1-926/3 | 1-926/3 |
17 JUNI 1998
Evocatieprocedure
Art. 3
Paragraaf 5 van het voorgestelde artikel 1344ter vervangen als volgt :
« § 5. De huurder en de bewoners van het goed kunnen een aanvraag tot hulpverlening indienen bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente dat hun de nodige hulp kan verlenen. »
Verantwoording
De in de Kamer goedgekeurde tekst dreigt de toepassing van de wet negatief te beïnvloeden. Door die tekst wordt een uithuiszetting immers een banale aangelegenheid : de eigenaars en de vrederechters kunnen veel makkelijker tot uithuiszetting overgaan daar zij de eindverantwoordelijkheid voor de maatschappelijke gevolgen op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kunnen afwentelen.
Die wetgeving dreigt het tegenovergestelde effect te hebben van wat wordt beoogd. Daarenboven had de interministeriële conferentie voor de maatschappelijke integratie de rol van het OCMW duidelijker afgebakend. Zo was bepaald dat het OCMW van bij het begin van de uithuiszettingsprocedure moet worden ingelicht om de betrokkenen te kunnen helpen in hun verweer en bij het zoeken naar een nieuwe woning.
Het is wenselijk de taak van het OCMW te definiëren en te bepalen wanneer het kan ingrijpen. Dit amendement bepaalt dat het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn opdracht vervult op verzoek van de huurder. Uit de oorspronkelijke tekst zou men kunnen afleiden dat het zich niet verzetten tegen de mededeling van het afschrift van het verzoekschrift of de dagvaarding neerkomt op een aanvraag tot hulpverlening. Er is evenwel een positieve daad nodig, dat wil zeggen een aanvraag tot hulpverlening, vooraleer het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een dossier kan behandelen.
Art. 4
Het voorgestelde artikel 1344quater aanvullen met een § 2, luidende :
« § 2. Niettegenstaande enige in kracht van gewijsde gegane beslissing tot uithuiszetting en ondanks het verstrijken van de overeenkomstig § 1 van dit artikel toegekende termijnen, moeten alle uithuiszettingsmaatregelen die niet zijn uitgevoerd op 15 december, worden opgeschort tot 15 februari van het daaropvolgende jaar, tenzij de betrokkene opnieuw gehuisvest kan worden in dusdanige omstandigheden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de eenheid, de financiële middelen en de behoeften van het gezin. »
Verantwoording
Dit amendement heeft tot doel de uithuiszetting menselijker te maken door te bepalen dat er enkel toe kan worden overgegaan buiten de winterperiodes. Deze bepaling voert in het bijzonder artikel 23 van de Grondwet uit.
Zij poogt te voorkomen dat gezinnen die al in een onzekere toestand verkeren in een uitzichtloze situatie terechtkomen. Dit amendement neemt de filosofie over van het wetsvoorstel tot wijziging en aanvulling van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek houdende de regels betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder in het bijzonder, dat door de heer Santkin is ingediend. Dat voorstel is zowel in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden als in de commissie voor de Justitie uitvoerig besproken.
Over de periode gedurende welke de uitzettingsmaatregelen moeten worden opgeschort, is in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden een compromis bereikt toen over die aangelegenheid een advies moest worden uitgebracht. Die beslissing houdt op onmiskenbare wijze rekening met de belangen van de verhuurder en van de huurder. De commissie voor de Justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt dat de commissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft ingenomen.
Tijdens de bespreking van het wetsvoorstel is overeengekomen dat het voorstel en het regeringsontwerp samen besproken zouden worden. Daarom dienen wij de belangrijkste bepaling van het voorstel opnieuw in.
Art. 6
Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel 1344sexies vervangen als volgt :
« § 3. De huurder en de bewoners van het goed kunnen een aanvraag tot hulpverlening indienen bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat hun de nodige hulp kan verlenen. »
Verantwoording
Dit amendement heeft tot doel de taak van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn nader te bepalen.
Jacques SANTKIN. |
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Dit artikel verandert niets aan de huidige situatie.
De vrederechter kan altijd uitstel verlenen op basis van de specifieke situatie van de partijen. Bovendien kan de vrederechter ook besluiten zijn vonnis niet uitvoerbaar te verklaren, waardoor de tenuitvoerlegging met nog een maand wordt uitgesteld.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 9)
Art. 4
In het voorgestelde artikel 1344quater de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. De woorden « of tenzij de rechter op verzoek van de huurder of de verhuurder die het bewijs levert van uitzonderlijk ernstige omstandigheden, deze termijn verlengt of inkort » doen vervallen.
B. De laatste volzin doen vervallen.
Verantwoording
De in artikel 1344quater van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde procedure verandert niets aan de huidige praktijk. Wanneer een vrederechter een huurovereenkomst ontbindt wegens niet-betaling van de huur, krijgt de in gebreke gebleven huurder steeds voldoende tijd om het gehuurde goed te verlaten.
Deze rechterlijke beslissing komt bovendien aan het einde van een lange procedure : vaak verlopen er meer dan acht maanden tussen een vastgestelde wanbetaling (meerdere maanden geen huur betaald) en de tenuitvoerlegging van een uitzettingsvonnis.
Wij vinden het dan ook niet nodig de vrederechter nog een mogelijkheid te bieden om de tenuitvoerlegging van een uitzettingsvonnis uit te stellen.
Michel FORET. Claude DESMEDT. |
Art. 3
In het voorgestelde artikel 1344ter , § 1, na de woorden « ingeleid bij verzoekschrift » invoegen de woorden « , vrijwillige verschijning, conclusie » .
Art. 3
A. In het voorgestelde artikel 1344ter , een § 2 (nieuw) invoegen, luidende :
« Tenzij de verhuurder het bewijs levert dat het goed verlaten is, moet een eis tot uithuiszetting altijd voorafgegaan worden door een oproeping tot minnelijke schikking, zoals bedoeld in artikel 731.
Wanneer een eis wordt ingediend zonder voorafgaande oproeping tot minnelijke schikking, wordt de procedure, behoudens akkoord van alle partijen, opgeschort en wordt er, zelfs ambtshalve, gehandeld zoals bepaald in artikel 732.
Indien geen minnelijke schikking tot stand komt, wordt de procedure op verzoek van de meest gerede partij hernomen. »
B. De §§ 2 en 3 vernummeren tot §§ 3 en 4.
Art. 3
In voorgestelde artikel 1344ter , § 2, tussen de woorden « bij verzoekschrift » en de woorden « zendt de griffier » invoegen de woorden « vrijwillige verschijning of conclusie » .
Eddy BOUTMANS. |
Art. 3
In § 5 van het voorgestelde artikel 1344ter , tussen de woorden « Welzijn neemt » en de woorden « alle vereiste maatregelen » invoegen de woorden « , binnen zijn wettelijke opdracht, » .
Verantwoording
Zie het advies van de Raad van State (Stuk Senaat, nr. 1-215/9).
Hugo VANDENBERGHE. Dominique JEANMOYE. Nadia MERCHIERS. André BOURGEOIS. |
Art. 3
De §§ 2 en 3 van het voorgestelde artikel 1344ter vervangen als volgt :
« § 2. Wanneer de vordering bij verzoekschrift aanhangig wordt gemaakt, zendt de griffier, behoudens verzet van de huurder zoals bepaald in § 4, na een termijn van vier dagen na de inschrijving van de vordering tot uithuiszetting op de algemene rol, via enige vorm van telecommunicatie, te bevestigen bij gewone brief, een afschrift van het verzoekschrift naar een door de huurder gekozen erkende vereniging die het recht op huisvesting verdedigt of, bij gebreke daarvan, naar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, naar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de verblijfplaats van de huurder.
§ 3. Wanneer de vordering bij dagvaarding aanhangig wordt gemaakt, zendt de gerechtsdeurwaarder, behoudens verzet van de huurder zoals bepaald in § 4, na een termijn van vier dagen na de betekening van het exploot, via enige vorm van telecommunicatie, te bevestigen bij gewone brief, een afschrift van de dagvaarding naar een door de huurder gekozen erkende vereniging die het recht op huisvesting verdedigt of, bij gebreke daarvan, naar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, naar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de verblijfplaats van de huurder. »
Verantwoording
Dit amendement wil het mogelijk maken dat ook een vereniging wier activiteiten gericht zijn op de bescherming van het recht op huisvesting en die bijvoorbeeld al in contact staat met de huurder, de rol van het OCMW kan overnemen. Wie dat wenst, kan dan in plaats van op het OCMW een beroep doen op een dergelijke efficiënt werkende vereniging.
Sommige OCMW's klagen er immers over dat zij alle taken in verband met maatschappelijke hulpverlening op zich moeten nemen. Dit impliceert immers zoveel werk dat andere taken eronder lijden. Die ondersteuning door representatieve organisaties is dus niet te verwaarlozen.
Dominique JEANMOYE. |
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
Het voorgestelde artikel 1344quater aanvullen met een § 3, luidende :
« § 3. Voor de periode tijdens welke de uithuiszetting overeenkomstig § 2 van dit artikel niet ten uitvoer kan worden gelegd, is door de huurder een vergoeding verschuldigd gelijk aan de huurprijs. Voor de betaling van deze vergoeding staat het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, bedoeld in artikel 1344ter, hoofdelijk borg wanneer de huurder geen toereikende bestaansmiddelen heeft in de zin van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum. »
(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)
Art. 4
Het voorgestelde artikel 1344quater aanvullen met een § 4, luidende :
« § 4. Paragraaf 2 van dit artikel vindt geen toepassing indien de huurder zich verzet heeft tegen de mededeling aan het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van het afschrift, als bedoeld in artikel 1344ter. »
Art. 6
In § 3 van het voorgestelde artikel 1344sexies invoegen tussen de woorden « welzijn neemt » en de woorden « alle vereiste maatregelen » de woorden « , binnen zijn wettelijke opdracht, ».
Verantwoording
Idem amendement nr. 14
Hugo VANDENBERGHE. André BOURGEOIS. |
Art. 4
In het voorgestelde artikel 1344quater , eerste zin, tussen de woorden « ernstige omstandigheden » en de woorden « deze termijn », invoegen de woorden « onder meer de mogelijkheden van de huurder om opnieuw gehuisvest te worden in dusdanige omstandigheden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de eenheid, de financiële middelen en de behoeften van het gezin en dit in het bijzonder gedurende de winterperiode ».
Frederik ERDMAN. Jacques SANTKIN. |
Art. 3
In het voorgestelde artikel 1344ter , § 2, tussen de woorden « bij verzoekschrift » en de woorden « zendt de griffier » invoegen de woorden « of bij vrijwillige verschijning » .
Andrée DELCOURT-PÊTRE. |
Art. 3
In het voorgestelde artikel 1344ter , § 4, tussen de woorden « de huurder kan » en de woorden « bij de griffier » invoegen de woorden « in het proces-verbaal van vrijwillige verschijning of ... ».
Frederik ERDMAN. Claude DESMEDT. |