1-1433/1/ (Senaat)
-2223//1- (Kamer)

1-1433/1/ (Senaat)
-2223//1- (Kamer)

Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat

GEWONE ZITTING 1998 - 1999  (*)

4 MEI 1999


CONTROLECOMMISSIE
BETREFFENDE DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN (1)


Beslissingen over de eventuele aanrekening van de kostprijs
van verschillende door Vlaamse ministers gevoerde voorlichtingscampagnes en verspreide mededelingen op het maximumbedrag dat zij voor verkiezingspropaganda mogen uitgeven bij de eerstvolgende verkiezingen waaraan zij deelnemen

 

Met toepassing van artikel 4bis , § 4, tweede lid en volgende, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, heeft de Controlecommissie op 19 en 26 april 1999 uitspraak gedaan over de vraag of de volgende Vlaamse ministers dienen over te gaan tot de aanrekening, op het maximumbedrag dat zij voor verkiezingspropaganda mogen uitgeven bij de eerstvolgende verkiezingen waaraan zij deelnemen, van de kostprijs van door hen gevoerde voorlichtingscampagnes en verspreide mededelingen, waarvoor zij nagelaten hebben het voorafgaand advies van de Controlecommissie in te winnen :

- de heer Luc Van den Brande , minister-president van de Vlaamse regering, voor zijn voorwoord met foto in (1) opeenvolgende nummers van het Franstalig trimestrieel tijdschrift La Flandre , inzonderheid in de nummers 12, 18 en 19 van respectievelijk december 1996, juni en september 1998, en in (2) het februarinummer 1999 van het Engelstalige F.T.I. Technoland News, alsook voor zijn voorwoord in (3) de Durfkrant nr. 4 van maart 1999;

- de heer Theo Kelchtermans , Vlaams minister, voor (1) zijn voorlichtingscampagne «Vlaanderen proper» en (2) de organisatie van de studienamiddag over «Milieu en Werkgelegenheid : Beter milieu - meer werk?» , op 15 april 1999 in de Factorij te Brussel;

- de heer Eric Van Rompuy , Vlaams minister, voor het jaarverslag 1998 van de Vlaamse Instelling voor het Rationeel Energiegebruik (VIREG), waarin zijn foto meermaals is afgebeeld;

- de heer Leo Peeters , Vlaams minister, voor de uitgave in februari 1999 van het door hem aangeboden en van een voorwoord voorzien kijkboek over sociale woningbouw, met als titel Huiszoeking ;

- mevrouw Brigitte Grouwels , Vlaams minister, voor (1) de voorlichtingscampagne «Hoe je ook bent geaard, thuis word je aanvaard », waartoe zij als Vlaams minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijkekansenbeleid het initiatief heeft genomen, en (2) haar interview in het lentenummer 1999 van het Hermes-Magazine (tijdschrift van de Economische Hogeschool Sint-Aloysius).

I. - VOORGESCHIEDENIS

De op 19 en 26 april 1999 gevoerde procedures tegen de bovengenoemde ministers vinden hun aanleiding in de weigering van de Vlaamse regering om met ingang van 17 juni 1996 nog voorlichtingsinitiatieven of regeringsmededelingen voor advies aan de federale Controlecommissie voor te leggen.

De Vlaamse regering is van oordeel, aldus de Vlaamse minister-president in zijn brief van 18 mei 1998 waarin hij de voorzitters van de Controlecommissie van deze weigering in kennis stelde, dat «controle op misbruik door Vlaamse ministers van voorlichtingsinitiatieven nodig is, doch dat het tegen de federale logica ingaat en dus onaanvaardbaar is dat een van het federale Parlement afhangend orgaan het voorlichtingsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap controleert».

Deze afwijzing van de bevoegdheid van de Controlecommissie heeft zich gaandeweg gekristalliseerd en maakte het voorwerp uit van een omstandige briefwisseling tussen de voorzitters van de Controlecommissie enerzijds en de Vlaamse minister-president anderzijds (zie bijlagen).

De Vlaamse regering is echter bij haar standpunt gebleven, terwijl binnen de Controlecommissie de opvatting overheerste dat het onaanvaardbaar is dat de Vlaamse regering zich eigenmachtig aan de nochtans klare en duidelijke bepalingen van artikel 4bis van de voormelde wet onttrekt.

Gelet op de aldus ontstane patstelling en ondanks de voor de Raad van State en het Arbitragehof lopende procedures in de dossiers Weckx en Kelchtermans/Controlecommissie (zie de beslissingen van de Controlecommissie lastens de ministers Weckx en Kelchtermans d.d. 12 juli 1995 : St. Kamer, B.Z. 1995, nrs. 28/1 en 29/1 en Senaat, nrs. 1-100/1 en 1-101/1), waren verschillende leden van de Controlecommissie van oordeel dat er krachtens artikel 4bis , § 4, tweede lid en volgende, van de wet van 4 juli 1989 tegen de Vlaamse regering moest worden opgetreden.

De voorzitters hebben er evenwel op gewezen dat de loutere weigering van de Vlaamse regering om de door haar geplande voorlichtingscampagnes en mededelingen overeenkomstig artikel 4bis van de voormelde wet voor advies aan de Controlecommissie voor te leggen, niet volstaat om de in § 4, tweede lid en volgende, van dit artikel bepaalde procedure in te leiden. Deze procedure verloopt immers post factum , hetgeen betekent dat er stukken moeten worden ingediend waaruit blijkt dat een Vlaams minister een voorlichtingscampagne heeft gevoerd of een mededeling heeft verspreid, zonder daarvoor het verplichte advies van de Controlecommissie te hebben ingewonnen.

II. - PROCEDURE

A. Voorstellen tot behandeling van dossiers

Aangezien de Controlecommissie volgens de door de voorzitters aangebrachte precisering geen algemene beslissing jegens de Vlaamse regering mag nemen, maar casusgericht dient op te treden, hebben een aantal commissieleden verschillende dossiers aangebracht tegen de Vlaamse regering en enkele van haar leden :

1. Met zijn brieven van 22 en 30 maart 1999 maakte de heer Versnick een dossier aanhangig over de lopende grootscheepse informatiecampagne «Waar jij voor gaat, daar staat de Vlaamse overheid achter» , waarmee de Vlaamse overheid in verschillende kranten en tijdschriften zichzelf, haar bevoegdheden en de resultaten van haar beleid wenste te profileren.

2. Ter vergadering van 31 maart 1999 deed de heer Reynders hetzelfde voor het voorwoord en de foto van de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, in het Franstalig tijdschrift La Flandre , inzonderheid in de nummers 12, 18 en 19 van respectievelijk december 1996, juni en september 1998.

3. Bij brief van respectievelijk 29 en 30 maart 1999 bracht de heer Versnick de dossiers aan inzake het voorwoord van de Vlaamse minister-president in de Durfkrant nr. 4 van maart 1999 en diens voorwoord met foto in het Engelstalige F.T.I. Technoland News van februari 1999.

4. Hetzelfde lid van de Controlecommissie bracht bij brief van 22 maart 1999 de zaak aan betreffende de door minister Theo Kelchtermans gevoerde voorlichtingscampagne «Vlaanderen proper ».

5. Ter vergadering van 31 maart 1999 vroeg de heer Tavernier de behandeling van het dossier betreffende de organisatie door minister Kelchtermans van een studienamiddag over milieu en werkgelegenheid op 15 april 1999 in de Factorij te Brussel.

6. Ter vergadering van 19 april 1999 verzocht de heer Reynders hetzelfde voor het dossier betreffende het jaarverslag 1998 van de Vlaamse Instelling voor het Rationeel Energiegebruik, waarin minister Eric Van Rompuy bij naam wordt vermeld en met zijn foto wordt afgebeeld.

7. Ter vergadering van 31 maart 1999 maakte de heer Tavernier een dossier aanhangig tegen minister Leo Peeters wegens de uitgave in februari 1999 van het door hem aangeboden en van een voorwoord voorzien kijkboek over sociale woningbouw, met als titel Huiszoeking .

8. Met zijn brieven van 30 maart en 8 april 1999 maakte de heer Versnick twee dossiers aanhangig tegen minister Brigitte Grouwels over (a) de voorlichtingscampagne «Hoe je ook bent geaard, thuis word je aanvaard» , waartoe zij als Vlaams minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijkekansenbeleid het initiatief had genomen, en (b) haar interview in het lentenummer 1999 van het Hermes-Magazine (tijdschrift van de Economische Hogeschool Sint-Aloysius ).

B. Bespreking van de voorstellen tot behandeling

1. Ingevolge haar gedragslijn dat een dossier tegen een minister ambtshalve in behandeling wordt genomen zodra een lid daarom verzoekt, besliste de Controlecommissie op 31 maart 1999 de in artikel 4bis , § 4, tweede lid en volgende, van de wet van 4 juli 1989 bepaalde procedure aan te vatten voor de sub A. 2, 3, 4, 5, 7 en 8 (a) vermelde dossiers.

2. Het sub A. 1 vermelde dossier over de grootscheepse informatiecampagne van de Vlaamse overheid werd niet in behandeling genomen omdat de heer Versnick , die deze zaak had aangebracht, daar na een gedachtewisseling niet langer op aandrong. Hij beklemtoonde echter dat de betrokken campagne, waarvan de kostprijs op 150 miljoen frank wordt geraamd, geen enkele relevante informatieve boodschap bevatte en duidelijk electorale bedoelingen nastreefde, hetgeen de informatieambtenaar van de Vlaamse Gemeenschap, naar het oordeel van de heer Versnick, impliciet in zijn nota heeft bevestigd (cf. diens nota als bijlage bij de brief van de Vlaamse minister-president van 31 maart 1999). Tevens nam het commissielid aanstoot aan de brief van de Vlaamse minister-president van 18 maart 1999 waarin deze weigerde informatie te verstrekken over deze campagne op grond van de overweging dat «de Vlaamse regering over deze - overigens rigoureus gedepersonaliseerd gehouden - campagne enkel verantwoording verschuldigd is aan het Vlaams parlement» (zie bijlage).

Desalniettemin volgde de heer Versnick toch de stelling van enkele andere leden, met name de heren Caluwé, Moens en Tavernier , dat de toepassing van artikel 4bis en inzonderheid van § 4 van dit artikel, in dit geval niet zo vanzelfsprekend was als sommigen lieten uitschijnen. De campagne betrof de Vlaamse overheid in haar geheel, zonder dat de Vlaamse regering en haar leden erin werden vernoemd of afgebeeld. Een beslissing van de Controlecommissie tot aanrekening van de kostprijs van deze campagne aan de leden van de Vlaamse regering zou overigens gemakkelijk kunnen worden geïnterpreteerd als een appreciatie van het door de Vlaamse overheid gevoerde beleid, hetgeen niet wenselijk is.

3. Op 19 april 1999 heeft de commissie de sub A. 6 en 8 (b) bedoelde dossiers in behandeling genomen en de in artikel 4bis , § 4, tweede lid, bepaalde procedure aangevat.

4. Deze procedure kan ertoe leiden dat de kostprijs van de betrokken mededelingen en voorlichtingscampagnes wordt aangerekend op de verkiezingsuitgaven die de betrokken ministers na de eindbeslissing van de Controlecommissie zouden verrichten.

Daartoe moet de commissie uiterlijk een maand nadat elke zaak bij haar aanhangig is gemaakt, een met redenen omklede beslissing nemen, met inachtneming van de rechten van de verdediging.

C. Uitnodiging van de betrokken ministers

Gelet op het voorgaande werden de Vlaamse minister-president Van den Brande en de ministers Kelchtermans, L. Peeters en Grouwels, deze laatste voor het sub A. 8 (a) vermelde dossier, bij ter post aangetekende brieven van 8 april 1999, uitgenodigd op de vergadering van de Controlecommissie van 19 april 1999 om er, eventueel bijgestaan door hun raadsman, hun standpunt terzake uiteen te zetten. De ministers E. Van Rompuy en Grouwels, deze laatste ditmaal voor het sub A. 8 (b) bedoelde dossier, werden, bij ter post aangetekende brieven van 21 april 1999, met hetzelfde doel uitgenodigd op de vergadering van 26 april 1999.

Op 19 en 26 april 1999 heeft de commissie, telkens na te hebben vastgesteld dat de betrokken ministers geen gevolg hadden gegeven aan haar uitnodiging, over deze zaken beraadslaagd en een beslissing genomen.

D. Prejudiciële vraag aan het Arbitragehof

Tijdens de vergadering van 31 maart 1999 heeft de Controlecommissie het voorstel van de heren Tant, Caluwé en Delcroix verworpen om een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof te stellen over haar bevoegdheid ten aanzien van informatiecampagnes en mededelingen van gemeenschaps- en gewestregeringen .

III. - VERDEDIGING VAN DE VLAAMSE REGERING

1. Bij brief van 16 april 1999 reageerde de Vlaamse minister-president , namens de Vlaamse regering, als volgt op de ambtshalve behandeling van zijn eigen communicatie-initiatieven en die van de ministers Kelchtermans, L. Peeters en Grouwels door de Controlecommissie :

« Vier ministers van de Vlaamse regering zijn door de Controlecommissie voor de verkiezingsuitgaven uitgenodigd om op maandag 19 april 1999 hun standpunt uiteen te zetten n.a.v. de ambtshalve inbehandelingneming door de Controlecommissie van dossiers die op hen betrekking hebben.

De Vlaamse regering bevestigt unaniem het standpunt m.b.t. de bevoegdheid van de federale Controlecommissie, dat zij u reeds vroeger meegedeeld heeft. Ik kan u in dit verband verwijzen naar onze voorgaande briefwisseling, onder meer d.d. 18 mei 1998 en 31 maart 1999. Het standpunt van de Vlaamse regering sluit aan bij de unanieme conclusie d.d. 21 november 1995 van de Commissie voor Reglement en Samenwerking van het Vlaams Parlement, dat controle op het misbruik door Vlaamse ministers van voorlichtingsinitiatieven nodig is, doch dat het tegen de federale logica ingaat en dus onaanvaardbaar is dat een federaal orgaan het voorlichtingsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap en van het Vlaams Gewest controleert. De wet werd trouwens goedgekeurd vóór de eerste rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement. Daardoor is ze niet in overeenstemming met de nieuwe structuur van ons land, en meer bepaald met het principe dat er geen hiërarchie van normen bestaat ten voordele van de federale wetgever.

In een brief d.d. 16 juli 1998 schreef u : «De Controlecommissie oefent geen toezicht uit op het voorlichtingsbeleid van welke regering dan ook.

Op dit vlak blijven de regels betreffende de ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van de parlementaire Assemblees onverkort van toepassing.»

Het is ons geheel onduidelijk hoe de verplichting voor Vlaamse ministers om (ook buiten de electorale periode) elk voorlichtingsinitiatief voor te leggen aan de federale Controlecommissie, te rijmen valt met bovenstaand standpunt dat de Controlecommissie geen toezicht uitoefent op het voorlichtingsbeleid van de Vlaamse regering.

De Vlaamse regering heeft dan ook reeds vroeger besloten om, met het grootste respect voor de bevoegdheidsverdeling binnen het federale België, geen voorlichtingsinitiatieven of regeringsmededelingen voor advies voor te leggen aan de federale Controlecommissie.

Wij verwijzen verder naar het beroep dat de Vlaamse regering reeds vroeger bij de Raad van State aangetekend heeft tegen de beslissingen van de Controlecommissie m.b.t. communicatie-initiatieven van Vlaamse ministers, en naar de namens de Vlaamse regering n.a.v. dit beroep bij de Raad van State neergelegde argumentatie. Het is u bekend dat thans de uitspraak van het Arbitragehof i.v.m. een door de Raad van State in het kader van dit beroep voorgelegde prejudiciële vraag afgewacht wordt. In het kader van die procedure ligt bovendien de vraag voor m.b.t. de bevoegdheid van de Controlecommissie, die ook het voorwerp zal moeten uitmaken van een prejudiciële vraag voor het Arbitragehof.

Overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling onder de geconstitueerde machten in het licht van de laatste grondwetsherziening en de rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement vanaf 1995, is de Vlaamse regering te allen tijde bereid zich te onderwerpen aan de controle vanwege het Vlaams Parlement. Zij heeft dit ook meegedeeld aan het Vlaams Parlement, en het Vlaams Parlement heeft vroeger reeds principieel het voornemen uitgesproken te komen tot een eigen decretale controleregeling voor misbruik van communicatie-initiatieven van de Vlaamse overheid.»

2. De ministers E. Van Rompuy en Grouwels , die op de vergadering van 26 april 1999 waren uitgenodigd, hebben per brief van respectievelijk 22 en 23 april 1999 expliciet verwezen naar het schrijven van de Vlaamse minister-president van 16 april 1999.

3. Geen enkele van de uitgenodigde ministers, noch hun raadslieden, hebben zich aangemeld op de vergaderingen van de Controlecommissie van 19 en 26 april 1999.

IV. - BERAADSLAGING EN STEMMINGEN

A. Algemeen

In de besluitvorming tekenen er zich twee kampen af. Het eerste spreekt zich ondubbelzinnig uit voor de toepassing van artikel 4bis , § 4, tweede lid, van de wet van 4 juli 1989, m.a.w. voor de aanrekening van de kostprijs van de door de betrokken ministers gevoerde informatiecampagnes en verspreide mededelingen op de verkiezingsuitgaven die ze zouden verrichten bij de eerstvolgende verkiezingen waaraan zij deelnemen. Het tweede kamp maakt een ernstig voorbehoud tegen deze stelling.

1. Verschillende leden, met name de heren Versnick, Tavernier, Reynders, Michel, Coveliers, Mahoux, Foret, Istasse en Eerdekens , verzetten zich tegen het standpunt van de Vlaamse regering zoals verwoord in de hierboven geciteerde brief van 16 april 1999. Zij zijn van oordeel dat, wanneer de Controlecommissie nu niet optreedt tegen de weigering van de Vlaamse regering om zich aan artikel 4bis te conformeren, zij de deur wagenwijd openzet voor een verdere uitholling van de wet van 4 juli 1989 en aldus het morele gezag verbeurt om de haar door de wet van 4 juli 1989 opgedragen taken nog langer te vervullen. Hoe zou zij immers maatregelen kunnen nemen tegen politieke partijen en kandidaten die de in de wet bepaalde maximumbedragen voor verkiezingspropaganda hebben overschreden, terwijl ze ministers die de wet eveneens hebben overtreden, ongemoeid laat ? In die om standigheden zou de commissie wellicht beter de eer aan zichzelf houden en zichzelf ontbinden. Volgens de heer Versnick zou een dergelijke houding echter de uiting zijn van «de verslonzing van onze maatschappij».

Het argument van de Vlaamse regering, aangevoerd in de brief van de Vlaamse minister-president van 25 maart 1999, dat ze zich door de goedkeuring van een gedragscode op 23 maart 1999, dus tien dagen na het begin van de verkiezingscampagne, «niet onttrekt aan de wet op de verkiezingsuitgaven » en dat «de Vlaamse ministers er zich toe verbonden hebben de wetgeving op de beperking van de verkiezingsuitgaven zowel naar de letter als naar de geest zeer strikt toe te passen » (sic ), verandert niets aan de vaststelling dat zij zich eigenmachtig onttrekt aan de toepassing van artikel 4bis en zich aldus buiten de Belgische rechtsorde plaatst. De ontkenning van de bevoegdheid van de Controlecommissie, onder meer door de verklaring van de Vlaamse minister-president in de brief van 18 mei 1998 dat de Vlaamse regering geen rekening zal houden met de door de Controlecommissie ten aanzien van de ministers Weckx en Kelchtermans genomen beslissingen tot aanrekening (zie bijlage), mag dan ook niet onbeantwoord blijven.

Indien de Controlecommissie er niet in slaagt de wet van 4 juli 1989 te doen toepassen en ingaat op het voorstel van de Vlaamse regering om de toepassing van artikel 4bis ten opzichte van haar op te schorten totdat het Arbitragehof zich in de zaken Weckx en Kelchtermans heeft uitgesproken over de prejudiciële vraag van de Raad van State omtrent de bevoegdheid van de Controlecommissie inzake informatiecampagnes en mededelingen van de gemeenschaps- en gewestregeringen (zie de nota van de informatieambtenaar van de Vlaamse Gemeenschap als bijlage bij de brief van de Vlaamse minister-president van 31 maart 1999), dan stuit dat niet alleen op grondwettelijke bezwaren, maar dan geeft de commissie, zo betoogt de heer Coveliers , een signaal aan de burger dat het niet meer zo nauw staat met onze rechtsstaat. Tevens negeert de Vlaamse regering, volgens de heer Versnick , haar voorbeeldfunctie wanneer ze wetten waarmee ze het niet eens is, zomaar naast zich neerlegt, zonder dat deze volgens de geëigende procedures zijn gewijzigd of opgeheven.

De houding van de Vlaamse regering die aanvoert in deze aangelegenheid de volle steun te genieten van het Vlaams Parlement, staat overigens in schril contrast met die van de voorzitter van deze assemblee, die, hoewel tegenstander van de bevoegdheid van de federale Controlecommissie ten aanzien van de gemeenschaps- en gewestregeringen, zich zolang de wet niet is gewijzigd, schikt naar het klare en ondubbelzinnige voorschrift van artikel 4bis .

Aangezien het annulatieberoep van de ministers Weckx en Kelchtermans bij de Raad van State geen schorsend karakter heeft, en gelet op alle hierboven aangehaalde argumenten, dient artikel 4bis derhalve onverkort te worden toegepast.

2. Andere leden, met name de heren Caluwé, Van Hauthem, Delcroix en Willems , maken bezwaar tegen de opgestarte procedures. Zij kunnen zich terugvinden in de overweging van de Vlaamse regering dat «het tegen de federale logica ingaat en dus onaanvaardbaar is dat een federaal orgaan het voorlichtingsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest controleert » (cf. de brief van de Vlaamse minister-president van 16 april 1999).

Het is volgens de heer Caluwé overigens opvallend hoe er juist vóór de verkiezingen van 13 juni 1999 op wordt aangedrongen de al vier jaar aanslepende bevoegdheidsbetwisting tussen de Controlecommissie en de Vlaamse regering alsnog te beslechten, het liefst met een sanctie voor verschillende Vlaamse ministers, die het hen de facto onmogelijk zou maken nog een verkiezingscampagne te voeren. Het stilzitten van de Controlecommissie heeft alleszins de indruk gewekt dat zij de arresten van het Arbitragehof en de Raad van State in de zaken Weckx en Kelchtermans afwachtte. De keuze van het moment zweemt dan ook naar politiek opportunisme.

De heer Versnick verzet zich tegen de interpretatie dat de krachtens artikel 4bis , § 4, tweede lid, tegen de Vlaamse ministers ingeleide procedures door verkiezingskoorts zijn ingegeven. Sinds 1995 heeft de Controlecommissie het probleem verschillende keren aan de orde gesteld, zoals de bijgevoegde briefwisseling aantoont. Met de grootscheepse informatiecampagne «Waar jij voor gaat, daar staat de Vlaamse overheid achter» , die de Vlaamse overheid in het licht van de komende verkiezingen heeft gevoerd, werd het probleem in alle scherpte gesteld omdat deze campagne gemakkelijk als bevorderlijk voor het imago van de in de Vlaamse regering vertegenwoordigde politieke partijen kan worden beschouwd.

De heren Moens en Michel betogen dat het er de Controlecommissie niet om te doen is het voorlichtingsbeleid van de Vlaamse regering te controleren, wel om de wapengelijkheid tussen de verkiezingskandidaten te waarborgen door ervoor te waken dat de regeringsleden geen overheidsmiddelen aanwenden om hun persoonlijke imago te bevorderen. De Raad van State heeft zich in zijn advies over het wetsvoorstel van mevrouw Cahay-André en de heer Cauwenberghs m.b.t. deze problematiek trouwens in die zin uitgesproken (St. Kamer, nr. 436/2,1995-1996, blz. 8-9). Artikel 4bis regelt uitsluitend de weerslag van regeringsmededelingen op de verkiezingsuitgaven, wat tot de kiesrechtzaken behoort waarvoor de federale wetgever bevoegd is (zie tevens het advies van 15 april 1994, Stuk Kamer, nr. 1384/2, 1993-1994, blz. 4-5).

De heer Van Hauthem stelt dat aan weerskanten enige hypocrisie niet wordt geschuwd.

De houding van de Vlaamse regering is vanuit intellectueel oogpunt misschien eerlijk, maar men mag toch niet vergeten dat de Vlaamse ministers als parlementslid de wetgeving betreffende de verkiezingsuitgaven hebben goedgekeurd en dat de Vlaamse regering het Arbitragehof niet om de vernietiging heeft gevraagd van de wet van 12 juli 1994 houdende invoeging van artikel 4bis in de wet van 4 juli 1989 (2).

Daartegenover staat dat de Controlecommissie al enkele malen haar geloofwaardigheid te grabbel heeft gegooid door met twee maten en twee gewichten te oordelen. Zo besliste zij tot de aanrekening van de kostprijs van door de Vlaamse ministers Weckx en Kelchtermans gevoerde voorlichtingscampagnes en dit met de steun van de commissieleden die tot dezelfde partij als deze ministers behoorden, terwijl Waals minister Anselme, dankzij de Franse taalgroep in de commissie, vrijuit ging nadat hij, zonder het voorafgaand advies van de Controlecommissie te hebben gevraagd, met overheidsgeld, zijn nieuwjaarswensen in een Franstalig dagblad had laten publiceren (St. Kamer, nr. 470/1, 1995-1996 en Senaat, nr. 1-276/1). Blijkbaar wordt dit langs Franstalige kant als objectieve informatie beschouwd.

Het argument, vooral door Franstaligen geuit, dat de Vlaamse regering door haar houding de wet van 4 juli 1989 uitholt, verliest aan kracht wanneer men weet dat het Waals Parlement zelf de grondvesten van deze wet inzake de financiering van de politieke partijen heeft ondergraven door in zijn reglement een artikel 11bis in te voegen waardoor aan de in deze assemblee vertegenwoordigde partijen een bijkomende dotatie wordt toegekend waarvan de berekening analoog is aan die van de dotatie van het federale Parlement (cf. artikel 11bis van het reglement van het Waals Parlement - zie tevens de discussie hieromtrent bij het onderzoek van de financiële verslagen over de boekhouding van de politieke partijen (boekjaar 1997) : St. Kamer,nr. 1558/2, 1997-1998, en Senaat, nr. 1-990/2, blz. 10 - 11 ). De Controlecommissie en het federale Parlement hebben zich hier niet tegen verzet, onder andere omdat een bepaling van het reglement van een parlementaire assemblee niet door het Arbitragehof kan worden vernietigd.

Ook het decreet waarmee het Waals Parlement de wet betreffende het verbod op tabaksreclame ongedaan wou maken, vormt het bewijs dat de federale bevoegdheidsverdeling ook langs Franstalige zijde in vraag wordt gesteld en dat er zelfs tegen geageerd wordt.

Tot slot mag men niet vergeten dat het toezicht van de Controlecommissie op de regeringsmededelingen in se geregionaliseerd is doordat de beslissingen tot aanrekening overeenkomstig artikel 4bis , § 4, vierde lid, van de wet van 4 juli 1989 bij gewone meerderheid van stemmen in elke taalgroep dienen te worden genomen.

Wat de zaak Anselme betreft, wijst de heer Foret erop dat hij als Franstalige voor de aanrekening van de kostprijs van de publicatie van de nieuwjaarswensen heeft gestemd.

De voorzitters bevestigen deze verklaring.

B. Individuele dossiers en stemmingen

Overeenkomstig artikel 4bis , § 4, vierde lid, van de wet van 4 juli 1989 beslist de Controlecommissie bij gewone meerderheid van stemmen in elke taalgroep.

1. Vlaams minister-president Van den Brande

a. Het voorwoord met foto in het Franstalig trimestrieel tijdschrift La Flandre

De heer Caluwé herinnert eraan dat de Controlecommissie met betrekking tot het voorwoord van de Vlaamse minister-president in het Engelstalig tijdschrift Flanders van maart 1995, op 12 juli 1995 geoordeeld heeft dat «artikel 4 bis in dezen niet toepasselijk is en dit vanwege de eerder beperkte oplage van het tijdschrift en de op het buitenland gerichte verspreiding » (brief van de voorzitters aan de Vlaamse minister-president van 20 juli 1995).

Aangezien het Franstalig tijdschrift La Flandre de Franstalige tegenhanger is van Flanders en eveneens op beperkte schaal in het buitenland en in het binnenland wordt verspreid, bestaat er geen enkele reden om van de voormelde beslissing af te wijken.

Het voorstel tot aanrekening van de kostprijs van het voorwoord van de Vlaamse minister-president op zijn verkiezingsuitgaven die hij zou verrichten bij de eerstvolgende verkiezingen waaraan hij deelneemt, wordt op 19 april 1999 aangenomen door de Franse taalgroep bij eenparigheid van de 8 aanwezige leden en verworpen door de Nederlandse taalgroep met 7 stemmen tegen 1, bij 2 onthoudingen. Het voorstel is dus verworpen.

b. Het voorwoord met foto in het Engelstalige F.T.I. Technoland News

Het voorstel tot aanrekening wordt op 19 april 1999 aangenomen door de Franse taalgroep bij eenparigheid van de 8 aanwezige leden en verworpen door de Nederlandse taalgroep met 5 stemmen tegen 3, bij 2 onthoudingen. Het voorstel is dus verworpen.


c. Het voorwoord in de Durfkrant

Het voorstel tot aanrekening wordt op 19 april 1999 aangenomen door de Franse taalgroep bij eenparigheid van de 8 aanwezige leden en verworpen door de Nederlandse taalgroep met 5 stemmen tegen 5. Het voorstel is dus verworpen.

2. Vlaams minister Kelchtermans

a. De informatiecampagne «Vlaanderen proper»

Bij gebrek aan bewijsstukken wordt deze zaak op 19 april 1999 niet ter stemming gebracht. Bijgevolg dient de kostprijs van deze campagne niet te worden aangerekend op het maximumbedrag dat minister Kelchtermans voor verkiezingspropaganda mag uitgeven bij de eerstvolgende verkiezingen waaraan hij deelneemt.

b. De studienamiddag over «Milieu en Werkgelegenheid : Beter milieu - meer werk ?»

Het voorstel tot aanrekening wordt op 19 april 1999 aangenomen door de Franse taalgroep bij eenparigheid van de 8 aanwezige leden en verworpen door de Nederlandse taalgroep met 5 stemmen tegen 3, bij 2 onthoudingen. Het voorstel is dus verworpen.

3. Vlaams minister E. Van Rompuy en het jaarverslag 1998 van de Vlaamse Instelling voor het Rationeel Energiegebruik (VIREG)

Het voorstel tot aanrekening van de kostprijs van het VIREG-jaarverslag wordt op 26 april 1999 aangenomen door de Franse taalgroep bij eenparigheid van de 4 aanwezige leden en verworpen door de Nederlandse taalgroep met 7 stemmen tegen 2, bij 1 onthouding. Het voorstel is dus verworpen.

4. Het kijkboek van Vlaams minister

L. Peeters over de sociale woningbouw Huiszoeking

De heer Versnick verwondert zich erover dat minister L. Peeters, die mee aan de basis lag van de wet van 4 juli 1989, thans het vaderschap van die wet ontkent en zich nu blijkbaar moeiteloos inschakelt in het standpunt van de Vlaamse regering.

Het voorstel tot aanrekening van de kostprijs van het door minister L. Peeters aangeboden kijkboek wordt op 19 april 1999 aangenomen door de Franse taalgroep bij eenparigheid van de 8 aanwezige leden en verworpen door de Nederlandse taalgroep met 7 stemmen tegen 3. Het voorstel is dus verworpen.

5. Vlaams minister Grouwels

a. De informatiecampagne «Hoe je ook bent geaard, thuis word je aanvaard»

Tijdens de vergadering van 19 april 1999 herinnert de heer Versnick eraan dat hij deze campagne in zijn brief van 30 maart 1999 heeft gesignaleerd omdat ze in tegenstelling tot de grootscheepse campagne van de Vlaamse overheid wel een relevante boodschap voor de bevolking bevat. Aangezien het advies van de Controlecommissie niet was gevraagd, diende het dossier wel in behandeling te worden genomen overeenkomstig artikel 4bis , § 4, tweede lid.

Hij dringt evenwel niet aan op een stemming.

De commissie neemt hiervan akte en sluit de zaak hiermee af.

b. Het interview in Hermes-Magazine

In tegenstelling tot de heer Versnick zijn de heren Caluwé en Van Hauthem van oordeel dat het toepassingsgebied van artikel 4bis te ver wordt uitgebreid wanneer de Controlecommissie het kwestieuze interview als een mededeling in de zin van artikel 4bis beschouwt. Zij betogen dat in die denktrant elke minister die een interview geeft op de openbare omroep of in het blad van een vereniging die overheidssubsidies ontvangt, dan vooraf het advies van de Controlecommissie moet vragen. Dat is niet de bedoeling van de wet. Aangezien minister Grouwels een interview heeft toegestaan aan het blad van een gesubsidieerde, doch onafhankelijke onderwijsinstelling, EHSAL, is artikel 4bis in casu volgens hem niet toepasselijk.

De heer Istasse verklaart dat de weigering van minister Grouwels om uitleg te geven, voor hem volstaat om tot aanrekening te besluiten.

Het voorstel tot aanrekening van de kostprijs van de publicatie van het door minister Grouwels gegeven interview in het Hermes-Magazine wordt op 26 april 1999 aangenomen door de Franse taalgroep bij eenparigheid van de 4 aanwezige leden en verworpen door de Nederlandse taalgroep met 7 stemmen tegen 2, bij 1 onthouding. Het voorstel is dus verworpen.


Dit verslag werd eenparig goedgekeurd.


De Voorzitter-rapporteur,

Raymond LANGENDRIES

De volgende leden hebben deelgenomen aan de stemmingen op 19 en 26 april 1999 :

Leden van de Franse taalgroep,

Philippe CHARLIER

Michel FORET

Robert HOTYAT

Jean-François ISTASSE

Jacques LEFEVRE

Philippe MAHOUX

Louis MICHEL

Didier REYNDERS

Luc TOUSSAINT

Leden van de Nederlandse taalgroep,

Ludwig CALUWÉ

Luc COENE

Leo DELCROIX

Gisèle GARDEYN-DEBEVER (3)

Guy MOENS

Jef TAVERNIER

Joris VAN HAUTHEM

Myriam VANLERBERGHE

Geert VERSNICK

Luc WILLEMS


Deze bijlagen blz. 16 tot en met 73 zijn in de pdf en de gedrukte versies beschikbaar.


(1) Samenstelling van de Controlecommissie :
Voorzitters : de heren Langendries en Swaelen

Kamer van volksvertegenwoordigers

A. - Vaste leden : B. - Plaatsvervangers :
CVP HH. Cauwenberghs, Willens. HH. Leterme, Tant.
PS H. Toussaint. H. Eerdekens.
VLD H. Versnick. H. Cortois.
SP H. Landuyt, Mme Vanlerberghe. HH. Bartholomeeussen, Suykens.
PRL- HH. Michel, Reynders. HH. Clerfayt, Simonet.
FDF
PSC H. Lefrevre. H. Gehlen.
Ecolo- H. Tavernier. H. J.-P. Viseur.
Agalev.

Senaat

A. - Vaste leden : B. - Plaatsvervangers :
CVP HH. Caluwé, Delcroix. Mevr. de Béthune, M. D'Hooghe.
PS HH. Istasse, Mahoux. HH. Hotyat, Istasse.
VLD H. Coene, Mme Nelis-Van Liedekerke.
SP H. Moens. H. Pinoie.
PRL- H. Foret. H. Block.
FDF
PSC H. Charlier. Mevr. Milquet.
Vl. Block H. Van Hautem. H. Ceder.

(*) Vijfde zitting van de 49ste zittingsperiode

(2) Wet van 12 juli 1994 betreffende het toezicht op de officiële mededelingen van de overheid.

(3) Mevrouw Gardeyn-Debever heeft aan de stemming deelgenomen krachtens artikel 2, tweede lid, van de statuten van de Controlecommissie.