5-829/5

5-829/5

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

24 MEI 2011


Voorstel van resolutie betreffende de democratiseringsbewegingen in de Maghreb en het Midden-Oosten


AMENDEMENTEN


Nr. 36 VAN DE HEER DE BRUYN C.S.

De considerans en het dispositief vervangen als volgt :

« A. gelet op de democratiseringsbewegingen die zich sinds december 2010 verspreid hebben onder de bevolking in Noord-Afrika en het Midden-Oosten;

B. gelet op het feit dat de democratiseringsbewegingen tot nog toe al in twee landen een regime hebben doen vallen : de Tunesische president Ben Ali op 14 januari 2011 en de Egyptische president Moebarak op 11 februari 2011;

C. overwegende dat de kans reëel is dat er in de nabije toekomst in Noord-Afrika en het Midden-Oosten nog regimewissels zullen plaatsvinden;

D. overwegende dat in de Arabische wereld demonstranten uiting hebben gegeven aan gerechtvaardigde eisen en een sterk verlangen onder het volk naar politieke, economische en sociale hervormingen, gericht op het vestigen van een werkelijke democratie, bestrijding van corruptie en nepotisme, eerbiediging van de rechtstaat, van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, vermindering van sociale ongelijkheden en verbetering van de economische en sociale omstandigheden;

E. overwegende dat het buitensporig geweld van de ordehandhavers, meer bepaald tegen demonstranten in Bahrein, Syrië en Jemen, heeft geleid tot een groot aantal doden, gewonden en gevangenen, en een schending vormt van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), waarbij de genoemde landen partij zijn;

F. gelet op de soms bijzonder bloedige repressie tegen de eigen bevolking, tegen activisten, journalisten en advocaten, tijdens de vreedzame protesten;

G. overwegende dat het populair protest ontstaan is door het gebrek aan democratie, door corruptie, de groeiende kloof tussen arm en rijk, de zelfverrijking van machthebbers, de repressie tegen de burgerbevolking en de blijvende werkloosheid;

H. overwegende dat de Europese Unie de herevaluatie van haar betrekkingen met de landen uit het zuidelijke Middellandse Zeegebied moet voortzetten naar aanleiding van de huidige democratiseringsbewegingen;

I. overwegende dat de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Syrië, anderzijds, nog ondertekend moet worden omdat deze ondertekening op verzoek van Syrië sinds oktober 2009 is uitgesteld, en overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden een wezenlijk deel van deze overeenkomst is;

J. overwegende dat er nood is aan een nieuwe en duidelijke EU-strategie met betrekking tot de landen aan de Middellandse Zee in het licht van de democratiseringsbewegingen op basis van het Euro-Mediterraans Partnerschap (EuroMed) en het Europees Nabuurschapsbeleid (European Neighbourhood Policy — ENP);

K. gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid — de zuidelijke dimensie;

L. gelet op de Mededeling (COM (2011) 200) van 8 maart 2011 : « Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied »;

M. gelet op de conclusies van de Europese Raad van 25 maart, waaronder de volgende punten : « het maximumbedrag voor verrichtingen van de EIB ten behoeve van Middellandse Zeelanden die politieke hervormingen nastreven, dient met één miljard euro te worden verhoogd, zonder dat er geraakt wordt aan de acties in de oostelijke buurlanden van de EU; de aandeelhouders van de EBWO dienen te onderzoeken of de Bank haar activiteiten kan uitbreiden tot de zuidelijke buurlanden »;

N. gelet op de conclusies van de Europese Raad van 23 mei 2011 aangaande Syrië, Libië, Bahrein en Jemen;

O. gelet op de VN-resoluties 1970/2011 en 1973/2011;

P. overwegende de sancties ondernomen door de Europese Unie tegen Libische en Syrische machtshebbers;

De Senaat,

1. veroordeelt ten zeerste de gewelddadige onderdrukking van vreedzame demonstraties door veiligheidstroepen, betuigt zijn solidariteit met de bevolking en steunt hun legitieme democratische aspiraties met volle overtuiging;

2. vraagt de regering :

a. formeel en ondubbelzinnig haar steun te betuigen aan de bevolking in die landen in hun streven naar meer democratische zeggenschap en sociaal-economische verantwoordelijkheid en vooruitgang

b. in geval van onderdrukking van het vreedzaam burgerprotest, het gebruik van gerichte sancties te bepleiten bij de geëigende internationale instellingen;

c. nauwere betrekkingen aan te knopen met het middenveld van de zuidelijke Middellandse Zeelanden;

3. vraagt de regering de onder druk staande regimes in het Midden-Oosten en Maghreb te verzoeken :

a. de verzuchtingen van de bevolking onder ogen te zien en tegemoet te komen aan hun eisen om een eerlijke en democratische samenleving te ontwikkelen;

b. erop aan te dringen de mensenrechten te respecteren en meer bepaald de volgende vier vrijheden te vrijwaren : a) expressie, b) vereniging, c) religie en d) drukpers, conform aan hun internationale verplichtingen op het vlak van mensenrechten en fundamentele vrijheden;

c. erop toezien dat de rechten en vrijheden van vrouwen worden gegarandeerd, net als hun reële deelname aan de huidige politieke omwenteling.

4. vraagt de regering de nieuwe machthebbers in Tunesië, Egypte en elk ander land dat in de toekomst een vergelijkbare regimewissel zou meemaken te vragen :

a. een representatieve overgangsregering op te richten die het dagelijks bestuur op zich zal nemen;

b. op afzienbare termijn democratische verkiezingen te organiseren;

c. erop aan te dringen de mensenrechten te respecteren en meer bepaald de volgende vier essentiële vrijheden : a) expressie, b) vereniging, c) religie en d) drukpers;

d. een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de misdaden van het vorige regime en gerechtelijk gevolg hieraan te geven, met als voorbeeld de VN-resolutie 1970/2011;

e. in afwachting van een eerlijk gerechtelijk proces de afgezette leiders en hun familie te onderwerpen aan een reisverbod en bevriezing van hun financiële middelen;

5. vraagt de federale regering de Raad van de Europese Unie (EU) en de Hoge Vertegenwoordiger van het Buitenlandse Beleid te verzoeken :

a. een grondige en kritische evaluatie te maken van het beschikbare instrumentarium op Europees niveau, zoals de vrijhandels- en partnerschapsakkoorden, en aandachtig te zijn voor en op een objectieve en diepgaande manier te informeren naar de huidige situatie in de Arabische wereld;

b. een nieuwe en duidelijke EU-strategie te ontwikkelen met betrekking tot de landen van de Middellandse Zee in het licht van de democratiseringsbewegingen op basis van het Euro-Mediterraans Partnerschap (EuroMed), het Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten en het Europees Nabuurschapsbeleid (European Neighbourhood Policy — ENP) en snel een humanitaire actie mogelijk te maken om de burgerbevolking te helpen;

c. erop toe te zien dat deze nieuwe instrumenten het democratisch overgangsproces zo goed mogelijk begeleiden, door meer uitgesproken aandacht te besteden aan de eerbiediging van de fundamentele vrijheden, aan goed bestuur, aan een onafhankelijke justitie en aan corruptiebestrijding;

d. deze nieuwe instrumenten, die de politieke, sociaaleconomische en persoonlijke betrekkingen tussen de zuidelijke Middellandse Zeelanden nieuw leven inblazen, aan te moedigen, alsook het proces van economische integratie tussen deze landen te ondersteunen, op voet van gelijkheid en wederkerigheid;

e. een internationale dialoog op te starten met de onder druk staande regimes teneinde een vreedzame democratisering door te voeren en geweld te vermijden;

f. alle bijstand te verlenen in de overgangsperiode en verkiezingen naar een nieuw regime indien het interim-bestuur dit zou verlangen;

g. de afgezette en gecontesteerde leiders en hun familie, net als voormalige hoge regeringsfunctionarissen, geen toegang tot de EU te verlenen en hun financiële middelen te bevriezen en erop toe te zien dat deze financiële middelen na de democratische overgang terugbezorgd worden aan de centrale banken van de betrokken landen;

h. samen met de EU en de permanente en niet-permanente lidstaten binnen de VN-Veiligheidsraad verder een actief en gecoördineerd beleid te voeren;

i. in het kader van dit nieuwe Euro-mediterraans partnerschap een systeem in te voeren waarmee de steun, door de Europese Unie, voor pluralistische en democratische organisaties wordt gewaarborgd;

j. een systeem in aanmerking te nemen waarmee een mensenrechtenclausule kan worden opgesteld in het kader van de toekenning van leningen aan derde landen;

k. samen te werken met het Internationaal Strafhof in Den Haag teneinde aangeklaagde machthebbers op te sporen, te arresteren en uit te leveren, en dit ook te bepleiten met onze partners en op internationale fora. ».

Piet DE BRUYN
Karl VANLOUWE
Armand DE DECKER
Rik DAEMS
Sabine de BETHUNE
Bert ANCIAUX
Marie ARENA
Vanessa MATZ.