Senaat, nr. 5-1022/1).

De beide voorstellen hebben tot doel « alle kabinetsleden of leden van de beleidscellen (met uitzondering van administratief en technisch personeel), alsook experten, zowel met een vaste opdracht als met een bijzondere opdracht, onder het toepassingsgebied van de desbetreffende wetten te brengen, voor zover de kabinetten niet worden afgeschaft » (zie stuk Senaat, nr. 5-930/1, blz. 1). De beide wetten van 2 mei 1995 zijn immers goedgekeurd ingevolge een debat over politieke geloofwaardigheid en politieke ethiek en strekten er in hoofdzaak toe parlementsleden en ministers, zowel op federaal vlak als op gemeenschaps- en gewestniveau, ertoe te verplichten jaarlijks een lijst in te dienen van hun mandaten, ambten en beroepen, alsmede bij het begin en het einde van hun mandaat een vermogensaangifte. De beide voorstellen strekken ertoe het toepassingsgebied van de beide wetten dus verder uit te breiden. Zij zijn beide reeds verwezen naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

De heer Mahoux kwalificeert de vraag van de heer Vanlouwe als een vraag om de agenda van de commissie te wijzigen. Hij wenst zich niet uit te spreken over de gegrondheid van de vraag om de beide voorstellen in bespreking te brengen, maar vraagt bedenktijd om die initiatieven eerst door te lezen alvorens zich een opinie te vormen over de vraag van de heer Vanlouwe. In afwachting daarvan stelt hij voor dat de commissie haar agenda verder afwerkt.

De heer Deprez schaart zich achter dit standpunt. Persoonlijk is hij van mening dat de beide voorstellen, ongeacht hun inhoudelijk belang, thematisch niets uit te staan hebben met het wetsvoorstel nr. 5-1571/1 en de twee voorstellen van bijzondere wet nrs. 5-1570/1 en 5-1572/1, die drie specifieke kwesties wensen aan te pakken, namelijk :

— « het verbod op het cumuleren van kandidaturen bij gelijktijdige verkiezingen waarvan de mandaten onverenigbaar zijn;

— het ontslag van rechtswege uit de lopende bij verkiezing verkregen mandaten als effectief lid bij een andere parlementaire assemblee, wanneer deze mandaten onverenigbaar zijn;

— het verbod op het cumuleren van kandidaturen, op eenzelfde lijst van een effectieve plaats en een plaats op de lijst van de opvolgers » (zie onder andere stuk Senaat, nr. 5-1570/1, blz. 1).

Alle andere voorstellen die in de commissie voor de Binnenlandse Zaken aanhangig waren en naar de commissie voor de Institutionele Aaangelegenheden zijn verwezen en thans aan de drie voormelde voorstellen zijn toegevoegd, behelzen eveneens expliciet die drie kwesties. Bijgevolg vormen de twee door de heer Vanlouwe aangedragen voorstellen nrs. 5-930/1 en 5-1022/1 hiermee geen coherent geheel.

De heer Anciaux merkt op dat de strekking van de twee door de heer Vanlouwe vermelde voorstellen, wat hem betreft, duidelijk is en geen nader onderzoek behoeft. Zij vertonen geen inhoudelijke band met de geagendeerde voorstellen en hoeven daar dus ook niet aan te worden toegevoegd.

De heer Mahoux sluit zich aan bij de zienswijze van de heren Deprez en Anciaux.

De heer Vanlouwe preciseert dat zijn procedurevraag niet tot doel heeft de voorstellen nrs. 5-930/1 en 5-1022/1 aan de in de vierde cluster vermelde voorstellen te koppelen, maar ze aan de agenda toe te voegen omdat ze inhoudelijk passen in de discussie over politieke geloofwaardigheid en politieke ethiek. Eens te meer moet hij vaststellen dat de agenda van de commissie blijkbaar voorbehouden blijft voor de voorstellen van de meerderheid en dat voorstellen van de oppositie de weg wordt versperd. De meerderheid zou van politieke geloofwaardigheid en politieke ethiek getuigen indien zij zijn voorstel zou steunen.

Hij vraagt bijgevolg dat de commissie zich daar bij stemming over uitspreekt.

Het voorstel van de heer Vanlouwe wordt verworpen met 11 tegen 3 stemmen.

De voorzitster, mevrouw de Bethune, beklemtoont dat dit stemresultaat niets afdoet aan de inhoud van de voorstellen nrs. 5-930/1 en 5-1022/1.

III. TOELICHTING BIJ DE VOORSTELLEN

A. Wetsvoorstel houdende verscheidene wijzigingen van het Kieswetboek en van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van het Europese Parlement en tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (ingediend door de heren Wouter Beke, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Marcel Cheron, mevrouw Freya Piryns en de heer Francis Delpérée) (stuk Senaat, nr. 5-1560/1)

De heer Wouter Beke is verheugd dit voorstel te mogen toelichten namens de institutionele meerderheid. Samen met de voorstellen nrs. 5-1561/1 en 5-1562/1, strekt de voorliggende tekst er immers toe om de 50 jaar oude eis van de Vlaamse Beweging tot splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde eindelijk te realiseren. Daarbij wordt erover gewaakt dat de fundamentele rechten van de burgers worden geconsolideerd en een aantal aanslepende communautaire en politieke spanningen worden opgelost.

Wetsvoorstel nr. 5-1560/1 voorziet voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de instelling van drie kieskringen in de voormalige provincie Brabant : een kieskring Vlaams-Brabant en een kieskring Waals-Brabant, waarvan de grenzen samenvallen met de provincies, en een specifieke kieskring Brussel-Hoofdstad, waarvan het grondgebied samenvalt met het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

Het voorstel beoogt daarmee een oplossing te bieden voor de gevolgen van arrest nr. 73/2003 van 26 mei 2003 van het toenmalige Arbitragehof, het huidige Grondwettelijk Hof.

In dat arrest heeft het Grondwettelijk Hof uitspraak gedaan over de grondwettigheid van de wet van 13 december 2002 tot wijziging van het Kieswetboek en zijn bijlage, die in heel het land provinciale kieskringen heeft ingesteld, met uitzondering van de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven. Het Hof oordeelde met name dat door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven binnen een electoraal landschap gebaseerd op provinciale kieskringen, de wetgever de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant op een andere wijze behandelde dan de kandidaten van de andere provincies aangezien, enerzijds, zij die kandidaat waren in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in concurrentie moesten treden met de kandidaten die elders dan in die provincie kandidaat waren, en, anderzijds, zij die kandidaat waren in de kieskring Leuven niet op dezelfde wijze werden behandeld als zij die kandidaat waren in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (overweging B.9.5).

Het Grondwettelijk Hof heeft weliswaar erkend dat de maatregel uitging van de bekommernis om te zoeken naar een onontbeerlijk evenwicht tussen de belangen van de verschillende gemeenschappen en gewesten binnen de Belgische Staat (overweging B.9.6). Het was echter van mening dat de gegevens van dat evenwicht niet onveranderlijk waren. Daarom heeft het Hof eraan toegevoegd dat het in de plaats van de wetgever zou oordelen indien het zou beslissen dat onmiddellijk een einde zou moeten worden gemaakt aan een situatie die tot op heden de goedkeuring van de wetgever had, terwijl het Hof niet alle problemen kan beheersen waaraan de wetgever het hoofd moet bieden om de communautaire vrede te handhaven (overweging B.9.6).

Het Grondwettelijk Hof onthield er zich evenwel van de betwiste wetgevende bepalingen te vernietigen en stelde dat het aan de wetgever toekwam om de kieswetgeving te herzien overeenkomstig de grondwettelijke eisen waarvoor hij moet zorgen en inzonderheid de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Om de wetgever te begeleiden in zijn taak, geeft het arrest de volgende aanwijzing van fundamenteel belang :

« In geval van behoud van provinciale kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, kan een nieuwe samenstelling van de kieskringen in de vroegere provincie Brabant gepaard gaan met bijzondere modaliteiten die kunnen afwijken van degene die gelden voor de andere kieskringen, teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren. Het komt niet aan het Hof, maar aan de wetgever toe die modaliteiten nader te bepalen » (overweging B.9.7).

Het Hof wijst er dus uitdrukkelijk op dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet verschillen in behandeling toelaten die voortvloeien uit bijzondere bepalingen die de uniformiteit van de kieswetgeving doorbreken als, « om de communautaire vrede te handhaven », deze bepalingen ernaar streven om de « gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren ».

Om de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de gewezen provincie Brabant te vrijwaren, bepaalt dit voorstel dat voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers de kiezers in de zes randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, meer bepaald Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem, de keuze hebben om een stem uit te brengen hetzij voor een lijst van de kieskring Vlaams-Brabant, hetzij voor een lijst van de kieskring Brussel-Hoofdstad. Om deze redenen worden deze gemeenten in één kieskanton samengebracht, met Sint-Genesius-Rode als kantonhoofdplaats, omdat zich daar de zetel van het vredegerecht bevindt.

De bijzondere modaliteiten zullen slechts gewijzigd kunnen worden bij de bijzondere meerderheid bedoeld in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet; dit maakt het voorwerp uit van het voorstel tot herziening van artikel 63 van de Grondwet (stuk Senaat, nr. 5-1561/1).

Verder wordt, zoals elders in het land, in de kieskringen Vlaams-Brabant, Brussel-Hoofdstad en Waals-Brabant een kiesdrempel van 5 % ingesteld : een lijst wordt toegelaten tot de zetelverdeling wanneer die minstens 5 % behaalt van de geldig uitgebrachte stemmen op de kandidatenlijsten van de kieskring.

Zoals elders in het land, wordt de lijstenverbinding volledig uitgesloten in de kieskringen Vlaams-Brabant, Brussel-Hoofdstad en Waals-Brabant.

Ten slotte worden de zetels die aan die kieskringen worden toegewezen, zoals voor de andere kieskringen, toegekend overeenkomstig de bestaande grondwettelijke regels (artikel 63, § 2, van de Grondwet). Dat betekent concreet dat elke kieskring zoveel zetels heeft als de federale deler in het bevolkingscijfer van de betrokken kieskring begrepen is.

Naast de wijzigingen voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers bevat dit voorstel ook een aantal wijzigingen voor de verkiezingen van het Europese Parlement.

Een eerste wijziging betreft de samenstelling van de kieskringen. Enerzijds wordt het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde bij de Vlaamse kieskring gevoegd, zodat het grondgebied van de Vlaamse kieskring de administratieve arrondissementen van het Vlaams Gewest omvat. Anderzijds wordt er een kieskring Brussel-Hoofdstad ingesteld, waarvan het grondgebied samenvalt met het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De kiezers in de kieskring Brussel-Hoofdstad kunnen, zoals thans het geval is, stemmen voor een kandidatenlijst van het Nederlandse of het Franse kiescollege.

Een tweede wijziging heeft er mee te maken dat de kiezers in het kieskanton Sint-Genesius-Rode zullen kunnen stemmen voor een kandidatenlijst van het Nederlandse of het Franse kiescollege.

De bijzondere modaliteiten zullen slechts gewijzigd kunnen worden bij de bijzondere meerderheid bedoeld in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet; dit maakt het voorwerp uit van dit voorstel tot herziening van de Grondwet, met name de invoeging van een artikel 168bis in de Grondwet (stuk Senaat, nr. 5-1562/1).

B. Voorstel tot herziening van artikel 63 van de Grondwet (ingediend door de heren Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns) (stuk Senaat, nr. 5-1561/1)

De heer Philippe Moureaux verduidelijkt dat het institutioneel akkoord van 11 oktober 2011 meer bepaald voorziet in de splitsing van de kieskring Brussel- Halle-Vilvoorde voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Dit voorstel tot herziening van de Grondwet strekt ertoe dit punt van het akkoord vorm te geven.

Dit voorstel tot herziening van de Grondwet en het voorstel tot hervorming van het Kieswetboek dat gelijktijdig werd ingediend in de Senaat (stuk Senaat, nr. 5-1560/1) liggen in de lijn van arrest nr. 73/2003 van het Grondwettelijk Hof.

Dit voorstel tot hervorming van het Kieswetboek voorziet, voor wat de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers betreft, in de instelling van drie kieskringen in de voormalige provincie Brabant : een kieskring Vlaams-Brabant en een kieskring Waals-Brabant waarvan de grenzen samenvallen met de provincies, en een specifieke kieskring Brussel-Hoofdstad, waarvan het grondgebied samenvalt met het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. In overeenstemming met de in het kader van de herziening van artikel 195 van de Grondwet uitgedrukte wil van de grondwetgever, wordt verduidelijkt dat de betekenis van de woorden « provincie » of « provinciaal » beperkt is tot hun territoriale betekenis, los van elke institutionele betekenis.

Overeenkomstig het advies van het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 73/2003, bepaalt dit voorstel tot herziening van de Grondwet dat de wetgever voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers in bijzondere modaliteiten voorziet « teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren ».

Met het oog op het uitvoeren van dit voorstel tot herziening van de Grondwet, laat het hiermee gelijktijdig in het Parlement ingediende wetsvoorstel tot wijziging van het Kieswetboek de kiezers van de zes gemeenten bedoeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, toe bij de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, hun stem uit te brengen hetzij voor de kandidatenlijsten die zijn ingediend in de kieskring Vlaams-Brabant, hetzij voor de kandidatenlijsten die zijn ingediend in de kieskring Brussel-Hoofdstad. Deze laatste kieskring heeft dus een specifiek karakter, in die zin dat de kandidatenlijsten die er worden voorgedragen, eveneens in de in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken bedoelde gemeenten worden voorgedragen. In dat opzicht wordt bepaald dat de kiezers van de betrokken gemeenten op de dag van de verkiezingen in het kiesbureau van hun respectieve gemeente een stembiljet zullen ontvangen met daarop de lijsten die zijn ingediend in de kieskring Vlaams-Brabant en de lijsten die zijn ingediend in de kieskring Brussel-Hoofdstad. Om die redenen worden die gemeenten samengebracht in een kieskanton met als hoofdplaats Sint-Genesius-Rode.

Deze bijzondere modaliteit is van toepassing in de gemeenten bedoeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966. De genoemde gemeenten hebben inzake het gebruik der talen in bestuurszaken een eigen taalregeling. Net zoals dat momenteel het geval is, zullen deze kiezers dus de mogelijkheid hebben om een stem uit te brengen voor de kandidaten van de kieskring Brussel-Hoofdstad.

De grondwetsherziening die het voorwerp uitmaakt van het onderhavige voorstel heeft enkel tot doel, met het oog op de rechtszekerheid, de conclusies van de voorgaande analyse juridisch te consolideren en de communautaire vrede te bestendigen.

Juridisch consolideren. De nieuwe grondwettelijke bepaling beperkt zich tot het bevestigen van de toelaatbaarheid van de invoering van bijzondere modaliteiten ter vrijwaring van de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant, in de wetgeving betreffende de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Deze bevestiging gebeurt in dezelfde termen als deze die in het arrest van het Grondwettelijk Hof zijn gebruikt. Deze grondwetsherziening getuigt van een zekere en onbetwistbare eenheid van opzet tussen wat de Grondwetgever onderneemt enerzijds en het wetsvoorstel tot wijziging van het Kieswetboek anderzijds. Onder bijzondere modaliteiten, waarop de nieuwe grondwettelijke bepaling betrekking heeft, moet met name worden verstaan deze die vastgesteld worden door dat wetsvoorstel. Bijgevolg omvat het bedoelde wetsvoorstel een keuze van de Grondwetgever zelf. Door de wetgever uitdrukkelijk toe te laten om in bijzondere modaliteiten te voorzien teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren, en door te bepalen dat de regels die deze bijzondere modaliteiten vastleggen,namelijk deze die deel uitmaken van voormeld wetsvoorstel, in de toekomst slechts zullen kunnen worden gewijzigd door een wet aangenomen bij bijzondere meerderheid, heeft de voorgestelde herziening van de grondwet als effect dat de Grondwetgever van oordeel is dat de andere grondwettelijke principes, om de woorden van het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 18/90 van 23 mei 1990 te hernemen, het aannemen van de bepalingen van voormeld wetsvoorstel niet in de weg staan.

Bestendigen. De vaststelling van de « bijzondere modaliteiten » die de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant garanderen, raakt aan de kern van de grote evenwichten die ten grondslag liggen aan de communautaire vrede. Dit rechtvaardigt — naar analogie van wat vastgesteld is in de andere bepalingen van de Grondwet die betrekking hebben op die grote evenwichten (zie bijvoorbeeld artikel 129, § 2) — dat de « bijzondere modaliteiten » waarop de voorgestelde grondwetstekst betrekking heeft, in de toekomst slechts kunnen worden gewijzigd bij de bijzondere meerderheid bedoeld in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet.

C. Voorstel tot invoeging van een artikel 168bis in de Grondwet (ingediend door de heren Alexander De Croo, Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux en Marcel Cheron, mevrouw Freya Piryns en de heer Francis Delpérée) (stuk Senaat, nr. 5-1562/1)

De heer Alexander De Croo wijst erop dat de problematiek die dit voorstel wenst aan te pakken, reeds uitvoerig is toegelicht door de heren Beke en Moureaux (zie punten 1 en 2). Daarom beperkt hij zich tot een korte toelichting over de uiteindelijke strekking van het onderhavige voorstel.

Dit voorstel tot herziening van de Grondwet bepaalt dat de wetgever bijzondere modaliteiten vastlegt teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren.

De vaststelling van de « bijzondere modaliteiten » die deze gewettigde belangen waarborgen, raakt aan de kern van de grote evenwichten die ten grondslag liggen van de communautaire vrede, waardoor die slechts door een optreden van de bijzondere wetgever kunnen worden gewijzigd.

Als bijzondere modaliteit dient te worden begrepen het recht van de kiezers van de zes faciliteitengemeenten om voor de verkiezing van het Europees Parlement te kunnen stemmen voor een kandidatenlijst van het Nederlandse of het Franse kiescollege.

Het nieuwe artikel 168bis zal, net zoals het wetsvoorstel nr. 5-1560/1 (cf. art. 38), in werking treden op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

D. Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (1) (ingediend door de heren Bart Laeremans, Yves Buysse, Jurgen Ceder en Filip Dewinter en mevrouw Anke Van dermeersch) (stuk Senaat, nr. 5-15/1)

E. Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (2) (ingediend door de heren Bart Laeremans, Yves Buysse, Jurgen Ceder en Filip Dewinter en mevrouw Anke Van dermeersch) (stuk Senaat, nr. 5-16/1)

F. Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de poolvorming per taalgroep in de kieskring Brussel (ingediend door de heren Bart Laeremans en Yves Buysse, mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Filip Dewinter) (stuk Senaat, nr. 5-1254/1)

G. Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (ingediend door de heren Bart Laeremans en Yves Buysse, mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Filip Dewinter) (stuk Senaat, nr. 5-1255/1)

De heer Bart Laeremans verstrekt een globale toelichting bij de vier wetsvoorstellen. Hij wijst erop dat wetsvoorstellen nrs. 5-1254/1 en 5-1255/1 op 11 oktober 2011 werden ingediend om weerwerk te bieden aan het Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming dat op dezelfde dag werd gesloten. Deze voorstellen vormen een correctie op wetsvoorstellen nrs. 5-15/1 en 5-16/1 die de heer Laeremans c.s. op 10 augustus 2010 heeft ingediend en die de tekst overnemen van de wetsvoorstellen die alle Vlaamse partijen op 7 november 2007 hebben goedgekeurd in de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken (stukken Kamer, nrs 52-0037/6-7 en 52-0038/4-5).

De voorstellen nrs. 5-1254/1 en 5-1255/1 weerspiegelen een totale breuk met de door de institutionele meerderheid ingediende voorstellen die er, naar eigen zeggen, toe strekken « de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren ». In feite worden slechts de gewettigde belangen, of beter gezegd de privileges, van de Franstaligen in de zes randgemeenten beschermd. Er wordt immers met geen woord gerept over de tegenhanger daarvan, namelijk de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen in Brussel die door de voorstellen van de institutionele meerderheid electoraal worden geliquideerd. De voorstellen van het Vlaams Belang hebben tot doel dat onevenwicht recht te trekken.

In de eerste plaats houdt de huidige indeling in kieskringen, inzonderheid de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, geen rekening met de grondwettelijke indeling van het land in taalgebieden, gewesten en gemeenschappen, zoals die bepaald wordt door de artikelen 1 tot 4 van de Grondwet. De kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde is derhalve strijdig met de Grondwet, wat het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 73/2003 heeft bevestigd.

Ten tweede is er de discriminatie die voortvloeit uit het feit dat kiezers in Halle-Vilvoorde bij de verkiezingen van de Senaat en het Europees Parlement kunnen stemmen op Franstalige lijsten uit de volledige Franstalige kieskring en bij de verkiezingen van de Kamer op Franstalige lijsten uit de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. De Nederlandstalige inwoners van Wallonië en inzonderheid van de kieskring Nijvel hebben nooit een gelijkaardig voorrecht genoten ten opzichte van de Vlaamse kandidatenlijsten die in het Nederlandse taalgebied worden voorgedragen. Dat vormt een grote discriminatie doordat het eentalig Nederlandse taalgebied, geheel of gedeeltelijk, deel uitmaakt van de Franstalige en de Brusselse kieskring, terwijl er geen enkel deel van het Franstalig taalgebied wordt bestreken door een Vlaamse kieskring. Die wantoestand is een oud zeer dat al veel langer bestaat dan de indeling in provinciale kieskringen, die in 2002 werd ingevoerd, en daarom al zo lang door de Vlaamse Beweging wordt bestreden.

De wetsvoorstellen die de institutionele meerderheid heeft ingediend, vormen een groot gevaar omdat zij bij het wegwerken van de ene discriminatie, er een andere in het leven roepen. De wetsvoorstellen nrs. 5-1254/1 en 5-1255/1 van de heer Laeremans c.s. wensen dat te voorkomen.

Twee thema's verdienen in dat verband nadere aandacht, namelijk het territorialiteitsbeginsel en de apparentering.

1. Territorialiteitsbeginsel

De huidige unitaire kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde houdt een schending in van (1) het territorialiteits- en niet-inmengingsbeginsel en (2) het eentalig Nederlands karakter van Vlaams-Brabant. De Franstaligen die zich in dat gebied kwamen en komen vestigen, hoeven zich in het huidige institutionele landschap niet aan te passen en te integreren. Integendeel, de Franstalige partijen riepen hen op om toch maar voor hen te blijven stemmen. Daardoor beschikken zij in Vlaanderen over een Franstalig stemmenreservoir. Dat getuigt van een imperialistische visie waarbij de Rand als verlengstuk of als uitbreidingsgebied van Brussel wordt beschouwd. Het is vooral die opvatting die in Vlaanderen zoveel onvrede heeft opgewekt.

Eigenlijk is het verhaal van de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde vrij banaal. Het gaat per slot van rekening maar om een kieskring. Die aangelegenheid is bijvoorbeeld niet in de Grondwet vastgelegd. En was ze zo belangrijk geweest, dan had men er bij de kieshervorming in 2002 waarschijnlijk meer aandacht aan besteed. Het zou zo eenvoudig zijn geweest om overal provinciale kieskringen in te voeren. Die hervorming had niemand zijn kiesrecht ontzegd. Franstalige partijen hadden in de kieskring Vlaams-Brabant nog steeds Franstalige lijsten kunnen indienen waarop alle inwoners van die provincie zouden kunnen stemmen. De verkiezingen van het Vlaams Parlement vormen daar de perfecte illustratie van. Er zit namelijk een vertegenwoordiger van een extreme Fransgezinde partij, het FDF, in die assemblee. Het is dus nooit de intentie geweest om Franstaligen in de provincie Vlaams-Brabant het recht te ontzeggen Franstalige kandidatenlijsten voor te dragen en ervoor te stemmen. Het enige waartegen langs Vlaamse kant steeds verzet is gerezen, betreft de mogelijkheid voor Franstalige lijsten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest om stemmen te komen rapen in Vlaams-Brabant. Die inmengingspolitiek was en is onduldbaar.

Een ander aspect betreft het feit dat de Franstalige partijen met de huidige regeling afzonderlijke kandidatenlijsten kunnen blijven voordragen en zodoende veel meer stemmen kunnen behalen dan wanneer ze in een afzonderlijke kieskring Vlaams-Brabant een eenheidslijst zouden indienen. Dat laatste stelt de zaken op scherp. Rabiate Franstaligen zullen dan voor die lijst stemmen. Veel Franstaligen laten zich echter leiden door hun ideologische overtuiging en getuigen van electorale integratie door op een Vlaamse lijst te stemmen. Op die manier wordt de bemoeienis vanuit Brussel, zeker in de faciliteitengemeenten, tegengewerkt.

De wetsvoorstellen nrs. 5-1254/1 en 5-1255/1 komen aan die verzuchtingen tegemoet. Zij zijn er geenszins op gericht burgers hun rechten te ontnemen. Zij hebben wel tot doel de privileges af te schaffen van een bepaalde klasse politici die zichzelf willen blijven bedienen door in een ander gewest dan het hunne naar stemmen te gaan hengelen. Die politici halen daar ook financieel voordeel uit omdat de parlementaire dotatie voor de politieke partijen mee vast wordt gesteld op grond van het aantal verkregen stemmen (zie art. 16 van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen). De heer Laeremans schat dat de Franstalige partijen per legislatuur 1 000 000 euro aan dotaties binnenrijven dankzij de 70 000 à 80 000 stemmen uit Vlaams-Brabant. Die bonus zal hen in de toekomst ertoe aanzetten om verkiezingspropaganda te blijven voeren in de Vlaamse Rand.

Het zijn dus niet de gewettigde belangen van de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant die op het spel staan, maar de privileges en inkomsten van een bepaalde politieke klasse.

De gehele discussie over de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde draait in se om een botsing tussen twee principes, namelijk het territorialiteitsbeginsel versus het personaliteitsbeginsel, waarbij men er gemakshalve van uitgaat dat de Vlamingen het eerste beginsel toegedaan zijn en de Franstaligen het tweede.

De geschiedenis toont echter aan dat het de Franstaligen zijn geweest die als eersten het territorialiteitsbeginsel naar voren hebben geschoven en het sindsdien steeds zijn blijven propageren. De massale Vlaamse immigratie in de 19e en het begin van de 20ste eeuw had in de Waalse industriesteden de vrees doen ontstaan dat het Nederlands er zou uitgroeien tot een concurrent voor het Frans.

Zo kon men tijdens de parlementaire voorbereiding van de taalwetten van 1932 de volgende uitspraken noteren van Waalse parlementsleden :

« Le pays wallon veut le respect de son unilinguisme séculaire » (« Het Walenland wil dat zijn eeuwenoude eentaligheid gerespecteerd wordt » — Waals Kamerlid Jenissen op 20 januari 1932;

« Je dis donc, messieurs, qu'en Wallonie, on ne parlait qu'une seule langue : le français, et on veut continuer à ne parler que cette seule langue » (Ik zeg dus, heren, dat men in Wallonië slechts één taal sprak : het Frans en men wil ermee doorgaan enkel deze ene taal te spreken » — Waals Kamerlid de Gérardon op 20 januari 1932);

« Évitons de transporter en Wallonie de pénibles querelles de langues. Laissons la Wallonie unilingue, paisible et tranquille » (« Laten we vermijden om in Wallonië pijnlijke taaltwisten in te voeren. Houden we Wallonië eentalig, vreedzaam en rustig » — Luiks liberaal Kamerlid Neujean op 10 februari 1932).

Het is dan ook stuitend te moeten vaststellen dat Franstaligen in Wallonië de eentaligheid verdedigen, maar in Vlaanderen de tweetaligheid prediken op grond van het principe van de bescherming van de taalminderheid.

Zeer verhelderend is ook de vergelijking die de Luikse liberale senator Remouchamps op 7 april 1921 maakte tussen Vlaanderen en Wallonië : « Er is hoegenaamd geen vergelijking mogelijk tussen de Franse minderheid in Vlaanderen en de minderheid in Wallonië. Beide hebben ze rechten, maar deze zijn verschillend. (...) De meest ontwikkelde minderheid is het die het voornaamste aandeel heeft in nijverheid en handel in Vlaanderen, terwijl de taalminderheid in Wallonië slechts bestaat uit arme werklieden, uit dienstmeiden, soldaten en zetschippers. Waarom eenzelfde regel op deze twee minderheden toegepast ? ».

Het verschil zat dus in de klasse. De Vlaamse dompelaars die verplicht waren in Wallonië te gaan werken, moesten onderdoen voor de welstellende Franstalige bourgeoisie in Vlaanderen.

Toen er in 1963 sprake was van de invoering van faciliteiten in acht Vlaamse gemeenten rond Brussel (de huidige zes faciliteitengemeenten, alsook Dilbeek en Strombeek-Bever) en in drie Waalse (Waterloo, Eigenbrakel en Terhulpen), rees er van Waalse zijde algemeen verzet. Zo verklaarde rapporteur Saint-Remy op 27 juni 1963 in de Kamer het volgende : « Nos amis wallons, des différents partis, je le souligne, ont fait remarquer ce qu'il y aurait peut-être de désagréable, de trop lourd, de trop coûteux, aussi pour les administrations communales du pays wallon, d'appliquer dans leurs services de bilinguisme externe fort lourd. (...) Nos amis wallons nous ont dit que cela paraissait impossible. Nous nous sommes trouvés — je n'ai pas à le discuter, je vous le rapporte — devant un non possumus ».

Door het Waals verzet bleef het faciliteitenregime rond Brussel beperkt tot zes Vlaamse gemeenten. Waterloo, Eigenbrakel en Terhulpen vielen af. Ter compensatie bleven ook Dilbeek en Strombeek-Bever van dit onzalig regime gespaard.

De Franstaligen zijn het principe van de taalhomogeniteit van hun grondgebied steeds blijven verdedigen, terwijl ze in de faciliteitengemeenten de bescherming van de taalminderheid en het personeel federalisme bepleiten.

Nochtans geldt het principe van de eentaligheid ook voor de faciliteitengemeenten. Het zijn eentalig Vlaamse gemeenten met beperkte uitzonderingsrechten. Het principe van de taalhomogeniteit werd uitdrukkelijk bevestigd door de regering-Lefèvre die een jaar na de vastlegging van de taalgrens in 1962, ook de invoering van de taalfaciliteiten in zes Vlaamse gemeenten rond Brussel heeft doorgedrukt : « De regering wil in feite de sociale en culturele homogeniteit van de twee grote taalgebieden doorvoeren. (...) Het tweede objectief van de wet is het waarborgen van het ééntalig Nederlands karakter van het nieuwe arrondissement Halle-Vilvoorde » (Theo Lefèvre, eerste minister, Handelingen, Kamer, 27 juni 1963, blz. 5-6).

De faciliteitengemeenten worden dus eentalig in het Nederlands bestuurd. De faciliteiten zijn individuele rechten waarop alleen de bestuurden aanspraak kunnen maken.

In 1985 bevestigde de toenmalige burgemeester van Moeskroen en PSC-Kamerlid Jean-Pierre Detremmerie die interpretatie in de volgende bewoordingen : « De faciliteiten zijn bovendien opgevat als een regeling om de minderheid in staat te stellen zich aan te passen en niet om de meerderheid ertoe te verplichten de taal van de minderheid te leren. »

De praktijk heeft uitgewezen dat die filosofie correct werd toegepast in de Franstalige faciliteitengemeenten waardoor die gemeenten bijna homogeen Franstalig zijn geworden. In de Vlaamse faciliteitengemeenten daarentegen zijn die voorrechten evenwel steeds ruimer toegepast zodat ze in feite verfranst zijn.

Interessant in dat verband is ook de uitspraak die professor Philippe Van Parijs, hoogleraar ethiek aan de Unversité Catholique de Louvain, op 25 juni 2004 liet optekenen in Le Vif/Express :« Faciliteiten lijken mij een goede zaak, op voorwaarde dat ze beschouwd worden als een tijdelijke overgangsmaatregel. (...) Anderzijds is het niet verstandig dat dit privilege toegekend wordt aan elke nieuwkomer. Meer dan 70 % van alle bewoners van de faciliteitengemeenten zijn daar niet geboren. Waarom kan iemand die afkomstig is uit Marseille in Kraainem zijn documenten in zijn moedertaal ontvangen, maar iemand uit Berlijn niet ? De Europese ambtenaren moeten niet denken dat het mooie platteland rond Brussel van hen is. ».

Het Vlaamse standpunt inzake het territorialiteitsbeginsel is dus zeker niet zo extreem als vanuit Franstalige hoek wordt voorgespiegeld, maar ligt volkomen in de lijn van de parlementaire voorbereiding van de taalwetten van 1962 en 1963. Men kan echter niet om de vaststelling heen dat de faciliteiten in realiteit een verfransingsmachine zijn geweest.

De wetsvoorstellen nrs. 5-1254/1 en 5-1255/1 vertolken de basisprincipes die aan die taalwetten ten grondslag lagen, namelijk de eentaligheid van het Nederlandse taalgebied en de niet-inmenging door andere taalgebieden.

2. Apparentering

De wetsvoorstellen nrs. 5-1254/1 en 5-1255/1 bevatten ook een correctie op het vlak van de apparentering.

De wetsvoorstellen die de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken op 7 november 2007 heeft aangenomen (cf. supra), waren geïnspireerd op de voorstellen die de burgemeesters uit de Rand en het Halle-Vilvoorde Komitee hadden uitgewerkt. Zij waren evenwel behept met een zware constructiefout op het vlak van de apparentering. Principe was dat de Vlaamse lijsten uit Brussel zouden kunnen apparenteren met de Vlaamse lijsten in de nieuwe kieskring Vlaams-Brabant, terwijl de Franstalige lijsten uit Brussel hetzelfde zouden kunnen doen met de lijsten in de kieskring Waals-Brabant. Dat is mooi in theorie wanneer iedereen zich aan dat principe houdt. Het gevaar bestond echter dat de Franstalige lijsten uit Brussel zouden apparenteren met lijsten uit de kieskring Vlaams-Brabant. Hierdoor zou elke Franstalige partij ertoe worden aangezet om opnieuw een aparte lijst in te dienen in Vlaams-Brabant en daarvoor vanuit Brussel intensief campagne te voeren, niet alleen met het oog op electoraal gewin, maar ook met het oog op een gunstiger parlementaire dotatie. De Raad van State heeft die regeling achteraf in een advies trouwens als de achilleshiel van de hervorming bestempeld.

Tijdens de regeringsonderhandelingen na de verkiezingen van 13 juni 2010 werden er voorstellen gedaan waardoor er voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers niet alleen geen apparentering meer mogelijk zou zijn tussen de kieskringen Brussel, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant, maar ook geen lijstenverbinding in Brussel, waardoor de Vlaamse lijsten zich in Brussel zouden kunnen verbinden. Dat zou neerkomen op de electorale liquidatie van de Vlamingen in Brussel omdat geen enkele Vlaamse lijst afzonderlijk nog de kiesdrempel haalt. Daardoor zou er in Brussel geen enkel Vlaams Kamerlid nog verkozen geraken. Die situatie is totaal ongerijmd omdat die lijstenverbinding wel mogelijk zal zijn voor de Europese verkiezingen die in 2014 zullen samenvallen met de federale en de deelstaatverkiezingen.

Om die reden valt er, wat Brussel betreft, veel te zeggen voor de invoering van een systeem van poolvorming van de stemmen per taalgroep, zoals dat vandaag reeds bestaat voor de verkiezingen van het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wetsvoorstel nr. 5-1254/1 voert deze poolvorming in. Dat impliceert vanzelfsprekend dat er voor de kamerverkiezingen in Brussel gewerkt wordt met eentalige lijsten. Het systeem bestaat erin dat, alvorens de zetels te verdelen over de lijsten in functie van de stemcijfers, de zetels worden omgeslagen over het totaal van de lijsten van elke taalgroep, opdat de stemmen op kleinere, versnipperde Nederlandstalige lijsten niet verloren zouden gaan. De nadelen van de evenredige vertegenwoordiging voor de kleinste partijen en de kleinste taalgroep, zeker wanneer de kandidaten daarvoor in verspreide slagorde opkomen, worden door dit systeem van poolvorming dus gecorrigeerd.

Alleen op die manier worden de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in het tweetalig gebied Brussel gevrijwaard.

De door de institutionele meerderheid ingediende voorstellen maken de Brusselse Vlamingen echter politiek monddood. Brussel zal daardoor zijn hoofdstedelijke functie niet meer kunnen vervullen, met als gevolg dat er zich twee Franstalige gewesten tegen het Vlaams Gewest kunnen keren. Op die manier worden de Vlamingen als bevolkingsmeerderheid in een minderheidspositie gedrongen.

Daarom zal de fractie van de heer Laeremans de voorstellen van de institutionele meerderheid hardnekkig bestrijden.

H. Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (ingediend door mevrouw Liesbeth Homans, de heer Piet De Bruyn, mevrouw Lieve Maes en de heer Karl Vanlouwe) (stuk Senaat, nr. 5-438/1)

I. Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (ingediend door mevrouw Liesbeth Homans, de heer Piet De Bruyn, mevrouw Lieve Maes en de heer Karl Vanlouwe) (stuk Senaat, nr. 5-439/1)

Als opmaat tot de toelichting bij de wetsvoorstellen nrs. 5-438/1 en 5-439/1, wenst de heer Karl Vanlouwe te beklemtonen dat taal niet alleen een communicatiemiddel is, maar ook een criterium waarmee de ene bevolkingsgroep zich van de andere kan onderscheiden. Sommige Franstaligen doen daar nogal lacherig over. Maar de geschiedenis leert dat het fenomeen van het taalonderscheid en inzonderheid de minachting voor het Nederlands tot in de jaren 1970 wijdverspreid was. Het Nederlands werd als een dialect afgedaan. De juridische taalgelijkheid tussen het Nederlands en het Frans is het resultaat van een lange strijd met mijlpalen als onder meer de « Gelijkheidswet » van 1898 en de taalwetten van 1962, 1963 en 1966. Nochtans is de strijd nog niet gestreden. Als Vlaamse Brusselaar ervaart de heer Vanlouwe dagelijks dat het Nederlands, ondanks zijn grondwettelijk gewaarborgde status, in Brussel nog steeds in de verdrukking staat. Wie bij Brusselse gemeenten of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inlichtingen vraagt, botst nog geregeld op een « en français s.v.p. ». In hun eigen tweetalige hoofdstad kunnen de Vlamingen, die in dit land toch de meerderheid vormen, dus nog altijd niet overal in hun eigen taal terecht.

Het verfransingsfenomeen dat zich in Brussel heeft voorgedaan, heeft zich inmiddels ook doorgezet in de Rand. Franstaligen vormen ook in de Rand jammer genoeg stilaan de meerderheid. Zij zijn er uiteraard welkom op voorwaarde dat ze respect betonen voor het Nederlandstalig karakter van het gebied. Dat geldt niet alleen voor de zes faciliteitengemeenten, maar ook voor de andere gemeenten in de Rand. In België geldt het principe van de taalvrijheid tussen particulieren, maar in hun betrekkingen met de overheid mag van de burgers worden verwacht dat, wanneer zij zich in een bepaald taalgebied vestigen, zij de daar geldende bestuurstaal respecteren. Franstaligen die zich in de Rand zijn komen vestigen, hebben evenwel geen respect betoond voor het Nederlands en eisten dat ze zich ten opzichte van de overheid van het Frans mochten blijven bedienen. Zij wilden ook geen band met de Nederlandstalige partijen die er lijsten voordroegen, zelfs wanneer zij ideologisch dezelfde opvattingen verdedigden. Kortom, taal als onderscheidingscriterium.

Vanuit die achtergrond moeten de twee voormelde voorstellen worden beschouwd die een fundamenteel andere strekking hebben dan de voorstellen nrs. 5-1560/1, 5-1561/1 en 5-1562/1, die onder meer een kieskanton Sint-Genesius-Rode instellen dat tot de kieskring Vlaams-Brabant behoort, maar er tegelijkertijd van wordt losgekoppeld, wat een schending inhoudt van artikel 4 van de Grondwet. Aangezien die nieuwe regeling ook grondwettelijk verankerd wordt, zal het Grondwettelijk Hof ze niet meer kunnen toetsen aan andere grondwetsbepalingen.

De twee voorstellen waarvan de heer Vanlouwe mede-indiener is, zijn geïnspireerd op het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving, met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (Stuk Kamer, nr. 51-333/001) en het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving, met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, die beide door alle Nederlandstalige partijen, met uitzondering van het Vlaams Belang, zijn ingediend (Stuk Kamer, nr. 51-1379/001). Zij houden rekening met de adviezen die de Raad van State op de vermelde wetsvoorstellen en de amendementen hierop heeft uitgebracht.

1. De huidige indeling in kieskringen, inzonderheid de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, houdt geen rekening met de grondwettelijke indeling van het land in taalgebieden, gewesten en gemeenschappen, zoals deze bepaald wordt door de artikelen 1 tot 4 van de Grondwet. Deze kieskring is derhalve strijdig met de Grondwet.

2. De wet van 13 december 2002 tot wijziging van het Kieswetboek en zijn bijlage heeft overal in het land provinciale kieskringen ingesteld, met uitzondering van de provincie Vlaams-Brabant. Die wet heeft een grote institutionele chaos veroorzaakt. Het arrest nr. 73/2003 van het Grondwettelijk Hof heeft de regeling voor Vlaams-Brabant vernietigd. De kernoverwegingen van het arrest op dit punt zijn de overwegingen nrs. B.9.2 (over de vroegere situatie) en de overwegingen B.8.4, B.9.5 tot en met B.9.8 (over de nieuwe situatie en de toekomstige regeling) :

— B.8.4. : « doordat het aantal kandidaten dat wordt verkozen in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven niet afhangt van de respectieve bevolkingscijfers van die kieskringen, wordt aan de kiezers en de kandidaten van twee van de kieskringen van het Rijk op discriminerende wijze de waarborg ontzegd waarin artikel 63 van de Grondwet voorziet. »;

— B.9.2. :« Het Hof oordeelt, verwijzend naar zijn arrest nr. 90/94, dat, hoewel het handhaven van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, in 1994, bestaanbaar kon worden beoordeeld met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, diezelfde bepalingen die handhaving op dat ogenblik niet vereisten, noch thans vereisen. »;

— B.9.5. : « Door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven (terwijl elders provinciale kieskringen werden ingesteld) behandelt de wetgever de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant op een andere wijze dan de kandidaten van de andere provincies. »;

— B.9.6. : « de maatregel gaat weliswaar uit van de bekommernis, die reeds in het arrest nr. 90/94 werd vastgesteld, om te zoeken naar een onontbeerlijk evenwicht tussen de belangen van de verschillende gemeenschappen en gewesten binnen de Belgische Staat. De gegevens van dat evenwicht zijn niet onveranderlijk. Het Hof zou evenwel in de plaats van de wetgever oordelen, indien het zou beslissen dat onmiddellijk een einde zou moeten worden gemaakt aan een situatie die tot op heden de goedkeuring van de wetgever had, terwijl het Hof niet alle problemen kan beheersen waaraan de wetgever het hoofd moet bieden om de communautaire vrede te handhaven. »;

— B.9.7. : « In geval van behoud van provinciale kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, kan een nieuwe samenstelling van de kieskringen in de vroegere provincie Brabant gepaard gaan met bijzondere modaliteiten die kunnen afwijken van degene die gelden voor de andere kieskringen, teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren. ».

3. Daar de provinciale kieskringen elders in het land niet werden vernietigd, moet de wetgever optreden, hetzij om de provinciale kieskringen overal terug af te schaffen, hetzij om een provinciale kieskring Vlaams-Brabant op te richten, zij het dat de samenstelling van de kieskringen in de vroegere provincie Brabant gepaard kan gaan met bijzondere modaliteiten die kunnen afwijken van die welke gelden voor de andere kieskringen, teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren.

4. Elke duurzame oplossing moet uitgaan van de noodzaak de grenzen van de taalgebieden, gewesten en provincies te eerbiedigen. Zo niet zouden de gemeenschappen in dit land niet op gelijke voet behandeld worden.

5. Aan alle hierboven gestelde grondwettelijke vereisten kan worden voldaan door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen (zowel voor Kamer, Senaat als voor Europees Parlement), volgens de taal-, gewest- en provinciegrens. Dit betekent dat de kieskring Halle-Vilvoorde bij de Vlaamse kieskring wordt gevoegd (voor Senaat en Europees Parlement) en dat voor de parlementsverkiezingen de provinciale kieskring Vlaams-Brabant wordt ingesteld (arrondissementen Leuven + Halle-Vilvoorde). Dit kan bij gewone wet, in wezen door wijziging van de tabel gevoegd bij artikel 87 van het Kieswetboek (Kamer van volksvertegenwoordigers), door aanpassing van artikel 87bis van het Kieswetboek (kieskringen Senaat) en artikel 9 van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezingen van het Europees Parlement.

6. Om een correcte zetelverdeling over de vroegere provincie Brabant te behouden, wordt evenwel, voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, als bijzondere modaliteit voor deze gewezen provincie, de apparentering behouden, op dezelfde wijze als deze thans bestaat : de Brusselse lijsten kunnen apparenteren, hetzij met Vlaams-Brabant, hetzij met Waals-Brabant (nooit met beide, zoals nu ook hetzij met Leuven, hetzij met Nijvel geapparenteerd kan worden, maar nooit met beide tegelijk (1) ). Hieruit volgt dat de zetelverdeling met de nieuwe indeling, niet wezenlijk zal verschillen van de huidige. Het voordeel van het behoud van de apparentering is dat, met volledig respect voor artikel 63 van de Grondwet, de zetelverdeling gebeurt op basis van de stemmenverdeling op het niveau van de oude provincie Brabant. Vooral voor de kleinere partijen is dit belangrijk : zo kunnen de stemoverschotten tussen geapparenteerde lijsten gevaloriseerd worden. Dat zal in de praktijk vooral belangrijk zijn voor de Nederlandstalige lijsten te Brussel.

Zonder apparentering zouden de Vlaamse lijsten in Brussel niet aan bod komen, tenzij via gewaarborgde vertegenwoordiging of poolvorming van de stemmen per taalgroep.

Zelfs met gewaarborgde vertegenwoordiging of poolvorming zou het aantal zetels dat de Nederlandstaligen te Brussel zouden verkrijgen, waarschijnlijk nog te klein zijn om de verscheidenheid van Vlaamse partijen aan bod te laten komen, waardoor bepaalde van die partijen te Brussel steeds stemmen verloren zouden zien gaan en dus verplicht zouden worden om een kartel te sluiten. Met apparentering worden die stemoverschotten steeds in de andere kieskring gevaloriseerd.

Een ander voordeel van het systeem van apparentering is dat het een gangbare en erkende praktijk is, die ook door het Grondwettelijk Hof niet werd afgewezen, dat het effect ervan zou zijn dat de zetelverdeling weinig afwijkt van de huidige zetelverdeling over de oude provincie Brabant.

In een advies van de Raad van State nr. 37 569 van 23 augustus 2004 met betrekking tot een voorstel van wet tot wijziging van de kieswetgeving, met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (Stuk Kamer, nr. 51-0333/001), heeft de Raad van State overigens uitdrukkelijk gesteld met betrekking tot deze apparentering als bijzondere modaliteit dat deze apparenteringsregel « op zich geen aanleiding tot enig bezwaar » geeft.

7. Ook op het vlak van de kiesdrempel biedt het voorgestelde systeem een voldoening gevende oplossing. Rekening houdend met de adviezen van de Raad van State over het wetsvoorstel nr. 51-1379/001 werd voor de volgende oplossing gekozen :

— op het niveau van de rechtstreekse zetelverdeling wordt een lijst, net zoals in alle andere kieskringen, toegelaten tot de zetelverdeling wanneer die minstens 5 % behaalt van de geldige stemmen die in de kieskring werden uitgebracht;

— op het niveau van de aanvullende zetelverdeling wordt een lijstengroep toegelaten tot de zetelverdeling wanneer die minstens 5 % behaalt van de geldige stemmen in één van de kieskringen waartussen de betrokken lijstenverbinding verloopt. Ook de alleenstaande lijsten worden toegelaten tot de aanvullende verdeling voor zover zij minstens 5 % behalen van de geldige stemmen in de kieskring waarin zij opkomen.

Aldus geldt één uniforme 5 %-drempel voor wat de rechtstreekse zetelverdeling betreft en wordt een specifieke apparenteringdrempel ingesteld. Dat daardoor een onderscheid wordt gecreëerd tussen kandidaten op verbonden lijsten en kandidaten op lijsten in kieskringen waar niet in een apparenteringsregeling is voorzien, is inherent aan het systeem van apparentering als bijzondere modaliteit waartegen de Raad van State op zich geen bezwaar heeft. Dat een bijzondere drempel wordt ingesteld voor de apparentering is bovendien eigen aan het systeem.

Het systeem van de apparentering werd immers altijd al gekenmerkt door een drempel. Zelfs toen er nog geen sprake was van de 5 %-drempel (ingevoerd door de wet van 13 december 2002 tot wijziging van het Kieswetboek en zijn bijlage) werd een alleenstaande lijst of een lijstengroep enkel toegelaten tot de aanvullende zetelverdeling wanneer die in een van de verbonden kieskringen een bepaald percentage van de geldige stemmen behaalde (i.c. 33 % van de kiesdeler).

Het voorstel trekt deze logica door en laat eveneens een alleenstaande lijst of lijstengroep toe tot de zetelverdeling wanneer die in een van de verbonden kieskringen een bepaald percentage van de geldige stemmen behaalt (i.c. 5 % van de geldige stemmen). Het daaruit voortvloeiende onderscheid dat binnen de voormalige provincie Brabant wordt gecreëerd tussen de kandidaten op verbonden lijsten en de kandidaten die niet op zulke lijsten staan, is niet alleen objectief maar ook redelijk verantwoord : het biedt verbonden lijsten de mogelijkheid om via een aanvullende zetelverdeling vertegenwoordigd te worden, wanneer ze bewezen hebben voldoende representativiteit te hebben in een van de kieskringen waartussen de betrokken lijstenverbinding verloopt en dat zonder niet-verbonden lijsten volledig van dit systeem uit te sluiten.

Als antwoord op het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (Stuk Kamer, nr. 51-1379/001) wensen de indieners het volgende op te merken :

— de Raad van State heeft geen grondwettelijke problemen met de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in een kieskring Brussel en een kieskring Vlaams-Brabant;

— de Raad van State aanvaardt dat de apparentering als een « bijzondere modaliteit » kan worden beschouwd als bedoeld in het arrest van het Grondwettelijk Hof van 26 mei 2003 (73/2003);

— zoals het Grondwettelijk Hof in zijn arrest 73/2003, stelt de Raad van State in zijn advies dat de wetgever de keuze heeft tussen de terugkeer naar de vroegere kieskringen voor heel België of het tot stand brengen van een kieskring Vlaams-Brabant wat de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde impliceert. Indien deze splitsing gepaard gaat met bepaalde maatregelen moeten die maatregelen beoordeeld worden als « bijzondere modaliteiten » die op zich wel aanvaardbaar zijn, maar die verenigbaar moeten zijn met de grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie.

De Raad van State vraagt om die maatregelen te verantwoorden in het licht van deze regels. Volgens vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof sluiten de grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld, rekening houdend met het doel en de gevolgen van de maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie zijn geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel;

Aangaande de vragen die de Raad van State stelt ten aanzien van de bepalingen inzake de apparentering kan het volgende worden opgemerkt :

— de modaliteiten van de apparentering zijn voor alle lijsten in de kieskring Brussel gelijk : Vlaamse, Franstalige, tweetalige of anderstalige lijsten kunnen er zich verbinden met lijsten in Vlaams-Brabant ofwel met lijsten in Waals-Brabant maar niet met lijsten in Vlaams- en Waals-Brabant tegelijk. De door de Raad van State in de vorm van hypotheses opgesomde verschillen in behandeling zijn verantwoord in het licht van het nagestreefde doel : het instellen van kieskringen in de voormalige provincie Brabant die samenvallen met de grenzen van de provincie Vlaams- en Waals-Brabant en het administratief arrondissement Brussel. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de doelstelling van de wetgever om kieskringen in te voeren waarvan de grenzen samenvallen met die van de provincies. Reeds eerder is de wetgever van oordeel geweest dat een onbeperkte apparentering niet wenselijk was. De wetgever besliste reeds vóór de splitsing van de provincie Brabant de apparentering te beperken door geen lijstenverbinding meer toe te staan tussen de kieskring Nijvel en de kieskring Leuven. De wetgever besliste hiertoe « omdat de logica van de meest pragmatische oplossing gebiedt te zeggen dat men geen lijstenverbinding vanuit Brussel in een dubbele richting naar Leuven en Nijvel zou toelaten » (verklaring van de heer H. Suykerbuyk als rapporteur van diverse wetsvoorstellen met betrekking tot de apparentering in de provincie Brabant, Handelingen Kamer, 25 februari 1987). Zoals in 1987 zijn de indieners van dit voorstel eveneens van oordeel dat lijstenverbinding tussen de drie kieskringen in de gewezen provincie Brabant niet wenselijk is. Dit voorstel trekt de logica van de beperking van de apparentering die in 1987 werd doorgevoerd verder door;

— de voorgestelde regeling in het wetsvoorstel vertrekt vanuit de logische toepassing van het territorialiteitsbeginsel en de indeling in taalgebieden zoals bepaald in artikel 4 van de Grondwet. Deze overweging lag ook ten grondslag aan de reeds vermelde beperking van de apparentering die in 1987 in de toenmalige provincie Brabant werd doorgevoerd. Deze beperking was niet alleen ingegeven om anomalieën bij de samenstelling van de Vlaamse Raad en de Franse Gemeenschapsraad ongedaan te maken, maar ook om tot een regeling te komen die nauwer aansloot bij de indeling in taalgebieden. V. Féaux wiens amendement tot invoeging van een tweede lid in artikel 132 van het Kieswetboek aangenomen werd en die resulteerde in de wet van 13 april 1987 houdende wijziging van de kieswetgeving inzake lijstenverbinding in de provincie Brabant, verklaarde : « Il importe donc très clairement de supprimer ces anomalies et de modifier, dans la province du Brabant, le système actuel de l'apparentement, parce que celui-ci ignore l'existence et la signification des régions linguistiques des communautés et des régions. » (Handelingen Kamer, 25 februari 1987).

Conform deze constitutionele imperatieven, is er derhalve een fundamenteel onderscheid tussen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad enerzijds en de provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant anderzijds, die krachtens deze grondwettelijke bepalingen respectievelijk tot het Nederlandse taalgebied en tot het Franse taalgebied behoren.

Het voorstel is dan ook een afspiegeling van de regeling die wordt vooropgesteld voor de verkiezingen van de Senaat en het Europees Parlement, waaromtrent de Raad van State geen opmerkingen formuleert.

In het arrest 73/2003 stelde het Grondwettelijk Hof uitdrukkelijk dat het niet aan het Hof, maar aan de wetgever toekomt om de bijzondere modaliteiten te bepalen die kunnen worden bepaald in de oude provincie Brabant.

De bijzondere modaliteit van de apparentering vertrekt hierbij vanuit de grondwettelijke indeling in taalgebieden.

Gezien het fundamenteel onderscheid tussen een tweetalig taalgebied en twee eentalige taalgebieden, is het betrekken van het tweetalige gebied Brussel-Hoofstad bij respectievelijk de ene of de andere eentalige provincie niet meer dan logisch en vindt zij steun in de Grondwet.

De voorziene apparentering door de lijsten in de kieskring Brussel met ofwel een lijst in Vlaams-Brabant ofwel een lijst in Waals-Brabant komt overigens tegemoet aan de eerdere opmerkingen van de Raad van State in zijn advies van 23 augustus 2004, nu het criterium van de taalaanhorigheid niet langer bepalend is voor het zich al dan niet kunnen verbinden.

Precies daarom is de regeling die werd uitgewerkt voor het tweetalig gebied Brussel en voor de eentalige provincies Vlaams- en Waals-Brabant objectief, doelmatig en evenredig :

— Brussel is tweetalig, terwijl de twee andere gebieden elk eentalige provincies zijn;

— de twee eentalige gebieden dienen derhalve op gelijke wijze te worden behandeld : het gegeven dat in het wetsvoorstel de Franstalige lijsten zich in Vlaams-Brabant als in de andere Vlaamse provincies in dezelfde situatie bevinden als de Vlaamse lijsten in Waals-Brabant of elders in Wallonië bewijst dat de regeling perfect symmetrisch is en geënt op de bestaande staatsstructuur;

— het feit dat lijsten in de kieskring Brussel kunnen apparenteren is het gevolg van het tweetalige statuut van het Brussels Gewest. Het feit dat de apparentering slechts met één van de twee provincies kan, is het gevolg van de eentaligheid van elk van die provincies;

— lijsten die zich in Brussel tot de twee taalgemeenschappen richten, kunnen nog steeds een lijstverbinding met een lijst van een van de twee taalgebieden aangaan, zoals dit op heden ook reeds gebeurt. Zij worden dus niet benadeeld en kunnen ook stemmen uit een ander taalgebied valoriseren.

In de mate dat de Raad van State lijkt te stellen dat naargelang de lijsten zich binnen een eentalig taalgebied profileren als gericht op een andere taalgroep dan die van het gebied, de gevolgen van de apparentering feitelijk verschillend zouden kunnen zijn vanwege het aantal anderstaligen dat effectief in dat ééntalig gebied woont en dat dit dus kan leiden tot een mogelijke ongelijke behandeling, houdt de Raad van State hierbij blijkbaar vooral rekening met een feitelijke electorale toestand die niet enkel hypothetisch, maar vooral niet onveranderlijk is (de huidige evolutie van uitwijking van inwoners van de provincie Vlaams-Brabant naar de provincie Waals-Brabant kan in dit opzicht illustratief zijn voor het onstabiele karakter van de feitelijke toestand waar de Raad van State zijn stelling op lijkt te gronden);

— in de voormalige provincie Brabant is er een gemengde situatie door het bestaan van het tweetalige gebied Brussel. Het wetsvoorstel sluit daar zoveel als mogelijk bij aan door de logica van de provinciale grenzen door te trekken, maar houdt tegelijk rekening met de specifieke situatie van Nederlandstaligen en Franstaligen in die voormalige provincie Brabant door de lijstenverbinding toe te laten, rekening houdend met het grondwettelijk beginsel van de indeling in taalgebieden.

De Nederlandstalige en de Franstalige belangen in de oude provincie Brabant worden aldus gewaarborgd op een perfect symmetrische wijze en in overeenstemming met de eentaligheid van het gebied zoals dat ook in de rest van Vlaanderen en Wallonië geldt.

De verwijzing in het advies van de Raad van State naar de regeling zoals die van toepassing was vóór de wet van 13 december 2002, doet ten slotte de vraag rijzen of het wenselijk is een regeling in te voeren die apparentering tussen de drie kieskringen Brussel, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant mogelijk maakt. In deze hypothese worden Vlaamse lijsten er de facto toe aangespoord zich in Waals-Brabant voor te stellen, terwijl het omgekeerde geldt voor Franstalige lijsten in Vlaanderen. Het is de vraag of de ongewenste ervaringen van het vroegere systeem de belangen van de Nederlandstaligen of Franstaligen in de oude provincie Brabant op dit punt overstijgen, temeer daar een dergelijke regeling geen rekening houdt met het opzet dat ten grondslag ligt van de indeling in taalgroepen in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

IV. ALGEMENE BESPREKING

A. Vragen van de leden

De heer Pieters herinnert eraan dat de commissie zich hier enerzijds buigt over de aanpassing van de kieswetgeving met het oog op het splitsen van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en anderzijds over de grondwetswijziging met het oog op het betonneren van die splitsing, maar ook van de compensaties daarvoor.

Met de splitsing van het arrondissement BHV geeft men eindelijk gevolg aan het arrest dat reeds enige tijd geleden — op 26 mei 2003 — werd uitgesproken door het Grondwettelijk Hof. Dat oordeelde dat het onaanvaardbaar was dat Vlaams-Brabant, naast de kieskringen die overeenkwamen met de provinciegrenzen, verdeeld was over de kieskring BHV en de kieskring Leuven. Het Grondwettelijk Hof had de wetgever gevraagd aan die ongrondwettigheid een einde te maken. Het verwees ook naar de wetgever om de bijzondere modaliteiten te bepalen om de gewettigde belangen van Frans- en Nederlandstaligen te beschermen.

De vandaag vooropgestelde splitsing gaat verder. Het lid stelt vast dat, om dat proces mogelijk te maken, een hele reeks toegevingen noodzakelijk zijn gebleken, naast de splitsing zelf. Om te beginnen is het geen zuivere splitsing, want men heeft een « mini BHV » in stand gehouden, met de zes randgemeenten. Daar komen nog compensaties bij die een tegenwicht moeten vormen voor het verworven recht dat de splitsing van BHV is, te weten een reeks voorrechten voor de Franstaligen, zonder enige tegenhanger voor de Nederlandstaligen, alsook belangrijke geldtransfers naar Brussel.

Samengevat : terwijl BHV als gevolg van het arrest van het Grondwettelijk Hof moest worden gesplitst en terwijl de N-VA, maar aanvankelijk ook andere Vlaamse partijen van de meerderheid een splitsing zonder meer van de kieskring verdedigden om eenvoudigweg rekening te houden met het arrest van het Grondwettelijk Hof, is bij de onderhandelingen duidelijk geworden dat de schok van de splitsing moest worden verzacht en heeft men zelfs andere compensaties buiten de context van de kieswet opgenomen.

De prijs van de splitsing had het instellen van bepaalde afwijkende mechanismen voor bepaalde gemeenten kunnen zijn. Niet alleen die mechanismen zijn ingevoerd; er werden ook nog andere toegevingen gedaan, die het evenwicht tussen Frans- en Nederlandstaligen tenietdoen.

De splitsing van BHV en wat ermee samenhangt, verloopt op een manier die niet door het Grondwettelijke Hof is aangegeven en die artikel 195 van de Grondwet, zoals het tijdelijk werd aangepast, niet toestaat. Het spreekt voor zich dat het mogelijk moet zijn tegemoet te komen aan de gewettigde belangen van Nederlands- en Franstaligen in de vroegere provincie Vlaams-Brabant. Maar bij de splitsing van de kieskring BHV zijn alleen de belangen van de Franstaligen in aanmerking genomen.

De Nederlandstaligen worden in de context van Brussel in moeilijkheden gebracht. Na de splitsing van BHV zal er in de Kamer van volksvertegenwoordigers geen Brusselse Nederlandstalige meer zijn. Dat had men kunnen voorkomen door een « pooling » toe te staan van stemmen op de Nederlandstalige lijsten.

Men kan bijgevolg niet op legitieme wijze gebruik maken van artikel 195 van de Grondwet, want de grondwetsherziening komt niet tegemoet aan de gewettigde belangen van de Nederlandstalige inwoners van de vroegere provincie Brabant.

De N-VA zal proberen die toestand te verhelpen. Indien haar amendementen niet worden aangenomen, zullen de aangenomen bepalingen ongrondwettig zijn.

Waarom moet BHV blijven bestaan voor de zes faciliteitengemeenten ? Men zal een situatie in het leven roepen die vergelijkbaar is met wat door het Grondwettelijk Hof veroordeeld werd. Erger nog is dat men hier van taalfaciliteiten overstapt op kiesfaciliteiten. Men gaat dus nog een stapje verder in het afzonderen van die gemeenten van het Vlaamse Gewest, terwijl het duidelijk is dat die gemeenten zoals de andere Vlaamse gemeenten deel uitmaken van het Nederlandstalige grondgebied en van de Vlaamse kieskring.

Beide bepalingen van de Grondwet strekken om de toegevingen in ruil voor de splitsing van BHV te « betonneren ». Ze zullen nog slechts met een 2/3-meerderheid kunnen worden gewijzigd.

Als er morgen andere concessies worden gedaan, volstaat dan een eenvoudige meerderheid om ze in te voeren, met een 2/3-meerderheid om ze te wijzigen ? Dat kan men niet afleiden uit de artikelen 63, § 4, en 168bis van de Grondwet, want ze voeren een wijzigingsbevoegdheid in en geen bevoegdheid zonder meer.

De heer Pieters heeft het vervolgens over het verband tussen de bepalingen in het Kieswetboek en de bepalingen in de Grondwet. Zoals de Raad van State beklemtoond heeft, is er een nauw verband tussen beide. Het is de bedoeling dat men de wil van de grondwetgever volgt en dat die wil overeenkomt met de formulering van het Grondwettelijk Hof. Het gaat immers om de toenmalige woorden van het Grondwettelijk Hof. Wanneer men niettemin de zaak beter bekijkt, ziet men een verschil tussen de inhoud van het wetsvoorstel enerzijds en die van de voorstellen tot herziening van de Grondwet anderzijds.

Het doel van de bepalingen van de Grondwet is het « betonneren » van wat is aangenomen in het wetsvoorstel en het onttrekken van die bepalingen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De wetgever weet immers dat voor bepaalde categorieën van kiezers verschillende regels zullen gelden. Hij vreest dus voor een nieuw arrest van het Grondwettelijk Hof. Men moet dus weten of het mogelijk is de grondwetsbepalingen over gelijkheid en niet-discriminatie te negeren. De senator meent dat dit niet mogelijk is. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet moeten worden gelezen samen met artikel 195 en met de bepalingen van de Grondwet die nu ter wijziging voorliggen. Hoe kan men in dat geval evenwel het ontbreken van compensaties voor de Nederlandstaligen verantwoorden ?

De wetgever heeft twee mogelijkheden : ofwel schaft hij de privileges af die voor een enkele groep werden ingesteld, ofwel schept hij voor de Nederlandstaligen de vereiste waarborgen die de ongunstige gevolgen van de splitsing van BHV moeten verhelpen. De N-VA zal voor beide mogelijkheden een amendement indienen.

Wanneer we horen dat het institutioneel akkoord op brede steun kan rekenen, moeten we dat relativeren. Alle Franstalige partijen die in de Senaat vertegenwoordigd zijn, steunen dat akkoord, maar amper iets meer dan de helft van de Nederlandstaligen steunen het. Met het aantal Nederlandstaligen dat zich tegen het akkoord verzet, zou men in de Franse taalgroep een blokkeringsminderheid hebben !

De voorgestelde hervorming is noch juridisch, noch inzake de meerderheid die ze steunt evenwichtig.

Het is toch eigenaardig dat men eerst over een wijziging van het Kieswetboek debatteert en die goedkeurt, om pas daarna te debatteren over een herziening van de Grondwet die de wijzigingen in het Kieswetboek moet legitimeren. De wijzigingen in het Kieswetboek zullen bij eenvoudige meerderheid worden aangenomen. Vervolgens zal de herziening van de Grondwet ervoor zorgen dat die bepalingen slechts met een 2/3-meerderheid zullen kunnen worden gewijzigd.

Wat als er morgen nieuwe rechten worden erkend om de gewettigde belangen van de Franstaligen of de Nederlandstaligen te waarborgen ? Zal er een 2/3-meerderheid nodig zijn of volstaat een eenvoudige meerderheid ? En is er in dat tweede geval een 2/3-meerderheid nodig om de bepalingen te wijzigen ? Of geldt die vereiste alleen voor onderhavige bepalingen ? Indien dat laatste het geval is, wordt het nergens vermeld.

De N-VA zal een amendement indienen om « pooling » mogelijk te maken tussen de Nederlandstalige stemmen in Brussel. Waarom moeten de belangen van de Franstaligen worden gediend, ten koste van de Nederlandstaligen door die « pooling » in Brussel te beletten ?

Waarom een uitzondering maken voor de zes faciliteitengemeenten ? De faciliteiten zijn bepalingen die het de Franstaligen die in het Vlaams Gewest wonen, mogelijk moeten maken zich op lange termijn te integreren. Het is een dienst aan de burger, een soort hulp bij de integratie. Het heeft niets te zien met kiesverrichtingen of met het vastleggen van een kiesarrondissement. Hier wordt de aard van de faciliteiten zelf veranderd. De N-VA vindt dat heel erg en zal een amendement indienen om die maatregel op te heffen.

Eens de mogelijkheid tot « pooling » is ingevoerd en de uitzondering voor de faciliteitengemeenten is opgeheven, zal de N-VA de splitsing van de kieskring BHV steunen.

De heer Pieters komt terug op de wijziging van de Grondwet. Zelfs nu artikel 195 van de Grondwet tijdelijk is herzien, is het heel duidelijk. Het is mogelijk tegemoet te komen aan de gewettigde belangen van Frans- en Nederlandstaligen die in de vroegere provincie Brabant wonen. Het feit dat men alleen de belangen van de eersten waarborgt, is onaanvaardbaar.

Er is geen enkele wederkerigheid, het gaat om eenzijdige compensaties, zonder dat het mogelijk is ze aan het Grondwettelijk Hof voor te leggen, want dat spreekt zich uiteraard niet uit over de grondwettigheid van de grondwetsbepalingen. Het Parlement heeft echter niet de bevoegdheid om op die manier de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie te neutraliseren.

De tekst werd verwaarloosd. Het feit dat de indieners ervan reeds vijf amendementen hebben ingediend bewijst dat. Erger is dat men niet ziet hoe hij moet worden geïnterpreteerd. Men weet niet over welke regels het gaat. Gaat het alleen om die betreffende de faciliteitengemeenten of worden er andere bepalingen bedoeld die de belangen van Frans- en Nederlandstaligen waarborgen ? Geldt de bepaling voor de bestaande regels of ook voor de toekomstige ? Men moet dat weten om de vereiste meerderheid te kennen. Indien men zich aan de voorgestelde bepaling houdt, kunnen nieuwe waarborgen worden ingevoerd bij eenvoudige meerderheid, maar vergt de wijziging ervan een 2/3-meerderheid. Het verbaast het lid dat de Raad van State zich nauwelijks over het probleem gebogen heeft.

Tot slot werd de datum van inwerkingtreding niet bepaald. Hij hangt af van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, een bevoegdheid van de regering. Het lid vreest dat de beslissing om de hervorming effectief te maken nog maar eens afhankelijk zal zijn van een compromis in de regering. Het lid vreest getalm, de verplichting om nogmaals over de splitsing van BHV te onderhandelen, ditmaal over de datum van de tenuitvoerlegging ervan. Daarom zal de N-VA nogmaals haar medewerking verlenen aan de hervorming door een amendement in te dienen dat de datum van inwerkingtreding van deze maatregel vastlegt op 21 juli eerstkomend. Op die manier zal de inwerkingtreding niet afhangen van een nieuwe beslissing van de regering en van nieuwe onderhandelingen.

De heer Laeremans stelt voor de algemene bespreking van voorliggende wetsvoorstellen aan te vullen met een hoorzitting. Volgens sommigen gaat het hier immers om een zeer complexe aangelegenheid en heel wat mensen zijn hiervan het slachtoffer in hun persoonlijk leven. Spreker stelt voor om enkelen onder hen uit te nodigen voor een hoorzitting.

Concreet stelt de heer Laeremans voor om de volgende personen uit te nodigen :

— De heer Jan Walraet, geneesheer bij het parlement en woordvoerder van de Nederlandstalige mandatarissen uit de 6 faciliteitengemeenten, lid van CD&V. De betrokkene heeft jarenlang op een onbaatzuchtige manier gevochten om de ontnederlandsing van zijn gemeente tegen te gaan, op een waardige wijze en zonder enige vorm van fysieke agressie, en is bijzonder geschokt en ontgoocheld over het bereikte akkoord.

— De heer André Lerminiaux, eveneens arts en voorzitter van het Komitee der randgemeenten. Ook hij voelt zich verschikkelijk tekort gedaan door het bereikte akkoord en door de prijs die de inwoners van de 6 faciliteitengemeenten moeten betalen.

— De heer Francis Stroobants, gewezen schooldirecteur van de Sint-Martinusscholen uit Overijse en voorzitter van het Halle-Vilvoorde-comité, dat jarenlang geijverd heeft voor de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en hieromtrent meerdere manifestaties heeft georganiseerd.

— De heer Willy Dewaele, oud-burgemeester van Lennik, lid van Open Vld en in tegenstelling tot de voorzitter van de Senaatsfractie van Open Vld steeds een overtuigd flamingant gebleven.

De heer Laeremans verzet zich overigens niet tegen het uitnodigen van andere sprekers op een hoorzitting.

Het voorstel om een hoorzitting te organiseren wordt verworpen met 11 tegen 4 stemmen.

De heer Laeremans is van oordeel dat men van in het begin de fout heeft gemaakt om te onderhandelen over de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Dit is immers een aangelegenheid waarover niet onderhandeld diende te worden. In het parlement kan men deze splitsing via een gewone meerderheid regelen. Dit is ook wat einde 2007 is gebeurd, waarna een eindeloze procedureslag werd gevoerd via het instrument van de belangenconflicten dat door maar liefst 5 verschillende parlementen werd gehanteerd. Aldus werd de democratie volledig gefnuikt, zeker omdat toen een loopje werd genomen met het reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers en er verschillende periodes van schorsing werden ingevoerd om de tijd te rekken. Net vóór de wetgevende verkiezingen van 2010 liepen enkele belangenconflicten ten einde en is gebleken dat de Franstaligen gedurende bijna 3 jaar lang in staat bleken te zijn om de democratie in ons land kapot te maken. Waar de Vlamingen slechts één parlement hebben om een dergelijk belangenconflict in te leiden, kan men aan Franstalige zijde immers een beroep doen op maar liefst 5 parlementen : het Waals Parlement, het Parlement van de Duitstalige gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, het Parlement van de Franstalige gemeenschap en de Franstalige Gemeenschapscommissie.

Op deze wijze werd de meerderheid van de Vlamingen in de Kamer van volksvertegenwoordigers aan banden gelegd en werd aangetoond dat over fundamentele zaken in ons land de democratie niet meer werkt. Mocht in ons land de democratie nog wel hebben bestaan, dan zat men vandaag in een volledig andere situatie en waren de Vlamingen mogelijk meer Belgisch-gezind geworden. Omdat de Franstaligen in dit land hebben aangetoond dat dit niet meer het geval is, is er in Vlaanderen geen draagvlak meer voor ons land noch voor de huidige regering die niet gestoeld is op een meerderheid van de Vlaamse Kamerleden. Volgens de meest recente peilingen overweegt meer dan de helft van de Vlamingen immers om op een partij te stemmen die op korte of middellange termijn het land wil splitsen.

Men had dus nooit over de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde moeten onderhandelen, zeker omdat de Vlaamse partijen dit zélf hebben gezegd. Er hoefde immers geen prijs te worden betaald voor iets wat elementair rechtvaardig is en in wezen een banale zaak is. Door het splitsen van een kieskring wordt niemand immers enig recht afgenomen en zal eenieder kunnen blijven stemmen. De Franstalige partijen zouden in de gesplitste kieskring Halle-Vilvoorde perfect verkozenen kunnen halen, zoals dit overigens het geval is bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement. Het probleem is echter dat men onrechtvaardigheden en voorrechten in stand wil houden. De Vlamingen zijn verontwaardigd over de unitaire kieskring omdat de Franstalige partijen — vanuit Wallonië voor wat de Senaat en het Europees Parlement betreft en vanuit Brussel voor wat de Kamer van volksvertegenwoordigers betreft — in een eentalig taalgebied stemmen kunnen halen, terwijl het omgekeerde niet mogelijk is. Zelfs vanuit de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde kunnen de Vlamingen geen stemmen halen in Waals-Brabant.

Dit alles gaat gepaard met een imperialistische politiek van inmenging en zelfs de wil tot uitbreiding van Brussel. Dit kan men omschrijven als een « Anschluss-politiek » die aan Brussel meer « Lebensraum » moet geven. Iets gelijkaardigs heeft men 60 jaar geleden ook meegemaakt. Mensen die ergens gaan wonen en die met de Franse gemeenschap niets te maken hebben omdat ze Spanjaard, Nederlander of Turk zijn, worden aangemoedigd om zich vooral niet te integreren. Dit komt niet enkel tot uiting in pamfletten van de meest extreme politieke stroming zoals het FDF, maar ook in propaganda van de Union des Francophones of de MR. De heer Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken in de federale regering, verklaart immers uitdrukkelijk dat « notre patrie est une Belgique francophone ». Ook gematigde stromingen, zoals bijvoorbeeld Ecolo, huldigen deze stelling en ijveren voor de goedkeuring van het zogenaamde « minderhedenverdrag » dat nog tot méér rechten dan de reeds bestaande faciliteiten zou leiden.

Men slaagt er vandaag zelfs niet in om de bestaande wettelijke tweetaligheid in het bestaande Brussels Hoofdstedelijk Gewest te doen respecteren en deze situatie wil men dus exporteren naar de Vlaamse rand. Men wil bovendien de taalwet nog verder ondermijnen en uithollen door te sleutelen aan de positie van de vice-gouverneur in Brussel en de verplichte tweetaligheid van de ambtenaren verregaand te versoepelen.

Deze bemoeienissen van de Franstaligen in de Vlaamse rand hebben tot een grotere bewustmaking van de Vlamingen geleid en een aantal zaken in een stroomversnelling doen terechtkomen, samen met de uitzondering die bij de hervorming van het kiesstelsel voor Vlaams-Brabant werd voorzien en die door het Grondwettelijk Hof als in strijd met de Grondwet wordt beschouwd. Een heel merkwaardig aspect hierbij was de hervorming van het stemrecht voor de Belgen die in het buitenland verblijven. Deze heeft men willen onderbrengen in een kieskanton waar handmatig wordt geteld, wat het meteen onmogelijk maakte om ze in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder te brengen. Zij werden ondergebracht in het kanton Lennik. Waar de Franstaligen tot dan toe slechts 5 % van de stemmen wisten te behalen, werd dit percentage meteen opgetrokken tot 20 % dankzij de tienduizend stemmen van de Belgen in het buitenland en die grotendeels Franstalig zijn. Die stemmen zijn alles behalve helemaal niet taalneutraal. Ook dit heeft tot triomfalisme aan de Franstalige kant geleid, met een verontwaardigde reactie van de Vlamingen als gevolg. Ook dit element is een katalysator gebleken van het verzet aan Vlaamse kant, aangevoerd door de burgemeesters uit de Vlaamse rand die systematisch de opeenvolgende verkiezingen uitsluitend in het Nederlands hebben georganiseerd.

Deze uitingen hebben geleid tot een engagement van de toenmalige Vlaamse meerderheidspartijen om de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen en de arresten van het Arbitragehof strikt toe te passen. Dit engagement ging bovendien gepaard met de verklaring dat Vlaanderen hiervoor in geen enkel opzicht een prijs diende te betalen. Hij herinnert er trouwens aan dat de CD&V toen van mening was dat deze engagementen niet ver genoeg gingen.

Het is dan ook onbegrijpelijk nu te moeten vaststellen hoeveel toegevingen er aan de Franstaligen worden gedaan. Het gaat trouwens niet alleen om financiële compensaties zoals bij de oprichting van Louvain-la-Neuve.

Voor spreker zijn de voorgestelde oplossingen erger dan het behoud van het arrondissement BHV in zijn huidige vorm. De voorstellen geven de Franstaligen immers meer bevoegdheden op het grondgebied van Vlaams-Brabant. Het is dan ook nog verrassender te moeten vaststellen dat degenen die gedurende bijna vijftig jaar onrechtmatig stemmen hebben gekregen, niet voorstellen om de taalwetten opnieuw na te leven. Zo had een gewone splitsing kunnen volstaan. Het is aan Nederlandstalige kant dat er vandaag nieuwe toegevingen worden gedaan.

In dit verband kan spreker het gebrek aan ervaring bij de Nederlandstalige onderhandelaars enkel betreuren, temeer omdat zij geen enkele affiniteit hadden met de problematiek van de Vlaamse Rand en dit dossier duidelijk niet beheersten. Bovendien werd er geen rekening gehouden met de bestaande fundamentele evenwichten. De heer Laeremans herinnert eraan dat er altijd een verband heeft bestaan tussen de situatie van de Vlaamse minderheid in Brussel en de Franstalige minderheid in België. Deze evenwichten worden vandaag op losse schroeven gezet aangezien de voorstellen die worden besproken de situatie van de Vlamingen in Brussel linken aan die van de Franstaligen in Vlaams-Brabant. Deze tactiek is echter uiterst nadelig voor de Vlamingen en in het bijzonder voor de zes faciliteitengemeenten. Spreker vreest dat men Brussel meer en meer als een Franstalige stad zal beschouwen.

De heer Laeremans stipt tot slot aan dat de Franstaligen misbruik hebben gemaakt van de faciliteiten die hun zijn toegekend. Hoewel de oorspronkelijke bedoeling van de faciliteiten erin bestond om op tijdelijke basis de integratie te verbeteren van mensen die het Nederlands niet machtig waren, stellen we vandaag vast dat deze faciliteiten definitief zijn geworden en dat ze zijn uitgebreid. Spreker stelt bijvoorbeeld vast dat de communicatie van een faciliteitengemeente rechtstreeks in beide talen verloopt, terwijl in principe het document in het Frans moet worden aangevraagd. Deze faciliteitengemeenten gedragen zich tegenwoordig als tweetalige gemeenten.

De heer Laeremans vervolgt dat de zes faciliteitengemeenten in feite bij de Brusselse kieskring worden ingelijfd en voortaan deel zullen uitmaken van twee kieskringen, met name de kieskring Vlaams-Brabant en de kieskring Brussel. Hoewel het geen zuivere uitbreiding van Brussel is, gaat het toch om een zachte annexatie, waardoor de zes faciliteitengemeenten een zeer dubieus statuut krijgen.

Maar bij nalezing van de Franstalige pers en consultatie van de publicaties van de Franstalige politieke partijen, blijkt duidelijk dat de Franstaligen deze uitbreiding zien als een geostrategische zet. Op deze wijze zou gegarandeerd zijn dat de faciliteitengemeenten, mocht het tot een splitsing van België komen, mee deel zouden uitmaken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Een ander succes voor de Franstaligen is ook dat zij hebben bekomen dat de in het kiesarrondissement « Halle-Vilvoorde » uitgebrachte stemmen ook nog eens zullen meetellen voor het vaststellen van de onderlinge verhoudingen tussen de Franstalige partijen voor de aanduiding van de gecoöpteerde senatoren. Daarnaast wordt de hele provincie Brabant beschouwd als een uitbreidingszone om op lange termijn tot een grote metropool te komen.

Zo heeft de heer Laeremans geleerd uit verklaringen van Franstalige politici en academici dat er bij het ontwerpen van het akkoord is gewerkt met vier kringen : Brussel is een grotendeels Franstalige stad; de zes faciliteitengemeenten worden geostrategisch als bij Brussel behorend beschouwd; Halle-Vilvoorde, waar de Franstaligen ook een aantal garanties hebben bekomen en ten slotte het territorium van de oude provincie Brabant. De Franstaligen hebben met andere woorden zeer veel bekomen in ruil voor het regelen van wat de facto een « banaliteit » had moeten zijn, namelijk het harmoniseren van een kieskring met de taalgebieden, de provinciale indeling die sedert 1993 een feit was en het territorialiteitsbeginsel. Compensaties zijn met andere woorden niet op hun plaats.

De nieuwe regeling heeft voor gevolg dat de inwoners van de faciliteitengemeenten voortaan twee soorten kandidatenlijsten op hun kiesbrief zullen terugvinden, met name Brusselse lijsten en Vlaamse lijsten. Het gaat hier niet meer om een soort van inschrijvingsrecht, zoals gekend sedert het Egmontpact (bijvoorbeeld : op dit ogenblik moet een inwoner van Voeren die voor een Luikse lijst wenst te stemmen, zich verplaatsen naar Aubel). De nieuwe regeling gaat immers veel verder : de betrokkenen moeten zich niet meer verplaatsen om voor Brusselse lijsten te kunnen stemmen. Dit zal voortaan in hun eigen faciliteitengemeenten kunnen. Op die wijze wordt er met andere woorden de indruk gecreëerd dat deze zes gemeenten deel zouden uitmaken van Groot-Brussel.

Bovendien is uit de cijfers gebleken dat bij de recentste gemeenteraadsverkiezingen (2000 — 2006), het aantal stemmen voor Franstalige lijsten sterk is toegenomen. Daar waar bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 nog heel wat tweetalige lijsten werden ingediend, is dit voor 2006 niet meer het geval. Uit de confrontatie van Nederlandstalige versus Franstalige lijsten, zal duidelijk blijken dat de Franstalige lijsten de overhand zullen halen. Er zijn voldoende sociologische en demografische gegevens voorhanden om dit te staven.

Waar de Franstalige politieke partijen voorheen campagne moesten voeren over heel het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, zullen zij voortaan veel gerichter campagne kunnen voeren naar de inwoners van de faciliteitengemeenten toe. De eventueel verkozen Franstalige burgemeesters uit deze gemeenten zullen ook mee als coryfeeën worden onthaald door de andere Brusselse burgemeesters.

Voorts wenst de heer Laeremans er nog op te wijzen dat, overeenkomstig het voorliggende wetsvoorstel, een inwoner van Linkebeek voor de Kamerverkiezingen op een Brusselse lijst kan worden verkozen. Ook is het mogelijk dat Franstalige burgemeesters van de faciliteitengemeenten op een Brusselse lijst in Vlaams Brabant zouden staan.

Op de opmerking van de heren De Decker en Deprez dat een dergelijk scenario ongrondwettelijk is, repliceert de heer Laeremans dat via de magische sleutel die artikel 195 van de Grondwet toch is, alles mogelijk is.

De heer Laeremans verklaart nochtans het door hem uiteengezette scenario te vrezen.

Het opnemen van de zes faciliteitengemeenten in het nieuwe kanton Sint-Genesius-Rode, heeft er wellicht mee te maken dat Sint-Genesius-Rode als corridor fungeert. De Franstaligen beschouwen deze gemeente immers als de link tussen Wallonië en Brussel. Er was nochtans, aldus de spreker, geen enkele reden om de zes faciliteitengemeenten uit hun kanton te halen. Spreker wenst van de staatssecretaris voor Staatshervorming meer uitleg over de reden van de oprichting van dit nieuwe kanton. Door de zes gemeenten te groeperen, zal nog duidelijker kunnen worden vastgesteld dat het aantal Franstalige stemmen zal toenemen.

Al deze feiten leiden tot een algemene demoralisering van de Nederlandstalige politieke partijen in de betreffende gemeenten. Vaststaat in elk geval dat de in de faciliteitengemeenten uitgebrachte stemmen hopeloos zullen zijn verdeeld : een deel voor Brussel — waarbij men nog niet eens zekerheid heeft over het binnenhalen van een kamerzetel en een deel voor Vlaams-Brabant.

In acht genomen de uitspraak van senator De Decker dat de zes faciliteitengemeenten voor 100 % Franstalig zullen worden en in feite een vogel voor de kat zijn, is de verslagenheid van de Nederlandstalige partijen in die gemeenten zeer groot.

Al deze elementen zullen, aldus de heer Laeremans, leiden tot een electorale uitbreiding van Brussel. Er komt in feite een groot-Brusselse kieskring tot stand van 25 gemeenten. Nochtans zijn het de zes faciliteitengemeenten, waar de Nederlandstaligen demografisch aan het wegkwijnen zijn, die extra zouden moeten worden ondersteund. Een « goede huismoeder » zorgt immers eerst voor de kinderen die het het hardst te verduren hebben. De algemene internationalisering betekent eveneens een « ontnederlandsing ».

Hierbij wenst spreker de Franstaligen er nog voor te waarschuwen dat deze internationaliseringstendens in de Brusselse gemeenten er op termijn ook toe zou kunnen leiden dat ook zij een minderheid zullen worden.

De heer Laeremans kan niet anders dan zich verzetten tegen dit nieuwe administratieve statuut voor de zes faciliteitengemeenten en de grondwettelijke betonnering ervan; zeker als men volgende verklaringen van Franstalige professoren en politici — die, anders dan, helaas, de Vlaamse politici en de Vlaamse regering (de heer Laeremans is van oordeel dat bijvoorbeeld het Vlaamse Handvest zich al te veel inschrijft in de Belgische logica), samen grondig nadenken over een mogelijke splitsing van België — leest :

Professor Hugues Dumont verklaarde als volgt in Le Soir van 16 september 2011 :

« Les six communes à facilités deviennent, sur le plan électoral, un canton hors norme et constitutionnalisé ce qui me semble de la plus haute importance. Ce canton sera rattaché à la fois à la circonscription électorale de Bruxelles et à celle du Brabant flamand ... ».

Op vraag van Le Soir of dit een soort van « corridor » vormt, antwoordde professor Dumont :

« Oui sûrement, d'autant que dans ces six communes, il y a Rhode-Saint-Genèse, qui forme une continuité territoriale entre Bruxelles et la Wallonie. Et l'on ne peut pas négliger l'hypothèse, que je ne souhaite pas, de négociation future sur la partition de l'État belge. Ce caractère tout à fait exceptionnel de ce canton électoral serait un des arguments que l'on pourra invoquer contre la transformation brutale de la frontière linguistique en une frontière internationale. C'est un point essentiel .... »;

— Uit indiscreties vanwege de N-VA-politici, heeft men geleerd dat eerste minister Di Rupo, tijdens de regeringsonderhandelingen in Vollezele, het volgende verklaarde :

« U weet toch waar we zullen staan over 10 jaar ...over 10 jaar heeft de N-VA de onafhankelijkheid en hebben de Franstaligen Brussel en dan is het land mooi in twee verdeeld. »;

— Nog tijdens de regeringsonderhandelingen heeft vice-eersteminister Onkelinx gesproken over voorbereidingen die de Franstaligen treffen met het oog op de splitsing van België;

— Op de website van de MR las de heer Laeremans het volgende naar aanleiding van het politieke akkoord :

« « Est-ce que les frontières linguistiques peuvent devenir des frontières d'État ? Non, la garantie constitutionnelle accordée aux communes à facilités permettra à celle-ci d'être prémunies contre toute exigence flamande d'annexion à un futur État flamand. »;

— In La Libre Belgique van 15 september 2011 verklaarde de heer Francis Van de Woestyne :

« Sur le plan géostratégique, c'est important. Si demain les partis flamands devaient provoquer la scission du pays, ces six communes seraient presque de facto rattachées à Bruxelles. »;

— Mevrouw Béatrice Delvaux verklaarde ook op 15 september 2011 in Le Soir :

« Gagner du temps, sans perdre trop d'éléments fondamentaux. Pour préparer la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale (Région Wallonie-Bruxelles) à une prévisible future scission du pays. ».

Voorts wijst de heer Laeremans er nog op dat de Vlaamse voogdij over de zes faciliteitengemeenten verder wordt uitgehold. Dit is inzonderheid het geval voor de benoeming van de burgemeesters van de zes faciliteitengemeenten. Ook de Vlaamse ministeriële omzendbrieven staan op de helling. Spreker zal hierop later nog uitvoeriger terugkomen. Op de vraag of de « pesterijen » veroorzaakt door de Omzendbrief « Peeters » zullen blijven voortduren, antwoordt de MR op haar website als volgt :

« Non. La consécration légale de la circulaire « Peeters », prévue initialement, a été empêchée par le MR. C'est donc la loi actuelle et la jurisprudence récente favorable aux francophones qui s'impose. Si des abus du côté néerlandophone persistent, un recours sera possible devant l'assemblée générale du Conseil d'État. ».

De Franstaligen gaan er met andere woorden van uit dat de Omzendbrieven « Peeters » niet meer van toepassing zijn. In dit verband verklaarde de heer Charles Picqué, minister-president van de Brusselse hoofdstedelijke regering, nog dat de betreffende omzendbrieven zijn geneutraliseerd.

Uit al het voorgaande kan de heer Laeremans niet anders dan met spijt in het hart vaststellen dat de zes faciliteitengemeenten aldus verworden tot Brusselse gemeenten. Hij is van oordeel dat het hier gaat om een vorm van diefstal.

De heer Laeremans vindt dat als men de Vlamingen respecteert men ook hun grondgebied moet respecteren. De Franstalige Brusselse partijen beschouwen echter de zes faciliteitengemeenten meer en meer als Franstalige gemeenten. Het BHV-akkoord leidt tot een verankering tussen Brussel en deze zes gemeenten en is een eerste stap naar de uitbreiding van Brussel.

Hier zijn de Vlamingen, volgens spreker, het grootste slachtoffer. Er moeten poolvorming of lijstverbindingen komen om de Vlaamse politiek in Brussel te laten overleven. Spreker verwijst in dit verband naar zijn wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de poolvorming per taalgroep in de kieskring Brussel (stuk Senaat, nr. 5-1254/1) en naar zijn wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (stuk Senaat, nr. 5-1255/1).

Volgens spreker worden door het BHV-akkoord, de Brusselse Vlamingen politiek geliquideerd, en tegelijkertijd krijgen de Franstaligen uit de rand voorrechten en mogen zij stemmen voor Brusselse lijsten, waardoor zij zekerheid krijgen dat hun stem leidt tot verkozenen in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Van de 70 000 kiezers in de faciliteitengemeenten zullen er, volgens spreker, zo'n 20 à 30 000 Franstalige kiezers voor Brusselse lijsten stemmen. Deze kiezers versterken de Franstalige lijsten in Brussel, die al dominant waren en de Vlamingen in Brussel worden verder gemarginaliseerd.

De heer Deprez gaat hier niet mee akkoord omdat hij oordeelt dat door de splitsing van BHV de Franstalige lijst in Brussel zo'n 70 000 stemmen verliest van Franstaligen die niet meer op die lijst kunnen stemmen. Men geeft de indruk dat de Franstaligen de splitsing van BHV hebben gevraagd om stemmen en financiële middelen te winnen.

De heer Laeremans antwoordt dat de Franstaligen deze stemmen blijven halen omdat zij met aparte lijsten blijven opkomen in Vlaams-Brabant. De Vlamingen in Brussel mogen nog wel blijven opkomen met aparte lijsten en zullen daartoe aangemoedigd worden via de partijfinanciering en via het systeem van de gecoöpteerde senatoren. Dit systeem wordt speciaal gehandhaafd omwille van de zogenoemde minderheden. Het werd speciaal in het leven geroepen omwille van de zogenoemde minderheden in Brussel en in Vlaams-Brabant. In Brussel kunnen Vlamingen stemmen voor Vlaamse lijsten voor de Senaat en dus ook mee bepalen wie de gecoöpteerde senatoren zullen zijn. In Vlaams-Brabant zal men kunnen stemmen voor Franstalige lijsten en dus ook mee de aanstelling bepalen van gecoöpteerde senatoren. De Franstaligen zullen met aparte lijsten opkomen omdat dit electoraal en financieel interessanter is.

In dit verband citeert spreker uit de nota van de heer Di Rupo van 4 juli 2011 met als titel « Een efficiëntere federale staat en een grotere autonomie voor de deelstaten waarin op blz. 22 gesteld wordt dat : « De oprichting van deze drie afzonderlijke kieskringen zou ertoe kunnen leiden dat geen enkele Nederlandstalige partij nog een rechtstreeks verkozen vertegenwoordiger heeft uit de nieuwe kieskring Brussel-Hoofdstad en dat geen enkele Franstalige partij nog een rechtstreeks verkozen vertegenwoordiger heeft uit de kieskring Vlaams-Brabant. Het staat de betrokken politieke fracties vrij om in het kader van de voorgestelde hervorming van het tweekamerstelsel (zie infra) gebruik te maken -zoals dit vandaag reeds het geval is- van de benoeming van gecoöpteerde parlementsleden. Zo kunnen dergelijke « ondervertegenwoordigingen » gecorrigeerd worden. ».

Als het statuut van BHV vroeger gehandhaafd werd op basis van de Sint-Michielsakkoorden, heeft ook het Grondwettelijk Hof (het vroegere Arbitragehof) geoordeeld dit statuut te behouden enkel omwille van het speciaal karakter van de zes faciliteitengemeenten.

Volgens spreker zouden, echter door een « zuivere » splitsing van BHV, de Franstaligen met een eenheidslijst in Vlaams-Brabant, zeker één en misschien twee verkozenen halen.

De heer Mahoux vindt de uitspraken van de heer Laeremans naast de kwestie, met name het statuut van BHV.

Spreker verwijst naar het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, (Stuk, Kamer, B.Z. 2007, nr. 52-37/1) en het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (Stuk, Kamer, B.Z. 2007, nr. 52-39/1). Deze voorstellen werden aangenomen door de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en het Openbaar Ambt op 7 november 2007. Hierin werd volgens spreker gesteld dat de stemmen op de Brusselse lijsten verbonden werden met de stemmen van Vlaams-Brabant en de Franstalige lijsten met die van Vlaams-Brabant. Hierdoor zou geen enkele stem binnen een partij verloren.

Spreker verwijst naar het advies van de Raad van State nr. 51.214/AV van 2 mei 2012 op het wetsvoorstel houdende verscheidene wijzigingen van het Kieswetboek en van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van het Europese Parlement en tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. (stuk Senaat, nr. 5-1560/2). Hierin werd scherpe kritiek geuit op de wetten inzake de splitsing omdat er ongelijkheden zouden worden geschapen en omdat de voorgestelde apparentering ook risico's inhoudt.

Het voorstel van Jean-Luc Dehaene van 2010 voorzag in een apparentering over de gehele oude provincie Brabant. Spreker verwijst naar zijn wetsvoorstellen inzake poolvorming (zie stukken Senaat, nrs. 5-1254 en 5-1255) zonder daarom een gewaarborgde vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel als dusdanig te eisen. Nu geven de Vlaamse partijen echter de indruk dat een stem voor een Vlaamse partij in Brussel in feite een verloren stem is.

De heer Beke antwoordt dat volgens de logica van de heer Laeremans zo'n stem toch nog 6 euro aan financiële middelen opbrengt.

De heer Laeremans vindt dat hierbij enkel de partijen gebaat zijn en niet de kiezer.

De Vlamingen kunnen dan nog enkel opkomen op Franstalige lijsten waardoor hun stem ook effectief verloren gaat.

Spreker concludeert dat we afstevenen op een kantelmoment waarbij het tweetalig karakter van Brussel voorgoed dreigt verloren te gaan.

Senator Laeremans geeft een overzicht van de dalende evolutie van het aantal stemmen voor Vlaamse lijsten voor de verkiezingen van de Kamer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :

1989 : 67 000 stemmen

1995 : 67 000 stemmen

2003 : 70 000 stemmen

2009 : 51 800 stemmen

2010 : 51 900 stemmen

Voor de verkiezingen van de Senaat in 2010 werden er nog maar 47 000 stemmen uitgebracht op Vlaamse lijsten.

De Vlaamse stemmen in Brussel gaan dus heel snel achteruit en het is niet zeker dat de Vlaamse Gemeenschap zal blijven bestaan in Brussel. Dit is te verklaren door de demografische evolutie waarbij de vele oudere Vlamingen verdwijnen en vervangen worden door anderstaligen die, zelfs als ze naar een Vlaamse school gaan, niet voor een Vlaamse lijst stemmen.

Het is echter de Vlaamse Gemeenschap die binnenkort het grootste deel zal ophoesten van de 460 miljoen die Brussel gaat krijgen, die de voornaamste bijdrage levert aan het BNP van dit land en die voorkomt dat Wallonië volledig aan de bedelstaf gaat.

Als men enige vorm van loyauteit heeft ten aanzien van die Vlaamse Gemeenschap dan zou men er voor moeten zorgen dat zij zetels kan halen in de Kamer vanuit Brussel, in verhouding tot de behaalde stemmen. Dit zou een uiting zijn van de wil om Brussel als een echte tweetalige stad te handhaven.

De verborgen agenda van de Franstaligen die zijn fractie waarneemt, maar die de heren De Croo en Beke niet wensen te zien, is van Brussel een volledig Franstalige stad te maken waarbij de Nederlandstaligen niet meer dan een van de vele minderheden van deze stad worden. Vandaag wordt de gelijkwaardigheid van de twee landstalen in Brussel onderuit gehaald.

De achteruitgang van de Nederlandstaligen in Brussel blijkt ook uit de kiesregisters. Elk jaar zijn er tussen de 1 000 à 1 600 minder Nederlandstaligen geregistreerd in het Brussels Gewest.

Tegelijk stijgt het aantal kiezers want de Brusselse bevolking stijgt snel en door de snelbelgwet worden dit allemaal kiezers die in grote mate voor Franstalige partijen zullen stemmen.

De Vlamingen in Brussel dalen dus niet alleen numeriek maar ook verhoudingsgewijs. Waar de Vlamingen in 1989 nog 15 % van de stemmen haalden, haalden ze in 2010 nog slechts 10,5 %. In de toekomst halen de Vlamingen misschien nog maar 7 %.

Waar zijn de Franstaligen bang van ? Zij worden almaar sterker en krijgen nog 25 000 stemmen uit de faciliteitengemeenten uit de rand.

Als de Vlamingen vragen dat de stem voor een Vlaamse partij in Brussel nog enig nut heeft dan stuiten zij op een weigering omdat dat de prijs is die ze moeten betalen voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Dit een perfide logica want de situatie van de Franstaligen in de rand buiten de faciliteitengemeenten is op geen enkele manier te vergelijken met de situatie van de Vlamingen in Brussel omdat Brussel een tweetalige stad is en die beide taalgemeenschappen op gelijk niveau staan.

Door deze regeling worden de Franstaligen in de rand opgewaardeerd en de Vlamingen in Brussel blijven met lege handen over. Dit wordt het best geïllustreerd door het andere voorstel dat thans besproken wordt : de Vlaamse magistraten in Brussel zullen geleidelijk uitdoven.

Voelen de Franstaligen niet aan dat zij de kleine gemeenschap van Vlamingen in Brussel aan het wurgen zijn ? Hebben zij geen enkele empathie voor de situatie van Vlamingen in Brussel ? Beseffen de Franstaligen dat, wat nu gebeurt, het laatste argument vernietigt van die Vlamingen die België nog willen behouden ? Met het akkoord dat nu op tafel ligt verliezen de Vlamingen Brussel.

De heer De Decker begrijpt het gevoel van verbondenheid met de eigen taalgemeenschap, maar merkt op dat senator Laeremans helemaal voorbijgaat aan het feit dat Brussel in de eerste plaats een internationale stad is en de hoofdstad van Europa. In deze context kan men niet nog decennialang blijven spreken over het Frans en het Nederlands in Brussel. Men moet echt wel over tien talen spreken. Daarom vindt hij de uitspraken van de heer Laeremans voorbijgestreefd. Hij begrijpt dat eenieder zijn cultuur en taal verdedigt, maar men moet dat doen in de huidige context.

Senator Laeremans heeft begrip voor dit standpunt maar wijst erop dat de internationalisering van Brussel niet het debat van vandaag is. In de mate dat een bepaalde taalgroep sociologisch achteruitgaat zou men toch de verdiensten van de Vlamingen in Brussel moeten erkennen. Zo wordt bijvoorbeeld 20 % van het onderwijs in Brussel door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd — iets dat de Vlamingen ook in de toekomst willen garanderen. Men zou kunnen zeggen dat men het waardevol vindt dat de Vlaamse cultuur in een multicultureel Brussel overleeft. Daar vindt hij echter geen spoor van terug in de teksten die hier door senator Beke cum suis zijn ingediend. Evenmin is daar sprake van in het regeerakkoord. Er is geen enkele apparentering of lijstverbinding mogelijk. Dat is ingegeven vanuit de — foute — redenering dat het ook niet mogelijk is in Vlaams-Brabant. Het fundamentele verschil is echter dat de stemmen van de Vlamingen zouden zinvol moeten zijn in Brussel. Voor hem is elk alternatief dat dit mogelijk maakt bespreekbaar. Het enige alternatief dat de Vlamingen nu hebben om een verkozene in de Kamer te krijgen, is een eenheidslijst — waarvan de meerderheidspartijen nu al hebben gezegd dat ze dat niet gaan doen. Dit is precies dezelfde situatie als de Franstaligen die in Vlaams-Brabant een eenheidslijst indienen voor de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen. De facto leidt dit tot een situatie waarbij de Vlamingen in Brussel definitief geminoriseerd worden en niet langer als een gelijkwaardige gemeenschap worden beschouwd. Hij begrijpt de logica niet dat voor de Kamerverkiezingen, de Vlamingen geen pool kunnen vormen. Daardoor ontmoedigt men een stem voor een Vlaamse lijst. Dit zal automatisch repercussies hebben voor de Europese en Brusselse verkiezingen.

Senator Pieters heeft voorgesteld om poolvorming mogelijk te maken. Als dit voorstel aanvaard wordt, is hij geneigd om de voorstellen goed te keuren ondanks zijn reserves wat betreft de regeling voor de zes faciliteitengemeenten.

De Vlaamse onderhandelaars zijn volledig blind gebleven voor de gevolgen van dit akkoord voor de Brusselse Vlamingen. Niet alleen verliezen zij twee Kamerzetels maar eigenlijk spelen de Vlamingen hun hoofdstad kwijt. Dat is het drama van dit akkoord : de Vlamingen geven de hoofdstad cadeau aan de Franstaligen. Zelfs Brusselse Vlamingen halen hier hun schouders over op.

Hij meent dat de Franstaligen dan ook een bijzonder sterk signaal zouden geven als zij oog hadden voor deze Vlaamse bezorgdheid.

Brussel wordt zwaar bevoordeeld bij de toekenning van zetels. Van staatssecretaris Verherstraeten wenst hij te vernemen hoe de verdeling van de Kamerzetels precies zal verlopen. Hij heeft begrepen dat er 15 zetels zouden toekomen aan Brussel. Elders heeft hij gelezen dat er 15 Kamerzetels zouden zijn in Vlaams-Brabant — beide hebben ongeveer hetzelfde aantal inwoners. Op dit ogenblik zijn er 29 Kamerzetels, waarvan 7 voor Leuven en 22 voor Halle-Vilvoorde. Gaan we dan naar 30 zetels ? Waar komt die vijftiende zetel vandaan ? Waar verdwijnt er dan een zetel ?

Waarom krijgt Brussel echter 15 Kamerzetels ? Er zijn slechts een 500 000 stemgerechtigden, wat betekent dat er slechts 30 000 stemmen nodig zijn voor één zetel. In andere landsdelen moeten hiervoor veel meer stemmen gehaald worden. Dat komt uiteraard omdat voor de bepaling van het aantal zetels wordt uitgegaan van het aantal inwoners. Aangezien er in Brussel ongeveer 60 à 70 % van de bevolking van buitenlandse oorsprong is en dus geen stemrecht heeft, halen dus de 350 000 autochtone Franstaligen deze 15 zetels allemaal binnen. Dit is een fantastische overwinning voor de Franstaligen. Hoewel zij slechts 30 % van de bevolking uitmaken winnen zij 100 % van de Kamerzetels.

Het signaal dat hiermee aan de vreemdelingen wordt gegeven is dat zij enkel vertegenwoordigd worden door de Franstalige politieke partijen. Hoe kan je als Vlaamse Gemeenschap inspanningen blijven doen op het vlak van onderwijs en integratie als je politiek-electoraal bent uitgeschakeld.

Tegelijk moet men weten dat de toekomst van Brussel voor een groot deel door mensen van vreemde oorsprong zal bepaald worden. Voor hen is het enkel zinvol om een stem uit te brengen op een Franstalige partij.

Beseffen de Franstaligen de omvang van de overwinning die zij hebben gehaald ? Hij vindt het onvoorstelbaar dat Brusselse Vlamingen dit akkoord schouderophalend slikken.

Er zullen veertig senatoren verdwijnen. Op welke toekomst kunnen sommige jonge politici van sommige partijen nog hopen, behalve misschien in de gewesten, maar steeds meer in een figurantenrol ?

Als er geen populaire figuur is in Vlaams-Brabant, zou het dan kunnen dat iemand die niet in Vlaams-Brabant woont er op de lijst wordt geplaatst, zodat er toch een Vlaamse Brusselaar in de Kamer komt.

Door het verlies van de twee Vlaamse zetels in de Kamer zal men bovendien komen tot een toestand waarbij Brussel aan de Franstaligen cadeau wordt gegeven, en waarbij men de Brusselaars — in het bijzonder de grote groep allochtonen die electoraal steeds belangrijker wordt — het signaal geeft dat een nuttige stem in Brussel een Franstalige stem is, en dat de Vlamingen er aan het verdwijnen zijn. Spreker vindt dit uiterst problematisch, en hij betreurt eens te meer de gelatenheid en lethargie van de Vlaamse Brusselaars.

Spreker herinnert eraan dat hij sinds 1995 in de Kamer zetelt, en hij verwijst naar zijn zeer talrijke initiatieven in verband met Brussel over uiteenlopende onderwerpen als veiligheid, tweetaligheid, enz.

Hij besteedt veel tijd en aandacht aan deze kwesties.

Al kan zijn partij er geen stemmen meer halen, Brussel blijft zijn hoofdstad en het lot ervan baart hem zorgen.

Guy Van Hengel stelde onlangs in De Morgen, bij het afsluiten van het BHV-akkoord, dat men niet moet doen alsof men nu pas ontdekt hoe de toestand is, en dat de gecoöpteerde Vlaams-Brusselse senator zijn stem moest laten horen in de Senaat.

In een radio-interview van 16 september 2011 verklaarde een bedroefde Steven Van Ackere het volgende :

« Vlaamse partijen in Brussel halen zo'n zestigduizend stemmen. Ik denk dat er niet veel steden zijn in Vlaanderen van zestigduizend inwoners die helemaal geen vertegenwoordiger in het Parlement hebben. ».

Dit zijn weliswaar bedroefde, maar gelaten reacties.

Bert Anciaux zelf gaf in de uitzending Terzake de volgende waarschuwing mee :

« Als die band tussen Vlaanderen en Brussel wordt doorgeknipt is Brussel binnen de kortste keren een monoculturele francofone stad waar er geen rechten meer zijn voor de Vlamingen. ».

Hij had er toen aan toegevoegd dat men geen nieuwe toegevingen meer mocht doen. Spreker vindt die laatste reactie betreurenswaardig, terwijl men een duidelijk signaal had moeten geven en er een eenvoudige oplossing bestaat, te weten de vorming van een « pool ».

Dat systeem neemt de Franstaligen niets af, maar zorgt ervoor dat de stemmen van de Vlaamse Brusselaars een waarde houden.

Vic Anciaux in eigen persoon heeft niet zo lang geleden in « Knack » toegegeven dat het een vergissing was om van Brussel een derde gewest te maken.

Terwijl sommigen nog uit het systeem proberen te halen wat er uit kan worden gehaald, wil de partij van spreker de Belgische instellingen, die ze niet democratisch acht, bestrijden. Ze doet dat evenwel op democratische wijze, want het is geen extremistische, maar een nationalistische partij. Nationalisme betekent dat men zijn volk liefheeft, en draagt dus een positieve boodschap uit, zonder daarom naïef te zijn.

Wat zijn, op grond van de teksten die worden voorbereid, de mogelijkheden ?

Indien de Vlamingen op afzonderlijke lijsten opkomen, zullen ze dat eerst en vooral om financiële redenen doen.

Vervolgens zal men in een eerste fase, op basis van de in Brussel veroverde stemmen, proberen de gecoöpteerde senatoren zo te verdelen dat er enkele Vlaamse Brusselaars bij zijn. En omdat men afzonderlijk is opgekomen, zal men precies wat meer gewicht in de schaal kunnen leggen bij die verdeling.

Het valt te hopen dat de kiezers die redenering zullen volgen, hoewel spreker denkt dat ze meer dan ooit voor Franstalige lijsten zullen stemmen.

Het alternatief is een Vlaamse eenheidslijst, maar die dreigt alle Vlaamse partijen te verenigen met uitzondering van het Vlaams Belang. Het staat echter niet vast dat dit zal volstaan om een zetel te veroveren. Overigens heeft Guy Vanhengel dat idee al verworpen, zich afvragend in naam van wie een dergelijke verkozene in het parlement zitting zou nemen.

Het meest waarschijnlijke is een wanhopige poging om zich vast te klampen aan een Franstalige lijst, met de vraag dat ze zou openstaan voor Nederlandstaligen in de Kamer.

De Sp.a zit wat dat betreft goed — ze kan op een dergelijk akkoord met de PS hopen —, maar voor andere partijen is dat minder het geval.

Het verhaal is echter nog niet ten einde. Er wordt nog onderhandeld over Brussel (interne staatshervorming in Brussel, wetgeving op het taalgebruik, bevoegdheden, ...). Een van de problemen in de nota-Di Rupo betreft de tweetalige lijsten voor het Gewest. De Franstaligen, de Groenen en bepaalde Vlaamse partijen zijn hiervoor vragende partij.

De heer Beke onderstreept dat de nota-Di Rupo van de zomer van 2011 dateert en dat sindsdien een institutioneel akkoord werd gesloten. Waar, in de zestien voorstellen die ter bespreking voorliggen, bevindt zich het punt waarover de vorige spreker het had ?

De heer Laeremans antwoordt dat het er zich niet in bevindt. Het institutioneel akkoord bevat echter onderdelen die deel uitmaakten van het hervormingspakket en waarover nog moet worden gedebatteerd voor het einde van deze regeerperiode.

Wat de wetgeving op het taalgebruik betreft, heeft de heer Beke overigens zelf een wetsvoorstel ingediend.

De heer Beke antwoordt dat het niet is omdat de Franstaligen bepaalde zaken wensen, dat de Vlamingen zich daarbij moeten aansluiten. Alle Franstalige partijen wensen bijvoorbeeld de uitbreiding van Brussel en schuiven dat gegeven naar voor in verband met het debat over BHV, maar de Vlaamse partijen hebben geantwoord dat het uitgesloten was dat men op dat verzoek inging.

De heer Laeremans blijft erbij dat er een reeks punten overblijft waarover nog moet worden gesproken voor 2014 (aanwijzing van de vice-gouverneur van Brussel, wetgeving op het taalgebruik, wetgeving betreffende de ziekenhuizen in Brussel, ...).

In weerwil van alle vermelde nadelen, is de kracht van de Vlamingen dat ze vandaag zelf hun parlementsleden en hun ministers aanwijzen.

Spreker meent dat de Vlamingen een vergissing hebben begaan door te aanvaarden dat over de Brusselse aspecten van de staatshervorming afzonderlijk wordt onderhandeld door de Vlaamse Brusselaars, die zich in een minderheidspositie bevinden. Spreker spoort de Vlamingen aan in de toekomst niet meer dezelfde fout te maken.

Ter compensatie van de splitsing van BHV werd ingestemd met grote geschenken voor Brussel, met name op financieel gebied. Die financiële compensaties worden voortdurend verantwoord met de Brusselse bevolkingsexplosie. Die explosie wordt verklaard door de lakse toepassing van de immigratiewetgeving. Een groot deel van de geïmmigreerde bevolking vestigt zich in Brussel, met als gevolg dat de Vlaamse bevolking verdrinkt in de massa. Aldus telt de Brusselse bevolking, die afstevent op 1,5 miljoen inwoners, amper 32 000 Vlaamse kiezers.

In plaats van de middelen voor Brussel op te trekken, zijn er andere oplossingen denkbaar om de demografische expansie af te remmen. Het volstaat de immigratiekwestie anders aan te pakken, kritischer te zijn bij het onthalen van internationale instellingen, voor een betere spreiding van de Europese instellingen te zorgen, enz.

De heer Laeremans denkt dat het BHV-akkoord in een strategische visie van de Franstaligen past. Op termijn willen ze Brussel uitbreiden. Het immigratiebeleid is niet neutraal op communautair gebied. De demografie wordt gebruikt als een instrument om de periferie te verfransen.

Brussel wordt een « super-gewest » met extra bevoegdheden die het Vlaams Gewest niet zal krijgen zoals bevoegdheden inzake onderwijs, veiligheid enz. Brussel krijgt meer dan de anderen en dat is een achterliggende strategie van de Franstaligen. BHV was nog maar net goedgekeurd en de Franstaligen communiceerden al over de Fédération Wallonie-Bruxelles. Hun strategie bestaat erin om Brussel in te palmen en liefst ook bijkomende stukken rond Brussel erbij te nemen. Brussel wordt een Franstalige stad waar Vlamingen enkel nog gedoogd worden en niet meer aanzien worden als een gelijkwaardige gemeenschap. Spreker verwijst naar uitspraken van Bart Maddens :

« Brussel wordt meer dan ooit een zwart gat in Vlaanderen, de ergste nachtmerrie van de Vlamingen wordt binnenkort realiteit. Er komen drie volwaardige gewesten waarvan er twee, verenigd in de Fédération Wallonie-Bruxelles, een front vormen tegen de derde ».

Er zijn ook gevolgen voor Vlaams-Brabant want door het maximaliseren van het stemmenaantal bij de Kamerverkiezingen hebben de Franstaligen er alle belang bij om met aparte lijsten op te komen. Door Franstaligen aan te zetten om op deze manier op te komen, in het kader van de gecoöpteerde senatoren en in het kader van de financiering van de partijen, worden Franstaligen aangemoedigd om zich niet te integreren en verandert er de facto niets. Men moet voor de Kamerverkiezingen niet wonen waar men opkomt, dus het zou in theorie nog steeds mogelijk zijn om op Brusselaars te stemmen. Spreker verwacht dat de burgemeesters van de faciliteitengemeenten op Brusselse lijsten zullen gaan staan en daardoor stemmen vanuit de faciliteitengemeenten zullen draineren naar Brussel en dat anderzijds, prominente Brusselaars Franstalige lijsten in Vlaams-Brabant gaan steunen.

De heer Anciaux wijst op het feit dat dit een strategische fout zou zijn van de Franstaligen omdat ze zichzelf dan volledig zullen verdelen.

De heer Laeremans is het daar niet mee eens want volgens hem is het perfect mogelijk dat men in de faciliteitengemeenten propaganda maakt voor de Brusselse lijsten en dat er dus 25 000 à 30 000 stemmen van de faciliteitengemeenten naar Brussel zullen verschuiven. Er blijven dan zo een 50 000 stemmen te halen en spreker verwacht dat er dan Franstalige lijsten zullen worden ingediend omdat de partijen daar financieel baat bij hebben. Franstalige partijen zullen aan een soort opbodstrategie doen en zo beloond worden met gecoöpteerde senatoren. Het nieuwe systeem zal de electorale integratie van Franstaligen tegengaan.

Spreker had liever gehad dat Franstaligen in Vlaams-Brabant zouden opkomen met een eenheidslijst zoals met de Vlaams Parlementsverkiezingen.

De heer Beke herinnert aan de grondwettelijke vrijheid van vereniging, dus men kan mensen niet dwingen om voor een eenheidslijst te kiezen. Ofwel wordt er gekozen voor een eenheidslijst wat de kans op verkozenen vergroot, ofwel wordt er opgekomen op verschillende lijsten en dan is de kans kleiner. Waarom verkiest de heer Laeremans dan een eenheidslijst ?

De heer Laeremans vindt dat er naar de volledige context moet worden gekeken. Faciliteitengemeenten worden bij Brussel geplaatst, wat een perfide systeem is. Het zou een veel gezonder systeem zijn wanneer Franstaligen in dezelfde situatie zouden zitten dan bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement met een eenheidslijst voor de faciliteitengemeenten waarmee uiteindelijk minder stemmen worden gehaald en er dus meer plaats is voor electorale integratie.

De heer Deprez merkt op dat men de sociologische realiteit niet kan veranderen. Vele Franstaligen houden van Vlaanderen en komen er dus wonen, maar te weinig Vlamingen houden van Brussel om er te komen wonen.

De heer Laeremans wijst op het feit dat er een verkeerde strategie wordt gekozen, mensen worden gestimuleerd om Brussel te verlaten. Indien er een verstandig ruimtelijk beleid zou worden opgezet in Brussel kunnen er makkelijk 2 miljoen mensen wonen. Spreker oordeelt dat er een echt beleid wordt gevoerd om Vlamingen uit Brussel weg te pesten.

De hoofdstedelijke gemeenschap wordt door de Franstaligen gezien als een mogelijkheid om Brussel uit te breiden en de onafhankelijkheid van Vlaanderen tegen te houden. Er wordt een soort « Grand Bruxelles » gecreëerd dat dominant Franstalig is.

De heer Deprez verwijst naar het voorstel over de hoofdstedelijke gemeenschap, dat bepaalt dat niets mogelijk is zonder samenwerking tussen de gewesten.

De heer Laeremans wijst op de problemen rond de plantentuin van Meise waar al tien jaar gezocht wordt naar een samenwerkingsakkoord. Het is heel simpel om samenwerkingsakkoorden te blokkeren en Vlamingen zullen op deze manier regelmatig gechanteerd worden.

De heer Anciaux wijst op het feit dat dat geen probleem mag zijn aangezien er beweerd wordt dat België binnen twee jaar niet meer zal bestaan.

De heer Vanlouwe merkt op dat dat hopelijk het geval zal zijn.

De heer Laeremans is het niet eens met diegenen die zeggen dat dit akkoord geen nachtmerrie is voor de Vlamingen. De Franstalige posities zijn in dit verhaal enorm versterkt. Het is een strategische blunder om de hoofdstad op te geven en daar een politiek Franstalige stad van te maken.

Spreker zal het amendement van de heer Pieters steunen. Het zou logisch zijn om te bepalen dat de Vlamingen de moeite waard zijn aangezien zij ook Brussel voor een groot deel financieren en dat er voor hen dus nog een toekomst moet zijn.

De toekomst van Brussel ligt ook voor een groot deel bij de allochtonen, spreker is niet bang om dat toe te geven. Alle allochtonen moeten niet worden teruggestuurd, maar wel diegenen die komen parasiteren op de maatschappij, de criminelen, diegenen die zich niet willen integreren enz. Maar die toekomst moet ook gegund worden aan de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Als de hoofdstad geen tweetalige toekomst heeft, dan heeft België geen toekomst meer.

Spreker vindt het voorliggende akkoord kwaadaardig en de halsstarrigheid waarmee de 80/20-regeling wordt verdedigd, bewijst dat dit land gericht is op het misprijzen van de Vlamingen. De Vlamingen gaan dit systeem niet blijven ondersteunen.

Als de Vlamingen Brussel terug willen winnen, zal er snel werk moeten gemaakt worden van de onafhankelijkheid.

De heer Laeremans dringt erop aan dat de institutionele hervorming die momenteel wordt voorbereid een toekomst voor de Brusselse Vlamingen zou garanderen. Het akkoord waarover werd onderhandeld en de 80/20-regel die halsstarrig wordt verdedigd door de acht partijen, is onrechtvaardig. Dit brengt het tweetalige statuut van de hoofdstad van het land in het gedrang. Dit akkoord illustreert de minachting tegenover Vlamingen. De voorstellen die op tafel liggen, met name die over de herfinanciering van Brussel, zullen tot gevolg hebben dat de Vlamingen Brussel zullen verliezen aangezien dit een Franstalige stad wordt. Via dit akkoord wordt de Waals-Brusselse Gemeenschap feitelijk gerealiseerd. Het is onjuist te beweren dat het akkoord het mogelijk maakt Brussel te behouden als volwaardige hoofdstad binnen een Belgische Staat. Integendeel, het institutioneel akkoord is zodanig vernederend voor de Brusselse Vlamingen dat het het einde van België bespoedigt.

De heer Deprez merkt op dat het voorliggende wetsvoorstel samenhangt met het voorstel tot herziening van artikel 63, § 4, van de Grondwet (stuk Senaat, nr. 5-1561 — 2011/2012) en met het voorstel tot invoeging van een artikel 168bis in de Grondwet (Stuk Senaat, nr. 5-1562 — 2011/2012). Wat is de exacte draagwijdte van de veranderingen waarin beide teksten voorzien ?

De heer Pieters verklaart dat zijn fractie amendementen zal indienen met het oog op de invoering van een « poolingsysteem », teneinde de stemmen voor de Nederlandstalige of Franstalige lijsten te groeperen alvorens over te gaan tot de zetelverdeling in Brussel. Een dergelijk systeem zou de Nederlandstalige kiezers in Brussel de garantie bieden dat ze vertegenwoordigd blijven in het federaal parlement. Via deze oplossing zou een van de averechtse effecten van de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde kunnen regelen, aangezien het huidige akkoord tot gevolg heeft dat het aantal Nederlandstalige verkozenen vermindert.

« Pooling » zou bovendien een stelsel invoeren dat de Brusselse Vlamingen beschermt als tegenwicht voor het beschermingsstelsel dat de Franstaligen genieten. Spreker benadrukt dat de institutionele akkoorden in hun huidige staat grondwettigheidsvragen zouden kunnen doen rijzen die door een « poolingstelsel » kunnen worden geregeld.

De fractie van spreker wil tevens van de bespreking gebruik maken om het wetsvoorstel aan te vullen met een bepaling die ertoe strekt de omzendbrieven-« Peeters » te verankeren in de wet. De vertegenwoordigers van de acht partijen die over het institutioneel akkoord hebben onderhandeld, verklaren dat ze de omzendbrieven-« Peeters » niet willen wijzigen. Indien dat inderdaad de wens van de onderhandelaars is, volstaat het deze omzendbrieven op te nemen in de wet teneinde het evenwicht waarin het nieuwe artikel 195 voorziet, te waarborgen.

Indien de acht partijen de wijziging die spreker voorstelt niet kunnen steunen, moet men hieruit dan afleiden dat ze van plan zijn om het stelsel waarin de omzendbrieven-« Peeters » voorzien, te wijzigen ?

B. Antwoorden van de regering

De heer Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming, leidt uit het betoog van de heer Laeremans af dat hij betreurt dat verschillende partijen bereid waren institutionele onderhandelingen aan te vatten. Dit is niet het standpunt dat de regering verdedigt. De parlementaire weg die tussen 2007 en 2010 werd gevolgd, heeft zijn grenzen op het gebied van doeltreffendheid aangetoond. In een land zoals het onze is een wijziging van de institutionele evenwichten enkel mogelijk door compromissen.

De regering vindt dat het compromis waarover de acht partijen hebben onderhandeld, evenwichtig is. Spreker verwijst naar de toelichting van de voorliggende wetsvoorstellen en naar de tekst van het Vlinderakkoord, waar hij volledig mee instemt.

Het voorliggende voorstel komt tegemoet aan arrest 73/2003 van het Arbitragehof.

Er is bepaald dat in de vroegere provincie Brabant drie kieskringen moeten worden opgericht : een kieskring Vlaams-Brabant en een kieskring Waals-Brabant, waarvan de grenzen overeenstemmen met de provinciegrenzen, en een specifieke kieskring Brussel-Hoofdstad, waarvan het grondgebied overeenstemt met het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

Het Grondwettelijk Hof heeft toegegeven dat een nieuwe samenstelling van de kieskringen van de vroegere provincie Brabant gepaard kon gaan met bijzondere modaliteiten, die konden verschillen van die voor de andere kieskringen, teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in deze vroegere provincie te beschermen. Het Hof heeft in zijn voornoemde arrest verduidelijkt dat het de rol van de wetgever is om deze modaliteiten vast te stellen.

Het voorliggende voorstel voorziet in bijzondere modaliteiten voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, aangezien de kiezers in de zes randgemeenten de keuze zullen hebben om hun stem uit te brengen voor een lijst van de kieskring Vlaams-Brabant of voor een lijst van de kieskring Brussel-Hoofdstad.

Deze bijzondere modaliteiten zijn bedoeld om de gewettigde belangen van de Franstaligen en de Nederlandstaligen te beschermen. De heer Verherstraeten geeft toe dat theoretisch gezien deze bijzondere modaliteiten alle kiezers in de randgemeenten beogen, ook al zullen sommigen er in de praktijk waarschijnlijk meer gebruik van maken dan anderen.

Spreker benadrukt dat het wetsvoorstel niet voorziet in een mogelijk gebruik van de techniek van apparentering, aangezien deze techniek in het institutioneel akkoord uitgesloten is.

Indien men de techniek van apparentering opnieuw zou willen invoeren voor de kieskring Brussel, zou men deze maatregel moeten beschouwen als een bijzondere modaliteit op grond van artikel 63, § 4, van de Grondwet. Een dergelijke apparentering zou met andere woorden enkel kunnen worden ingevoerd bij een wet die wordt aangenomen met een bijzondere meerderheid. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor een eventuele invoering van een systeem van lijstenverbinding binnen de kieskring Brussel of een wijziging van de kiesdrempel die niet zou gelden voor alle kieskringen. Een wijziging van de kiesdrempel voor alle kieskringen daarentegen zou volgens spreker geen bijzondere modaliteit vormen in de zin van artikel 63, § 4, van de Grondwet.

Er zijn opmerkingen gemaakt over de overeenstemming van deze bijzondere modaliteiten met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Spreker verwijst in dat verband naar het advies van de Raad van State (stuk Senaat, nr. 5-1560/2), die van oordeel was :

« dat de bijzondere modaliteiten vervat in het voorliggende wetsvoorstel niet strijdig zijn met de Grondwet, en dat zij meer bepaald geen schending inhouden van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

De Raad van State ziet voorts geen reden om, wat betreft de toetsing van de bijzondere modaliteiten aan het internationaal verdragsrecht, tot een andere conclusie te komen. »

Wat tot slot de opmerkingen over de inwerkingtreding van de tekst betreft, wijst spreker erop dat het in artikel 38 van het wetsvoorstel voorgestelde stelsel afwijkt van het gemeen recht, aangezien het bepaalt dat de nieuwe wet in werking treedt de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Het zou niet mogelijk zijn om de nieuwe tekst sneller in werking te laten treden. Wat ook de de regel van inwerkingtreding is, de tekst zal hoe dan ook in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt.

De regering zal erop toezien dat de zestien teksten die worden besproken snel worden bekendgemaakt nadat ze in het Parlement zijn aangenomen. De regering steunt deze verschillende wetsvoorstellen, aangezien het Vlinderakkoord deel uitmaakt van het regeerakkoord.

Wat de opmerkingen over het kieskanton Sint-Genesius-Rode betreft, verwijst spreker naar artikel 4 van het wetsvoorstel. Er wordt voorzien in bijzondere modaliteiten voor de zes randgemeenten. Aangezien het specifieke stelsel identiek is in deze zes gemeenten, is het logisch ze samen te brengen in één kieskanton met als hoofdplaats Sint-Genesius-Rode, aangezien hier het vredegerecht is gevestigd.

De heer Verherstraeten wijst er tot slot op dat de voorliggende teksten het stelsel van zetelverdeling voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers niet wijzigen. Hij verwijst in dat verband naar de toelichting van het wetsvoorstel, waarin staat : « Zoals voor de andere kieskringen worden de zetels die toegewezen worden aan deze kieskringen toegekend overeenkomstig artikel 63, § 2, van de Grondwet. Dat betekent concreet dat elke kieskring zoveel zetels heeft als de federale deler in het bevolkingscijfer van de betrokken kieskring begrepen is. ».

De heer Verherstraeten merkt bovendien op dat de « poolingtechniek » niet werd opgenomen in het institutioneel akkoord, noch in het wetsvoorstel. Het is de commissie die zich hierover dient uit te spreken.

Spreker benadrukt tot slot dat de integratie van de omzendbrieven-Peeters in de wet geen deel uitmaakt van het Vlinderakkoord. Dit akkoord wijzigt de federale wetten op het gebruik van de talen niet.

C. Reacties van de leden

De heer Pieters meent niet te hebben gehoord in welke mate de voorgestelde regeling kan worden gegrondvest op een bepaling ter bescherming van de rechtmatige belangen van Nederlandstaligen en Franstaligen in de vroegere provincie Brabant. De voorstellen bevatten immers geen enkele bijzondere modaliteit in het voordeel van de Nederlandstaligen. Daarenboven gaat de opmerking dat dit ook zou gelden voor de Nederlandstaligen in de faciliteitengemeenten niet op; uit de verantwoording van de uitzondering voor de faciliteitengemeenten blijkt immers dat deze juist is gemaakt omdat er in de faciliteitengemeenten een bijzonder taalstatuut is voor de Franstaligen. De oriëntatie van de uitzondering is dus duidelijk ten voordele van de bescherming van de Franstaligen. Spreker vindt nergens in enige mate modaliteiten die ertoe strekken de rechtmatige belangen van de Nederlandstaligen in de vroegere provincie Brabant te beschermen. Hij blijft er dus bij dat dit onaanvaardbaar is.

Verder blijven er nog andere vragen.

Zo werd ook gesteld dat de van pooling dient te worden beschouwd als een bijzondere modaliteit; indien deze in de toekomst zou worden ingevoerd zou dit met een tweederde meerderheid dienen te gebeuren. Daarentegen zou de omzendbrief Peeters, dus het andere deel dat hier niet wordt vermeld, geen bijzondere modaliteit zijn en dus wel met een gewone meerderheid kunnen worden veranderd. Is dit de werkelijke wil van de indieners ?

Wijzigingen van lacunes, van zaken die niet vermeld staan, zouden aldus pas mogelijk worden met een tweederde meerderheid. Dit is de strekking van het antwoord dat de minister heeft verschaft en lijkt spreker te vergaand.

Spreker blijft ook op zijn honger met betrekking tot nieuwe garanties. Moeten deze telkens met een tweederde meerderheid worden ingevoerd of kan dit met een gewone meerderheid terwijl de wijziging ervan wel met een tweederde meerderheid dient te gebeuren ?

De regering schijnt te zeggen dat alles wat enigszins heeft te maken met de rechtmatige belangen in de vroegere provincie Brabant met een tweederde meerderheid zal moeten worden goedgekeurd. Wat is het standpunt van de indieners hierover ?

Op de bemerkingen van senator Pieters met betrekking tot de pooling en de omzendbrief wijst staatssecretaris voor Staatshervorming, de heer Verherstraeten, erop dat een wijziging van de taalwet in de rand sowieso een bijzondere meerderheid vereist.

Voor het overige herhaalt hij dat het wetsvoorstel niet in apparentering voorziet omdat deze techniek wordt uitgesloten door het institutioneel akkoord, naar het voorbeeld van de andere kieskringen.

De herinvoering van een bijzondere modaliteit voor de kieskring Brussel, zoals de mogelijkheid tot apparentering met de lijsten van Brussel, moet worden beschouwd als bijzondere modaliteit in de zin van artikel 63, § 4 van de Grondwet.

Dat betekent dat een dergelijke apparentering in de toekomst slechts kan worden ingevoerd via een wet die wordt aangenomen met een bijzondere meerderheid.

Senator Pieters begrijpt niet hoe de staatssecretaris kan stellen dat elementen die niet in de tekst zijn opgenomen gaan gebetonneerd worden met een tweederde meerderheid. Dat is juridisch niet hard te maken. Men kan niet beslissen dat een leemte enkel kan worden geregeld met een bijzondere meerderheid. Ofwel zou men moeten beslissen dat alles wat met stemrecht te maken heeft in de vroegere provincie Brabant met een bijzondere meerderheid moet beslist worden. Graag had hij het standpunt van de indieners gehoord op dit punt.

Senator Laeremans stelt vast dat de indieners van het wetsvoorstel oorverdovend stil blijven. Blijkbaar vinden zij de opmerkingen van de heer Pieters irrelevant.

De staatssecretaris stelt dat de voorgestelde regeling in theorie beide gemeenschappen ten goede komt maar dat in de praktijk een gemeenschap meer voordelen heeft dan de andere. Senator Laeremans beschouwt dit als een eufemisme. Nergens in de voorliggende teksten staat een modaliteit die de Vlamingen ten goede komt. De Brusselse Vlamingen worden politiek uitgeschakeld. Dit is geen detail maar de kern van het debat.

In de toelichting bij het wetsvoorstel nr. 5-1561/1 wordt verschillende keren verwezen naar de « gewettigde belangen », onder andere wanneer de indieners het hebben over het juridisch consolideren en bestendigen :

« De nieuwe grondwettelijke bepaling beperkt zich tot het bevestigen van de toelaatbaarheid van de invoering van bijzondere modaliteiten ter vrijwaring van de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant, in de wetgeving betreffende de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers. ».

« De vaststelling van de « bijzondere modaliteiten » die de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant garanderen, raakt aan de kern van de grote evenwichten die ten grondslag liggen aan de communautaire vrede. Dit rechtvaardigt — naar analogie van wat voorzien is in de andere bepalingen van de Grondwet die betrekking hebben op die grote evenwichten (zie bijvoorbeeld artikel 129, § 2) — dat de « bijzondere modaliteiten » waarop de voorgestelde grondwetstekst betrekking heeft, in de toekomst slechts kunnen worden gewijzigd bij de bijzondere meerderheid bedoeld in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet. »

In de praktijk worden deze evenwichten weggeslagen. Waar zijn de bijzondere uitvoeringsbepalingen voor de Vlamingen ? Nergens in de teksten is daar sprake van. Met andere woorden we hebben hier met een spookverhaal te maken. Dit is bijzonder schrijnend voor de Brusselse Vlamingen.

Bovendien antwoordt de staatssecretaris niet op de vraag. Hij verwijst naar artikel 63, § 4 van de Grondwet maar dat is de vraag niet. De vraag is hoe de zetelverdeling zal gebeuren. Waarom durft de staatssecretaris daar niet op antwoorden ? Als er 15 zetels naar Vlaams-Brabant gaan, vanwaar komt die vijftiende zetel ? Welke kieskring verliest een Kamerzetel ? Is het een Vlaamse of Waalse kieskring ? Of is daar nog niet over nagedacht ?

Wat het samenbrengen van de faciliteitengemeenten in een kieskanton met als hoofdplaats Sint-Genesius-Rode betreft, heeft de staatssecretaris evenmin een antwoord gegeven. « Dat is de logica zelf », is geen antwoord.

Senator Vanlouwe vraagt dat de indieners concreet een antwoord geven over de bijzondere modaliteiten die in de Grondwet zullen worden ingevoerd om de gewettigde belangen van Vlamingen en Franstaligen te vrijwaren. Geldt dit voor nu of geldt dit voor wat in de toekomst zal worden toegevoegd. Gaan er in de toekomst wijzigingen kunnen worden doorgevoerd met een gewone meerderheid.

Senator Anciaux preciseert dat de wijziging van de Grondwet alleen betrekking heeft op artikel 63 en artikel 168bis van de Grondwet. Het door senator Pieters aangehaalde voorbeeld van de taalwetgeving heeft daar niets mee te maken.

Senator Pieters had begrepen dat modaliteiten die nu niet worden toegekend, gedekt zouden worden door de betonnering van die twee artikelen. Een aantal zaken die nu verworpen worden, zoals de apparentering of pooling, zouden later slechts kunnen worden ingevoerd mits een bijzondere meerderheid. De betonnering zou dus ook betrekking hebben op modaliteiten die nu nog niet zijn ingevuld, die dus « leeg » zijn. Wat vandaag niet wordt geregeld, blijft een modaliteit die slechts met een bijzondere meerderheid kan worden ingevoerd. Dat is een aberratie. De opinie van de staatssecretaris is niet bindend voor de uitlegging van het wetsvoorstel.

De heer Mahoux merkt op dat de voorliggende teksten het resultaat zijn van een akkoord tussen acht partijen over de institutionele problemen van het land.

De heren Delpérée en Cheron scharen zich achter de uitleg van de staatssecretaris.

V. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

A. Artikelsgewijze bespreking van voorstel nr. 5-1560/1

Amendementen nrs. 11 en 12

De heer Laeremans dient de amendementen nrs.11 en 12 in, die beide strekken om het geheel van het wetsvoorstel te vervangen (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

De heer Laeremans legt uit dat hij aan de hand van die amendementen een alternatief wil voorstellen voor het oorspronkelijke voorstel. Hij vindt vooral de toestand van de Vlamingen in Brussel onaanvaardbaar.

De heer Delpérée wijst op een procedureprobleem, want de amendementen van de heer Laeremans strekken om het volledige voorliggende wetsvoorstel te vervangen. Het gaat in werkelijkheid om nieuwe wetsvoorstellen die op de agenda van een volgende vergadering van de Senaat moeten worden gezet.

De heer Mahoux deelt het standpunt van de vorige spreker en herinnert eraan dat er een specifieke procedure bestaat voor het indienen van een wetsvoorstel. Overigens komt het indienen van die amendementen er onrechtstreeks op neer dat men de agenda van de vergadering wijzigt. De commissie heeft echter beslist dat die agenda niet wordt gewijzigd.

De voorzitster stelt vast dat de amendementen nrs. 11 en 12 eigenlijk overeenkomen met de wetsvoorstellen 5-1254/1 en 5-1255/1, die reeds door de heer Laeremans werden toegelicht en die op de agenda van de vergadering staan. Ze kan hem dus moeilijk toestaan dat hij zijn inleidende uiteenzetting nog eens overdoet.

De heer Laeremans repliceert dat het hem vrij staat honderden amendementen in te dienen en honderden vragen te stellen over voorliggend voorstel. Hij vraagt dat men hem toestaat zijn amendementen voor te stellen opdat er eventueel morgen over kan worden gestemd.

De voorzitster verklaart dat er een uitspraak moet worden gedaan over de ontvankelijkheid van de amendementen nrs. 11 en 12.

Artikel 59.1., eerste en tweede lid, van het Reglement van de Senaat bepaalt :

« Iedere senator mag amendementen of subamendementen voorstellen en toelichten. Hij moet ze schriftelijk opstellen, ondertekenen en ter tafel leggen.

Onder een amendement wordt verstaan elk voorstel om een of meer bepalingen van een voorstel of ontwerp te wijzigen, te vervangen of te doen vervallen of om er bepalingen aan toe te voegen op een aan te geven plaats. Een amendement moet rechtstreeks verband houden met het onderwerp van het voorstel of ontwerp of met de bepaling die het beoogt te wijzigen of te vervangen. »

De commissievoorzitster beslist, na kort beraad, dat het amendement nr. 11, en, naar analogie, ook het amendement nr. 12, van de heer Laeremans ontvankelijk is.

De heer Laeremans verwijst voor de toelichting bij het amendement nr. 11 naar de verantwoording bij het door hemzelf ingediende wetsvoorstel « tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de poolvorming per taalgroep in de kieskring Brussel » (van de heren Bart Laeremans c.s., stuk Senaat, nr. 5-1254/1).

Voorts verduidelijkt de heer Laeremans dat het grootste verschil van de tekst van het amendement nr. 11 ten opzichte van de tekst van het voorliggende wetsvoorstel is dat er een poolvorming per taalgroep wordt mogelijk gemaakt in de kieskring Brussel. Op deze wijze kunnen de Brusselse Vlamingen op aparte kandidatenlijsten opkomen en na de verkiezingen hun stemmen samentellen met het oog op het behalen van twee Vlaamse zetels. Zo hebben de kiezers van kandidaten op deze lijsten ook zicht op een verkozen mandaat, eerder dan dat zij het gevoel zouden hebben als tweederangsburgers te worden behandeld (zie artikel 11 van het amendement nr. 11, stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

Net zoals bij de Europese verkiezingen, de verkiezingen voor de Senaat en de Brusselse gewestraadsverkiezingen, wordt er eerst in een taalkeuze voorzien, waarna alle stemmen per taal worden samengeteld. Men mag immers niet uit het oog verliezen dat nu reeds de Franstalige stemmen, ondanks het feit dat de Franstaligen nu reeds de grootste groep uitmaken in Brussel, paradoxaal nog versterkt worden met de 25 000 tot 30 000 stemmen uit de zes faciliteitengemeenten.

Hierdoor wordt een dubbele onrechtvaardige situatie gecreëerd naar de Vlamingen toe. Men maakt op deze wijze tweederangsburgers van de Vlamingen.

Het amendement nr. 12 (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) strekt ertoe het voorgestelde wetsvoorstel te vervangen door een volledig nieuw wetsvoorstel « tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de poolvorming per taalgroep in de kieskring Brussel. »

De motivering van dit amendement is, aldus de indiener ervan, identiek aan die van het amendement nr. 11, met dien verstande dat in dit amendement wordt uitgegaan van het behoud van de Senaat in zijn huidige vorm. Spreker verklaart voorstander te zijn van de afschaffing van de Senaat, maar wil vermijden dat, indien de hervorming zoals voorgesteld in het regeerakkoord niet wordt doorgevoerd, de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, wat de Senaat betreft, niet wordt gesplitst.

Op de terloopse vraag van de heer Laeremans over wat de juiste stand van zaken is met betrekking tot de hervorming van de Senaat, antwoordt de heer Verherstraeten, staatssecretaris voor de Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, dat de teksten ter vertaling van het politieke akkoord dat met senatoren behorende tot acht politieke partijen werd gesloten, momenteel worden uitgeschreven. De ontwerp-teksten sporen volledig met de afspraken die in het Vlinderakkoord zijn opgenomen. De teksten zullen zo snel mogelijk in het Parlement worden neergelegd, nog voor het zomerreces.

De amendementen nrs. 11 en 12 worden verworpen met 11 tegen 5 stemmen.

Opschrift

Amendement nr. 5

De heer Beke c.s. dient amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 1560/3), dat strekt om het opschrift van het wetsvoorstel te vervangen.

Met het amendement wil hij een antwoord bieden op een opmerking in het advies van de Raad van State (stuk Senaat, nr. 1560/2).

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording van amendement nr. 3.

Amendement nr. 5 wordt aangenomen met 12 tegen 4 stemmen.

Artikel 1

Amendement nr. 14

De heer Laeremans dient amendement nr. 14 (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) in dat ertoe strekt de kwalificatie van het wetsvoorstel te verruimen naar aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 77 en 78 van de Grondwet.

De heer Laeremans wijst erop dat dit amendement wordt ingediend om te garanderen dat de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde ook voor de verkiezingen van de Senaat wordt gegarandeerd, voor het geval dat de in het regeerakkoord in het vooruitzicht gestelde hervorming van de Senaat niet zou worden doorgevoerd.

Amendement nr. 14 wordt verworpen met 11 tegen 5 stemmen.

Artikel 1 wordt aangenomen met 11 tegen 5 stemmen.

Artikel 1/1 (nieuw)

Amendement nr. 15

De heer Laeremans dient amendement nr. 15 (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) in dat ertoe strekt een nieuw artikel 1/1 in te voegen dat betrekking heeft op de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, wat de rechtstreeks verkozen senatoren betreft, voor het geval dat de in het regeerakkoord in het vooruitzicht gestelde hervorming van de Senaat niet wordt doorgevoerd.

De heer Anciaux wenst de heer Laeremans er toch op te wijzen, dat alle amendementen die betrekking hebben op de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezingen van de Senaat, overbodig zijn. Bewijs daarvan is de eerdere tussenkomst van de staatssecretaris voor de Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister. Er zal geen rechtstreekse verkiezing meer zijn voor de Senaat.

De heer Laeremans repliceert dat zijn amendementen door voorzichtigheid zijn ingegeven. Hij wenst dan ook niet enkel voort te gaan op een verklaring van de staatssecretaris. Hij wenst, voor het geval er toch verkiezingen voor de Senaat zouden blijven bestaan, zeker te zijn van een zuivere splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde.

Amendement nr. 15 wordt verworpen met 11 tegen 5 stemmen.

Artikelen 2 en 3

Artikel 2 wordt aangenomen met 11 tegen 4 stemmen.

Artikel 3 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 4

Amendement nr. 16

De heer Laeremans dient amendement nr. 16 (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) in dat ertoe strekt het artikel 4 te doen vervallen.

Aangezien de zes randgemeenten integraal deel uitmaken van het Vlaamse Gewest en van de provincie Vlaams-Brabant, is er, aldus de indiener van het amendement, geen enkele reden om een aparte regeling voor deze gemeenten te voorzien. De verbrusseling van deze gemeenten in het kanton Sint-Genesius-Rode, moet ten allen prijze worden tegengegaan opdat de Vlamingen in de rand niet zouden ten onder gaan. Sint-Genesius-Rode mag en kan niet de corridor zijn van de as Wallonië-Brussel. Vlaamse gemeenten moeten Vlaams blijven.

Amendement nr. 53

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 53 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat er eveneens toe strekt het artikel 4 te doen vervallen.

Het voorliggende wetsvoorstel voorziet, aldus de indieners van het amendement nr. 53, in een onevenwichtige splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde; bovendien voorziet het voorstel ook in een hele reeks van compensaties voor de Franstaligen; er wordt tevens niet voorzien in de mogelijkheid tot lijstverbindingen in Brussel, zodat het voor de Brusselse Vlamingen onmogelijk wordt om nog rechtstreeks verkozen te worden in de Kamer. Door het betonneren van de nieuwe regeling in de Grondwet, wordt deze voortaan onttrokken aan de controle van het Grondwettelijk Hof. Met het amendement nr. 53 wensen de indieners dan ook te bewerkstelligen dat het kanton Sint-Genesius-Rode wordt geschrapt.

De hoofdindiener van het amendement nr. 53 verklaart voorts dat dezelfde verantwoording geldt voor de amendementen nrs. 54 tot en met 62 op respectievelijk de artikelen 6, 9, 10, 3º, 13, 24, 26, 2º, 29, 32 en 34, 2, van het wetsvoorstel.

De staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, verwijst naar het antwoord dat hij gaf tijdens de algemene bespreking en onderlijnt nogmaals dat de Raad van State geen grondwettigheidsbezwaren heeft geuit tegen de voor de zes faciliteitengemeenten voorziene specifieke regeling.

Amendement nr. 16 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 53 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 4 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 5

Amendement nr. 1

De heer Beke c.s. dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt in dit artikel het woord « zesde » te vervangen door het woord « vijfde ».

De hoofdindiener van dit amendement verwijst voor meer uitleg bij dit juridisch-technische amendement, dat tegemoetkomt aan een door de Raad van State geformuleerde opmerking, naar de schriftelijke verantwoording bij het amendement (zie stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

Amendement nr. 1 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Het aldus geamendeerde artikel 5 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 5/1 (nieuw)

Amendement nr. 17

De heer Laeremans dient amendement nr. 17 (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) in dat een nieuw artikel 5/1 invoegt. Spreker wenst een zuivere splitsing van de Senaat en wil daarom dat er in een regeling wordt voorzien voor de Senaat en niet enkel voor de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Amendement nr. 17 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 6

Amendement nr. 18

De heer Laeremans dient amendement nr. 18 (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) in dat dit artikel schrapt. Het model van oproepingsbrief dat aan de in het artikel 89ter bedoelde kiezers wordt toegezonden, wordt vastgesteld bij koninklijk besluit na overleg in de Ministerraad. Kan de staatsecretaris meer uitleg geven over dat model, want er is heel wat discussie geweest over deze oproepingsbrief de afgelopen jaren ? Franstaligen weigeren te aanvaarden dat deze oproepingsbrieven in het Nederlands zijn opgesteld en het is onwettig dat er taalregisters worden aangelegd. In welke taal zouden die oproepingsbrieven verstuurd worden ? De uitzonderingsregel voor de zes faciliteitengemeenten zou moeten verdwijnen en deze gemeenten moeten op dezelfde manier behandeld worden dan de rest van Vlaanderen.

De heer Verherstraeten kan geen concreet antwoord geven zolang deze wet niet goedgekeurd is, want zolang dit niet goedgekeurd is in beide Kamers en niet gepubliceerd is in het Belgisch Staatsblad is dit geen wet. De modaliteiten zullen op dat ogenblik vastgesteld worden.

De heer Laeremans vindt het zeer teleurstellend dat de staatssecretaris hierin geen houding aanneemt.

De heer Verherstraeten gaat ervan uit dat alle regelgeving ter zake zal worden gerespecteerd.

De heer Pieters merkt op dat het voor hem, behalve tegenspraak, evident is dat dat in het Nederlands zal gebeuren tenzij er een punctuele aanvraag is om dat in een andere taal te doen.

De heer Laeremans vraagt of de reactie van de staatssecretaris betekent dat deze achter de regelgeving staat van de omzendbrieven die momenteel gelden ? Zullen de oproepingsbrieven in het Nederlands zijn ?

De heer Pieters herhaalt dat het voor hem vanzelfsprekend is dat de oproepingsbrieven in het Nederlands verstuurd zullen worden. Er is een regelgeving die dat duidelijk vastlegt.

Amendement nr. 54

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 54 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), dat strekt om artikel 6 te doen vervallen.

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording die hij voor amendement nr. 53 heeft gegeven.

Amendement nr. 18 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 54 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 6 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 7

Amendement nr. 19

De heer Laeremans dient amendement nr. 19 (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) in en verwijst naar de verantwoording en zijn tussenkomsten over het onderwerp tijdens de algemene bespreking.

Amendement nr. 19 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 7 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 7/1 (nieuw)

Amendement nr. 6

De heer Pieters dient amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat een nieuw artikel 7/1 (nieuw) invoegt teneinde de stemmen van de Vlamingen in Brussel niet verloren te laten gaan en de grontwettigheid van het geheel te herstellen door niet alleen in een regeling te voorzien voor de Franstaligen in de zes randgemeenten, maar ook in een regeling te voorzien die aan de rechtmatige belangen van de Nederlandstaligen in Brussel tegemoetkomt. Met de huidige regeling dreigen er twee zetels voor de Nederlandstaligen verloren te gaan in Brussel, terwijl dat geen noodzakelijk vervolg van de hervorming moet zijn. Door een technische ingreep, het samentellen van alle op Nederlandstalige lijsten uitgebrachte stemmen in Brussel en daarna de verdeling van de zetels volgens de normale procedure, kan men komen tot een evenwichtig politiek spel tussen de Nederlandstalige partijen in Brussel.

Amendement nr. 20

De heer Laeremans dient amendement nr. 20 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat een nieuw artikel 7/1 (nieuw) invoegt.

Het huidige wetsvoorstel voorziet het politieke einde van de Vlamingen in Brussel voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, die de belangrijkste politieke instelling is van dit land. Dit amendement bepaalt dat voor de Senaat de splitsing volledig wordt doorgetrokken, zodat de Senaat geen handhaving zou betekenen van de huidige kieskring BHV.

De heer Vanlouwe wijst op het feit dat er in het Vlaams Parlement wel een gegarandeerde vertegenwoordiging is voor de Vlamingen uit Brussel. Het is bijzonder jammer dat dit niet het geval zal zijn in het federaal parlement. Er bestaat wel een regeling voor de Franstaligen in de zes faciliteitengemeenten, maar niets voor de Vlamingen in Brussel.

De heer Anciaux bevestigt dat er vandaag geen gewaarborgde vertegenwoordiging is van de Nederlandstaligen uit Brussel in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Er is grondwettelijk wel een gewaarborgde vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen in de Senaat. Spreker verwacht dat dit in de hervormde Senaat ook het geval zal zijn.

De heer Vanlouwe herinnert eraan dat de grondwettelijke garantie in de Senaat niet altijd werd nageleefd en dat er geen sanctie is toegepast. In het Vlaams Parlement is de garantie wel afdwingbaar.

De heer Laeremans bevestigt dat er geen echte wettelijke garantie bestaat aangezien het in de Senaat niet altijd werd toegepast. De stemmen die in Brussel worden uitgebracht leiden wel tot Nederlandstalige verkozenen. In de toekomst valt dit weg en de Brusselse Vlamingen gaan een symbolische stem uitbrengen en gaan op den duur liever voor een Franstalige stemmen omdat ze geen zekerheid zullen hebben dat hun stem tot een verkozene leidt. De stem van de Nederlandstaligen in Brussel wordt gesmoord.

Mevrouw Piryns brengt hiertegen in dat er enkel gemeenschapssenatoren zullen overblijven en dat het Vlaams Parlement senatoren zal kunnen afvaardigen en dus een vertegenwoordiger van Brussel zal kunnen kiezen.

De amendementen nr. 6 en 20 worden verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 8

Artikel 8 wordt zonder bespreking aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 9

Amendement nr. 21

De heer Laeremans dient amendement nr. 21 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat artikel 9 schrapt aangezien het artikel gaat over het kieskanton Sint-Genesius-Rode, waarvoor een uitzonderingsmaatregel wordt ingevoerd en waarbij de zes faciliteitengemeenten bij de kieskring Brussel worden gevoegd.

Amendement nr. 55

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 55 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), dat strekt om artikel 9 te doen vervallen.

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording die hij bij amendement nr. 53 heeft gegeven.

Amendement nr. 21 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 55 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 9 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 10

Amendement nr. 22

De heer Laeremans dient amendement nr. 22 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt in een zelfde behandeling voor de Senaat als voor de Kamer te voorzien. Spreker wenst af te stappen van de uitzonderingsmaatregelen voor de zes faciliteitengemeenten.

Amendement nr. 56

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 56 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), dat strekt om in artikel 10 het tweede en derde lid van het voorgestelde artikel 128, 3º, te doen vervallen.

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording die hij heeft gegeven bij amendement nr. 53.

Amendement nr. 22 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 56 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 10 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 11

Amendement nr. 23

De heer Laeremans dient amendement nr. 23 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt de woorden « vijfde lid » door de woorden « vijfde en zevende lid » te vervangen.

Dit amendement voorziet in een duidelijke regeling voor de Senaat.

Amendement nr. 23 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 11 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 12

Amendement nr. 24

De heer Laeremans dient amendement nr. 24 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), dat ertoe strekt artikel 12 te vervangen.

Amendement nr. 24 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 12 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 12/1 tot artikel 12/5 (nieuw)

Amendementen nrs. 25 tot 29

De heer Laeremans dient amendementen nrs. 25, 26, 27, 28 en 29 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), die erin voorzien dat de stemmen van de Vlamingen in Brussel kunnen leiden naar een Vlaamse verkozene in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De geplande regeling biedt deze mogelijkheid niet door de kiesdrempel van 5 % en het verbod op lijstverbinding.

De amendementen nrs. 25 tot 29 worden verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 13

Amendementen nrs. 30 en 31

De heer Laeremans dient amendementen nrs. 30 en 31 (subsidiair amendement op amendement nr. 30) in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3). Spreker beschouwt de zes faciliteitengemeenten als Vlaamse gemeenten en ziet niet in waarom er een uitzonderingsregime bestaat. Deze gemeenten grenzen niet aan elkaar en het is onduidelijk waarom zij in een zelfde kieskanton terechtkomen. Het kan enkel de bedoeling zijn om op deze manier deze zes gemeenten in een hybride situatie te plaatsen tussen Vlaams-Brabant en Brussel. Spreker interpreteert dit als een electorale annexatie bij Brussel.

De heer Anciaux merkt op dat de zes faciliteitengemeenten nu deel uitmaken van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en Vlaamse gemeenten zijn. Met de splitsing van het kiesarrondissement verandert er niets aan de electorale procedures voor deze zes gemeenten en het is dan ook onduidelijk waarom zij plots minder Vlaams zouden zijn.

De heer Laeremans legt uit dat door de aanhechting van deze gemeenten bij de Brusselse kieskring de Franstalige Brusselse lijsten systematisch hun propaganda zullen toespitsen op deze gemeenten. De demografische situatie in deze gemeenten is bekend, er zijn minder dan 10 % Vlaamse geboorten, en het resultaat is dat de Vlamingen uit deze gemeenten worden weggejaagd.

Amendement nr. 57

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 57 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), dat strekt om artikel 13 te doen vervallen.

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording die hij bij amendement nr. 53 heeft gegeven.

Amendement nr. 30 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 31, subsidiair amendement op amendement nr. 30, wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 57 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 13 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 14

Amendement nr. 32

De heer Laeremans dient amendement nr. 32 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt artikel 14 te doen vervallen.

Dat artikel bevat een aantal praktische regelingen betreffende het hoofdbureau van het kanton St. Genesius-Rode. Zo dient het proces-verbaal van zijn bureau, via digitale weg, voorzien van een elektronische handtekening, in een samenvattende tabel te worden rondgestuurd naar de voorzitter van het hoofbureau van de kieskring Vlaams-Brabant en naar de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Hoofdstad. Spreker ziet de meerwaarde niet in van deze specifieke regelingen. Verder kan hij ook niet instemmen met het feit dat er een apart kanton is voor de faciliteitengemeenten. Spreker heeft nooit enige klacht gehoord over het feit dat Wemmel bijvoorbeeld bij het kanton Meise werd gevoegd. Het gevolg van het weghalen van Wemmel uit het kanton Meise is dat het onmogelijk wordt verkiezingen met elkaar te vergelijken. Er zal geen enkele mogelijkheid meer zijn, door het samenvoegen van de zes faciliteitengemeenten in één kieskanton, de verkiezingen van het kanton Meise van 2014 te vergelijken met deze van 2010. Dit zal leiden tot een enorme demoralisering van de Vlamingen in de betreffende gemeenten, die op die manier geen Vlaamse gemeenten meer zijn. Men zou precies het tegenovergestelde moeten doen en de grenzen van de taalgebieden juist eerbiedigen. Zoals steeds respect werd getoond voor het Waalse taalgebied, wordt nu ook respect gevraagd voor het Nederlandse taalgebied. De Franstaligen hebben door voorliggende regeling een belangrijk deel van hun wens tot aanhechting gerealiseerd. Spreker hoopt sommige indieners alsnog ervan te overtuigen deze zes faciliteitengemeenten geen onderdeel te laten vormen van de Brusselse kieskring.

Amendement nr. 32 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 14 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 15

Amendement nr. 33

De heer Laeremans dient amendement nr. 33 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt in het voorgestelde opschrift de woorden « voor de verkiezing van de Senaat en » te doen vervallen.

Het bedoelde opschrift betreft de zetelverdeling voor de verkiezing van de Senaat en voor de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De heer Laeremans stipt aan dat iedereen kan vaststellen dat de Senaat verworden is tot een instelling waar zeer veel tijd wordt besteed aan het herkauwen van wat reeds in de Kamer is gebeurd, dus aan bezigheidstherapie. Er is in dit land een overtal aan parlementen, welgeteld zeven parlementen, namelijk een Waals Parlement, een Parlement van de Franse gemeenschap, een parlement van de Duitstalige gemeenschap, een Vlaams Parlement, een Kamer, een Senaat en een Brussels Parlement. De beslissing die thans is genomen om geen rechtstreekse verkozen Senaat meer te hebben werd nog niet in een wetsvoorstel gegoten. Er zou hierover beter duidelijkheid komen. Men heeft hierbij de gelegenheid de Senaat reeds op een symbolische wijze af te schaffen, namelijk door de woorden « zetelverdeling voor de verkiezing van de Senaat » in het opschrift te doen vervallen. Het is beter de Senaat af te schaffen dan er een nieuwe instelling van te maken die veel geld zal kosten.

Amendement nr. 33 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 15 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 15/1

Amendement nr. 34

De heer Laeremans dient amendement nr. 34 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt in artikel 161bis, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek, de woorden « kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde » telkens te vervangen door de woorden « kieskring Brussel ». De heer Laeremans legt uit hiermee een hopeloos ingewikkelde situatie te willen vermijden waarbij de unitaire kieskring BHV toch zou blijven bestaan voor de Senaat en zou aangepast worden voor de Kamer. Dit zou trouwens niet in de lijn liggen van wat steeds werd verkondigd. Spreker kan de onduidelijkheid en onzekerheid die hierdoor bestaat niet aanvaarden.

Amendement nr. 34 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 16

Amendement nr. 35

De heer Laeremans dient amendement nr. 35 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt artikel 16 te vervangen.

Spreker meent dat dit artikel de meest onrechtvaardige bepaling bevat uit hele wetsvoorstel. In het hele land geldt er momenteel een kiesdrempel in de kieskringen. Deze regeling werd ingevoerd in 2003 toen men de provinciale kieskringen heeft geïntroduceerd. Een kiesdrempel brengt het gevaar met zich mee dat kleine, jonge partijen moeilijk aan de bak kunnen komen. Men moet ineens 5 % halen om een eerste verkozene te hebben. De meeste partijen na WO II zijn nochtans zeer klein begonnen; spreker haalt het voorbeeld aan van de Volksunie. Indien men vernieuwing wil brengen in de politiek, moet men deze kleine partijen een kans geven om op te starten. Voor een beginnende partij, die geen geld krijgt omdat ze nog geen verkozenen heeft, is die drempel van 5 % zeer hoog. Het systeem van de traditionele politieke partijen, die geen concurrentie duldt van nieuwe ideeën, houdt hierdoor zichzelf in stand. Dit is zeer ondemocratisch. De handhaving van deze drempel van 5 % betekent dat geen enkele Nederlandstalige partij in Brussel op eigen kracht nog tot een verkozene kan komen; geen enkele Nederlandstalige partij haalt er immers, volgens de peilingen, 5 %. Het lijkt er aldus op dat deze bepalingen zijn ingevoerd om de Vlamingen in Brussel politiek uit te schakelen. Voor de belangrijkste politieke instellingen van het land, zijnde de Kamer van volksvertegenwoordigers, worden de Vlamingen uitgeschakeld. Spreker verwijst naar de voorstellen van zijn fractie om binnen de gesplitste kieskring Brussel de Vlaamse stemmen apart op te tellen. Het is een kwestie van respect om de Vlamingen politiek te laten overleven in hun eigen hoofdstad. Indien men de band tussen Brussel en de Vlamingen doorknipt, zal men ook het land ondermijnen. De ontbinding van België zal hierdoor sneller worden verwezenlijkt.

Amendement nr. 35 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 16 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 17

Artikel 17 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 17/1 en 17/2 (nieuw)

Amendementen nr. 7 en 8

De heer Pieters c.s. dient amendementen nrs. 7 en 8 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), die ertoe strekken twee nieuwe artikelen 17/1 en 17/2 in te voegen.

Deze amendementen werden reeds toegelicht (zie amendement nr. 6 op artikel 7/1).

Amendement nr. 36

De heer Laeremans dient amendement nr. 36 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt een artikel 17bis in te voegen. Dit amendement dient samen te worden gelezen met de amendementen aangaande poolvorming in de kieskring Brussel.

In het systeem van poolvorming wordt ervoor gezorgd dat de Vlamingen in Brussel de kans krijgen hun stem te laten leiden tot een verkozene, zodat zij in de Kamer vertegenwoordigd kunnen zijn. De kiesdrempel wordt gerespecteerd, maar berekend binnen de taalgroep, dus binnen het Vlaamse stemmenaantal. Indien een partij 5 % haalt van de totaal uitgebrachte Nederlandstalige stemmen, zal zij mogelijk een verkozene kunnen hebben in de Kamer. De Vlamingen zullen aldus politiek overleven in Brussel. Tegelijkertijd werd het gelijkheidsbeginsel gerespecteerd.

Amendementen nrs. 7, 8 en 36 worden verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 18

Amendement nr. 37

De heer Laeremans dient amendement nr. 37 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt het systeem van de apparentering te behouden wat de kieskringen Brussel, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant betreft.

De indiener verklaart dat de in dit amendement uitgewerkte regeling subsidiair is, en zou kunnen gelden indien het systeem van de poolvorming het niet haalt. Het systeem van apparentering zou dan kunnen worden behouden, maar waarbij de Vlaamse stemmen in Brussel worden gekoppeld aan de Vlaamse lijsten in Vlaams-Brabant en de Franstalige stemmen aan die van het arrondissement Nijvel. Op die manier wordt er toch een splitsing doorgevoerd, met aparte lijsten in Vlaams-Brabant met andere kandidaten dan in Brussel, maar waarbij geen enkele stem verloren gaat.

Het amendement wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 18 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 18/1 en 18/2 (nieuw)

Amendementen nrs. 38 en 39

De heer Laeremans dient amendementen nrs. 38 en 39 in (stuk Senaat, 5-1560/3) die ertoe strekken de woorden « provinciaal centraal bureau », in de artikelen 170 en 171 van hetzelfde Wetboek, telkens te vervangen door de woorden « centraal bureau ».

De heer Laeremans verwijst naar amendement nr. 37 met betrekking tot het handhaven van de apparentering. Hoewel hij eerder voorstander is van een poolvorming en de voorstellen met betrekking tot apparentering onvoldragen acht, is dit systeem nog steeds te verkiezen boven de in voorliggende tekst voorgestelde regeling die de Vlamingen in Brussel politiek doet verdwijnen.

Amendement nr. 13

De heer Laeremans dient amendement nr. 13 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt hoofdstuk Vbis te vervangen. Het betreft hier de zetelverdeling voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de kieskring Brussel.

De heer Laeremans stelt voor de zetelverdeling voor de verkiezingen van de Kamer op een logische wijze te laten verlopen, namelijk via een apparentering tussen de Nederlandstalige lijsten in Brussel en de Vlaamse lijsten in Vlaams-Brabant en tussen de Franstalige lijsten in Brussel en deze in het arrondissement Nijvel. Dit artikel voorziet in een technische regeling waarbij het kiesquotiënt wordt vastgelegd en geregeld, zodat de verkiezingen en de zetelverdeling ook in de praktijk kunnen plaatsvinden op een ordentelijke manier, zonder dat stemmen zouden verloren gaan. Spreker herhaalt dat poolvorming wel logischer en eenvoudiger zou zijn.

Amendementen nrs. 38, 39 en 13 worden verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 19

Amendementen nrs. 40, 41 en 42

De heer Laeremans dient amendementen nrs. 40, 41(subsidiair op amendement nr. 40) en 42 (subsidiair op amendement nr. 40) in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) die ertoe strekken de verwijzing naar de Senaat achterwege te laten en het systeem van de apparentering te behouden wat de kieskringen Brussel, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant betreft, evenwel enkel indien het principe van de poolvorming niet wordt aanvaard.

De heer Laeremans stipt aan dat deze bepalingen het hoofdbureau betreffen dat nu op een andere wijze zal worden geregeld.

Spreker herhaalt voorstander te zijn van de afschaffing van de Senaat. Het is eigenaardig dat de afspraken binnen het regeerakkoord op de lange baan worden geschoven. Bovendien zal de bevoegdheidsoverdracht slechts uitwerking krijgen in 2014 en wordt deze in 27 gevallen gekoppeld aan allerlei samenwerkingsakkoorden. Deze samenwerkingsakkoorden geven geen enkele garantie en zullen zelfs meestal verhinderen dat de bevoegdheidsoverdrachten ook werkelijk worden gerealiseerd. Als men echter het federale niveau wenst te ontvetten, heeft het geen enkele zin meer de Senaat te handhaven. Dit is niet meer van deze tijd. Bovendien kon men ook proefondervindelijk vaststellen dat een tweekamerstelsel niet nodig is. Zo functioneert het Vlaams Parlement goed en staat het juridisch op hetzelfde niveau als het federaal parlement. Ook bij de Duits- en Franstalige gemeenschap is er geen tweekamerstelsel. Het tweekamerstelsel is een archaïsch concept.

Amendementen nrs. 40, 41 en 42 worden verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 19 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 20

Artikel 20 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 21

Artikel 21 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 22

Amendement nr. 2

De heer Beke dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt artikel 22 te vervangen.

De heer Beke stipt aan dat dit een technisch amendement is waarbij wordt gewezen op het feit dat het niet nodig is te vermelden dat de stembiljetten van in het buitenland verblijvende Belgische kiezers van de kieskring Brussel-Hoofdstad voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers worden opgenomen door het in het betreffende artikel bedoelde speciale opnemingsbureau. In de kieskring Brussel-Hoofdstad wordt immers op elektronische wijze gestemd. In dat geval geldt de regel van artikel 180septies, § 5, zesde lid, van het Kieswetboek.

Amendement nr. 43

De heer Laeremans dient amendement nr. 43 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt de tweede volzin van het voorgestelde artikel 180septies, § 5, vierde lid, van het Kieswetboek te schrappen.

De spreker legt uit dat het artikel 22 de Belgen die in het buitenland wonen, betreft. In Brussel is een apart kieskanton « Buitenlandse Zaken » en uit de resultaten bleek dat er daar verhoudingsgewijs veel meer Franstalige stemmen werden uitgebracht dan er in de kieskring waren. Meer concreet : in Brussel- Halle-Vilvoorde werden ongeveer 40 % Nederlandstalige en 60 % Franstalige stemmen uitgebracht, terwijl in het kieskanton « Buitenlandse Zaken » de verhouding 20 % — 80 % is. Dit heeft de kiesresultaten uiteraard beïnvloed en de Franstalige stemmen in Brussel nog verder doen toenemen.

In feite werd gepoogd de Belgen in het buitenland te « misbruiken » om de kiesresultaten te beïnvloeden. De verhoudingen in Brussel worden immers nog verder scheefgetrokken waardoor de Nederlandstaligen nog minder kans hebben om verkozen te geraken.

Spreker zou het logisch vinden om de stemmen van de kiezers uit het buitenland toe te voegen aan Brussel want door het voorliggende voorstel wordt de verkiezingsuitslag vervalst : stemmen vanuit een ander gewest worden ten onrechte in Brussel ingebracht. Hierdoor wordt het Franstalige kiezerscorps versterkt met 25 000 à 30 000 Franstalige stemmen terwijl het al zeer zwaar bevoordeeld is ten koste van de Nederlandstaligen.

De heer Laeremans vraagt de Nederlandstaligen in Brussel terug een kans te geven door alle stemmen van de Belgen in het buitenland in Brussel te laten toekomen. De Belgische taalverhouding is 60 % Nederlandstaligen en 40 % Franstaligen. In Brussel-Halle-Vilvoorde is die verhouding precies omgekeerd. In Brussel zijn er nu ongeveer 460 000 kiezers. Als men de 120 000 stemmen van de Belgen uit het buitenland worden toegevoegd aan het Brusselse kiezerskorps (in totaal dus 580 000 kiezers op een bevolking van 1,1 miljoen inwoners), dan komen er nog altijd meer Franstalige stemmen in Brussel toe, maar verhoudingsgewijs komen er iets meer Nederlandstalige stemmen bij. Dat zou een oplossing kunnen zijn, want daardoor krijgen de Nederlandstaligen opnieuw perspectief op het behalen van een kamerzetel, zelfs zonder poolvorming of apparentering.

Op dit moment worden de Franstaligen zwaar bevoordeeld met 15 kamerzetels, terwijl ze daar maar recht op hebben dankzij de aanwezigheid van ettelijke honderdduizenden niet-Belgen in Brussel. Om dat te compenseren zou het eerlijk en billijk zijn om de stemmen van de Belgen in het buitenland in Brussel toe te voegen, zodat de Nederlandstaligen in plaats van 50 000 stemmen naar 80 à 90 000 stemmen zouden gaan. Dat zou eerlijk zijn en leiden tot het overleven van de Nederlandstaligen in Brussel.

De heer Laeremans besluit dat de zes randgemeenten van Brussel integraal deel uitmaken van het Vlaamse Gewest en van de provincie Vlaams-Brabant, zodat er geen reden is om een aparte regeling voor die gemeenten te voorzien.

De heer Mahoux stelt vast dat de verantwoording van de amendementen van de heer Laeremans steeds hetzelfde is.

De heer Laeremans antwoordt dat hij het recht heeft zijn amendementen toe te lichten en wijst op het recht van vrije meningsuiting.

De heer Delpérée stelt dat het probleem van het stemrecht van de Belgen in het buitenland momenteel hangende is in de bevoegde Kamer en niet in de Senaat.

Amendement nr. 2 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 43 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Het aldus geamendeerde artikel 21 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 23 en 23/1

Amendementen nrs. 44 en 45

De heer Laeremans dient amendement nr. 44 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) teneinde artikel 23 te schrappen. Vervolgens dient de heer Laeremans het amendement nr. 45 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) om een artikel 23/1 (nieuw) in te voegen.

Volgens de spreker begint elke duurzame oplossing bij de noodzaak van een duidelijke afbakening van de taalgebieden. Als dat niet gebeurt, dan worden de gemeenschappen in dit land niet op gelijke voet behandeld. Artikel 23 voert een specifiek model van stembiljet in voor de zes randgemeenten van Brussel. Aangezien deze gemeenten integraal deel uitmaken van het Vlaamse Gewest en van de provincie Vlaams-Brabant, moet hetzelfde model van stembiljet gelden zoals in de rest van de kieskring Vlaams-Brabant. Daarom beoogt het amendement nr. 44 dit artikel te schrappen.

De heer Laeremans vraagt zich verder af of de stembiljetten van de zes randgemeenten eentalig dan wel tweetalig zijn. Staat alleen het woord « opvolger » op het stembiljet of staat er ook « suppléant » op ? Indien dit het geval is, dan is dat strijdig met de taalwetgeving die stelt dat documenten eentalig Nederlandstalig moeten zijn in eentalig Nederlandstalig gebied, wat de zes randgemeenten nog altijd zijn.

De staatssecretaris antwoordt dat de bijlage 2 geen document op vraag is, zodat de omzendbrief niet van toepassing is. De vermeldingen van het stembiljet worden gesteld in het Nederlands en in het Frans, met voorrang voor de Nederlandse taal, in de randgemeenten aangehaald in artikel 7 van de wetten op het gebruik in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (stuk Senaat, nr. 5-1560/1, blz. 21 en 22).

De heer Laeremans leidt hieruit af dat het model duidelijk verschillend is van de rest van Vlaams-Brabant, waar de stembrieven alleen in het Nederlands zijn. Dat is des te vreemder aangezien de bestuurstaalwetgeving bepaalt dat in de randgemeenten tweetalige brieven aangevraagd moeten worden. Dit is weeral een bewijs dat de zes randgemeenten meer Brussels dan Vlaams worden en dus in feite « verbrusselen ».

De heer Laeremans vraagt hoe de modellen voor Brussel zijn opgesteld. Wordt hier ook voorrang gegeven aan het Nederlands of niet ?

De staatssecretaris antwoordt dat de vermeldingen van het stembiljet worden gesteld in het Nederlands of in het Frans in de gemeente van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad (stuk Senaat, nr. 5-1560/1, blz. 23).

De heer Laeremans vraagt of het in artikel 35 bedoelde model over Brussel gaat dan wel over de Europese verkiezingen ?

De staatssecretaris antwoordt dat dit model gaat over de verkiezingen voor het Europees Parlement voor de kieskring Brussel-Hoofdstad, Nederlands kiescollege.

Amendementen nrs. 44 en 45 worden verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 23 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 24

Amendement nr. 58

De heer Pieters dient amendement nr. 58 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

Senator Pieters legt uit dat dit amendement artikel 24 wil vervangen teneinde artikel 3 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken te wijzigen om de substantie van de omzendbrief-Peeters in het Kieswetboek in te schrijven. Het is misschien overbodig omdat al bevestigd werd dat er geen twijfel over bestaat dat in de zes randgemeenten de convocaties in het Nederlands moeten gebeuren en alleen in het Frans op verzoek van de betrokkene, punctueel en geval per geval. Toch heeft het zin het amendement te handhaven omdat hierdoor de tekst ook de bijzondere bescherming van de 2/3 meerderheid geniet. Misschien is dat reeds het geval, maar het is in ieder geval zeer dubieus.

Amendement nr. 58 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 24 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Hoofdstuk 3bis — Artikel 24/1 en 24/2 (nieuw)

Amendementen nrs. 3 en 4

De heer Beke c.s. dient amendement nrs. 3 en 4 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

De heer Beke verklaart dat amendement nr. 3 een nieuw hoofdstuk IIIbis wil invoegen. Volgens de Raad van State moet het wetsvoorstel worden aangevuld met een bepaling waarbij artikel 1 van de wet van 3 juli 1971 tot indeling van de leden van de wetgevende kamers in taalgroepen en houdende diverse bepalingen betreffende de cultuurraden voor de Nederlandstalige cultuurgemeenschap en voor de Franse cultuurgemeenschap wordt gewijzigd. De Raad van State is van oordeel dat artikel 1, § 1, 2º, van deze wet lijkt te moeten worden aangepast, aangezien de verwijzing naar het « arrondissement Brussel » onvoldoende duidelijk is en tot interpretatieproblemen kan leiden.

Dit amendement strekt er dan ook toe om artikel 1, § 1, 2, van de wet van 3 juli 1971 te wijzigen. Het vervangt de verwijzing naar het « arrondissement Brussel » door een verwijzing naar « de kieskring Brussel-Hoofdstad ».

Om wetgevingstechnische redenen wordt met dit amendement een nieuw hoofstuk IIIbis ingevoegd. Het amendement nr. 4 voegt een nieuw artikel 24/1 in.

Amendementen nrs. 9 en 10 van de heer Pieters c.s.

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 9 en amendement nr. 10 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), die ertoe strekken twee nieuwe artikelen (artikel 24/1 en 24/2) in te voegen.

Spreker herhaalt dat deze artikelen 24/1 en 24/2 niet nodig zijn omdat hier uitdrukkelijk is bevestigd dat de oproepingen in het Nederlands dienen te gebeuren, en alleen op uitdrukkelijke aanvraag in het Frans, maar wenst toch zijn amendement te handhaven opdat de artikelen ook de bijzondere bescherming van de 2/3 meerderheid genieten.

Amendementen nrs. 3 en 4 worden aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendementen nr. 9 en 10 worden verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Het aldus geamendeerde artikel 24 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 25

Artikel 25 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 26

Amendement nr. 46

De heer Laeremans dient amendement nr. 46 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 10, het 2 te schrappen.

Senator Laeremans legt uit dat dit artikel betrekking heeft op de Europese verkiezingen. In het voorgestelde artikel 10 worden een aantal wijzigingen aangebracht, namelijk de bijzondere regeling voor de zes randgemeenten. Dat is een inbreuk op het territorialiteitsbeginsel en leidt tot een annexatie van die gemeenten op electoraal vlak waardoor ze administratief bij Brussel worden gevoegd. Er is geen enkele reden om in een aparte regeling voor deze gemeenten te voorzien, ook niet voor de Europese verkiezingen. Als de Franstaligen aparte Franstalige lijsten in Vlaanderen kunnen indienen, verliezen ze uiteraard geen rechten. Ze kunnen op die manier zelfs in heel Vlaanderen opkomen voor de Europese verkiezingen.

De heer Laeremans wil de zes randgemeenten niet voegen bij de grote Waals-Brusselse kieskring. Die gemeenten moeten beschouwd worden als Vlaamse gemeenten.

Amendement nr. 46 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 26 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 27

Artikel 27 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen

Artikel 28

Artikel 28 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 29

Amendement nr. 47

De heer Laeremans dient amendement nr. 47 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3) dat ertoe strekt artikel 29 te vervangen.

Het amendement heeft tot doel artikel 29 te vervangen, namelijk de woorden « kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde » door « kieskring Brussel » te vervangen. Ook dit heeft te maken met het kieskanton Sint-Genesius-Rode. Spreker uit ook bedenkingen bij het archaïsche aanplakken van lijsten dat wordt gehandhaafd.

Spreker herhaalt dat de zes randgemeenten integraal deel uitmaken van het Vlaams Gewest en van de provincie Vlaams-Brabant, zodat er geen enkele reden is om in een aparte regeling voor die gemeenten te voorzien.

Amendement nr. 60

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 60 in (stuk Senaat nr. 5-1560/3), dat strekt om artikel 29 te doen vervallen.

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording die hij heeft gegeven bij amendement nr. 53.

Amendement nr. 47 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 60 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 29 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 30

Amendement nr. 48

De heer Laeremans dient amendement nr. 48 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

Volgens de heer Laeremans is de praktische regeling in artikel 30 overbodig. Vooral § 4 moet geschrapt worden omdat de zes randgemeenten niet anders behandeld moeten worden dan de andere Vlaamse gemeenten.

Amendement nr. 48 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 30 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 31

Artikel 31 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 32

Amendement nr. 49

De heer Laeremans dient amendement nr. 49 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

De heer Laeremans legt uit dat dit amendement artikel 32 wil schrappen. Ook dit betreft de bijzondere modaliteiten van de stembiljetten voor de zes randgemeenten. Het is duidelijk dat dit artikel gaat over de stemmen die zeker naar Brussel gaan, maar het is niet duidelijk wat er gebeurt met de stembiljetten die behoren tot het Vlaams-Brabantse kiescollege. Daarom moet het artikel geschrapt worden.

Amendement nr. 61

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 61 in (stuk Senaat nr. 5-1560/3), dat strekt om artikel 32 te doen vervallen.

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording die hij heeft gegeven bij amendement nr. 53.

Amendement nr. 49 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 61 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 32 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 33

Amendement nr. 50

De heer Laeremans dient amendement nr. 50 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

De heer Laeremans stipt aan dat dit amendement artikel 33 wil vervangen. Ook dit heeft te maken met de zes randgemeenten die integraal deel uitmaken van het Vlaams Gewest en van de provincie Vlaams-Brabant, zodat zij geen deel uitmaken van de Brusselse kieskring.

Amendement nr. 50 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 33 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 34

Amendement nr. 51

De heer Laeremans dient amendement nr. 51 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

De heer Laeremans onderstreept dat dit amendement ook de uitzonderingsregel wil schrappen maar dan voor de verkiezing van het Europees Parlement.

Amendement nr. 62

De heer Pieters c.s. dient amendement nr. 62 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3), dat strekt om artikel 34, 2º te doen vervallen.

De hoofdindiener verwijst naar de verantwoording die hij heeft gegeven bij amendement nr. 53.

Amendement nr. 51 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 62 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 34 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 35

Artikel 35 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 36

Amendement nr. 52

De heer Laeremans dient amendement nr. 52 in (stuk Senaat, nr. 5-1560/3).

De heer Laeremans verklaart dat dit amendement het artikel beoogt te schrappen. Artikel 36 gaat over het model van de kiesbrief. Aangezien Brusselse lijsten niet in de gemeenten van Vlaams-Brabant horen, moet het artikel geschrapt worden.

Amendement nr. 52 wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 36 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 37

Artikel 37 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Artikel 38

Artikel 38 wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Met betrekking tot artikel 37 verwijst de staatssecretaris naar de volgende opmerking van de Raad van State :

« Volgens artikel 37 van het voorstel zijn de door de voorgestelde wet aangebrachte wijzigingen aan het Kieswetboek en aan de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, « slechts van toepassing in de mate dat zij de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers betreffen ». ».

Die bepaling moet worden gelezen in samenhang met de toelichting bij het voorstel, waarin gesteld wordt dat de bepalingen van het Kieswetboek die betrekking hebben op de verkiezingen voor de Senaat van toepassing blijven, en dat die zullen worden gewijzigd op het ogenblik van de hervorming van de Senaat.

De Raad van State oordeelt (advies 51.214/AG, nr. 11, Stuk Senaat, nr. 5-1560/2) dat artikel 37 wetgevingstechnisch niet voldoet. De beperking van de reikwijdte van de voorgestelde wijzigingen zou geïncorporeerd moeten worden in de bepalingen die thans zowel op de Kamer van volksvertegenwoordigers als op de Senaat betrekking hebben en die bij de voorgestelde wet gewijzigd worden. Het gaat onder andere om de artikelen 3, 9, 22 en 24 van het voorstel.

Als antwoord hierop stelt de staatssecretaris wat volgt : vanaf de verkiezingen voor de gemeenschaps- en gewestparlementen die zullen plaatsvinden in 2014, zullen er geen rechtstreekse verkiezingen meer plaatsvinden voor de Senaat. Bijgevolg zullen in de Senaat voorstellen tot herziening van de Grondwet en wetsvoorstellen worden ingediend. De beperking van het toepassingsgebied van het voorliggende wetsvoorstel is bijgevolg enkel relevant in geval van vervroegde verkiezingen voor 2014.

De beperking van de reikwijdte van de voorgestelde wijzigingen incorporeren in de bepalingen die thans zowel op de Kamer van volksvertegenwoordigers als op de Senaat betrekking hebben, en die bij de voorgestelde wet gewijzigd worden, is in die context niet zinvol.

Voor de inwerkingtreding van de hervorming van de Senaat, zullen de verkiezingen verlopen, wat de Kamer betreft, volgens de nieuwe regels vastgesteld door het voorliggende wetsvoorstel, en wat de Senaat betreft, volgens de actueel geldende bepalingen.

De stellers van het voorstel houden bijgevolg vast aan het artikel 37 zoals het is voorgesteld.

De heer Pieters wenst bevestiging van de staatssecretaris dat het dus niet de bedoeling is om de hervorming van de Senaat voor het zomerreces goed te keuren maar wel om de wetsvoorstellen hieromtrent in te dienen. Dit verschilt van zijn eerder afgelegde verklaring.

De staatssecretaris bevestigt dat hij inderdaad het woord « ingediend  » gebruikt heeft. De acht fracties zullen nog kortelings samenkomen om de teksten te finaliseren en ze daarna onmiddellijk indienen. De 8 fracties hebben de ambitie om zo snel als mogelijk vooruit te gaan.

De heer Laeremans vindt dit een zeer dubbelzinnig antwoord : de hervorming van de Senaat wordt dus blijkbaar pas na de vakantie en na de gemeenteraadsverkiezingen geregeld.

B. Artikelsgewijze bespreking van voorstel nr. 5-1561/1

Enig artikel

De heer Pieters verwijst naar de algemene bespreking waarbij hij de argumenten tegen de hier geplande betonnering duidelijk heeft toegelicht. Dergelijke regeling is immers niet goed voor het staatsbestel. Het is belangrijk dat een grondwetsbepaling, die niet voor advies aan de Raad van State werd voorgelegd, duidelijk is, zodat ieder weet waar men precies voor of tegen stemt. Spreker wenst dan ook een constructieve dialoog aan te gaan over de precieze betekenis van voorliggende tekst.

Ten eerste vraagt spreker waarom er in het voorgestelde artikel 63, § 4, eerste lid, van de Grondwet, sprake is van de « gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen », en niet van de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen « of » de Franstaligen.

Het enige voorbeeld dat in de toelichting wordt gegeven betreft immers slechts één van beide groepen.

Een tweede vraag betreft de bijzondere modaliteiten waarvan sprake in het tweede lid. Welke zijn deze modaliteiten vandaag ? Gaat het enkel om het voorbeeld gegeven in de toelichting of zijn er nog andere modaliteiten ? Wanneer men een tweederdemeerderheid oplegt voor wijzigingen, is het belangrijk te weten welke deze regels precies zijn.

De derde vraag betreft bijzondere modaliteiten die in de toekomst zouden worden ingevoerd. Moet er dan worden gestemd met een tweederdemeerderheid of met een gewone meerderheid ? De tekst maakt immers enkel gewag van « wijziging », wat suggereert dat een invoering van bijzondere modaliteiten zou kunnen gebeuren met een gewone meerderheid. Voor een wijziging is dan wel een tweederdemeerderheid noodzakelijk. Dit is een juridisch merkwaardige situatie.

Een antwoord op deze vragen is elementair alvorens een definitief standpunt te kunnen innemen.

De heer Laeremans sluit zich aan bij de vorige spreker. Ook voor hem is het niet duidelijk welke eventuele modaliteiten in het voordeel van de Nederlandstaligen zouden kunnen zijn. Hij kan zich dan ook moeilijk vinden in de zinsnede die telkens als een soort mantra terugkomt en bepaalt dat de wet in bijzondere modaliteiten voorziet, teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren. De Nederlandstaligen in Brussel worden echter politiek geliquideerd en er worden nieuwe discriminaties ingevoerd. De stemmen van de Franstaligen uit de Rand worden toegevoegd aan de stemmen van de Franstaligen in Brussel, wat een versterking betekent van de Franstaligen in Brussel,die nochtans reeds de overgrote meerderheid vormen. De Vlamingen in Brussel mogen echter niet rekenen op een samentellen van de stemmen, wat betekent dat zij geen verkozenen meer zullen hebben in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Alle Brusselse verkozenen in de Kamer zullen Franstalig zijn. Dit betekent een nieuwe discriminatie ten nadele van de Brusselse Vlamingen. De stem voor een Vlaamse partij in Brussel wordt een zinloze stem. De Vlamingen in Brussel worden vandaag begraven.

Wat het gebruik van het woord « en » in het eerste lid betreft, antwoordt de heer Moureaux dat bij deze grondwetsherziening duidelijk en ondubbelzinnig blijkt dat het initiatief van de grondwetgever enerzijds en het wetsvoorstel tot wijziging van het Kieswetboek anderzijds hetzelfde beogen. Het woord « en » is sterker dan het woord « of ». Het woord « en » omvat het woord « of ». Men wil hier duidelijk maken dat de bescherming in voorkomend geval voor beide groepen geldt.

De wijze waarop dit artikel ten uitvoer zal worden gelegd zal afhangen van het wetsvoorstel dat later wordt besproken.

De heer Pieters blijft erbij dat de bijzondere modaliteiten die nu zijn ingeschreven enkel ten voordele van de Franstaligen spelen. In dit pakket is er geen enkele compensatie voor de Nederlandstaligen.

Spreker meent wel te begrijpen dat dit in de toekomst anders kan zijn en dat bij tweederdemeerderheid andere modaliteiten ter bescherming kunnen worden ingevoerd. Betekent dit dat nu enkel de regeling voor de randgemeenten onder deze bepaling valt, en geen andere modaliteiten, en dat in de toekomst nieuwe modaliteiten kunnen worden ingevoerd, mits de vereiste van een tweederdemeerderheid ?

De heer Moureaux wijst erop dat het grondwetsartikel alleen een mogelijkheid opent. Indien ze wordt gebruikt, zal dat aan de hand van een bijzondere wet gebeuren. In het huidige stadium biedt het artikel bescherming voor beide groepen. Het is duidelijk dat de bijzondere wet zal kunnen worden gewijzigd.

De heer Pieters uit bezwaar tegen het gebruik van het woord « wijzigen ». De invoering van nieuwe modaliteiten is immers geen wijziging van modaliteiten. In dit opzicht dient de heer Pieters amendement nr. 2 in (stuk Senaat, 5-1561/2).

Verder wenst hij ook precies te weten wat nu onder deze bijzondere modaliteiten valt ? Is dat alleen de bescherming van de Franstaligen in de zes randgemeenten of zijn er ook nog andere bepalingen ? Beoogt men enkel de eenheid van intentie ?

De staatssecretaris verwijst naar de algemene bespreking. Wat betreft de bijzondere modaliteiten, verwijst spreker ook naar het arrest van het Arbitragehof zoals opgenomen in de toelichting. Het toenmalige Arbitragehof heeft de wetgever de mogelijkheid gegeven om bijzondere modaliteiten vast te leggen. De acht politieke formaties die voorliggende wetsvoorstellen en voorstel tot herziening hebben ingediend, hebben invulling gegeven aan die bijzondere modaliteiten. Er is de mogelijkheid voor de inwoners uit de zes faciliteitengemeenten te kiezen voor kandidaten uit twee kieskringen. Die bijzondere modaliteit is toepasselijk op alle kiesgerechtigden die in deze zes gemeenten zijn gedomicilieerd; er is dus geen onderscheid tussen Nederlandstaligen dan wel Franstaligen.

Spreker heeft reeds duidelijk gesteld dat het vlinderakkoord en de toelichting van de diverse wetsvoorstellen en wijzigingen van de grondwet de motivering en de interpretatie zijn van de wetsvoorstellen die hier zijn neergelegd.

Spreker verwijst naar de tekst die hij tijdens de algemene bespreking las in antwoord op deze vragen.

De apparentering, enkel toepasselijk op de kieskring Brussel, werd aangehaald als voorbeeld van een bijzondere modaliteit in de zin van artikel 63, § 4. Een kiesdrempel over heel het land werd daarentegen aangehaald als voorbeeld van geen bijzondere modaliteit in de zin van artikel 63,§ 4. Dit is de interpretatie gegeven door de acht indieners.

De heer Moureaux preciseert dat voorliggende tekst artikel 63, § 4 behelst. Het eerste lid, waarin duidelijk staat dat het hier gaat over het probleem van de kieskringen, de voorwaarden om kiezer te zijn en de kiesverrichtingen, wordt niet gewijzigd. In die context kan het parlement met een bijzondere meerderheid in bijzondere modaliteiten voorzien om, alleen in de vroegere provincie Brabant, de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen te beschermen. De manier waarop die bepaling ten uitvoer wordt gelegd kan uiteraard later worden besproken. Voorliggende tekst lijkt duidelijk en egalitair en lijkt geen interpretatieprobleem te doen rijzen.

De heer Laeremans leidt hieruit af dat er slechts in één bijzondere modaliteit wordt voorzien, namelijk het recht van de inwoners van de zes faciliteitengemeenten om voor Brusselse kandidaten te kunnen stemmen. Die modaliteit wordt voorgesteld als zijnde in het voordeel van zowel de Nederlandstaligen als de Franstaligen. Is dit een kwestie van naïviteit of van kwade trouw ? De staatssecretaris weet maar al te goed dat de Vlamingen in deze zes gemeenten hoegenaamd geen vragende partij waren om te behoren tot de grote Brusselse kieskring. Deze regeling speelt enkel in het voordeel van de Franstaligen, zowel in Brussel als in de Vlaamse rand. Een stuk van de Vlaamse rand wordt bij Brussel geannexeerd voor electorale doeleinden en tegelijkertijd verzwakt men hierdoor de positie van de Vlamingen in Brussel.

De heer Pieters blijft twijfels uiten over de duidelijkheid van de voorliggende bepaling. In de huidige stand van ons recht is er alleen toepassing van deze bepaling en dus van de twee derde meerderheid wat betreft de rechten van inwoners van de zes randgemeenten om voor kandidaten in Brussel te stemmen. Is dit juist ?

De heer Anciaux meent dat de bijzondere modaliteiten waarnaar voorliggende tekst verwijst reeds uitgebreid werden besproken in de algemene bespreking. Men bedoelt hiermee het optierecht dat in de zes faciliteitengemeenten wordt gegeven aan Nederlandstaligen en Franstaligen. Spreker verwijst ook naar de toelichting van de staatssecretaris waarbij duidelijk werd gesteld dat dit in de toekomst ook kan gaan over poolvorming en over apparentering. Ook een specifieke kiesdrempel opgelegd in Brussel valt onder de bijzondere modaliteiten, behalve indien het gaat over een algemene kiesdrempel die overal toepasselijk is.

De heer Vanlouwe sluit zich aan bij de vaststellingen van de heer Pieters. Het blijkt bijzonder moeilijk een eenduidig antwoord te formuleren op een aantal duidelijke vragen. Er wordt steeds verwezen naar de vroegere provincie Brabant. Als Vlaamse inwoner van Brussel stelt spreker echter vast dat op dit ogenblik op geen enkele manier initiatieven worden genomen om de belangen van de Nederlandstaligen in Brussel te vrijwaren. Men kijkt enkel naar de belangen van de Franstaligen in de zes faciliteitengemeenten. Brussel maakt toch ook deel uit van de vroegere provincie Brabant ? Men zal de Vlamingen in Brussel verder minoriseren en hun belangen volledig miskennen. Spreker betreurt dat.

Amendement nr. 1

De heer Laeremans dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1561/2) om het enig artikel te doen vervallen.

De voorrechten die hierdoor worden gecreëerd voor de Franstaligen kunnen immers niet in de grondwet worden geschreven, aangezien zij strijdig zijn met de grondwettelijke bepalingen zelf. De artikelen 10 en 11 van de grondwet voorzien in het gelijkheidsbeginsel, dat door voorliggende bepaling wordt geschonden. De Franstalige Brusselaars krijgen er immers een groot aantal stemmen bovenop, terwijl de Vlaamse Brusselaars verder worden gemarginaliseerd. Deze bepaling voert een nieuwe discriminatie in. Brussel wordt de facto een Franstalige stad met Vlamingen als gedoogde minderheid. De vijftien Kamerleden voor Brussel zullen allen Franstalig zijn.

Het amendement wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 2

De heer Pieters dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-1561/2), dat ertoe strekt de tweederdemeerderheid ook uitdrukkelijk te voorzien voor het invoeren van bijzondere modaliteiten, dus niet enkel voor het wijzigen ervan. Hoewel spreker inhoudelijk gekant is tegen voorliggende bepaling, moet ze in ieder geval toch juist worden geformuleerd.

Het amendement wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

C. Bespreking van de artikelen van voorstel nr. 5-1562/1

Enig artikel

Amendement nr. 1

De heer Laeremans dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1562/2) dat ertoe strekt het enig artikel, dat een wijziging aanbrengt in de samenstelling van de kieskringen voor de verkiezingen van het Europees Parlement, te schrappen.

Deze bepaling, die analoog is aan die welke in artikel 63, § 4, van de Grondwet wordt ingeschreven, en de inwoners van de randgemeenten de mogelijkheid geeft te stemmen voor een kandidatenlijst van het Nederlandse of het Franse kiescollege, voert immers een discriminatie in ten aanzien van de Nederlandstaligen.

De heer Anciaux wijst erop dat het optierecht geldt voor alle inwoners van de zes faciliteitengemeenten, en niet enkel voor de Franstaligen.

De heer Laeremans herhaalt dat de Vlamingen in de faciliteitengemeenten geen enkel voordeel hebben bij dit optierecht. Zij worden geannexeerd bij Brussel.

Het amendement wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

Amendement nr. 2

De heer Pieters dient amendement nr. 2 (stuk Senaat, nr. 5-1562/2) in dat ertoe strekt het tweede lid te vervangen en ook uitdrukkelijk in een bijzondere meerderheid te voorzien voor de invoering van nieuwe bijzondere modaliteiten, niet enkel voor de wijziging ervan.

Het amendement wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.

VI. VERKLARINGEN VOOR DE STEMMINGEN

A. Verklaringen van de commissieleden

De heer Laeremans zegt dat dit een vrij dramatisch moment is. Zoals men weet, heeft de partij van spreker jaren geijverd voor de splitsing van de kieskring BHV.

Het Vlaams Belang is voorstander van een volledige splitsing van die kieskring. Maar de zogenoemde remedie blijkt veel erger dan de kwaal zelf. Er zijn zoveel toegevingen gedaan in ruil voor een foute splitsing, dat het voordeel voor de Franstaligen veel groter is dan wat de Vlamingen zich ooit hadden kunnen voorstellen.

De Stadsgemeenschap Brussel zal later worden besproken. Heel Brabant zal een soort groot-Brussel worden.

De financiering van Brussel, die een enorm cadeau is, zal ook op de agenda staan, net als de bijkomende bevoegdheden van het Brussels Gewest, zonder garanties voor de Vlamingen in Brussel.

Nu maken twee erg zware toegevingen het akkoord onaanvaardbaar. Ten eerste, de inlijving van de zes faciliteitengemeenten uit de rand, die electoraal deel zullen uitmaken van een grote Brusselse kieskring. Dat komt totaal niet overeen met de wil noch het belang van de Vlamingen in Brussel en de Vlamingen in die zes gemeenten. Zij zullen voortaan op administratief vlak deel uitmaken van groot-Brussel. Zij zullen in een erg vreemde administratieve situatie zitten en als het land ooit verdwijnt, dan zullen de Franstaligen niet aarzelen om op die situatie te wijzen en de betrokken gemeenten op te eisen.

De situatie is nog veel erger voor de Vlamingen in Brussel die politiek buiten spel worden gezet. De vijftien Brusselse volksvertegenwoordigers zullen allemaal Franstaligen zijn want alle Vlaamse partijen zullen onder de kiesdrempel van 5 % zitten. Dat was gemakkelijk te voorkomen indien het amendement van spreker was aangenomen waarbij alle Vlaamse stemmen zouden worden samengeteld zodat de Brusselse Vlamingen vertegenwoordigd zouden zijn door één, of zelfs twee volksvertegenwoordigers. Dat zou van respect getuigen voor de Vlamingen en een waarborg zijn geweest voor hun overleving. Het aangenomen dispositief heeft tot gevolg dat, in Brussel, de stemmen voor een Vlaamse Kamer lijst geen zin heeft. De kiezers zullen de boodschap begrepen hebben.

Brussel wordt een stad onder Franstalig gezag waardoor de facto het tweetalig karakter volledig verloren gaat. « Wallobrux » ziet vandaag het licht en we bevinden ons terug in het scenario « twee tegen één » : Wallonië en Brussel tegen Vlaanderen. Dat is de politieke impact van wat hier gebeurt.

Het is een drama voor de Vlamingen en spreker hoopt dat de politici die hiermee hebben ingestemd, de gevolgen ervan zullen dragen.

Voor de heer Pieters spreekt het voor zich dat, als er werkelijk sprake was van een splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, zijn partij zich daarover enkel maar zou kunnen verheugen.

Hij betreurt het dat er in uitzonderingen wordt voorzien en dat men, om het zo uit te drukken, de kieskring BHV behoudt voor de zes faciliteitengemeenten uit de rand. Maar men zou hiervoor nog enig begrip hebben kunnen opbrengen indien het probleem daarmee was opgelost. Het akkoord rond BHV maakt deel uit van een veel groter pakket waarin veel te grote toegevingen zitten die zich niet beperken tot de tekst die vandaag wordt besproken. Dit zijn unilaterale toegevingen en bijgevolg vanuit het standpunt van de NVA ongrondwettelijk. Men heeft immers enkel oog voor de wettige belangen van de Franstaligen uit de rand. Alle voorstellen om dit te compenseren voor de Brusselse Vlamingen werden verworpen.

Zo wordt het voor een Vlaming ongetwijfeld onmogelijk om nog te worden verkozen in Brussel. Er is een wel erg hoge prijs betaald, terwijl dat niet nodig was. Het was perfect mogelijk geweest om voor een oplossing te kiezen waarbij de rechten van de Franstaligen in Brussel in aanmerking zouden zijn genomen en waarbij de vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel gewaarborgd was geweest. Door een dergelijke oplossing te verwerpen, miskent men het door de Grondwet vereiste evenwicht, het reeds aangenomen artikel 195 van de Grondwet en de overige bepalingen die weldra zullen worden goedgekeurd.

De partij van spreker betreurt dit en vindt het jammer dat ze tegen deze tekst moet stemmen maar de prijs die ervoor betaald wordt, is te hoog, het onevenwicht is te groot en de Grondwet wordt niet nageleefd.

De heer Beke zegt dat de Vlamingen al meer dan 50 jaar een splitsing van de kieskring van BHV eisen. Het grondwettelijk probleem werd tien jaar geleden door het Grondwettelijk Hof opgeworpen. Door dat probleem viel de regering twee jaar geleden. Zes maanden geleden werd hierover een politiek akkoord gesloten. Vandaag zal er een eerste historische stemming plaatsvinden.

Het bereikte akkoord is evenwichtig. Een Vlaamse en Franstalige meerderheid steunen dit. Het ligt in de lijn van de onderhandelingen die sinds de verkiezingen van 2010 worden gevoerd door verschillende partijen en in verschillende hoedanigheden. Het huidige akkoord is bijgevolg perfect verdedigbaar en de bezwaren moeten opzijgezet worden.

De heer Tommelein zegt dat men vandaag doet wat de meerderheid van de bevolking vraagt : een probleem oplossen dat al heel wat jaren bestaat. Sommigen spreken over problemen, anderen maken ze zelfs erger, maar de coalitie voegt de daad bij het woord en vindt oplossingen.

Voor Open VLD is het gesloten akkoord evenwichtig. Het werd gesloten tussen vier politieke families en acht politieke partijen, met een meerderheid bij de Franstaligen en een meerderheid bij de Nederlandstaligen.

Spreker maakt deel uit van de politici die al in 2007 probeerden BHV te splitsen.

Het is dus de tweede keer dat hij deelneemt aan dergelijke besprekingen en spreker stelt tevreden vast dat er eindelijk een oplossing is gevonden.

De heer Moureaux is net als vorige spreker heel tevreden. Een oud geschil dat de relaties verzuurde, zal men eindelijk achter zich kunnen laten.

Die splitsing van de kieskring was onvermijdelijk en het was dus wenselijk om een evenwichtig compromis te vinden tussen de Gemeenschappen.

Spreker dankt al wie onderhandeld heeft en aanvaard heeft een beetje water bij de wijn te doen. Zonder wederzijdse toegevingen kan er immers geen resultaat worden geboekt. Hij stelt vast dat de heer Pieters, namens de N-VA, niet alleen negatieve zaken heeft gezegd.

Spreker hoopt dat nu die stap gezet is, complexloze betrekkingen tussen de leden van de Vlaamse Gemeenschap en de Communauté Wallonie-Bruxelles mogelijk zijn, met absoluut respect voor elkaar. Op die manier kunnen we vooruitgang boeken en problemen behandelen waarmee onze medeburgers het meest bezig zijn, zoals inkomen, werkgelegenheid, huisvesting, ...

Mevrouw Piryns verklaart dat het akkoord niet volstrekt beantwoordt aan wat de Vlamingen, de Franstaligen en de Brusselaars wilden. Het gaat om een compromis dat moest worden gesloten en waarop spreekster en haar partij zeer trots zijn. BHV werd gesplitst aan de hand van een dialoog en het compromis dat werd gevonden is « proper », want het raakt niet aan de taal- of gewestgrenzen. Evenmin breidt het de faciliteiten in de rand uit.

Groen is heel gelukkig dat het deel had aan dit compromis en zal zich bij de meerderheid voegen om die hervorming goed te keuren.

De heer Cheron verklaart dat men op een dag zal weten of de stemming die gaat plaatsvinden een historische stemming is. Zoals Groen heeft Ecolo vanuit de oppositie aan de onderhandelingen en de stemming over die evenwichtige akkoorden deelgenomen, om een geschil op te lossen dat al veel te lang bestaat.

Spreker hoopt dat die stemming niet alleen een historische stemming wordt, maar ook een keerpunt.

Het valt te hopen dat men met meer rijpheid begrip toont voor elkaar, in een land en in een Europa die moeite hebben om een nieuwe weg te vinden.

Ongetwijfeld zullen zij die niet meer van dit land willen weten, of ze nu democraat zijn of niet, vandaag ontgoocheld zijn.

Alle democraten, waaronder Ecolo, verheugen zich echter.

De heer Delpérée verklaart dat de splitsing van het kiesarrondissement BHV een van de bestanddelen is van een groot grondwettelijk en wettelijk akkoord, de Zesde Staatshervorming. Het cdH stemt met die hervorming in en dus ook met dit bepaalde onderdeel, omdat het de rechten van de Franstaligen in de zes randgemeenten beschermt.

Op het technische vlak zegt spreker dat het hem verbaasd heeft te horen verklaren dat sommige bepalingen ongrondwettig waren, omdat ze strijdig waren met andere bepalingen van de Grondwet. Spreker onderstreept dat zodra men een aantal beginselen in de Grondwet opneemt, die beginselen grondwettig worden. Er zijn geen constitutionele bepalingen naast andere, supraconstitutionele bepalingen.

Om die reden zal het cdH voor de hele hervorming en speciaal voor dit punt stemmen.

De heer De Decker verklaart dat de nakende stemming belangrijk is, omdat het om een stemming gaat die de rust moet terugbrengen.

Sinds vijftien tot twintig jaar bevonden we ons in een toestand van zeer grote, toenemende spanning.

Spreker hoopt dat België, dankzij het volstrekt evenwicht van het gesloten akkoord, een nieuw evenwicht en een nieuwe toekomst kan vinden, geen toekomst waarbij men zich in zichzelf keert, maar waarbij het mogelijk wordt in wederzijds respect en met openheid voor alle gemeenschappen van ons land te leven. Ons land, dat de hoofdstad van Europa huisvest, moet wat dat betreft het voorbeeld geven.

De heer Vanlouwe stelt vast dat sommigen over een historisch akkoord hebben gesproken. Spreker zou veeleer van een historische vergissing spreken. De partij van spreker is voorstander van een splitsing van BHV, maar dan van een goede splitsing, wat nu absoluut niet het geval is. Men schept immers privileges voor sommigen en schaadt de positie van de Vlamingen in Brussel.

Er is ook gezegd dat men op een verbetering van de betrekkingen tussen Vlamingen en Franstaligen hoopte.

De partij van spreker wenst dat ook, maar men heeft het BHV-probleem gedurende 40 of 50 jaar laten verrotten, en men heeft ook de betrekkingen tussen de gemeenschappen laten ontaarden.

Men schept nu een bijkomend probleem, niet alleen door privilegis in het leven te roepen voor de Franstaligen van de faciliteitengemeenten, maar ook door de positie van de Vlamingen in Brussel te schaden. Zij worden steeds meer geminoriseerd. Men weigert rekening te houden met de tweetaligheid van Brussel. Men zal ook dat probleem laten verrotten, wat zeker niet zal bijdragen tot de communautaire vrede in het land.

Spreker herhaalt dat het om een slechte splitsing van BHV en om een historische vergissing gaat.

De heer Anciaux sluit zich aan bij de woorden van de heer Beke. Jarenlang heeft Vlaanderen gestreden voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Jarenlang ging het om een absolute prioriteit. De huidige meerderheid zal dat nu verwezenlijken. Voor de grote meerderheid van de gemeenten van Halle-Vilvoorde is het ongetwijfeld een enorme stap vooruit. Voor de zes faciliteitengemeenten is het niet meer of niet minder dan een status quo. De Vlaamse regering zag in dit akkoord geen enkele schending van haar bevoegdheden, noch van het Gewest, noch van de Gemeenschap.

Het klopt dat men aan Vlaamse kant een bepaalde prijs betaalt. Het wordt in de toekomst zeker niet gemakkelijker voor de Brusselse Vlamingen om in de Kamer vertegenwoordigd te worden. Dat wordt immers uiterst moeilijk. Dat is de prijs voor een overwinning die de Vlamingen reeds jarenlang nastreven. Vlaanderen zal de Vlamingen in Brussel niet laten vallen en de Vlaamse regering zal erop toezien dat de banden waar mogelijk worden aangehaald. Binnenkort komt het lot van de Senaat op de agenda. Ook dan zal er worden gedebatteerd over de toestand van de Vlamingen in Brussel.

Onderhavig akkoord is ten slotte evenwichtig en dat is ook de perceptie bij een ruime meerderheid in Vlaanderen.

Het lot van de Vlamingen in Brussel is voor spreker een essentieel aandachtspunt.

Dat lot hangt niet uitsluitend van de verkiezingen voor de Kamer af. Er zijn andere beslissingen en maatregelen die de Vlaamse Gemeenschap in Brussel een volwaardige rol kunnen geven. Spreker roept elkeen, Vlamingen en Franstaligen, op om zich in te zetten voor een betere verstandhouding en een wederzijdse consolidatie in Brussel. Spreker acht wat dat betreft de toepassing van de wetgeving op het gebruik der talen essentieel.

B. Verklaring van de heer Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister

Op 7 november 2007 heeft de Kamercommissie een stemming met betrekking tot de splitsing van BHV uitgebracht. Het was een moeilijke politieke periode. staatssecretaris Verherstraeten parafraseert een gewezen eerste minister die stelde dat « een meerderheid niet éénzijdig haar wil kan opleggen en een minderheid niet éénzijdig een veto kan uitdrukken ». De acht politieke formaties hebben dat zeer goed begrepen en hebben een zeer evenwichtige compromis gevonden.

VII. STEMMINGEN OVER HET GEHEEL

Het aldus geamendeerde wetsvoorstel nr. 5-1560/1 in zijn geheel wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.

Ten gevolge van deze stemming, stelt de commissie vast dat de wetsvoorstelen nrs. 5-15/1, 5-16/1, 5-438/1, 5-439/1, 5-1254/1 et 5-1255/1 vervallen.

De voorstellen tot herziening van de Grondwet nrs. 5-1561/1 en 1562/1 worden aangenomen met 12 tegen 5 stemmen.


Dit verslag werd goedgekeurd met 13 stemmen bij 1 onthouding.

De rapporteurs,  De voorzitster,
Guy SWENNEN. Hassan BOUSETTA. Sabine de BETHUNE.

Tekst aangenomen door de commissie (zie stuk Senaat, nr. 5-1560/5 — 2011/2012)

PARLEMENT VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP

23 APRIL 2012 — GEMOTIVEERD ADVIES OVER HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN VERSCHEIDENE BEPALINGEN VAN HET KIESWETBOEK EN VAN DE WET VAN 23 MAART 1989 BETREFFENDE DE VERKIEZING VAN HET EUROPEES PARLEMENT VOOR DE VERKIEZINGEN VAN DE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN TOT WIJZIGING VAN DE GECOÖRDINEERDE WETTEN OP HET GEBRUIK VAN DE TALEN IN BESTUURSZAKEN ALSOOK OVER HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE KIESWETGEVING TER VERSTERKING VAN DE DEMOCRATIE EN DE POLITIEKE GELOOFWAARDIGHEID

NEDERLANDSE VERTALING

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft het volgende aangenomen :

In het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap is op 6 april 2012 de vraag om advies over de bovenvermelde wetsvoorstellen (Doc. Senaat 5-1560/1 en 5-1571/1) binnengekomen. Met de ter beoordeling voorgelegde voorstellen werden ter informatie ook de thematisch verbonden wetsvoorstellen Doc. Senaat 5-1561/1-5-1570/1 en 5-1572/1 overgemaakt.

Het Parlement werd bij de overmaking van de vraag om een zo snel mogelijke beoordeling verzocht. Op basis van de urgentie van het dossier ziet het Parlement af van de wettelijk aan het Parlement toegestane termijn van 60 dagen en houdt zich aan dit verzoek.

Betreffende het onderhavige pakket wetten en de omzetting van de institutionele overeenkomst in het algemeen herinnert het Parlement aan zijn beginselverklaring van 27 juni 2011 over de positionering van de Duitstalige Gemeenschap in het proces van de staatshervorming en de daarin vervatte eisen.

Over het wetsvoorstel tot wijziging van verscheidene bepalingen van het kieswetboek en van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees parlement voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van het Europees parlement en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken (Doc. Senaat, Nr. 5-1560/1) :

Het Parlement juicht de voor de nieuwe regeling van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde gevonden consensus toe, die met het onderhavige voorstel wordt omgezet.

Het juicht toe dat in het onderhavige voorstel de Duitstalige kieskring voor de verkiezing van het Europees Parlement met het oog op bijgevoegde tabel van de kieskringen en -kantons bij het kieswetboek werd gepreciseerd.

Het wijst erop dat een gegarandeerde vertegenwoordiging van de bevolking van het Duitse taalgebied ook voor de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt geëist.

Over het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving ter versterking van de democratie en de politieke geloofwaardigheid (Doc. Senaat, Nr. 5-1571/1) :

Het Parlement keurt de intentie goed van het aan het Parlement ter beoordeling voorgelegde wetsvoorstel. Het is ervan overtuigd dat de invoering van de voorziene regelingen ertoe bijdraagt het vertrouwen van de kiezers in de democratische instellingen te versterken en het herinnert in dit verband ook aan zijn principiële uitvoeringen in zijn advies van 20 september 2011 (Documenten 85 (2010-2011) Nr. 2 en 85 (2011-2012) Nr. 4).

Het Parlement neemt er nota van dat de in het onderhavige voorstel vervatte regelingen tegenover het voorstel, dat op 25 juli 2011 aan het Parlement ter beoordeling werd voorgelegd, preciezer zijn geformuleerd. Het juicht toe dat rekening werd gehouden met de specifieke onverenigbaarheidsregelingen voor het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.

DOOR HET PARLEMENT VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP AANGENOMEN

Eupen, 23 April 2012

Stephan THOMAS

Griffier

Ferdel SCHRÖDER

Voorzitter


(1) Hier kan nog eens worden verwezen naar het incident met Toon Van Overstraeten die in 1985, door het spel van de apparentering, verkozen werd als senator voor de Volksunie in het Franstalige arrondissement Nijvel (nu provincie Waals-Brabant) van de toen nog unitaire provincie Brabant. Daardoor kreeg hij ook zitting in de Waalse Gewestraad, maar die besliste hem manu militairi uit de assemblee te zetten. Het Vlaams Parlement daarentegen heeft Franstalige kandidaten van de Union des Francophones die in een Vlaamse kieskring gekozen waren, nooit de toegang ontzegd.