1-384/2

1-384/2

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

12 JULI 1996


Wetsontwerp tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 2

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Bij het aantreden van deze Regering heeft zij de hervorming van de sociale zekerheid als één van haar belangrijkste doelstellingen omschreven.

De Eerste minister gaf in zijn Sleutelplan 5 redenen op waarom de sociale zekerheid moet hervormd worden :

­ de gezinsstabiliteit die meer en meer in het gedrang komt en de daaruit voortvloeiende problemen van bestaansonzekerheid bij echtscheidingen en eenoudergezinnen;

­ de gewijzigde demografische evolutie van de bevolking. Bij het concipiëren van de sociale zekerheid waren er voor iedere bejaarde vijf actieven. Vandaag is 1 op 5 bewoners van een gemeente ouder dan 60 jaar. Volgens de berekeningen van het Planbureau in de periode 2030-2050 1 op 3. Willen we dus de sociale zekerheid leefbaar houden en iedereen de zekerheid geven dat ook in het eerste kwart van de volgende eeuw de pensioenen zullen worden uitbetaald, dan moeten we nu tijdig een aantal voorzorgsmaatregelen nemen;

­ de bijdrage van de werknemers op hun loon ligt aan de basis van de financiering van de sociale zekerheid. Wegens de stijgende werkloosheid dienden de bijdragen voortdurend verhoogd te worden om het stelsel min of meer in evenwicht te houden. Vandaag is het voor iedereen duidelijk dat dit ons in een vicieuze cirkel heeft gebracht. De hoge bijdragen verhogen de loonkost en drijven de loonwig op. Dit moedigt de bedrijven aan om hun kosten te verminderen door uit te sparen op arbeid en derhalve hun produktiviteit op te drijven door grotere investeringen. Het systeem leidt als het ware tot een werkloosheidssneeuwbal : van crisis over werkloosheid naar grotere tekorten en hogere lasten, die op hun beurt meer werkloosheid veroorzaken;

­ de uitkeringen in de sociale zekerheid worden in principe berekend vanuit de situatie van een voltijdse werknemer met volledige loopbaan. Vandaag zijn de lonen niet meer eenvormig, komen er allerlei atypische jobs bij en de deeltijdse tewerkstelling neemt toe;

­ de sociale zekerheid zit opgezadeld met een financieel tekort. Het financiële evenwicht is een basisvoorwaarde opdat de sociale zekerheid zeker en sociaal zou blijven. Maar er is meer : de sociale zekerheid maakt deel uit van de staatsfinanciën en bepaalt dus mee onze positie ten aanzien van Europa.

In het regeerakkoord beloofde deze Regering tegen het einde van 1995 een beleidsdocument klaar te hebben dat de grote krachtlijnen van de modernisering van de sociale zekerheid zou voorbereiden met het oog op de omzetting in een nieuw wettelijk kader in de loop van 1996.

Eind 1995 was er geen beleidsdocument, vandaag juni 1996 is er nog steeds geen beleidsdocument. De Regering heeft welgeteld één jaar niets gedaan om de sociale zekerheid te hervormen. Toen men ontdekte dat men de 3 p.c.-Maastrichtnorm niet zonder zware bijkomende inspanningen kon halen, heeft men de hervorming van de sociale zekerheid terug op tafel gebracht.

Vandaag ligt een volmachtenwet ter discussie die de Regering carte blanche moet geven voor de hervorming van de sociale zekerheid. Eén ding is zeker, deze Regering zal niet de moed opbrengen om structureel de sociale zekerheid te hervormen. Het blijft bij een « modernisering », waarbij hier en daar wat wordt gesleuteld aan de sociale zekerheid, maar in elk geval zal deze modernisering van de sociale zekerheid de parafiscale last verhogen. Want zonder structurele hervorming van de sociale zekerheid is er geen structurele oplossing voor het chronisch deficit van de sociale zekerheid.

Om haar interne verdeeldheid en haar gebrek aan moed te camoufleren zet deze Regering het Parlement buiten spel, juist in een maatschappelijk debat dat iedereen aangaat. Wie heeft bijvoorbeeld niets te maken met gezondheidszorgen ? Juist over de hervorming als de sociale zekerheid moet een zo breed mogelijk maatschappelijk debat ontstaan, dat wordt definaliseerd in een Parlementair debat waar alle democratische meningen hun uiting vinden. Dit debat weigeren, wijst op de moeilijkheden die de Regering in haar eigen schoot kent om het debat ten gronde te voeren.

Bovendien lijkt deze volmachtenwet wel een sociale programmawet met zijn traditionele klassiekers : versterking van het globaal beheer, de alternatieve financiering, de vastlegging van de staatstoelagen, de echelonnering in de gezondheidszorg, een aanpassing van de adviesstructuren. Het oude recept van de sociale programmawet dat er nog nooit in geslaagd is het deficit op te lossen en dat jaarlijks wordt herhaald om het deficit van het volgend jaar in te perken, wordt niettemin herhaald.

De krachtlijnen binnen welke de hervorming van de sociale zekerheid moet gebeuren, zijn bovendien zo vaag geformuleerd, dat de Raad van State terecht opmerkt dat zij hun functie als toetssteen van de aan de Koning toegekende machten maar in geringe mate zullen kunnen vervullen, juist omwille van hun vaagheid.

De V.L.D. wil dat er een hervorming ten gronde komt van de sociale zekerheid, maar dan wel via de geëigende democratische wegen, zijnde een wetsontwerp of wetsvoorstel. Zelfs een kaderwet kan voor de hervorming van de sociale zekerheid gebruikt worden, op voorwaarde dat het een echte kaderwet is. Dit betekent dat de contouren van de hervorming zeer duidelijk in de kaderwet worden omschreven en dat de Koning zich beperkt tot zijn werkelijke taak : het uitvoeren van wat door het Parlement in de wetgeving is vastgelegd.

Nr. 2 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

Tussen de woorden « de nieuwe behoeften die hieruit voortspruiten » en de woorden « , en gaat uit » de woorden « en mits de mogelijkheid om in een latere fase van de staatshervorming de gezondheidszorgen en kinderbijslagen over te hevelen naar de gemeenschappen te vrijwaren, » invoegen.

Verantwoording

Luidens artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen zijn de gemeenschappen bevoegd voor de volgende aspecten van het gezondheidsbeleid :

« 1º Het beleid betreffende de zorgenverstrekking in en buiten de verzorgingsinstellingen, met uitzondering van :

a) de organieke wetgeving;

b) de financiering van de exploitatie, wanneer deze geregeld is door de organieke wetgeving;

c) de ziekte- en invaliditeitswetgeving;

d) de basisregelen betreffende de programmatie;

e) de basisregelen betreffende de financiering van de infrastructuur, met inbegrip van de zware medische apparatuur;

f) de nationale erkenningsnormen uitsluitend voorzover deze een weerslag kunnen hebben op de bevoegdheden bedoeld in b) , c) , d) en e) hierboven;

g) de bepaling van de voorwaarden voor en de aanwijzing tot universitair ziekenhuis overeenkomstig de wetgeving op de ziekenhuizen.

2º De gezondheidsopvoeding en de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, met uitzondering van de federale maatregelen inzake profilaxies, de regeling van de uitoefening van de geneeskunst, de paramedische beroepen, de geneesmiddelen, de bescherming van de bevolking tegen ioniserende stralingen, de reglementering met betrekking tot de quarantaine opgelegd aan maritiem en luchtvaartverkeer uit landen getroffen door epidemieën, de dringende geneeskundige hulpverlening aan de bevolking bij ongevallen en nationale rampen, de reglementering inzake voedingswaren, de Geneeskundige Sociale Rijksdienst en de Gerechtelijke Geneeskundige Dienst. »

Om te komen tot een efficiënt beleid inzake gezondheidszorgen en kinderbijslagen is het essentieel te kunnen werken met homogene bevoegdheidspakketten.

Het Vlaams regeerakkoord formuleert deze bekommernis op een treffende wijze : « Vanuit de bekommernis voor het goed functioneren van de instellingen zal, in samenspraak met het Vlaams Parlement, prioritair nagegaan worden welke bijkomende taken en opdrachten Vlaanderen zelfstandig op zich dient te nemen mede in het perspectief van homogene bevoegdheidspakketten, gekoppeld aan een verruimde fiscale en financiële verantwoordelijkheid voor de deelstaten. »

En op pagina 4 wordt er duidelijk aangeduid welke bevoegdheidspakketten bedoeld worden : « In een aantal sectoren zoals wetenschapsbeleid, landbouw, ontwikkelingssamenwerking, sociaal-economisch beleid en buitenlandse handel is er nood aan meer homogene bevoegdheidspakketten. Dit geldt zeker voor de sociale sector. Gezinsbeleid en gezondheidszorg zijn persoonsgebonden aangelegenheden bij uitstek. De Vlaamse overheid dient dan ook haar volle verantwoordelijkheid op te nemen voor alle aspecten van de persoonsgebonden sector, teneinde een samenhangend beleid te kunnen voeren. »

De eis tot vrijwaring van de mogelijkheid om in een latere fase van de staatshervorming over te gaan tot de federalisering van de gezondheidszorgen en kinderbijslagen werd eveneens door de minister-president van Vlaanderen, de C.V.P.-er Luc Van den Brande, in zijn schrikkelnota herhaald.

Bij de voorstelling van zijn schrikkelnota verklaarde hij dat hij binnen Vlaanderen een consensus wil bereiken over de federalisering van de kinderbijslagen en de gezondheidszorgen om zo druk uit te oefenen op de federale Regering. De schrikkelnota werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering, dus door de kopstukken van S.P. en C.V.P.

Ook de CVP stelde uitdrukkelijk in haar standpunt inzake de hervorming van de sociale zekerheid : « In het kader van de modernisering van de sociale zekerheid mag alleszins geen enkele ingreep worden gedaan die deze evolutie hypotheceert. »

Nr. 3 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

In de eerste zin van dit artikel, het woord « modernisering » vervangen door het woord « aanpassen » .

Verantwoording

Het woord modernisering is nietszeggend. Zeker in een artikel dat de krachtlijnen van een volmachtenwet omschrijft, en dat dus voor de rechtbanken dient als toetsingssteen voor de latere uitvoeringsbesluiten is een precieze omschrijving noodzakelijk.

Nr. 4 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

In het 3º van dit artikel, de woorden « het bevestigen van het belang van de alternatieve financiering » vervangen door de woorden « het verhogen van de staatstoelage aan de stelsels van de sociale zekerheid » .

Verantwoording

De V.L.D. vindt de alternatieve financiering, die bestaat uit een bepaald percentage van de opbrengst van de B.T.W., een verdoken vorm is van een staatstoelage. Eigenlijk is spreken van alternatieve financiering gewoon hypocriet. De opbrengsten van de B.T.W. komen immers in principe terecht in de staatskas, dezelfde staatskas waaruit de staatstoelage voor de diverse socialezekerheidsregelingen wordt geput. Bijgevolg wordt het begrip alternatieve financiering vervangen door een verhoging van de staatstoelage. Deze benaming stemt meer overeen met de realiteit.

Nr. 5 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vierde subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

In het 5º van dit artikel, het woord « moderniseren » vervangen door het woord « aanpassen » .

Verantwoording

Het woord modernisering van de sociale zekerheid is nietszeggend en moet bijgevolg worden geschrapt, zeker in de opsomming van de krachtlijnen van artikel 2. Deze krachtlijnen dienen voor de rechtbanken als toetssteen om te oordelen of de volmachtbesluiten kaderen in de doelstellingen van de volmachtenwet.

Nr. 6 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vijfde subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

In het 6º van dit artikel een zin toevoegen, luidende :

« ; bij de sanctionering van de fiscale en sociale fraude wordt iedereen op dezelfde wijze bestraft. »

Verantwoording

Vanuit een bepaalde regeringshoek wordt een ware heksenjacht gevoerd tegen zelfstandigen en worden alle zelfstandigen omschreven als fiscale en sociale fraudeurs, terwijl diezelfde mensen ervan worden verdacht zich schuldig gemaakt te hebben aan dezelfde fouten. Alleen blijkt het gerechtelijk apparaat iets trager te werken om deze fraudes te sanctioneren.

Nr. 7 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Zesde subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

In dit artikel een 8º toevoegen, luidende :

« 8º het invoeren van het tweepijlersysteem, waarbij de sociale zekerheid wordt opgedeeld in algemene sectoren, bestaande uit de gezondheidszorgen en kinderbijslagen en gefinancierd vanuit de algemene middelen, en arbeidsgebonden sectoren, bestaande uit pensioenen, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid en gefinancierd met sociale bijdragen. »

Verantwoording

Jean-Luc Dehaene pleitte al voor dit stelsel in zijn Sleutelplan :

« Binnen de sociale zekerheid moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de arbeidsgebonden sectoren (werkloosheid, pensioenen, arbeidsongeschiktheid) en anderzijds de meer algemene sectoren (gezondheidszorgen en gezinsbijslag). De algemene sectoren van de sociale zekerheid zouden best losgekoppeld worden van het sociaal statuut van de verzekerde. Zo kan er een volksverzekering tot stand gebracht worden, die deze risico's op gelijke wijze dekt voor de hele bevolking (...)

Op dit ogenblik leiden in deze sectoren afgeleide rechten tot nutteloze moeilijkheden. Ze zijn er mee verantwoordelijk voor dat heel wat personen door de mazen van het net vallen. Zij passen niet steeds in één of ander statuut, wat bijvoorbeeld het geval is met éénoudergezinnen. Daarom is ook de omvorming van deze sectoren tot een algemeen recht één van de basisvoorstellen van het recente armoedeverslag (...)

Die hervorming is niet gemakkelijk omwille van de bestaande structuren. Men zal ze dus geleidelijk moeten doorvoeren. Men kan beginnen met de alternatieve financiering van de sociale zekerheid prioritair op de sectoren te betrekken. »

Ook de C.V.P. heeft bij haar standpuntbepaling aangedrongen op de invoering van het tweepijlersysteem.

In haar partijstandpunt vraagt zij uitdrukkelijk aan de regering duidelijk te maken in welk tijdsperspectief en op welke wijze zij deze reeds in het globaal plan aangekondigde en goedgekeurde hervorming wil aanpakken.

Nr. 8 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Zevende subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

Dit artikel aanvullen met een 9º, luidende :

« 9º de gelijke toepassing van de wet in heel het land. »

Verantwoording

Uit het derde rapport van de heer Jadot is gebleken dat de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië weliswaar afnemen, zij het zeer langzaam. Belangrijk is echter vast te stellen dat de verschillen kleiner worden omdat Vlaanderen lichtjes meer mag consumeren, terwijl Wallonië in zijn verbruik stagneert of een lichte daling kent. Dit betekent dus dat in globo eigenlijk niet de overconsumptie aangepakt wordt.

Toch moet opgemerkt worden dat er nog altijd grote verschillen bestaan in de uitgaven tussen Vlaanderen en Wallonië wat betreft de traditionele sectoren : de speciale verstrekkingen, de medische beeldvorming, de klinische biologie.

De V.L.D. wil bovendien aanklagen dat de heer Jadot in zijn derde rapport probeert een waas van onduidelijkheid op te trekken over haar resultaten. Het trekt de eigen conclusies in twijfel door enerzijds te stellen dat een aantal belangrijke gegevens ontbreken en anderzijds dat er een probleem is door het verschil tussen de ledentallen van verzekeringsinstellingen enerzijds en de bevolkingscijfers van het N.I.S. anderzijds.

Bovendien wordt elke vergelijking met vorige jaren als moeilijk omschreven omwillen van een verschillende indeling van de cijfers en een andere omschrijving van Brabant.

De verwarring wordt compleet wanneer door een op zijn minst gezegd dubieuse studie wordt aangetoond dat de overconsumptie van Wallonië een onderconsumptie blijkt te zijn en dat Vlaanderen dat aan medische zorgen minder uitgeeft dan het nationaal gemiddelde eigenlijk overconsumeert.

Men kan de wetenschappelijke waarde van de rapporten van de heer Jadot dan ook in twijfel trekken.

In dit kader is het belangrijk dat de gelijke toepassing van de sociale zekerheidswetgeving in het ganse land als krachtlijn van de hervorming van de sociale zekerheid wordt ingevoerd in de lijst van artikel 2. Men kan nauwelijks pleiten voor een beheersing van de uitgaven wanneer in het zuiden van het land men zich schuldig maakt aan overconsumptie.

Nr. 9 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Achtste subsidiair amendement bij nr. 1)

Art. 2

Dit artikel aanvullen met een tweede lid toevoegen, luidende :

« De hervorming van de sociale zekerheid mag niet leiden tot een verhoging van de parafiscale lasten. »

Verantwoording

In het verleden hebben de verschillende regeringen gepoogd de minder-ontvangsten van de sociale zekerheid naar aanleiding van de crisis en de stijgende werkloosheid te compenseren met een verhoging van de sociale bijdragen op het loon.

Daarbij zijn we in een vicieuze cirkel terecht gekomen : de hogere bijdragen verhogen de loonkost voor de werkgever, die liever investeert in machines dan in « dure » mensen, bedrijven sluiten hun deuren en vestigen zich in « arbeidsvriendelijkere » landen, of bedrijven gaan failliet. De werkloosheid stijgt waardoor de sociale zekerheid nog minder inkomsten genereert en meer uitgaven boekt. Zij moet immers meer werkloosheidsuitkeringen betalen. Dus, de bijdragen worden nogmaals verhoogd. De cirkel is rond.

Een verhoging van de sociale bijdragen werkt dus arbeidsvernietigend en moet absoluut vermeden worden.

Nr. 10 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 3

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 1.

Nr. 11 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 10)

Art. 3

In dit artikel de woorden « aan de algemene beginselen van elk der stelsels van de sociale zekerheid en meer in het bijzonder » schrappen.

Verantwoording

De Eerste minister maakte in zijn Sleutelplan een juiste analyse toen hij stelde : « Bestaande verschillen zoals tussen bedienden en arbeiders of tussen zelfstandigen en werknemers, vervagen steeds meer in het dagelijks leven, maar blijven te sterk aanwezig in de sociale zekerheid ».

Er moet met andere woorden gestreefd worden naar een zo groot mogelijke harmonisering van de stelsels.

Dit lijkt mij een onmisbaar gegeven bij de modernisering van de sociale zekerheid.

Nr. 12 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 4

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 1.

Nr. 13 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 5

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 1.

Nr. 14 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 13)

Art. 5

In dit artikel de §§ 1 en 2 doen vervallen.

Verantwoording

De bevoegdheid om lasten te verhogen delegeren aan de uitvoerende macht is constitutioneel betwistbaar. De grondwetgever heeft deze bevoegdheid immers uitdrukkelijk toegewezen aan de wetgever. En bevoegdheden die de grondwetgever overdraagt aan de wetgever kunnen volgens artikel 170 van de Grondwet niet aan de uitvoerende macht worden gedelegeerd.

Volgens de toelichting ligt het in de bedoeling van de regering om op termijn de bijdragen te verlagen. De machtiging die hier aan de Koning wordt verleend biedt echter ook de mogelijkheid om de bijdragen te verhogen, wat in de eerste jaren aantrekkelijk is om de sociale zekerheid te saneren. Bovendien stelt de wettekst zoals hij nu voorligt niet uitdrukkelijk dat de sociale bijdragen enkel zouden kunnen worden verlaagd, en evenmin binnen welk tijdsperspectief deze verlaging van de werkgeversbijdragen moet worden doorgevoerd.

Een verhoging van de sociale bijdragen is echter het slechtste wat men kan doen. Zelfs Jean-Luc Dehaene gaf dit toe in zijn sleutelplan :

« De bijdrage van de werknemers op hun loon ligt aan de basis van de financiering van de sociale zekerheid. Hierbij wordt er van uit gegaan dat « volledige » tewerkstelling de normale situatie is. Vooral in de jaren zestig en zeventig kwam de sociale zekerheid, met dit gegeven in het achterhoofd, tot volle ontwikkeling. Tijdens de jaren na de petroleumcrisis werd dit onhoudbaar, maar het besef daarvan is in ons land te laat gekomen.

Wegens de stijgende werkloosheid dienden de bijdragen voortdurend verhoogd te worden om het stelsel min of meer in evenwicht te houden.

Vandaag is het voor iedereen duidelijk dat dit ons in een vicieuze cirkel heeft gebracht. De hoge bijdragen verhogen de loonkost en drijven de loonwig ­ het verschil tussen bruto- en nettoloon ­ op. Dit moedigt de bedrijven aan om hun kosten te verminderen door uit te sparen op arbeid en derhalve hun produktiviteit op te drijven door grotere investeringen. Het systeem leidt als het ware tot een « werkloosheidssneeuwbal » : van crisis over werkloosheid naar grote tekorten en hogere lasten, die op hun beurt meer werkloosheid veroorzaken, enz.

Er is dus nood aan een alternatieve financiering die minder drukkend werkt op de werkgelegenheid. »

Nr. 15 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 13)

Art. 5

In het bij dit artikel, § 3, voorgestelde artikel 89, § 1, eerste lid, de woorden « toegewezen aan de sociale zekerheid » vervangen door de woorden « toegevoegd aan de staatstoelage ».

Verantwoording

De alternatieve financiering bestaat uit de opbrengsten van de energieheffing, de opbrengsten van de verhoging van de accijnzen en het B.T.W.-tarief, de opbrengsten van de wijziging van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomsten en een deel van de aanvullende crisisbijdrage. Al deze opbrengsten komen normaal terecht in de schatkist en zijn dus overheidsmiddelen verworven via belastingen.

Vanuit die optiek is het dan ook normaal dat de opbrengst van de alternatieve financiering wordt toegevoegd aan de staatstoelage, wat eigenlijk neerkomt op een verhoging van de staatstoelage.

Nr. 16 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 13)

Art. 5

In het bij dit artikel, § 3, voorgestelde artikel 89, § 1, tweede lid, de woorden « mag niet lager zijn dan 104 490 miljoen frank en » schrappen.

Verantwoording

Het heeft weinig zin te bepalen dat de opbrengst van een bepaald p.c. van de B.T.W. niet lager mag zijn dan een bepaald bedrag. Wat indien dit toch het geval is ? Zal de overheid dan het verschil bijpassen ? Waarom dan niet eenvoudigweg dat jaar de staatstoelage verhogen ?

Nr. 17 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vierde subsidiair amendement bij nr. 13)

Art. 5

In het bij dit artikel, § 3, voorgestelde artikel 89, § 2, laatste lid, de woorden « toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid bedoeld in artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen voor sociale zekerheid voor werknemers » vervangen door de woorden « toegevoegd aan de staatstoelage aan het stelsel van de sociale zekerheid voor werknemers ».

Verantwoording

De alternatieve financiering bestaat uit de opbrengsten van de energieheffing, de opbrengsten van de verhoging van de accijnzen en het B.T.W.-tarief, de opbrengsten van de wijziging van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomsten en een deel van de aanvullende crisisbijdrage. Al deze opbrengsten komen normaal terecht in de schatkist en zijn dus overheidsmiddelen verworven via belastingen.

Vanuit die optiek is het dan ook normaal dat de opbrengst van de alternatieve financiering wordt toegevoegd aan de staatstoelage, wat eigenlijk neerkomt op een verhoging van de staatstoelage.

Nr. 18 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vijfde subsidiair amendement bij nr. 13)

Art. 5

In het bij dit artikel, § 3, voorgestelde artikel 89, § 2, laatste lid, de woorden « aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen » vervangen door de woorden « toegevoegd aan de staatstoelage aan het sociaal statuut der zelfstandigen ».

Verantwoording

De alternatieve financiering bestaat uit de opbrengsten van de energieheffing, de opbrengsten van de verhoging van de accijnzen en het B.T,W.-tarief, de opbrengsten van de wijziging van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomsten en een deel van de aanvullende crisisbijdrage. Al deze opbrengsten komen normaal terecht in de schatkist en zijn dus overheidsmiddelen verworven via belastingen.

Vanuit die optiek is het dan ook normaal dat de opbrengst van de alternatieve financiering wordt toegevoegd aan de staatstoelage, wat eigenlijk neerkomt op een verhoging van de staatstoelage.

Nr. 19 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Zesde subsidiair amendement bij nr. 13)

Art. 5

Aan dit artikel een § 5 toevoegen luidende :

« § 5. Binnen de diverse stelsels van sociale zekerheid wordt de alternatieve financiering bij voorkeur aangewend ter financiering van de kinderbijslag en de gezondheidszorgen. »

Verantwoording

Indien wij het tweepijlersysteem effectief willen invoeren, dan kunnen wij beginnen met het aanwenden van de opbrengsten van de alternatieve financiering voor de algemene sectoren, zijnde de kinderbijslag en gezondheidszorgen.

De Eerste minister heeft deze manier van werken trouwens expliciet in zijn Sleutelplan verdedigd :

« Die hervorming (het invoeren van het tweepijlersysteem) is niet gemakkelijk omwille van de bestaande structuren. Men zal ze dus geleidelijk moeten doorvoeren. Men kan beginnen met de alternatieve financiering van de sociale zekerheid prioritair op deze sectoren te betrekken. »

Bovendien vergemakkelijkt een financiering van deze twee sectoren in de toekomst een eventuele communautarisering van deze twee takken van de sociale zekerheid.

Nr. 20 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 6

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Bij het aantreden van deze Regering heeft zij de hervorming van de sociale zekerheid als één van haar belangrijkste doelstellingen omschreven.

De Eerste minister gaf in zijn Sleutelplan 5 redenen op waarom de sociale zekerheid moet hervormd worden :

­ de gezinstabiliteit die meer en meer in het gedrang komt en de daaruit voortvloeiende problemen van bestaansonzekerheid bij echtscheidingen en eenoudergezinnen;

­ de gewijzigde demografische evolutie van de bevolking. Bij het concipiëren van de sociale zekerheid waren er voor iedere bejaarde vijf actieven. Vandaag is 1 op 5 bewoners van een gemeente ouder dan 60 jaar. Volgens de berekeningen van het Planbureau in de periode 2030-2050 1 op 3. Willen we dus de sociale zekerheid leefbaar houden en iedereen de zekerheid geven dat ook in het eerste kwart van de volgende eeuw de pensioenen zullen worden uitbetaald, dan moeten we nu tijdig een aantal voorzorgsmaatregelen nemen;

­ de bijdrage van de werknemers op hun loon ligt aan de basis van de financiering van de sociale zekerheid. Wegens de stijgende werkloosheid dienden de bijdragen voortdurend verhoogd te worden om het stelsel min of meer in evenwicht te houden. Vandaag is het voor iedereen duidelijk dat dit ons in een vicieuze cirkel heeft gebracht. De hoge bijdragen verhogen de loonkost en drijven de loonwig op. Dit moedigt de bedrijven aan om hun kosten te verminderen door uit te sparen op arbeid en derhalve hun produktiviteit op te drijven door grotere investeringen. Het systeem leidt als het ware tot een werkloosheidssneeuwbal : van crisis over werkloosheid naar grotere tekorten en hogere lasten, die op hun beurt meer werkloosheid veroorzaken;

­ de uitkeringen in de sociale zekerheid worden in principe berekend vanuit de situatie van een voltijdse werknemer met volledige loopbaan. Vandaag zijn de lonen niet meer eenvormig, komen er allerlei atypische jobs bij en de deeltijdse tewerkstelling neemt toe;

­ de sociale zekerheid zit opgezadeld met een financieel tekort. Het financiële evenwicht is een basisvoorwaarde opdat de sociale zekerheid zeker en sociaal zou blijven. Maar er is meer : de sociale zekerheid maakt deel uit van de staatsfinanciën en bepaalt dus mee onze positie ten aanzien van Europa.

In het regeerakkoord beloofde deze Regering tegen het einde van 1995 een beleidsdocument klaar te hebben dat de grote krachtlijnen van de modernisering van de sociale zekerheid zou voorbereiden met het oog op de omzetting in een nieuw wettelijk kader in de loop van 1996.

Eind 1995 was er geen beleidsdocument, vandaag juni 1996 is er nog steeds geen beleidsdocument. De Regering heeft welgeteld één jaar niets gedaan om de sociale zekerheid te hervormen. Toen men ontdekte dat men de 3 pct.-Maastrichtnorm niet zonder zware bijkomende inspanningen kon halen, heeft men de hervorming van de sociale zekerheid terug op tafel gebracht.

Vandaag ligt een volmachtenwet ter discussie die de Regering carte blanche moet geven voor de hervorming van de sociale zekerheid. Eén ding is zeker, deze Regering zal niet de moed opbrengen om structureel de sociale zekerheid te hervormen. Het blijft bij een « modernisering », waarbij hier en daar wat wordt gesleuteld aan de sociale zekerheid, maar in elk geval zal deze modernisering van de sociale zekerheid de parafiscale last verhogen. Want geen structurele hervormingen in de sociale zekerheid, betekent geen structurele oplossing voor het chronisch deficit van de sociale zekerheid.

Om haar interne verdeeldheid en haar gebrek aan moed te camoufleren zet deze Regering het Parlement buiten spel, juist in een maatschappelijk debat dat iedereen aangaat. Wie heeft bijvoorbeeld niets te maken met gezondheidszorgen ? Juist over de hervorming als de sociale zekerheid moet een zo breed mogelijk maatschappelijk debat ontstaan, dat wordt gefinaliseerd in een Parlementair debat waar alle democratische meningen hun uiting vinden. Dit debat weigeren, wijst op de moeilijkheden die de Regering in haar eigen schoot kent om het debat ten gronde te voeren.

Bovendien lijkt deze volmachtenwet wel een sociale programmawet met zijn traditionele klassiekers : versterking van het globaal beheer, de alternatieve financiering, de vastlegging van de staatstoelagen, de echelonnering in de gezondheidszorg, een aanpassing van de adviesstructuren. Het oude recept van de sociale programmawet dat er nog nooit in geslaagd is het deficit op te lossen en dat jaarlijks wordt herhaald om het deficit van het volgend jaar in te perken, wordt niettemin herhaald.

De krachtlijnen binnen welke de hervorming van de sociale zekerheid moet gebeuren, zijn bovendien zo vaag geformuleerd, dat de Raad van State terecht opmerkt dat zij hun functie als toetssteen van de aan de Koning toegekende machten maar in geringe mate zullen kunnen vervullen, juist omwille van hun vaagheid.

De V.L.D. wil dat er een hervorming ten gronde komt van de sociale zekerheid, maar dan wel via de geëigende democratische wegen, zijnde een wetsontwerp of wetsvoorstel. Zelfs een kaderwet kan voor de hervorming van de sociale zekerheid gebruikt worden, op voorwaarde dat het een echte kaderwet is. Dit betekent dat de contouren van de hervorming zeer duidelijk in de kaderwet worden omschreven en dat de Koning zich beperkt tot zijn werkelijke taak : het uitvoeren van wat door het Parlement in de wetgeving is vastgelegd.

Dit artikel lijkt wel de omgekeerde wereld te willen installeren. Het zou logischer zijn dat er een bijkomende tewerkstelling zou gecreëerd worden naar aanleiding van een verlanging van de werkgeversbijdragen. De vraag is bovendien voor welke categorieën van werknemers deze kostenverlaging wordt geambieerd. Men kan moeilijk verwachten dat bedrijven inspanningen gaan leveren op het vlak van bijkomende tewerkstelling of arbeidsherverdeling wanneer de voordelen gelden voor een categorie van werknemers die zij niet in dienst hebben en misschien daar via de alternatieve financiering nog voor zullen moeten betalen.

Nr. 21 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 20)

Art. 6

In dit artikel de woorden « De Koning kan » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 30 van de wet van ... tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, kan de Koning ».

Verantwoording

De coherentie van artikel 6 van de volmachtenwet tot modernisering van de sociale zekerheid en artikel 30 van de volmachtenwet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen is niet erg duidelijk. Kan men beide voordelen combineren ?

Dit voorbeeld toont aan dat het belangrijk is de drie ontwerpen van volmachtenwet te bespreken in één commissie.

Nr. 22 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 20)

Art. 6

In dit artikel de woorden « of voor bepaalde categorieën van werknemers » schrappen.

Verantwoording

Het is belangrijk dat sectoren die bijkomende tewerkstelling creëren hiervoor de financiële stimuli ontvangen, onder meer via een verlaging van de werkgeversbijdrage. Daarom is volgens de V.L.D. de beperking tot sommige categorieën van werknemers teveel.

Nr. 23 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 20)

Art. 6

In dit artikel worden de woorden « alternatieve financiering » vervangen door de woorden « verhoogde staatstoelage » .

Verantwoording

De V.L.D. is van mening dat de alternatieve financiering een verkapte vorm is van een verhoogde staatstoelage. De alternatieve financiering bestaat immers uit een bepaald percentage van de opbrengst van de B.T.W., opbrengsten die normaal gezien terechtkomen in de staatskas. De V.L.D. vindt het hypocriet te spreken van een alternatieve financiering wanneer het gaat over een verhoogde staatstoelage.

Nr. 24 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vierde subsidiair amendement bij nr. 20)

Art. 6

In dit artikel de woorden « , inbegrepen wanneer deze verhoging is bekomen dankzij de herverdeling van de arbeid of de vermindering van de arbeidsduur » schrappen.

Verantwoording

De bedoeling van dit artikel moet zijn dat werkgevers die een inspanning doen om door hun creativiteit, door de verbetering van hun produkt, door het ontwikkelen van eigen produkten, meer mensen aan het werk stellen, beloond worden voor deze belangrijke inspanning. Dit soort van verhoogde tewerkstelling is ook van een meer blijvende aard.

Voorbeelden in andere landen hebben aangetoond dat arbeidsherverdeling niet noodzakelijk meer arbeidsplaatsen creëert.

Nr. 25 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 7

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 1.

Nr. 26 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 25)

Art. 7

In het door dit artikel voorgestelde artikel 5, tweede lid, b) van de wet van 27 juni 1969 een zin toevoegen, luidende :

« Dit rapport wordt gelijktijdig overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. »

Verantwoording

Het Parlement moet waken over de budgettaire toestand van de sociale zekerheid. Het is daarom van essentieel belang dat zij dit document eveneens ter beschikking heeft, zodat zij bij de goedkeuring van de begroting en controle van de begroting op de hoogte is van alle gegevens van het dossier.

Nr. 27 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 8

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 1.

Nr. 28 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 27)

Art. 8

In de voorgestelde § 1 van dit artikel, aan de laatste zin de volgende woorden « verhoogd met de opbrengst van de alternatieve financiering » toevoegen.

Verantwoording

Dit amendement vloeit voort uit ons amendement bij artikel 5 inzake de alternatieve financiering.

De alternatieve financiering bestaat uit de opbrengsten van de energieheffing, de opbrengsten van de verhoging van de accijnzen en het B.T.W.-tarief, de opbrengsten van de wijziging van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomsten en een deel van de aanvullende crisisbijdrage. Al deze opbrengsten komen normaal terecht in de Schatkist en zijn dus overheidsmiddelen verworven via belastingen.

Vanuit die optiek is het dan ook normaal dat de opbrengst van de alternatieve financiering wordt toegevoegd aan de staatstoelage, wat eigenlijk neerkomt op een verhoging van de staatstoelage.

Nr. 29 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 9

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 1.

Nr. 30 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 29)

Art. 9

In het tweede lid van dit artikel de woorden « inzake het beheer en de bestemming van de reserves in bedoelde verzekeringstakken alsmede » te schrappen.

Verantwoording

De V.L.D. wil deze bevoegdheid voorbehouden aan het Parlement, zodat het zicht krijgt op de reserves die effectief bestaan binnen de diverse sociale parastatalen. Zo kan het Parlement ook waarborgen bieden dat het versluizen van reserves naar « andere plaatsen » ook op de meest correcte wijze gebeurt.

Het Parlement mag immers niet al zijn begrotingsbevoegdheden uit handen geven.

Nr. 31 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 10

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 1.

Nr. 32 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 31)

Art. 10

Het 1º van dit artikel aanvullen als volgt :

« met respect voor de privacy van de verzekerden en na het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Verantwoording

Het is belangrijk bij de uitbreiding van deze gegevens de privacy van de verzekerden maximaal te beschermen om eventueel misbruiken te voorkomen.

Ook in dit kader moet voorafgaandelijk aan het nemen van het uitvoeringsbesluit het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gevraagd worden.

Nr. 33 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 31)

Art. 10

Het 6º, van dit artikel aanvullen als volgt :

« met respect voor de privacy van de verzekerden en na het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Verantwoording

Het is belangrijk bij de uitbreiding van deze gegevens de privacy van de verzekerden maximaal te beschermen om eventueel misbruiken te voorkomen. Ook in dit kader moet voorafgaandelijk aan het nemen van het uitvoeringsbesluit het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gevraagd worden.

Nr. 34 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 11

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 35 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 34)

Art. 11

In het 2º van dit artikel de woorden « , inzonderheid voor de sociaal-economisch achtergestelde bevolkingsgroepen » vervangen door de woorden « de zwakste inkomens, zijnde deze de inkomens van maximaal 50 000 frank bruto per maand, vermeerderd met 5 000 frank per persoon ten laste ».

Verantwoording

Met dit amendement wil de V.L.D. een definitie geven van wat moet worden verstaan onder sociaal-economisch achtergestelde bevolkingsgroepen.

Nr. 36 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 34)

Art. 11

Het 3º van dit artikel aanvullen als volgt :

« Deze aanpassing mag niet leiden tot een verzwaring van de lasten die door de verzekerden moeten worden gedragen. »

Verantwoording

Deze toevoeging moet uitdrukkelijk bevestigen dat de aanpassing van de fiscale en sociale franchise niet mag leiden tot een lastverhoging voor de verzekerde.

Nr. 37 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 12

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 38 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 37)

Art. 12

In het 2º van dit artikel, de woorden « ondermeer door middel van financiële stimuli » schrappen.

Verantwoording

Het financieel stimuleren van het bijhouden van een medisch dossier lijkt ons overbodig. Het bijhouden van een medisch dossier per patiënt maakt deel uit van het goed uitoefenen van het medisch beroep. Dezelfde redenering geldt voor de echelonnering. Een goede arts onderhoudt een briefwisseling met de specialist die zijn patiënt behandelt.

Nr. 39 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 37)

Art. 12

In het 2º van dit artikel, na het woord « echelonnering » de woorden « met differentiële terugbetaling » invoegen.

Verantwoording

Alleen de echelonnering met een differentiële terugbetaling kan tot resultaten leiden wat betreft de kwaliteit van de zorgverlening en de financiële positieve implicaties voor het R.I.Z.I.V.

Nr. 40 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 37)

Art. 12

Het 2º van dit artikel aanvullen met de volgende zin :

« ; op de regel van echelonnering zijn uitzonderingen mogelijk waarbij de patiënt rechtstreeks bij de specialist kan gaan. »

Verantwoording

Op de regel van de echelonnering moeten uitzonderingen mogelijk zijn waarbij de patiënt rechtstreeks bij de specialist kan gaan. Het rechtstreeks consulteren van de gynæcoloog, de dermatoloog, de oogarts, enz. moet mogelijk blijven omdat deze vorm van rechtstreekse consultatie reeds algemeen wordt toegepast. Bovendien is het voor deze consultaties niet noodzakelijk om een omweg via de huisarts te maken.

De mogelijkheid om uitzonderingen te maken op de regel van echelonnering moet worden ingeschreven in de kaderwet.

Nr. 41 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vierde subsidiair amendement bij nr. 37)

Art. 12

Het 2º van dit artikel, aanvullen met de volgende zinnen :

« ; een geïnformatiseerde gezondheidskaart zal worden ingevoerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met de basisregels inzake het respect voor het privé-leven. »

Verantwoording

Het instellen van een medisch dossier per patiënt zal onvermijdelijk leiden tot het invoeren van een geïnformatiseerde gezondheidskaart. Ook de tekst van het sleutelplan van Premier Dehaene wijst in dezelfde richting :

« Op de eerste lijn moet de vaste huisarts in principe de toegangspoort zijn tot het stelsel. Om dubbelwerk te vermijden moet iedere patiënt ook over een basisdossier beschikken. Men moet hierbij op termijn een geïnformatiseerde gezondheidskaart ontwikkelen, rekening houdend met de basisregels inzake het respect voor het privéleven. Op die manier kunnen heel wat dubbele diagnose-onderzoeken vermeden worden. »

Nr. 42 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 13

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1

Nr. 43 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 42)

Art. 13

Het 1º van dit artikel aanvullen met de volgende zin :

« ; het enveloppeprincipe waarbij alle instellingen vanwege de overheid een bepaalde som krijgen om autonoom te beheren zal op algemene basis worden doorgevoerd en dit zowel op sectorieel vlak als op het vlak van de beslissingseenheid. »

Verantwoording

Op alle niveaus moeten de zorgenverstrekkers geresponsabiliseerd worden in de zin dat ze ook met de kostprijs worden geconfronteerd. Om dit principe toe te passen op de instellingen dienen zij over een enveloppe te beschikken om autonoom te beheren.

Nr. 44 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 42)

Art. 13

Het 1º van dit artikel, aanvullen als volgt :

« onder meer door de daghospitalisatie aan te moedigen. »

Verantwoording

De nood aan acuut ziekenhuisverblijf zal dankzij de vooruitgang van de techniek steeds verminderen. Om die reden is het noodzakelijk dat daghospitalisatie wordt aangemoedigd en dat er voorzien wordt in een betere omkadering voor de daghospitalisatie in de ziekenhuizen.

Nr. 45 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 42)

Art. 13

Dit artikel aanvullen met een 4º, luidende :

« 4º de veel voorkomende technische prestaties in het basishonorarium van de arts te integreren. »

Verantwoording

Deze maatregel dient te worden genomen binnen het kader van de responsabilisering van de actoren binnen de gezondheidszorg.

Ook Dehaene stelt in zijn sleutelplan dat deze maatregel noodzakelijk is.

Nr. 46 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vierde subsidiair amendement bij nr. 42)

Art. 13

Dit artikel aanvullen met een 5º, luidende :

« 5º binnen het kader van de ziekenhuisfinanciering een onderscheid inbouwen tussen de basisfinanciering uitgaande van de minimale erkenningsnormen en voor ieder ziekenhuis gedifferentieerde financiering uitgaande van de behandelde ziekte. »

Verantwoording

Tot nog toe worden dokters en ziekenhuizen voornamelijk betaald per prestatie. De ziekteverzekering keert een bedrag uit per activiteit die wordt verricht. Dit leidt echter tot misbruiken. Prestaties worden enkel verricht omwille van de tussenkomst uit de sociale zekerheid. Om die reden moet de pathologiefinanciering meer en meer worden toegepast. In plaats van een vast bedrag per prestatie wordt dan een vast bedrag per ziekte of aandoening betaald. Een bevalling of een galblaas is dan goed voor X frank. De zorgenverstrekkers worden in dit systeem aangemoedigd zo efficiënt mogelijk te behandelen.

Nr. 47 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 14

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 48 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 47)

Art. 14

In dit artikel, het tweede lid doen vervallen.

Verantwoording

De V.L.D. ziet vooreerst niet het nut in van het oprichten van een voorlopige administratieve cel, laat staan dat zij kan akkoord gaan dat voor de aanwervingen van de personeelsleden van deze cel moet worden afgeweken van de normale regels van aanwerving en mobiliteit van de ambtenaren.

Nr. 49 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 15

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 50 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 49)

Art. 15

Het eerste gedachtenstreepje doen vervallen.

Verantwoording

Er moet gestreefd worden naar een harmonisering van de pensioenstelsels, eerder dan een bestendigen van de vandaag bestaande verschillen. Iedereen erkent dat het verschil tussen de sociale zekerheidsstelsels voor zelfstandigen, werknemers en ambtenaren niet langer aan de realiteit beantwoordt, dus moet worden opgeheven. Bij de hervorming van de pensioenen kan men hieraan beginnen werken.

Nr. 51 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 49)

Art. 15

Het 3º doen vervallen.

Verantwoording

Dit punt is in strijd met het eerste lid, eerste gedachtenstreepje waar duidelijk wordt gesteld dat de pensioenrechten van de gepensioneerden wier pensioen daadwerkelijk is ingegaan voor de inwerkingtreding van deze wet worden gevrijwaard.

Een mildering van de uitgavenstijging in de pensioenen betekent dat men aan de hoogte van de pensioen wil raken. Het feit dat men het principe van de gelijkgestelde periodes uitsluit van deze « milderingsoperatie » toont aan dat men wel degelijk wil ingrijpen in de bestaande pensioenen.

Nr. 52 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 49)

Art. 15

Het 3º aanvullen als volgt :

« De werkende moeders met een beroepsloopbaan hebben per kind recht op twee jaar pensioenkrediet, te beschouwen als gelijkgestelde periode. »

Verantwoording

Naar aanleiding van de Belgische veroordeling door het Hof van Justitie met betrekking tot de discriminatie van de man bij de pensioenberekening ontstaat de noodzaak om in de Belgische wetgeving een juridische gelijkschakeling van mannen en vrouwen door te voeren met betrekking tot de pensioenleeftijd en de pensioenberekening.

Deze gelijkschakeling vergt vooral van vrouwen een extra-inspanning doordat voor hen de pensioenleeftijd zal moeten worden opgetrokken en de noemer van de pensioenbreuk zal worden verhoogd.

Een juridische gelijkberechtiging impliceert nog altijd geen feitelijke gelijkheid.

Tal van werkende vrouwen worden immers genoodzaakt om hun loopbaan voor korte of langere tijd te onderbreken omwille van hun kinderen. Hierdoor is het voor vrouwen bijzonder moeilijk om rechten voor een volledig pensioen op te bouwen.

Om deze feitelijke ongelijkheid weg te werken, stelt de V.L.D. voor een pensioenkrediet in te stellen voor werkende moeders met een beroepsloopbaan.

Nr. 53 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 16

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Bij het aantreden van deze Regering heeft zij de hervorming van de sociale zekerheid als één van haar belangrijkste doelstellingen omschreven.

De Eerste minister gaf in zijn Sleutelplan vijf redenen op waarom de sociale zekerheid moet hervormd worden :

­ de gezinsstabiliteit die meer en meer in het gedrang komt en de daaruit voortvloeiende problemen van bestaansonzekerheid bij echtscheidingen en eenoudergezinnen;

­ de gewijzigde demografische evolutie van de bevolking. Bij het concipiëren van de sociale zekerheid waren er voor iedere bejaarde vijf actieven. Vandaag is 1 op 5 bewoners van een gemeente ouder dan 60 jaar. Volgens de berekeningen van het Planbureau in de periode 2030-2050 1 op 3. Willen we dus de sociale zekerheid leefbaar houden en iedereen de zekerheid geven dat ook in het eerste kwart van de volgende eeuw de pensioenen zullen worden uitbetaald, dan moeten we nu tijdig een aantal voorzorgsmaatregelen nemen;

­ de bijdrage van de werknemers op hun loon ligt aan de basis van de financiering van de sociale zekerheid. Wegens de stijgende werkloosheid dienden de bijdragen voortdurend verhoogd te worden om het stelsel min of meer in evenwicht te houden. Vandaag is het voor iedereen duidelijk dat dit ons in een vicieuze cirkel heeft gebracht. De hoge bijdragen verhogen de loonkost en drijven de loonwig op. Dit moedigt de bedrijven aan om hun kosten te verminderen door uit te sparen op arbeid en derhalve hun produktiviteit op te drijven door grotere investeringen. Het systeem leidt als het ware tot een werkloosheidssneeuwbal : van crisis over werkloosheid naar grotere tekorten en hogere lasten, die op hun beurt meer werkloosheid veroorzaken;

­ de uitkeringen in de sociale zekerheid worden in principe berekend vanuit de situatie van een voltijdse werknemer met volledige loopbaan. Vandaag zijn de lonen niet meer eenvormig, komen er allerlei atypische jobs bij en de deeltijdse tewerkstelling neemt toe;

­ de sociale zekerheid zit opgezadeld met een financieel tekort. Het financiële evenwicht is een basisvoorwaarde opdat de sociale zekerheid zeker en sociaal zou blijven. Maar er is meer : de sociale zekerheid maakt deel uit van de staatsfinanciën en bepaalt dus mee onze positie ten aanzien van Europa.

In het regeerakkoord beloofde deze Regering tegen het einde van 1995 een beleidsdocument klaar te hebben dat de grote krachtlijnen van de modernisering van de sociale zekerheid zou voorbereiden met het oog op de omzetting in een nieuw wettelijk kader in de loop van 1996.

Eind 1995 was er geen beleidsdocument, vandaag juni 1996 is er nog steeds geen beleidsdocument. De Regering heeft welgeteld één jaar niets gedaan om de sociale zekerheid te hervormen. Toen men ontdekte dat men de 3 p.c.-Maastrichtnorm niet zonder zware bijkomende inspanningen kon halen, heeft men de hervorming van de sociale zekerheid terug op tafel gebracht.

Vandaag ligt een volmachtenwet ter discussie die de Regering carte blanche moet geven voor de hervorming van de sociale zekerheid. Eén ding is zeker, deze Regering zal niet de moed opbrengen om structureel de sociale zekerheid te hervormen. Het blijft bij een « modernisering », waarbij hier en daar wat wordt gesleuteld aan de sociale zekerheid, maar in elk geval zal deze modernisering van de sociale zekerheid de parafiscale last verhogen. Want geen structurele oplossing voor het chronisch deficit van de sociale zekerheid.

Om haar interne verdeeldheid en haar gebrek aan moed te camoufleren zet deze Regering het Parlement buiten spel, juist in een maatschappelijk debat dat iedereen aangaat. Wie heeft bijvoorbeeld niets te maken met gezondheidszorgen ? Juist over de hervorming als de sociale zekerheid moet een zo breed mogelijk maatschappelijk debat ontstaan, dat wordt definaliseerd in een parlementair debat waar alle democratische meningen hun uiting vinden. Dit debat weigeren, wijst op de moeilijkheden die de Regering in haar eigen schoot kent om het debat ten gronde te voeren.

Bovendien lijkt deze volmachtenwet wel een sociale programmawet met zijn traditionele klassiekers : versterking van het globaal beheer, de alternatieve financiering, de vastlegging van de staatstoelagen, de echelonnering in de gezondheidszorg, een aanpassing van de adviesstructuren. Het oude recept van de sociale programmawet dat er nog nooit in geslaagd is het deficit op te lossen en dat jaarlijks wordt herhaald om het deficit van het volgend jaar in te perken, wordt niettemin herhaald.

De krachtlijnen binnen welke de hervorming van de sociale zekerheid moet gebeuren, zijn bovendien zo vaag geformuleerd, dat de Raad van State terecht opmerkt dat zij hun functie als toetssteen van de aan de Koning toegekende machten maar in geringe mate zullen kunnen vervullen, juist omwille van hun vaagheid.

De V.L.D. wil dat er een hervorming ten gronde komt van de sociale zekerheid, maar dan wel via de geëigende democratische wegen, zijnde een wetsontwerp of wetsvoorstel. Zelfs een kaderwet kan voor de hervorming van de sociale zekerheid gebruikt worden, op voorwaarde dat het een echte kaderwet is. Dit betekent dat de contouren van de hervorming zeer duidelijk in de kaderwet worden omschreven en dat de Koning zich beperkt tot zijn werkelijke taak : het uitvoeren van wat door het Parlement in de wetgeving is vastgelegd.

Dit artikel laat expliciet toe om de herwaarderingscoëfficiënten voor de bestaande pensioenen af te schaffen ofwel voor de toekomst, ofwel voor het verleden. Het laat zelfs toe een tussenplafond te installeren waarbij diegenen wier pensioen hoger is dan het tussenplafond geen aanpassing krijgen op basis van het herwaarderingscoëfficiënt.

De volmachtenwet geeft niet aan in welke richting zij het herwaarderingscoëfficiënt als besparingsmaatregel wil gebruiken. Dit laat vermoeden dat dit artikel zal uitmonden in een besparingsmaatregel ten koste van de pensioenen van de gepensioneerden.

Nr. 54 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 17

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 55 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 18

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De bedoeling van dit artikel is de R.V.P. als enige uitbetalingsorganisme te installeren en zodoende alle mathematische reserves van de diverse private uitbetalingsorganismen op te slorpen. Op die manier verwerft de R.V.P. nieuwe inkomsten ten laste van het kapitalisatiestelsel.

Nr. 56 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 19

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 57 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 56)

Art. 19

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 19. ­ De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle maatregelen nemen om de uitbouw van de tweede pensioenpijler, zijnde de pensioenfondsen en gemeenschappelijke verzekeringen van bedrijven en de derde pensioenpijler, zijnde het individuele pensioensparen te bevorderen. »

Verantwoording

Voor iedere bejaarde waren in de jaren vijftig bijna 4 actieven. De gemiddelde leeftijd is ondertussen gestegen tot 73 jaar voor de mannen en 70 jaar voor de vrouwen. Dit gemiddelde stijgt met 1 jaar om de 4 jaar.

Vandaag is 1 op 5 inwoners ouder dan 60 jaar, in de periode 2030-2050 zal dat 1 op 3 inwoners zijn.

De pensioenuitgaven zouden volgens het Planbureau van 11 pct. van het bruto binnenlands produkt vandaag, stijgen tot 15 pct. in 2025. In diezelfde periode zouden ook de uitgaven voor gezondheidszorgen toenemen van 5 pct. tot 7 pct.

Er moeten dus maatregelen genomen worden om de betaalbaarheid van de pensioenen in de toekomst te garanderen. Hierbij zijn de voorgestelde maatregelen tot afroming van de hoge pensioenen onvoldoende om de demografische druk op de pensioenen op te heffen. Dat vereist meer structurele maatregelen.

De V.L.D. wil dit doen door het wettelijk pensioen te combineren met het aanvullend pensioen.

De premier en destijds ook minister van Pensioenen F. Willockx gaven het al toe : het wettelijk pensioen zal degenereren tot een minimumuitkering. Enkel het aanvullend pensioen zal het behoud van het welvaartspeil van de bejaarden kunnen garanderen. Ook de C.V.P. is voorstander van de uitbouw van het aanvullend pensioen en erkent het economisch nut hiervan. In zijn officieel standpunt met betrekking tot de hervorming van de sociale zekerheid stelt de C.V.P. :

« Bovendien moet ook werk gemaakt worden van de uitbouw van een kapitalisatiesysteem voor de pensioenen. Die taak wordt het best toevertrouwd aan de zogenaamde tweede en derde pijler van de pensioenen. Dit zijn respectievelijk de pensioenfondsen en gemeenschappelijke verzekeringen van bedrijven en het pensioensparen van de individuele burger. De Regering heeft hiervoor een nieuw wettelijk kader omschreven. De overheid moet werkgevers en werknemers ertoe aanzetten in toekomstige onderhandelingen over collectieve arbeidsovereenkomsten meer belang te hechten aan de ontwikkeling van de tweede pijler als alternatief voor loonsverhogingen. Deze systemen vervullen trouwens een belangrijke functie in de economie als aanbrengers van verse kapitalen aan de ondernemingen en op de aandelenmarkt. Zij kunnen op termijn ook gedeeltelijk de rol overnemen van de particuliere belegger bij de financiering van de overheidsschuld. »

Nr. 58 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 20

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 59 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 21

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 60 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 59)

Art. 21

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 21. ­ De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het bedrag van de kinderbijslag differentiëren in functie van het inkomen van het gezin en dit met het oog op de vermindering van de bestaansonzekerheid van kansarme gezinnen. »

Verantwoording

Bij de publikatie van het armoederapport is duidelijk gebleken dat de kinderbijslag een fundamenteel bestanddeel uitmaakt van het inkomen van gezinnen die in armoede of bestaansonzekerheid leven.

Volgens de liberalen moet kinderbijslag in de eerste plaats voorkomen dat gezinnen omwille van kinderlast in de kansarmoede komen en in de tweede plaats kansarme gezinnen met kinderen financieel ondersteunen zodat de cirkel van de armoede doorbroken kan worden naar de volgende generatie toe.

Om deze doelstellingen te bereiken is volgens ons een verhoogde kinderbijslag voor kansarme gezinnen absoluut noodzakelijk, vandaar ons voorstel om de kinderbijslag te differentiëren in functie van het inkomen van het gezin.

Nr. 61 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 59)

Art. 21

In dit artikel het woord « modernisering » vervangen door het woord « aanpassen ».

Verantwoording

Het woord « modernisering » is nietszeggend. Het kan bijgevolg niet gehanteerd worden in een volmachtenwet.

Wat betekent immers de modernisering van het stelsel voor gezinsbijslagen ? Is dat een serieuze hervorming van stelsel met eventueel een gedifferentieerde kinderbijslag ? Of is dat slechts hier en daar prutsen aan een aantal bepalingen ? Dient het als vermomming voor een hele rits aan besparingsmaatregelen ?

Nr. 62 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 59)

Art. 21

Dit artikel aanvullen als volgt :

« De Koning schakelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de kinderbijslag voor het eerste kind van een zelfstandige gelijk met de kinderbijslag van het eerste kind van een werknemer. »

Verantwoording

Bij de zogenaamde « modernisering » van de kinderbijslag aan de zogenaamde maatschappelijke omstandigheden en de zogenaamde verschillende gezins- en loopbaanvormen, lijkt het mij evident dat de kinderbijslag voor het eerste kind van een zelfstandige wordt opgetrokken tot het niveau van de kinderbijslag voor het eerste kind van een werknemer.

Nr. 63 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 22

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 64 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 23

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 65 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 24

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 66 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 65)

Art. 24

In het bij § 1 voorgestelde tweede lid, het eerste lid aanvullen met de volgende zin :

« De rijkstoelage wordt verhoogd met de opbrengst van de alternatieve financiering. »

Verantwoording

De alternatieve financiering bestaat uit de opbrengsten van de energieheffing, de opbrengsten van de verhoging van de accijnzen en het B.T.W.-tarief, de opbrengsten van de wijziging van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomsten en een deel van de aanvullende crisisbijdrage. Al deze opbrengsten komen normaal terecht in de schatkist en zijn dus overheidsmiddelen verworven via belastingen.

Vanuit die optiek is het dan ook normaal dat de opbrengst van de alternatieve financiering wordt toegevoegd aan de staatstoelage, wat eigenlijk neerkomt op een verhoging van de staatstoelage.

Nr. 67 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 25

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 68 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 26

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De bevoegdheid om lasten te verhogen delegeren aan de uitvoerende macht is constitutioneel betwistbaar. De grondwetgever heeft deze bevoegdheid immers uitdrukkelijk toegewezen aan de wetgever. En bevoegdheden die de grondwetgever overdraagt aan de wetgever kunnen volgens artikel 170 van de Grondwet niet aan de uitvoerende macht worden gedelegeerd.

Volgens de toelichting zou er vooral voor de zelfstandigen in bijberoep een lastenverhoging worden doorgevoerd. Het artikel, zoals het vandaag legistiek is opgesteld, sluit echter een algemene lastenverhoging niet uit.

Nr. 69 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 68)

Art. 26

Dit artikel aanvullen als volgt :

« De sociale bijdragen ten laste van zelfstandigen zullen niet worden verhoogd, in het bijzonder voor de zelfstandigen in bijberoep. »

Verantwoording

De V.L.D. wil expliciet in de wettekst stellen dat de sociale bijdragen voor zelfstandigen niet kunnen worden verhoogd.

Een verhoging van de sociale bijdragen is immers het slechtste wat men kan doen. Zelfs Jean-Luc Dehaene gaf dit toe in zijn sleutelplan :

« De bijdrage van de werknemers op hun loon ligt aan de basis van de financiering van de sociale zekerheid. Hierbij wordt er van uit gegaan dat « volledige » tewerkstelling de normale situatie is. Vooral in de jaren zestig en zeventig kwam de sociale zekerheid, met dit gegeven in het achterhoofd, tot volle ontwikkeling. Tijdens de jaren na de petroleumcrisis werd dit onhoudbaar, maar het besef daarvan is in ons land te laat gekomen. Wegens de stijgende werkloosheid dienden de bijdragen voortdurend verhoogd te worden om het stelsel min of meer in evenwicht te houden.

Vandaag is voor iedereen duidelijk dat dit ons in een vicieuze cirkel heeft gebracht. De hoge bijdragen verhogen de loonkost en drijven de loonwig ­ het verschil tussen bruto- en nettoloon ­ op. Dit moedigt de bedrijven aan om hun kosten te verminderen, door uit te sparen op arbeid en derhalve hun produktiviteit op te drijven door grotere investeringen. Het systeem leidt als het ware tot een « werkloosheidssneeuwbal » : van crisis over werkloosheid naar grote tekorten en hogere lasten, die op hun beurt meer werkloosheid veroorzaken, enz. Er is dus nood aan een alternatieve financiering die minder drukkend werkt op de werkgelegenheid. »

Nr. 70 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 27

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 71 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 28

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 28. ­ De Koning neemt, bij een in Ministerraad overleg koninklijk besluit, alle maatregelen om het aanvullend pensioen voor zelfstandigen in de derde pensioenpijler aan te moedigen. »

Verantwoording

De demografische evolutie drukt zwaar op de pensioensector en meer in het bijzonder op de betaalbaarheid van het wettelijk pensioen.

Voor iedere bejaarde waren er in de jaren vijftig bijna 4 actieven. De levensverwachting is gevoelig gestegen, en stijgt gemiddeld met 1 jaar om de 4 jaar.

Vandaag is 1 op 5 inwoners ouder dan 60 jaar, in de periode 2030-2050 zal dat 1 op 3 inwoners zijn.

De pensioenuitgaven zouden volgens het Planbureau van 11 pct. van het bruto binnenlands produkt vandaag stijgen tot 15 pct. in 2025.

In diezelfde periode zouden ook de uitgaven voor gezondheidszorgen toenemen van 5 pct. tot 7 pct.

Er moeten dus maatregelen genomen worden om de betaalbaarheid van de pensioenen in de toekomst te garanderen. De liberalen willen dit doen door het wettelijk pensioen te combineren met het aanvullend pensioen.

De Eerste en destijds ook minister van Pensioenen de heer F.Willockx gaven het al toe : het wettelijk pensioen zal degenereren tot een minimumuitkering.

Enkel het aanvullend pensioen zal het behoud van het welvaartspeil van de bejaarden kunnen garanderen. Ook de C.V.P. is voorstander van de uitbouw van het aanvullend pensioen en erkent het economisch nut hiervan :

« Bovendien moet ook werk gemaakt worden van de uitbouw van een kapitalisatiesysteem voor de pensioenen. Die taak wordt het best toevertrouwd aan de zogenaamde tweede en derde pijler van de pensioenen. Dit zijn respectievelijk de pensioenfondsen en gemeenschappelijke verzekeringen van bedrijven en het pensioensparen van de individuele burger. De Regering heeft hiervoor een nieuw wettelijk kader omschreven. De overheid moet werkgevers en werknemers ertoe aanzetten in toekomstige onderhandelingen over collectieve arbeidsovereenkomsten meer belang te hechten aan de ontwikkeling van de tweede pijler als alternatief voor loonsverhogingen. Deze systemen vervullen trouwens een belangrijke functie in de economie als aanbrengers van verse kapitalen aan de ondernemingen en op de aandelenmarkt.

Zij kunnen op termijn ook gedeeltelijk de rol overnemen van de particuliere belegger bij de financiering van de overheidsschuld. »

Nr. 72 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 71)

Art. 28

In dit artikel de woorden « , zonder het financieel evenwicht van het stelsel in het gedrang te brengen » doen vervallen.

Verantwoording

De V.L.D. is voorstander van de ontwikkeling van de derde pensioenpijler voor de zelfstandigen met dien verstande dat de pensioenverzekering wordt aangegaan bij een private instelling. Dit heeft tot gevolg dat het financieel evenwicht van het sociaal statuut van de zelfstandigen niet bezwaard wordt.

Indien de Regering echter dit aanvullend pensioensparen niet wil organiseren langs private weg, maar enkel binnen het bestaande sociaal statuut van de zelfstandigen, dan mag zij zich niet verschuilen achter het argument van het financieel evenwicht van het stelsel. Daarom stelt de V.L.D. voor om deze voorwaarde te schrappen.

Nr. 73 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 29

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 29. ­ De Koning werkt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, een wetgevend kader uit voor de verplichte faillissementsverzekering voor gefailleerde zelfstandigen en ermee gelijkgestelde personen, zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een handelsvennootschap die failliet werden verklaard, te nemen bij een private verzekeringsmaatschappij. »

Verantwoording

De V.L.D. vindt dat de faillissementsverzekering privaat moet worden georganiseerd. Dit heeft als voordeel dat het financieel evenwicht van het sociaal statuut niet in het gedrang wordt gebracht.

In die optiek is het volgens de V.L.D. de taak van de overheid om het regelgevend kader uit te tekenen met de voorwaarden waaraan de faillissementsverzekering moet voldoen en de voorwaarden waaraan de verzekeraars die deze faillissementsverzekering aanbieden, moeten voldoen.

Nr. 74 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 73)

Art. 29

In dit artikel na de woorden « voor gefailleerde zelfstandigen », de woorden « en zelfstandigen bij verplichte stopzetting van hun bedrijf omwille van overmacht » invoegen.

Verantwoording

Niet alleen gefailleerde zelfstandigen komen in de problemen met hun verzekerbaarheid, maar ook de zelfstandigen die hun bedrijf verplicht moeten stopzetten, kennen deze problemen.

Nr. 75 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 73)

Art. 29

In dit artikel de woorden « zonder de leefbaarheid van het sociaal statuut der zelfstandigen in het gedrang te brengen » doen vervallen.

Verantwoording

De V.L.D. vindt dat de Regering het niet kan maken vandaag volmachten te vragen om een faillissementsverzekering te organiseren en ze misschien niet zal waarmaken. Nu reeds voorziet de Regering in haar teksten een excuus waarom zij eventueel deze faillissementsverzekering niet zou kunnen instellen. Het financieel evenwicht van het stelsel mag immers niet in het gedrang gebracht worden. De V.L.D. wil bijgevolg deze zinsnede schrappen om te voorkomen dat de Regering dit excuus zou kunnen inroepen.

Nr. 76 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 31

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De V.L.D. vindt dat de Regering geen machtiging nodig heeft voor de reorganisatie van de administratieve-, beheers en adviesstructuren van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen. Deze reorganisatie is immers niet hoogdringend.

Nr. 77 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 32

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 78 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 33

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De V.L.D. vindt dat de Regering voor dit artikel geen volmacht nodig heeft. Zij kan dit perfect doen via een gewone wet.

Nr. 79 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 78)

Art. 33

In dit artikel, het 1º aanvullen met de volgende zin :

« ; de langdurige werklozen die activiteiten mogen verrichten in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, zoals bedoeld in artikel 79, § 4, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, worden te allen tijde beschouwd als niet-werkende werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, en worden ook als dusdanig opgenomen in de maandelijkse werkloosheidsstatistieken van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. »

Verantwoording

Een verbetering van het P.W.A.-statuut kan geen aanleiding zijn om een aantal U.V.W.'s te schrappen uit de officiële werkloosheidsstatistieken. Het kan immers niet de bedoeling zijn om een drastische vermindering van de werkloosheid na te streven door een artificiële verfraaiing van de statistieken.

De tewerkstelling via P.W.A.'s is geen volwaardig alternatief voor een reguliere job.

Bovendien moet worden voorkomen dat werklozen aangemoedigd worden om zich te nestelen in het systeem van de werkloosheid.

De werkloosheidsverzekering moet een springplank worden naar een nieuwe job.

Nr. 80 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 35

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 81 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Subsidiair amendement bij nr. 80)

Art. 35

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Het bedrag van het bestaansminimum wordt verhoogd. »

Verantwoording

Iedereen in dit land is het erover eens dat het bestaansminimum te laag is om op een menswaardige wijze van te leven. Het moet dan ook worden opgetrokken.

Nr. 82 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 36

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 83 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 38

Het eerste lid aanvullen als volgt :

« en de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Het advies van de Commissie tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt voorafgaandelijk aan het besluit ingewonnen. »

Verantwoording

Het mag uiteraard de bedoeling niet zijn om de gegevens, die via de uitvoering van de sociale wetgeving worden bekomen te misbruiken voor doeleinden waarvoor ze niet worden opgevraagd. Een eerste vereiste is dat wordt verwezen naar de bestaande wetgeving op de Kruispuntbank voor de sociale zekerheid, maar de waarborg is slechts sluitend indien ook verwezen wordt naar de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bovendien is ook hier een advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wenselijk.

Nr. 84 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 39

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit artikel geeft de Koning een ongelooflijk omvangrijke bevoegdheid. De Koning wordt gemachtigd een harmonisatie van de basisbegrippen, het toepassingsgebied, de berekeningsvoorwaarden en de berekeningswijze in de sociale zekerheid, de arbeidswetgeving en de fiscaliteit door te voeren.

Aangezien basisbegrippen verschillende betekenissen kunnen hebben in de drie regelingen, kan een harmonisatie belangrijke wijzigingen aanbrengen aan basisbegrippen. Hetzelfde kan gezegd worden van het toepassingsgebied, de berekeningsvoorwaarden en de berekeningswijze.

Eigenlijk laat dit artikel toe onder het mom van harmonisering de ganse sociale zekerheidswetgeving te wijzigen.

Opvallend is hier trouwens de opmerking van de Raad van State die stelt « Luidens artikel 54 van het ontwerp moeten de ter uitvoering van deze bepaling te nemen besluiten bij wet worden bekrachtigd, wat wijst op haar bijzonder belang. Zulks blijkt ook uit de omvang van de bevoegdheden welke zij aan de Koning toekent om in een aantal belangrijke takken van de wetgeving in te grijpen. Het is derhalve aangewezen nader te preciseren welke wijzigingen in welke wetten de Koning zal kunnen doorvoeren, zoniet in de tekst van het ontwerp, dan op zijn minst toch in de memorie van toelichting. »

Nr. 85 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 40

Dit artikel aanvullen als volgt :

« en met de eerbiediging van de privacy van de verzekerden, na advies van de Commissie voor de Bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Verantwoording

Het mag uiteraard de bedoeling niet zijn om de gegevens die via de uitvoering van de sociale wetgeving worden bekomen, te misbruiken voor doeleinden waarvoor ze niet worden opgevraagd. Het is dan ook aangewezen expliciet respect voor de privacy van de verzekerde te vragen.

Bovendien is ook hier een advies van de Commissie voor de Bescherming van de persoonlijke levenssfeer wenselijk.

Belangrijk is in deze ook de opmerking van de Raad van State : « Luidens artikel 6, 1, b) , van de richtlijn van 95/46 van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad moeten de Lid-Staten bepalen dat de persoonsgebonden gegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden moeten worden verkregen en dat ze vervolgens niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Een gelijkaardige bepaling komt voor in artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De machtiging welke hierbij, zonder enige beperking, wordt verleend aan de Koning om gegevens betreffende de sociale zekerheid ter beschikking te stellen van de fiscale administratie kan bezwaarlijk overeen worden gebracht met die regeling. »

Nr. 86 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 41

Het tweede lid van dit artikel aanvullen als volgt :

« en de privacy van de werknemer te beschermen, na advies van de Commissie voor de Bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Verantwoording

Het invoeren van een sociale identiteitskaart met alle mogelijke sociale gegevens kan ook tegen werknemers gebruikt of misbruikt worden. Daarom moet het respecteren van de privacy gegarandeerd zijn.

Voorafgaandelijk aan de veralgemening van deze sociale identiteitskaart moet dan ook het advies van de Commissie voor de Bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden ingewonnen.

Nr. 87 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 44

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De in dit artikel verleende bevoegdheid wordt verleend zonder nadere precisering, tenzij de zeer vage omschreven doelstelling « teneinde een meer doeltreffende werking van deze dienst te doen waarborgen ».

De vraag naar de toelaatbaarheid van deze machtiging aan de Koning in deze vage bewoordingen rijst des te meer ten aanzien van de inspectiediensten omdat bij het uitvoeren van deze inspectie zij zich dikwijls genoodzaakt zien zich te begeven op het gebied van de rechten en vrijheden van de burgers.

Nr. 88 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 45

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording amendement nr. 1.

Nr. 89 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 46

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 90 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 47

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit hoofdstuk heeft tot doel de macht van de mutualiteiten en de vakbonden binnen de sociale parastatalen nog te vergroten. Vandaag geldt immers de regel van het paritair beheer. Dit beheer versterken met een grote bestuursautonomie, via een bestuursovereenkomst, betekent een versterking van de posities van de zuilen, temeer daar ook het administratief kaderpersoneel van deze sociale parastatalen politiek gekleurd is.

Vooral het laatste gedachtenstreepje heeft een typisch socialistische inslag. Wie de bestuursovereenkomst goed uitvoert, heeft recht op een positieve maatregel, wellicht meer geldmiddelen. Waarom iemand extra-geldmiddelen toeschuiven enkel en alleen omdat hij de hem wettelijk opgelegde verplichtingen naar behoren vervult ?

Bovendien roept deze bepaling een aantal vragen op. Is het de bedoeling de wet van 16 maart 1954 op de parastatalen te wijzigen of wil men alleen de wet van 25 april 1963 op het beheer van de sociale parastatalen wijzigen ? Wil men misschien de sociale parastatalen onderbrengen in een andere categorie ?

En tenslotte rijst de vraag of artikel 47, dat de Koning machtigt de personeelsformatie van de sociale parastatalen aan te passen, de Koning de bevoegdheid niet geeft om te raken aan de taalwetgeving.

Nr. 91 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 90)

Art. 47

In het 1º van dit artikel de woorden « in de vorm van een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Regering en de instellingen, » schrappen.

Verantwoording

Een duidelijke definiëring van de taken kan ook zonder een bestuursovereenkomst. Bovendien lijkt men deze bestuursovereenkomst enkel te willen om nog bijkomende geldmiddelen in de wacht te slepen.

Bovendien bevat dit artikel in zijn geheel tegengestelde doelstellingen. Men wil komen tot meer autonomie enerzijds, maar men wil ook de verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris versterken.

Het is dan ook niet duidelijk wat de Regering eigenlijk wil.

Wil zij de sociale parastatalen onderbrengen in een andere categorie van openbare instellingen ?

Nr. 92 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 90)

Art. 47

In het 2º, punt a), van dit artikel, de woorden « de personeelsformatie » schrappen.

Verantwoording

Men machtigt hier de Koning te raken aan de personeelsformatie, wat betekent dat men het taalkader kan aanpassen.

Nr. 93 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 90)

Art. 47

In dit artikel, het 2º, b), schrappen.

Verantwoording

De V.L.D. meent dat een versterking van de rol van de beheersorganen alleen maar meer macht zal geven aan de diverse zuilen, zoals daar zijn de vakbonden en de mutualiteiten. Nu reeds blijkt in de praktijk dat de almacht van de mutualiteiten en vakbonden leidt tot ontoelaatbare praktijken waarbij instellingen, zorgenverstrekkers die niet aanleunen bij een zuil enkel en alleen om die reden niet hun rechten kunnen opeisen.

Nr. 94 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Vierde subsidiair amendement bij nr. 90)

Art. 47

Het 4º van dit artikel schrappen.

Verantwoording

Blijkbaar is de hele doelstelling van deze responsabilisering naast het meer verlenen van macht aan zuilen, het vinden van een excuus om parastatalen meer werkingsmiddelen toe te schuiven.

Waarom moet trouwens een parastatale meer inkomsten verwerven enkel en alleen omdat het zijn wettelijke plicht correct vervuld ?

Nr. 95 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Hoofdamendement)

Art. 51

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 1.

Nr. 96 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Eerste subsidiair amendement bij nr. 95)

Art. 51

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 51. ­ De opdracht aan de Koning toevertrouwd verstrijkt op 30 april 1997.

Van de besluiten die krachtens deze wet genomen worden vanaf 31 augustus 1996, brengt de Regering om de drie maand, en voor het eerst uiterlijk 31 december 1996, verslag uit bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De besluiten getroffen tijdens de afgelopen periode van drie maand houden op uitwerking te hebben zes weken na hun inwerkingtreding, tenzij ze binnen die termijn bij wet bekrachtigd worden. »

Verantwoording

Door de techniek van de volmachtenwet wordt het Parlement zijn recht ontzegd om te debatteren over de uitvoeringsbesluiten.

Als compensatie voor het ontbreken van de democratische inbreng bij het totstandkomen van de besluitvorming, is het aangewezen om althans de frekwentie waarmee de getroffen besluiten aan de verkozenen worden voorgelegd te verhogen.

Het is de enige manier om een regelmatige opvolging van de beslissingen door de wetgever te verzekeren en aldus het dreigende democratische deficit te beperken.

Nr. 97 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Tweede subsidiair amendement bij nr. 95)

Art. 51

Paragraaf 1 van dit artikel vervangen als volgt :

« § 1. De opdracht aan de Koning toevertrouwd door de Titels III tot en met IX en X, Hoofdstuk III, verstrijkt op 30 april 1997.

Over de besluiten genomen krachtens deze titels en bekendgemaakt vóór 1 oktober 1996, zal vóór 1 december 1996 bij de Kamer van volksvertegenwoordigers verslag worden uitgebracht. Deze besluiten zijn opgeheven op 1 maart 1997, indien ze vóór die datum niet door de wet zijn bekrachtigd.

Over de besluiten genomen krachtens deze titels en bekendgemaakt vanaf 1 oktober 1996 tot en met 31 maart 1997, zal vóór 1 mei 1997 bij de Kamer van volksvertegenwoordigers veslag worden uitgebracht. Deze besluiten zijn opgeheven op 1 juli 1997, indien ze vóór die datum niet door de wet zijn bekrachtigd.

Over de besluiten genomen krachtens de artikelen 6, 7 en Titel X, Hoofdstuk I en II, zal binnen de drie maanden na de bekendmaking ervan bij de Kamer van volksvertegenwoordigers verslag worden uitgebracht. Deze besluiten zijn opgeheven indien zij niet binnen de vijf maanden na de bekendmaking ervan door de wet zijn bekrachtigd. »

Verantwoording

Het ontwerp voorziet slechts in de bekrachtiging van de besluiten uiterlijk zes maanden na hun inwerkingtreding en in ieder geval ten laatste op 31 december 1997.

In de eerste plaats dient er geen rekening te worden gehouden met de inwerkingtreding maar met de datum waarop de besluiten zijn bekendgemaakt.

In de tweede plaats past het voor een goede studie en beoordeling van het geheel van de genomen maatregelen dat er door de Regering een verslag wordt ingediend bij de Kamer alvorens de bekrachtiging van de besluiten plaats vindt. Dit biedt een sluitende garantie voor een daadwerkelijke parlementaire controle.

In de derde plaats dient zulks tussentijds te gebeuren opdat er van enige daadwerkelijke opvolging sprake kan zijn.

Aldus wordt ook het uitzonderlijke karakter van de delegatie beklemtoond.

Mutatis mutandis kan voor het principe van het uitbrengen van verslag worden verwezen naar het precedent uit 1986 (Gedr. St., Kamer, nr. 128/17-85/86, blz. 379).

Voor de opsplitsing in periodes kan zelfs worden verwezen naar artikel 6 van ontwerp 608 (Gedr. St., Kamer, nr. 608/1-95/96, blz. 29).

Nr. 98 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

(Derde subsidiair amendement bij nr. 95)

Art. 51

In § 1, eerste lid, de woorden « volgend op hun inwerkingtreding » vervangen door de woorden « volgend op hun bekendmaking », en in § 1, tweede lid, de woorden « volgend op hun inwerkingtreding » vervangen door de woorden « volgend op hun bekendmaking ».

Verantwoording

Als criterium kan enkel worden aangenomen de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Een besluit treedt immers niet noodzakelijk in werking onmiddellijk nadat het is bekendgemaakt. Hiertussen kan een hele tijd verlopen en de (niet-)bekrachtiging zou slechts zeven maanden later plaatsvinden !

Mutatis mutandis kan worden verwezen naar het precedent uit 1986 (Gedr. St., Kamer, nr. 128/17-85/86, blz. 379).

Nr. 99 VAN MEVR. NELIS-VAN LIEDEKERKE EN DE HEER COENE

Art. 52

In het eerste lid van dit artikel, de woorden « of impliciet » schrappen.

Verantwoording

Door ook de bepalingen die impliciet gewijzigd worden door de volmachtenwetten, op te nemen in de coördinatie bestaat het gevaar dat men in plaats van het coördineren, eerder wijzigingen zal doorvoeren aan de bestaande teksten. De V.L.D. stelt daarom voor om zich te beperken tot de coördinatie van de teksten die expliciet door deze volmachtenwet worden gewijzigd.

Lisette NELIS-VAN LIEDEKERKE.
Luc COENE.

Nr. 100 VAN DE HEER BUELENS

Opschrift

Het opschrift vervangen als volgt :

« Wetsontwerp tot hervorming van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, in voorbereiding van de totale communautarisering van deze aangelegenheden. »

Verantwoording

De splitsing van het systeem van sociale zekerheid is een eerste vereiste om tot een grondige hervorming van dit systeem te kunnen overgaan. De sociale zekerheid is een belangrijk en wezenlijk element van een moderne samenleving. De sociale zekerheid heeft het naoorlogse Vlaanderen ongetwijfeld ook veel baat bijgebracht. Het systeem bevat dan ook heel wat waardevolle elementen die in de toekomst behouden en verdedigd moeten worden. Sociale zekerheid moet echter bekeken worden als een systeem dat binnen een solidaire gemeenschap een welvaartsoverdracht tot stand brengt tussen generaties, tussen ongewild armen en rijken, tussen alleenstaanden en gezinnen, tussen kleine en grote gezinnen, tussen gezonden en zieken, tussen actieven en ongewild inactieven. Als wij spreken over een solidaire gemeenschap, dan spreken wij al onmiddellijk over een volksgemeenschap. Solidariteit vraagt een minimum van gemeenschappelijke waarden, inzichten, gemeenschappelijke inspanningen om een samenleving overeind te houden, een gemeenschappelijke cultuur. Precies die voorwaarden zijn in België niet vervuld. De huidige sociale zekerheid is één van de grondvoorwaarden van het Belgische regime. Zij is verweven met al de spaghetti-knopen die dit land naar de ondergang zullen brengen : de vakbonden, de ziekenkassen, de noodzaak om met een socialistisch Wallonië te regeren, een extreem hoge bureaucratie, enzovoort. Deze sociale zekerheid in dit Belgisch regime is uitgegroeid tot een medeveroorzaker van een in Europa ongeëvenaarde staatsschuld. Het systeem van automatische geldoverdrachten benadeelt het solidaire Vlaanderen op een onvoorstelbare manier. De reserves die Vlaanderen broodnodig heeft om zijn eigen sociale zekerheid veilig te stellen, worden volledig afgeroomd. Een onafhankelijke Vlaamse sociale zekerheid in een onafhankelijk Vlaanderen is bijgevolg de enige oplossing.

En dat niet alleen omwille van de miljardenstroom naar Wallonië. Een onafhankelijke Vlaamse sociale zekerheid zou aan Vlaanderen de kans geven zijn eigen beleidsklemtonen in die sociale zekerheid te benadrukken. De inkomsten van de Vlamingen zouden dan kunnen gebruikt worden voor het financieren van een eigen tewerkstellings- programma, een aangepast pensioenbeleid, een eigen gezinsbeleid en daarenboven eigen klemtonen te leggen voor wat de ziekteverzekering en de gezondheidszorg betreft. In dit verband verwijzen wij naar de preventieve gezondheidszorg die de Vlamingen duidelijk nauwer aan het hart ligt dan de Walen.

Een onafhankelijke Vlaamse sociale zekerheid zou daarenboven ook een einde maken aan de huidige versnippering van bevoegdheden tussen de centrale staat en de deelstaten hieromtrent. Er mag in dit verband wel degelijk verwezen worden naar het feit dat Vlaamse topambtenaren voor de overdracht van de gezondheidszorg naar de gemeenschap pleiten en dat de wetenschappers van het Hoger Instituut van Arbeidswetenschappen te Leuven voor de volledige regionalisering van alle bevoegdheden inzake de arbeidsmarkt opkomen. Heel wat Vlaamse journalisten laten daarenboven regelmatig opmerken dat het allesbehalve logisch is dat de Vlaamse regering enerzijds een eigen tewerkstellingsbeleid mag voeren, maar anderzijds niet beschikt over de financiële hefbomen die hiervoor nodig zijn. Tewerkstelling is immers een zaak van loonkosten, van belastingsdruk en sociale zekerheidsbijdragen. Maar deze bevoegdheden liggen nog steeds bij de federale overheid.

De splitsing van de sociale zekerheid zal daarenboven ongetwijfeld een responsabilisering met zich brengen. Vlaanderen en Wallonië zullen dan immers verantwoordelijk zijn voor de inning van de inkomsten die in de sociale zekerheid moeten geïnvesteerd worden. Wie zijn eigen centen beheert, springt er voorzichtiger mee om.

Nr. 101 VAN DE HEER BUELENS

Art. 2

In dit artikel het eerste lid, alsmede het 1º vervangen als volgt :

« Deze wet beoogt, als voorbereiding op en in afwachting van de spoedige en volledige splitsing van deze aangelegenheden, de hervorming van de sociale zekerheid, en de vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels rekening houdend met de maatschappelijke veranderingen en demografische evolutie alsmede de nieuwe noden die hieruit voortspruiten, en gaat uit van volgende basisprincipes :

1º Vanuit de vaststelling dat het samenleven van het Vlaamse en het Waalse volk binnen het Belgische staatsverband niet langer wenselijk noch mogelijk wordt geacht, en dat elke gelegenheid moet worden aangegrepen om zo spoedig mogelijk tot een vreedzame boedelscheiding te komen, moet deze wet gezien worden als een eerste voorbereiding van de spoedige overheveling van de hierin behandelde materies naar de onderscheiden gemeenschappen. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 100.

Nr. 102 VAN DE HEER BUELENS

Art. 2

In dit artikel een 8º toevoegen, luidend als volgt :

« 8º een splitsing van het systeem in een sociale zekerheid voor Europese gerechtigden en een sociale zekerheid voor niet-Europese gerechtigden. »

Verantwoording

Deze splitsing beoogt de bevordering van de reïntegratie van de niet-Europese vreemdelingen in hun landen van herkomst. Een autonome financiering betekent ook dat onze bevolking niet langer zal moeten opdraaien voor het onderhoud via de sociale zekerheid, van een al te grote groep niet-actieve vreemdelingen. Bovendien wordt deze splitsing gerechtvaardigd door de vaststelling dat de niet-Europeanen een fundamenteel ander consumptiegedrag inzake de sociale zekerheid vertonen.

Nr. 103 VAN DE HEER BUELENS

Art. 3

In dit artikel tussen het woord « zekerheid » en het woord « en », de woorden « , behalve dan aan de unitaire beheersstructuur van deze stelsels, » invoegen.

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 100.

Nr. 104 VAN DE HEER BUELENS

Art. 4

Dit artikel aanvullen als volgt :

« , behalve dan aan de unitaire beheersstructuur van dit stelsel. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 100.

Nr. 105 VAN DE HEER BUELENS

Art. 12

Aan dit artikel een 6º toevoegen, luidende :

« 6º de toegang (tot) en de uitoefening van het beroep regelen voor personen die geen onderdaan zijn van één der landen (lees : lidstaten) van de Europese Unie. Hij gaat hierbij uit van de humanitaire overweging dat hier opgeleide zorgverstrekkers uit de derde wereld van kapitaal belang zijn in hun eigen land van herkomst. »

Verantwoording

Er moeten strikte voorwaarden opgesteld worden om te vermijden dat buitenlanders die geen lid zijn van de Europese Unie, louter op grond van een door een Gemeenschap gelijkwaardig verklaard diploma, toegang tot de uitoefening van de geneeskunst zouden hebben. Het mag duidelijk zijn dat die mensen, na de medische opleiding die ze hier genoten hebben, het land moeten verlaten. Niet alleen telt dit land reeds meer dan zorgverstrekkers genoeg, maar bovendien is de medische kennis van deze mensen vaak van levensbelang in hun landen van herkomst.

Nr. 106 VAN DE HEER BUELENS

Art. 21

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Zo zal er gestreefd worden naar de gelijkschakeling van de uitkeringen voor kinderen van zelfstandigen en werknemers, naar een algemene verhoging van de kinderbijslagen, en wordt uitdrukkelijk gesteld dat er niet zal geraakt worden aan de verhoogde kinderbijslagen voor invaliden en gepensioneerden. Tevens zal overgegaan worden tot de invoering van een opvoedersloon voor de thuiswerkende ouder, dat afhankelijk wordt gesteld van het aantal kinderen dat het gezin telt. Minimaal zal er naar gestreefd worden dat dit opvoedersloon samenvalt met het bestaansminimum, van zodra het gezin drie of meer kinderen telt. Tevens moet aan een van beide ouders, die een of meer kinderen onder de 3 jaar hebben, het wettelijk recht op loopbaanonderbreking worden toegekend. Deze man of vrouw zal gedurende deze periode genieten van het opvoedersloon, overeenkomstig de gezinstoestand en met behoud van de sociale zekerheid wat betreft de pensioenen. Aan dit recht op uitkering moet een recht gekoppeld worden op wedertewerkstelling of bijstand bij de herintrede op de arbeidsmarkt. Deze maatregelen gelden enkel voor hen die onze nationaliteit bezitten. »

Verantwoording

Het gezin moet beschouwd worden als de bouwsteen van de samenleving, en dit uitgangspunt zou ook als dusdanig tot uitdrukking moeten komen in de wet. Het grote gezin moet opnieuw aangemoedigd worden en de thuiswerkende ouder moet recht hebben op een opvoedersloon. Het is immers zeer moeilijk, en dikwijls gewoon onmogelijk, met één inkomen een gezin met meerdere kinderen te onderhouden.

Bovendien is uit betrouwbare enquêtes gebleken dat ongeveer 40 pct. van de vrouwen, na het beëindigen van de opvoedende taak terug wensen ingeschakeld te worden in het arbeidsproces. Hiertoe zouden wettelijke garantiemaatregelen moeten ingevoerd worden.

Door BUELENS.

Nr. 107 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 2

In het 4º, tussen de woorden « van alle takken van de » en de woorden « sociale zekerheid », het woord « federale » invoegen.

Verantwoording

In het gehele wetsontwerp vinden we deze precisering nergens terug. Het is goed die politieke keuze ondubbelzinnig te bevestigen.

Nr. 108 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 6

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. De woorden « in vergelijking met een vast te stellen referentietewerkstelling » vervangen door de woorden « en bij een netto verhoging van het totale tewerkstellingsvolume in equivalenten van voltijdse betrekkingen »;

B. Het artikel aanvullen als volgt :

« onder voorbehoud dat het totale tewerkstellingsvolume niet werd verminderd tijdens de twaalf maanden die aan die verhoging voorafgaan. »

Verantwoording

Het is abnormaal dat aan ondernemingen een verlaging van de werkgeversbijdragen wordt toegekend, zonder dat ze werkelijk bijkomende inspanningen voor de werkgelegenheid hebben geleverd. Bovendien moet worden voorkomen dat personeelsrotaties worden uitgevoerd om aanspraak te kunnen maken op die regelingen.

Nr. 109 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 8

De bij § 1 van dit artikel voorgestelde § 2 doen vervallen.

Verantwoording

Door het trucje dat hier wordt uitgehaald, kan de toekomstige rijkstoelage aan de financiering van de sociale zekerheid moeilijk worden berekend.

Nr. 110 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 11

Het artikel aanvullen met een 4º, luidende :

« 4º het bedrag van het remgeld te verlagen en het weer op het niveau te brengen dat het vóór de goedkeuring van voornoemde wet had bereikt. »

Verantwoording

De instelling van de fiscale en sociale franchise was nodig doordat die verhoging werd toegestaan in ruil voor de accreditering. Daardoor werd de toegang tot de zorgverstrekking voor bepaalde personeelscategorieën bemoeilijkt en werd het voor de gezinnen heel wat ingewikkelder om hun budget voor gezondheidszorg te beheren.

Nr. 111 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 15

Dit artikel aanvullen met het volgende lid :

« Die maatregelen mogen evenwel niet leiden tot een verlaging van de huidige rechten. »

Verantwoording

We kunnen niet aanvaarden dat de toepassing van de Europese richtlijn aanleiding zou geven tot een aftopping van de meest gunstige regeling.

Nr. 112 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 17

Dit artikel aanvullen met het volgende lid :

« Die doelstelling mag evenwel niet leiden tot een verlaging van de huidige rechten. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 111.

Nr. 113 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 21

Dit artikel aanvullen als volgt :

« In de goedgekeurde bepalingen moeten de doelstellingen inzake individualisering en universalisering van de sociale rechten evenwel concreet gestalte krijgen. »

Verantwoording

Als het de bedoeling is om van gezinsbijslag een recht van het kind te maken, dan moet dit principe in acht worden genomen bij de hervorming.

Nr. 114 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 28

Dit artikel aanvullen als volgt :

« noch de inning van de belastingontvangsten in de weg te staan ».

Verantwoording

Een uitbreiding van de aanvullende pensioenen zal er wellicht toe leiden dat ter zake een beroep wordt gedaan op fiscale stimuli, waardoor de Staat de hem nochtans noodzakelijke ontvangsten moet derven.

Nr. 115 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 33

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Zo wordt de verplichte inschrijving van de werklozen afgeschaft en wordt voorzien in een gewaarborgd minimumloon en een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Voorts wordt de aan de rechthebbenden toegekende fiscale aftrekbaarheid opgeheven. »

Verantwoording

Een uitbreiding van de vigerende regeling van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen behoort te worden voorkomen. Ingevolge die uitbreiding dreigen de rechthebbenden in een nog grotere bestaansonzekerheid te verzeilen en loopt onze samenleving het risico nog meer gedualiseerd te raken.

Nr. 116 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 36

Dit artikel aanvullen met een tweede lid, luidende :

« De Koning neemt onverwijld de besluiten die zijn vereist voor de tenuitvoerlegging van de wet van 23 juni 1976 tot invoering van een vakantiegeld voor bepaalde groepen van personen (personen die recht hebben op tegemoetkomingen aan mindervaliden, op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, op uitkeringen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering en op het bestaansminimum). »

Verantwoording

Die wet werd 20 jaar geleden goedgekeurd, maar kreeg nooit uitvoering. Heel wat categorieën van echt minvermogenden zouden dankzij de voordelen van die wet het hoofd boven water kunnen houden.

Nr. 117 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 49

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De Regering krijgt op grond van een dergelijke bepaling veel te veel armslag.

Nr. 118 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 50

Dit artikel aanvullen als volgt :

« Die termijnen mogen evenwel niet korter zijn dan één maand. »

Verantwoording

Een te forse inkrimping van de termijnen zou de betrokken instantie haar adviserende bevoegdheid ontzeggen.

Nr. 119 VAN DE DAMES DARDENNE EN DUA

Art. 15

Het 1º van dit artikel aan te vullen als volgt :

« en gelijktijdig met de invoering van maatregelen om bij de berekeningswijze de vormen van ongelijkheid bij te sturen die blijven bestaan bij de beloning, de arbeidsvoorwaarden en de duur van de loopbaan. »

Verantwoording

Het valt moeilijk de gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen bij de berekeningswijze van de pensioenen te aanvaarden als men niet tenminste gelijktijdig ten strijde trekt tegen de andere vormen van ongelijke behandeling, waarvan het bestaan overigens een positieve discriminatie via de berekening in 40en kon verantwoorden die de vrouwen genoten. Het zou voor ons geruststellend klinken wanneer de Regering die bedoeling uitdrukkelijk in de tekst doet opnemen.

Vera DUA.
Martine DARDENNE.

Nr. 120 VAN DE HEER HAZETTE C.S.

Artikel 1

In dit artikel de woorden « in artikel 78 » vervangen door de woorden « in de artikelen 77 en 78 ».

Verantwoording

Zoals de Raad van State in zijn voorafgaand advies heeft opgemerkt, kan de Koning met de buitengewoon ruime bevoegdheden die het ontwerp hem opdraagt, maatregelen treffen die betrekking hebben op de aangelegenheden vermeld in artikel 77 van de Grondwet.

Het is natuurlijk zo dat de Regering als reactie op dit advies bevestigt dat de Koning alleen gemachtigd wordt besluiten vast te stellen die uitsluitend betrekking hebben op de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en op die manier de aan de Koning verleende machtiging beperkt. Met deze formele belofte kunnen wij echter geen genoegen nemen omdat ze in de praktijk geen enkele waarborg biedt. Immers, over de vraag welke aangelegenheden onder de toepassing vallen van de artikelen 77 of 78 van de Grondwet bestaat er thans nog geen vaste jurisprudentie. Zowel in de Kamer als in de Senaat komt het op gezette tijden tot discussies over het volledig of optioneel bicamerisme van bepalingen waarover die assemblées zich moeten uitspreken.

Ofschoon de federale wetgevende assemblées in dezen nog niet tot een coherent standpunt zijn gekomen en het overlegcomité er nog niet in geslaagd is dit probleem op te lossen, toch is het ondenkbaar de Regering te belasten met de taak te bepalen wat al dan niet valt onder artikel 77 en 78 van de Grondwet.

Op één uitzondering na heeft de Regering steeds geweigerd zich neer te leggen bij het advies van de Raad van State op dit punt. Daar komt nog bij dat de Regering geen enkele gelegenheid heeft laten voorbijgaan om zichzelf tegen te spreken met zijn eigen juridische redeneringen.

Het is dus uiterst gevaarlijk de Regering ermee te belasten uit te maken welke aangelegenheden al dan niet onder artikel 77 of 78 van de Grondwet vallen omdat aldus een jurisprudentie kan ontstaan die de Wetgevende Kamers voor de toekomst bindt.

De artikelen van dit ontwerp zijn zo ruim en onnauwkeurig opgevat dat elk artikel a priori een aangelegenheid kan regelen die valt onder de artikelen 77 of 78 van de Grondwet.

Voor deze wet moet men dus de enig mogelijke wetgevende procedure van artikel 77 van de Grondwet toepassen, te weten het klassiek integraal bicamerisme. De Raad van State zegt hierover : « Er kan immers niet worden aangenomen dat de Koning een aangelegenheid kan regelen die tot de gezamenlijke bevoegdheid van de Wetgevende Kamers behoort, als de Senaat Hem daartoe niet vooraf, samen met de Kamer, heeft gemachtigd.

Vanuit een grondwettelijk oogpunt volstaat het niet dat de besluiten achteraf door de Kamer en de Senaat worden bekrachtigd. Zelfs in geval van twijfel is het aangewezen het voorliggend ontwerp te beschouwen als betrekking hebbend op een of meer van de in artikel 77 van de Grondwet vermelde aangelegenheden (...). Daarom wordt voorgesteld dit ontwerp door beide Wetgevende Kamers te laten aannemen. »

De bekrachtigingswetten volgen daarentegen de wetgevende procedure die geldt voor de aangelegenheden behandeld in de bijzondere-machtenbesluiten : ofwel artikel 77, ofwel 78 van de Grondwet.

Nr. 121 VAN DE HEER HAZETTE C.S.

Art. 2

In het 1º, de woorden « dat sociale verzekering verenigt met solidariteit tussen personen » vervangen door de woorden « dat in een uitsluitend federaal verband sociale verzekering verenigt met solidariteit tussen personen ».

Verantwoording

Ook al vereisen wijzigingen van de bevoegdheden ter zake bijzondere wetten, toch behoort de verbondenheid met ons federaal sociale-zekerheidsstelsel symbolisch te worden herbevestigd, te meer daar sommigen precies dat principe onderuit willen halen.

Nr. 122 VAN DE HEER HAZETTE C.S.

Art. 2

In het 2º, de woorden « het verzekeren van een duurzaam financieel evenwicht van de sociale zekerheid », vervangen door de woorden « het verzekeren van een duurzaam financieel evenwicht in elk van de stelsels van de sociale zekerheid ».

Verantwoording

De leefbaarheid van het sociale-zekerheidsstelsel voor de werknemers moet worden gewaarborgd, maar dat geldt eveneens voor het stelsel voor de zelfstandigen en voordat voor de ambtenaren.

Pierre HAZETTE.
Alain DESTEXHE.
Michel FORET.