4-74/2

4-74/2

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

23 JANUARI 2008


Voorstel van resolutie strekkende tot een betere aanpak, op het vlak van de volksgezondheid, van de risico's verbonden aan overgewicht en zwaarlijvigheid


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt J toevoegen, luidende :

« J. overwegende dat obesitas op drie niveaus moet aangepakt worden : gezondheidspromotie, screening en behandeling van beginnende obesitas op de eerste lijn en curatieve zorg; »

Verantwoording

Het is nodig om de strijd tegen obesitas op drie niveaus te voeren. Het belangrijkste niveau is het proactieve beleid : mensen moeten hun voedingsgewoonten verbeteren en meer bewegen. Aan jongeren moet van jongs af aan geleerd worden wat gezonde voeding is, dat gezond eten ook lekker is. Jongeren moeten veel kunnen bewegen en leren best ook enkele sporten. De voedingsproducenten moeten er door de overheid toe aangezet worden, desnoods zelfs verplicht, om gezondere voeding op de markt te brengen. Er moet een streng verbod komen op misleidende reclame (zoals « 0 % vet », « 0 % cholesterol », « 0 % suiker » ...).

In de preventieve gezondheidszorg moeten we zorgen voor een goede, betaalbare, multidisciplinaire screening en begeleiding voor personen met beginnende obesitas. De huisarts is de ideale toegangspoort. Verder zijn betrokken : diėtisten, verpleegkundigen, medische schoolbegeleiding, bedrijfsartsen. Bovendien moeten de zorgpaden voor obesitas verder uitgewerkt worden. Door de huisartsenkringen, samenwerkingsverbanden eerstelijnszorg en lokale besturen in te schakelen kan per regio het probleem van overgewicht in kaart gebracht en de bevolking gesensibiliseerd worden.

Het minder duur maken van de raadpleging van diėtisten is een centraal punt in deze preventieve aanpak.

De curatieve aanpak is (spijtig genoeg) de meest bekende : operatieve ingrepen, medicatie ... Zij zouden meer dan nu een uitzondering en laatste redmiddel moeten worden voor die gevallen waar het proactief en preventief beleid faalde. Momenteel is er een sterke tendens om sterk op de curatieve aanpak te focussen, zie onder meer de discussie over de terugbetaling van maagringen, de aandacht in de media voor de nieuwe maagpacemakers, de promotie door de farmabedrijven. De financiėle belangen van de producenten van farmaceutische producten en medische materialen versterken deze trend.

Nr. 2 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt K toevoegen, luidende :

« K. overwegende dat er een tendens is in de samenleving, ten dele onder invloed van de producenten van curatieve middelen, om de curatieve aanpak te overbenadrukken ten nadele van gezonde leefgewoonten en het preventief handelen; »

Verantwoording

Idem verantwoording amendement 1.

Nr. 3 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt L toevoegen, luidende :

« L. overwegende dat er een groot gebruik van voorgeschreven medicatie wordt vastgesteld met een gebrekkige wetenschappelijke ondersteuning en een tekort aan begeleiding van de patiėnt; »

Verantwoording

Het recente rapport van het KCE wijst op een bijzonder groot gebruik van voorgeschreven medicatie (type Reductil, Orlistat enz.) met een gebrekkige wetenschappelijke ondersteuning en met een beperkte begeleiding van de obese patiėnt. Dit veroorzaakt een grote kost voor de maatschappij en de persoon zelf met meestal een pover en kortdurend medisch effect.

Nr. 4 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Voor punt 1 een punt invoegen, luidende :

« 1. samen met de Gemeenschappen maatregelen te treffen om de mensen, en jongeren in het bijzonder, hun voedingsgewoonten te laten verbeteren en hen meer te laten bewegen; »

Verantwoording

Idem verantwoording amendement 3.

Nr. 5 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Na het nieuwe punt 1 een punt 2 invoegen, luidende :

« 2. maatregelen te nemen voor een goede, betaalbare en multidisciplinaire screening en begeleiding voor personen met beginnende obesitas; »

Verantwoording

Idem verantwoording amendement 3.

Nr. 6 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Na het nieuwe punt 2 een punt 3 invoegen, luidende :

« 3. de raadpleging van diėtisten in het kader van de strijd tegen obesitas beter betaalbaar te maken; »

Verantwoording

Idem verantwoording amendement 3.

Nr. 7 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt 8 toevoegen, luidende :

« 8. De multidisciplinaire zorgpaden obesitas in de eerste en tweede lijn verder te ontwikkelen om de kennis te verbeteren, zwaarlijvigheid actief op te sporen, de patiėnt ambulant behandeling en opvolging te bieden, waardoor de zorgverstrekkers beter hun signaal- en doorverwijsfunctie kunnen waarmaken en waar de patiėnt ondersteuning krijgt van gespecialiseerde centra; »

Verantwoording

Het ligt voor de hand dat men verwijst naar de reeds bestaande en gefinancierde zorgpaden. Zie bijvoorbeeld het klinisch pad « Gewicht in evenwicht » van ZNA in Antwerpen of het eerstelijnszorgpad in Midden-West-Vlaanderen. Een gelijkaardige aanpak bestaat in het buitenland, bijvoorbeeld het programma voor de aanpak van jeugdobesitas EPODE (Ensemble, prévenons l'obésité des enfants) in Frankrijk.

Richtlijnen in de behandeling dienen niet op basis van een medische discipline gesteld te worden maar multidisciplinair zodat een patiėnt in het zorgpad de meest aangewezen therapie kan bekomen overeenkomstig zijn pathologie (in al zijn facetten, nl levenskwaliteit, co-morbiditeit, compliance, efficiėntie van therapiekeuze ...).

Nr. 8 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt 9 toevoegen, luidende :

« 9. een wetenschappelijk onderbouwde uitbreiding van de terugbetaling van bariatrische chirurgie door te voeren voor specifieke pathologieėn, zoals chronische hoge bloeddruk, rekening houdend met de beleidsadviezen in het rapport van het KCE van juni 2006; »

Verantwoording

Het aantal bariatrische ingrepen is de laatste tien jaar spectaculair toegenomen. We evolueerden in Belgiė van 3 137 ingrepen in 1997 naar 8 883 in 2006 (of een stijging van 183 %), met een piek in 2004 (9 477 ingrepen). In de periode 2001-2005 werden de ingrepen met de nomenclatuurcodes 241544 (restrictieve maagoperatie) en 241463 (gastric bypass) in Vlaanderen bij 80/10 000 aangeslotenen uitgevoerd, terwijl het in Brussel en Walloniė ging om resp. 29 en 36 ingrepen per 10 000 aangeslotenen. Nochtans wonen er in Walloniė verhoudingsgewijze meer obese personen. Opvallend is de hoge frequentie in West-Vlaanderen : van de 7 arrondissementen op 43 met meer dan 95 ingrepen per 10 000 aangeslotenen zijn er 4 in deze provincie gesitueerd, namelijk Brugge, Diksmuide, Kortrijk en Roeselare (gegevensbron : studiedienst Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten).

Men moet uiterst voorzichtig handelen ten aanzien van deze sterke toename met alle nadelige gevolgen ervan. Het KCE-rapport verwijst naar studies die spreken over een hoog percentage van heringrepen (bij gastric bypasses tot 20 % na 1 jaar), over een relatief hoge mortaliteitsratio bij gastric bypasses (tot 4,6 % na 1 jaar) en over voedingstekorten op langere termijn na diezelfde ingrepen (tot 24 %). Een patiėntenenquźte van 2007 door het ziekenfonds Bond-Moyson West-Vlaanderen toont de mislukkingen en dagdagelijkse ongemakken die gepaard gaan met bariatrische chirurgie : 36,1 % van onze respondenten klaagt over overgeven, 20,9 % over vervelende winderigheid, 10,2 % over diarree en een even groot percentage over constipatie. 66,2 % zegt dat zij nu grote hoeveelheden voedsel mijden, 40,3 % vermijdt bepaald voedsel omwille van spijsverteringsmoeilijkheden en 34,6 % eet regelmatiger. Slechts 4 % volgt nog een vermageringsdieet, maar 45 % neemt wel extra vitaminen en 9 % extra mineralen. 7 % meent dat zijn algemene gezondheidstoestand na de ingreep echt verslechterd is en 4 % zegt hetzelfde van zijn/haar sociaal leven. Slechts 2 personen op 1 767 zijn na de ingreep in een hogere BMI-categorie terechtgekomen dan voordien, maar 50 (3 %) zijn wel in dezelfde categorie blijven zitten. In 2003 waren dat resp. 1 en 4 (5 %) patiėnten op 78. Achter deze cijfers gaan echte menselijke drama's schuil.

Daarom moet de regering gevraagd worden om werk te maken van een wetenschappelijk onderbouwde, gerichte uitbreiding op basis van de aanbevelingen van het KCE. Het KCE adviseert de terugbetaling van bariatrische chirurgie te beperken tot patiėnten met een BMI >= 40 of een BMI >= aan 35 samen met gedocumenteerde, ernstige co-morbiditeiten. De beslissing moet multidisciplinair genomen worden. Obesitaschirurgie bij patiėnten onder 18 jaar mag enkel in uitzonderlijke situaties worden uitgevoerd door ervaren teams (programmatie van maximum twee ziekenhuizen in Belgiė).

Nr. 9 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt 10 toevoegen, luidende :

« 10. bijzondere aandacht besteden aan het naleven van de bijkomende reglementaire vergoedingsvoorwaarden voor een bariatrische ingreep en aan de nazorg inzake voeding en leefgewoonten na een bariatrische ingreep om de positieve gevolgen voor de gezondheid te bestendigen; »

Verantwoording

Uit de studie van Bond Moyson West-Vlaanderen blijkt dat slechts een heel beperkt aantal operaties van 2004-2005 zou beantwoorden aan de daarna ingevoerde bijkomende reglementaire vergoedingsvoorwaarden dat vóór de ingreep gedurende 1 jaar een dieetbehandeling zonder blijvend succes moet gevolgd zijn en dat de beslissing om over te gaan tot een operatie moet genomen worden door een multidisciplinair team, waarvan naast de chirurg ook een endocrinoloog en een psychiater of psycholoog deel uitmaken. Er valt dus op dat vlak nog heel wat werk te verrichten. Het is essentieel dat deze voorwaarden optimaal nageleefd worden.

Zonder intensieve, volgehouden nazorg is het effect van een bariatrische ingreep in veel gevallen onvoldoende positief. Heel wat patiėnten veronderstellen dat zij na de ingreep « verlost » zullen zijn van diėten en terug « alles kunnen eten ». Men weet echter vanuit onderzoek dat een aanzienlijk aantal personen opnieuw in gewicht toeneemt vanaf twee jaar na de ingreep. Een regelmatige begeleiding door endocrinoloog, voedingsdeskundige en psycholoog op lange termijn is dus absoluut noodzakelijk. De impact op het leven van een maagoperatie wordt in ernstige mate onderschat. Buiten de evidente (maar niet verwaarloosbare) medische complicaties, blijven er heel wat vragen omtrent de emotionele, psychologische gevolgen op lange termijn. Hiernaar is er nog maar weinig onderzoek verricht.

Nr. 10 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt 11 toevoegen, luidende :

« 11. de kostprijs voor de patiėnt van de vergoedbare bariatrische ingrepen te verlagen, de tarieven voor het gebruiksmateriaal en de implantaten op een meer realistisch niveau te brengen en de erelonen te laten afhangen van de moeilijkheidsgraad van de operatie; »

Verantwoording

Tot 1 oktober 2007 bestond er geen specifieke nomenclatuur voor de obesitaschirurgie. In de praktijk werd obesitaschirurgie geattesteerd via codes voor prestaties die oorspronkelijk voorzien waren voor andere pathologieėn, maar die ook voor de behandeling van obesitas toegepast konden worden. De gebruikte nomenclatuurcodes maakten bovendien onvoldoende onderscheid tussen de verschillende chirurgische technieken. De nieuwe nomenclatuur voor obesitaschirgie die op 1 oktober werd ingevoerd, onderscheidt obesitaschirurgie nu duidelijk van dezelfde ingrepen die uitgevoerd worden omwille van een andere pathologie. Alle vormen van gastric bypass voor de behandeling van obesitas blijven echter onder dezelfde code.

Jammer genoeg houdt deze verandering enkel voor de maagband een daling van de patiėntenkosten in en werden geen prijsafspraken gemaakt met de leveranciers van de gebruikte materialen. Zo is het ZIV-tarief dat sinds 1 oktober 2007 geldt voor de maagband (€ 1 848,29, persoonlijk aandeel van de patiėnt inbegrepen), ongeveer gelijk aan de kostprijs van de duurste variant van dit produkt, terwijl er volgens het KCE in Frankrijk zelfs maagbanden gebruikt worden die slechts ca. € 900,00 kosten. Het nieuwe tarief voor de materialen die gebruikt worden bij maaginsnoering (€ 1 848,29) zouden volgens een studie van het West-Vlaamse ziekenfonds Bond Moyson eveneens de werkelijke kosten (ca. € 1 200) overstijgen. Behalve de maagband, zijn de nog vergoedbare bariatrische ingrepen duurder geworden voor de patiėnt (tot ca. + € 700,00 voor de maagverkleining). Ondertussen betaalt de verplichte ziekteverzekering wel fors meer terug voor gebruiksmaterialen en implantaten, niet alleen bij de maagband, maar ook bij de maaginsnoering en de maagverkleining (ongeveer + € 777,00). Hier zijn zeker nog besparingen te realiseren.

Bij de restrictieve maagoperaties wordt nu wel onderscheid gemaakt tussen de maagband en de maaginsnoering, maar de maaginsnoering kreeg dezelfde code als de maagverkleining. Voor deze drie verschillende procedures geldt hetzelfde honorarium. Alle vormen van gastric bypass voor de behandeling van obesitas blijven onder dezelfde code en hebben dus hetzelfde tarief. Door deze wijziging worden de verschillen in totale ZIV-kosten tussen de bariatrische chirurgische technieken sterk gereduceerd. De vraag van het KCE om de erelonen te laten afhangen van de moeilijkheidsgraad en de operatietijd werd genegeerd.

Nr. 11 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt 12 toevoegen, luidende :

« 12. de uitvoering van bariatrische ingrepen voor te behouden voor gespecialiseerde centra die een minimum aantal operaties per jaar uitvoeren; »

Verantwoording

Uit de studie van het West-Vlaamse ziekenfonds Bond Moyson blijkt dat in enkele ziekenhuizen in de regio het aantal ingrepen in de periode 2004-2005 zeer beperkt bleef, ook als men rekening houdt met het marktaandeel van Bond Moyson (17 % van de West-Vlaamse bevolking). Volgens de KCE-studie is er voor de meeste bariatrische interventies een uitgesproken leercurve vast te stellen, met een opmerkelijke lagere mortaliteit en morbiditeit vanaf 100 uitgevoerde operaties. Vandaar dat het KCE het beoefenen van obesitaschirurgie beperkt wilt zien tot « centres of excellence » met een minimum activiteitsgraad.

Nr. 12 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt 13 toevoegen, luidende :

« 13. De gehanteerde methodes inzake behandeling via een multidisciplinaire aanpak in de residentiėle centra en van pilootprojecten in de ambulante zorg onderwerp te maken van een wetenschappelijke evaluatie volgens de beleidsadviezen van het KCE om kennis te verwerven en op basis daarvan een beslissing te nemen over een mogelijke uitbouw in de rest van Belgiė; »

Verantwoording

Het KCE beveelt aan dat de effectiviteit op lange termijn van residentiėle zorg voor zwaar obese kinderen onderzocht wordt via een prospectieve studie in de 3 centra. Ondertussen zouden de RIZIV conventies voor residentiėle zorg een verplichting moeten voorzien om een gestandaardiseerd jaarlijks rapport op te stellen. De inhoud ervan zou moeten worden vastgesteld door de centra zelf samen met experten op het vlak van obesitas. Een paar pilootcentra die voorzien in ambulante zorg voor zwaar obese kinderen zouden moeten worden geselecteerd en gefinancierd via een conventie, met de verplichting dat zij deel uitmaken van een onderzoeksprotocol teneinde hun effectiviteit op lange termijn te evalueren.

Deze studies dienen volgens het KCE te gebeuren onder de verantwoordelijkheid van een wetenschappelijk team met doorgedreven epidemiologische expertise. De financiering dient binnen de vijf jaar te worden geherevalueerd op basis van de resultaten van de studies.

Nr. 13 VAN DE DAMES VANLERBERGHE EN TEMMERMAN

Een punt 14 toevoegen, luidende :

« 14. werk te maken van wetenschappelijke ondersteuning en patiėntbegeleiding van de medicamenteuze behandeling van overgewicht; »

Verantwoording

Het recente rapport van het KCE wijst op een bijzonder groot gebruik van voorgeschreven medicatie met een gebrekkige wetenschappelijke ondersteuning. Wat eveneens ontbreekt is de multidisciplinaire begeleiding van de medicamenteuze behandeling van overgewicht.

Myriam VANLERBERGHE
Marleen TEMMERMAN.

Nr. 14 VAN DE HEER BROTCHI

Een punt J toevoegen, luidende :

« J. Overwegende dat de minst gegoeden statistisch gezien het vaakst worden getroffen door overgewicht en zwaarlijvigheid; »

Nr. 15 VAN DE HEER BROTCHI

Punt 1 vervangen als volgt :

« 1. - een werkgroep samen te stellen met vertegenwoordigers van het RIZIV en verschillende actoren op het vlak van de volksgezondheid die rechtstreeks of onrechtstreeks bevoegd zijn voor zwaarlijvigheid, met inbegrip van diėtisten, psychologen en psychotherapeuten, die de opdracht krijgt de criteria vast te leggen voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij volwassenen, waarbij ten minste met de volgende elementen rekening dient te worden gehouden : de body mass index, het geslacht, de leeftijd, de etnische afkomst, de vetverdeling in het lichaam en de comorbiditeit. De werkgroep wordt eveneens belast met het vastleggen van de criteria voor zwaarlijvigheid en overgewicht bij kinderen jonger dan 16 jaar, waarbij ten minste met de volgende elementen rekening dient te worden gehouden : de body mass index, het geslacht, de leeftijd, de lengte van het kind, de etnische afkomst en de vetverdeling in het lichaam; »

Verantwoording

Het gebruik van de BMI om vast te stellen of een volwassene obees is, is echter niet in alle gevallen afdoende. Een zelfde BMI vertegenwoordigt immers niet bij iedere persoon dezelfde vetmassa. De BMI zal bijvoorbeeld een grotere vetmassa aangeven bij mensen die meer spieren hebben (zoals bodybuilders) en een kleinere vetmassa bij mensen met weinig spiermassa, zoals ouderen. Ook houdt de BMI geen rekening met factoren als geslacht, leeftijd of etnische afkomst.

Naast de hoeveelheid vet, is ook de verdeling van het vet in het lichaam een belangrijke factor om vast te stellen wat de morbiditeits- en mortaliteitsrisico's bij een patiėnt zijn. Sommige patiėnten hebben ondanks een normale BMI een ophoping van vet in de buik, zodat hun hart en bloedvaten toch aan een groter risico zijn blootgesteld.

Naast een classificatie van overgewicht op basis van de BMI en de verdeling van het vet in het lichaam, moeten zeker ook de andere factoren van cardiovasculaire risico's worden geėvalueerd.

Overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen geven, in tegenstelling tot bij volwassenen, niet onvermijdelijk een hoger risico op comorbiditeit en mortaliteit. Daar zijn drie redenen voor. Om te beginnen ligt de morbiditeit van overgewicht bij kinderen lager. Daarnaast worden de morbiditeit en de mortaliteit door zwaarlijvigheid bij kinderen pas op langere termijn — op volwassen leeftijd — duidelijk en worden dan problemen van volwassenen. Ten slotte bestaat er momenteel geen significante drempel voor morbiditeit bij kinderen. Bovendien evolueert de vetmassa beduidend tijdens de groei. Tot slot kan overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen niet worden beoordeeld met een BMI die geen rekening houdt met factoren als geslacht, leeftijd of etnische afkomst.

De norm aan de hand waarvan overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen wordt vastgesteld, ligt hoger als men rekening houdt met het gemiddelde gewicht. Dat verschil valt te verklaren door het feit dat de curven gebaseerd zijn op een bepaalde populatie. Aangezien de bevolking steeds dikker wordt, worden ook de curven verhoogd. De groeicurven van jonge Vlamingen en jonge Franstaligen zijn dan ook niet dezelfde : Vlaamse kinderen moeten tegenwoordig zwaarder wegen dan Franstalige kinderen willen ze toegang krijgen tot gespecialiseerde centra als het Zeepreventorium in De Haan.

De indiener vindt het noodzakelijk de criteria voor zwaarlijvigheid bij volwassenen en overgewicht bij kinderen jonger dan 16 jaar te homogeniseren en een deskundigenwerkgroep een definitie van zwaarlijvigheid en overgewicht te laten opstellen. Een algemeen beleid voor de bestrijding van overgewicht en zwaarlijvigheid vergt een definitie van deze ziekte die strookt met het standpunt van de WHO.

Zodra de definitie bestaat moet een gemeenschappelijk en multidisciplinair beleid voor de bestrijding van overgewicht bij zowel volwassenen als kinderen worden uitgestippeld.

Nr. 16 VAN DE HEER BROTCHI

Punt 3 aanvullen als volgt :

« en te overwegen dat het RIZIV de raadplegingen terugbetaalt die plaatsvinden in het kader van de curatieve interdisciplinaire aanpak van problemen als overgewicht bij kinderen en zwaarlijvigheid bij volwassenen, met inbegrip van de gewichtsstabilisatie; »

Verantwoording

De medische kosten die gemaakt worden met betrekking tot de pathologieėn die verband houden met zwaarlijvigheid (diabetes, hoge bloeddruk, vaatziekten, ...) lopen in Belgiė op tot 600 miljoen euro, wat 6 % vertegenwoordigt van het RIZIV-budget.

In 1997 gaf het RIZIV 38 miljoen euro uit aan cholesterolverlagende geneesmiddelen. In 2001 waren die uitgaven gestegen tot 143,4 miljoen euro, wat een stijging van 551 % betekent. In 2003 zijn die uitgaven nogmaals gestegen en bedroegen ze 167 488 312 euro.

Zwaarlijvigheid wordt bovendien vaak beschouwd als de rechtstreekse oorzaak van het toenemend aantal werkonderbrekingen en invaliditeitsverklaringen en van een verminderde levenskwaliteit. In Belgiė stelt men vast dat het absenteļsme en de arbeidsongevallen in verhouding staan tot de BMI : bij werknemers die een BMI hoger dan 40 hebben, zijn er 54 % meer ongevallen dan bij werknemers die een normale BMI hebben. Het absenteļsme ligt 58 % hoger.

Specialisten hebben het belang aangetoond van een multidisciplinaire aanpak (voeding, psychologie, sport) van obesitas.

Momenteel worden psychologen en psychotherapeuten echter niet terugbetaald door het RIZIV.

Voor de voedingsbegeleiding geldt hetzelfde : alleen patiėnten met diabetes krijgen (slechts twee keer per jaar) een diėtistenraadpleging terugbetaald. Bovendien bestaan er geen officiėle tarieven en kunnen diėtisten hun tarieven dus vrij bepalen.

Gewichtsbehoud is nog moeilijker te bereiken dan gewichtsverlies : 95 % van de zwaarlijvige personen en van de kinderen met overgewicht worden immers opnieuw zwaarder nadat ze een goed gedocumenteerd dieet op lange termijn hebben gevolgd. Medische begeleiding tijdens de stabiliseringsfase kan het « jojo-effect » van het diėten beperken. Het is dus belangrijk de begeleiding voort te zetten, ook als de patiėnten geen overgewicht of zwaarlijvigheid meer vertonen, om gewichtsverlies op lange termijn te garanderen.

Bovendien tonen recente studies aan dat de minst gegoeden statistisch gezien vaker met obesitas worden geconfronteerd.

Volgens de indiener moet de terugbetaling van een diėtist worden overwogen en moet een jaarlijks budget voor psychologische begeleiding worden vrijgemaakt. Ook een formule voor financiėle hulp om minder gegoeden te helpen sport te beoefenen (via sportcheques of andere) moet worden aangemoedigd.

Deze mogelijkheid tot terugbetaling beantwoordt ook aan de opmerkingen die worden geformuleerd in het Nationaal Voedings- en gezondheidsplan voor Belgiė en volgens welke « het tijd is om obese personen individueel te laten begeleiden door professionele actoren en (para)-medici. Hierbij dient te worden onderzocht hoe ten overstaan van obese personen de drempel ten aanzien van begeleiding door diėtisten en toegang tot specifieke dieet- en andere programma's (psychologische ondersteuning, dieetproducten, medische ingrepen, ...) met het oog op een deskundige en efficiėnte aanpak verlaagd kan worden. » (1)

Jacques BROTCHI.

Nr. 17 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

(Subamendement op amendement 15 van de heer Brotchi)

Na de woorden « met inbegrip van diėtisten, psychologen en psychotherapeuten », de woorden « alsook de desbetreffende patiėntenverenigingen » toevoegen.

Nr. 18 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

(Subamendement op amendement 16 van de heer Brotchi)

Punt 3 aanvullen als volgt :

« — De uitbouw van een netwerk van multidisciplinaire teams van zorgverleners om de kennis te verbeteren, zwaarlijvigheid actief op te sporen, de patiėnt ambulant te behandeling en opvolging te bieden, waardoor de zorgverstrekkers beter hun signaal- en doorverwijsfunctie kunnen waarmaken en waar de patiėnt ondersteuning krijgt van gespecialiseerde centra;

— Een monitoringsysteem uit te werken waarin gegevens en resultaten van behandeling van obese mensen worden opgenomen en waarbij de gegevens toegankelijk worden gesteld voor het multidisciplinair team teneinde een betere kennis omtrent multidisciplinaire behandeling te verkrijgen;

— Criteria uit te stippelen die de terugbetaling van consultaties bij erkende diėtisten regelen voor kinderen bij overgewicht en voor volwassenen ingeval van obesitas;

— De terugbetaling van de bariatrische chirurgie uit breiden. Bepalen van de terugbetalingsvoorwaarden alsook voorzien in een tussenkomst voor het hierbij gebruikte materieel; »

Nr. 19 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Punt 4 aanvullen als volgt :

« — Afspraken maken met de voedingsindustrie over verantwoorde productreclame en in het bijzonder over een voor de consument begrijpelijke voorlichting over de nutritionele eigenschappen van producten;

— Een striktere reglementering uitwerken waaraan vermageringsmiddelen die vrij te koop zijn in de handel, alsook de reclame daaromtrent dienen te voldoen; »

Nr. 20 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Een punt 8 toevoegen, luidende :

« 8. In de conventie Zeepreventorium De Haan-RIZIV middelen voorzien voor wetenschappelijke evaluatie van gehanteerde methodes inzake behandeling via een multidisciplinaire aanpak om kennis te verwerven en nieuwe centra uit te bouwen in de rest van Belgiė; »

Nr. 21 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Een punt 9 toevoegen, luidende :

« 9. Het Zeepreventorium De Haan en andere gespecialiseerde centra die mensen met obesitas behandelen verplichten om jaarlijks een gestandaardiseerd rapport op te stellen en op te nemen in het monitoringsysteem; »

Nr. 22 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Een punt 10 toevoegen, luidende :

« 10. praktijkrichtlijnen uitwerken voor bariatrische chirurgie; »

Nr. 23 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Een punt 11 toevoegen, luidende :

« 11. Na het bepalen van de erkenningcriteria, de expertisecentra aan te duiden die bariatrische ingrepen mogen uitvoeren; »

Nr. 24 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

(Subamendement op amendement 4 van de dames Vanlerberghe en Temmerman)

Het voorgestelde nieuwe punt 1 :

« Een gestructureerd overleg organiseren tussen de federale overheid en de Gemeenschappen om tot een efficiėnte samenwerking te komen inzake :

a)— Het uitwerken van maatregelen ter bevordering van lichaamsbeweging. Naast de motiveringsopdracht dient eveneens te worden voorzien in de nodige infrastructuur, aanpassing van de ruimtelijk ordening en de betaalbaarheid van sportclubs ...

b)— Het opzetten van informatie- en preventiecampagnes die wijzen op de risico's van obesitas en de noodzaak voor een gezonde voeding, voldoende beweging en een goede psychische gezondheid;

c)— het vrijmaken van middelen voor wetenschappelijk onderzoek naar genetische oorzaken voor obesitas, het toepassen van vormen van bariatrische chirurgie en de follow-up bij mensen met ernstige morbide obesitas;

d)— Pre-pubertaire jongeren (-16 jaar) de mogelijkheid te bieden zo vroeg mogelijk in te grijpen op voorwaarde dat men reeds inspanningen leverde in het ambulatoire circuit om problemen van overgewicht te kunnen aanpakken in een vroeg stadium;

e)— Kinderen binnen de opdracht van de centra voor leerlingenbegeleiding onmiddellijk bij het vaststellen van overgewicht een individueel begeleidingsprogramma ontwikkelen en opvolgen;

f)— De organisaties die werken rond obesitas te betrekken bij het uitstippelen van het beleid op alle niveaus; »

Sabine de BETHUNE
Nahima LANJRI
Els SCHELFHOUT
Margriet HERMANS
Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 25 VAN DE HEER DALLEMAGNE

Punt A aanvullen als volgt :

« en gelet op de studie « Farmacologische en chirurgische behandeling van obesitas. Residentiėle zorg voor ernstig obese kinderen in Belgiė » uitgevoerd door het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (rapport 36B); »

Nr. 26 VAN DE HEER DALLEMAGNE

De inleidende tekst van het dispositief vervangen als volgt :

« Vraagt de federale regering om, in samenwerking met de verschillende ministers van de deelgebieden die bevoegd zijn voor Volksgezondheid, bevordering van de gezondheid en Onderwijs, een allesomvattend actieplan tegen obesitas te ontwikkelen dat zowel gericht is op primaire en secundaire preventie als op maatregelen om zieken multidisciplinair te benaderen. Er moet een becijferde en meetbare doelstelling komen om de epidemie te doen afnemen of een halt toe te roepen.

Het allesomvattend actieplan tegen obesitas moet een specifiek budget krijgen. »

Georges DALLEMAGNE.

Nr. 27 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN C.S.

(Subamendement op amendement 18 van de dames de Bethune, Lanjri, Schelfhout, Hermans en de heer Vankrunkelsven)

— In het eerste streepje de woorden « De uitbouw van een netwerk van multidisciplinaire teams » vervangen door de woorden « Het stimuleren van multidisciplinaire samenwerking »;

— Het derde en vierde streepje volledig schrappen.

Patrik VANKRUNKELSVEN
Sabine de BETHUNE
Dirk CLAES
Els SCHELFHOUT.

Nr. 28 VAN DE HEER DALLEMAGNE

Een punt 5bis (nieuw) invoegen, luidende :

« 5bis. te strijden tegen elke vorm van discriminatie waar patiėnten het slachtoffer van worden, met name inzake tewerkstelling en in de verzekerings- en transportsector; »

Verantwoording

Obese personen hebben dagelijks te maken met discriminatie bij tewerkstelling, vervoer (bijvoorbeeld luchtvaart) en verzekeringen (hoge premies). Die discriminatie moet worden bestreden.

Nr. 29 VAN DE HEER DALLEMAGNE

(Subamendement op amendement 20 van de dames de Bethune, Lanjri, Schelfhout, Hermans en de heer Vankrunkelsven)

In het voorgestelde punt 8 de woorden « Zeepreventorium De Haan— RIZIV » vervangen door de woorden « Zeepreventorium De Haan en andere gespecialiseerde centra— RIZIV ».

Georges DALLEMAGNE.

Nr. 30 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 5 van de dames Vanlerberghe en Temmerman)

A. Na het woord « goede » de woorden « en betaalbare screening en » invoegen;

B. Na het woord « multidisciplinaire » de woorden « screening en » schrappen.

Verantwoording

Men kan moeilijk spreken van « multidisciplinaire screening », vandaar dat het beter is om maatregelen te nemen voor een goede screening en een betaalbare en multidisciplinaire begeleiding.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

Nr. 31 VAN DE HEER BROTCHI

(Subamendement op amendement nr. 10 van de dames Vanlerberghe en Temmerman)

In het voorgestelde punt 11 de woorden « en de erelonen te laten afhangen van de moeilijkheidsgraad van de operatie » doen vervallen.

Verantwoording

Het voornemen om erelonen te laten afhangen van de moeilijkheidsgraad van de operatie moet eerst worden bestudeerd en vraagt om doorgedreven objectieve criteria. Deze complexe problematiek kan niet in een enkele zin worden samengevat.

Jacques BROTCHI.

Nr. 32 VAN DE HEREN BROTCHI EN VANKRUNKELSVEN

(Subamendement op amendement nr. 3 van de dames Vanlerberghe en Temmerman)

Het voorgestelde punt L vervangen als volgt :

« Overwegende dat erop moet worden toegezien dat het voorschrijven van medicatie wetenschappelijk ondersteund wordt en dat de patiėnt goed wordt begeleid; »

Verantwoording

De voorgestelde formulering is te affirmatief. Er wordt een bezwarende vaststelling of zelfs een soort aanklacht tegen de medische wereld geformuleerd.

Hier moet zonder iemand te veroordelen worden duidelijk gemaakt binnen welk kader medicijnen kunnen worden voorgeschreven. Daartoe strekt dit amendement.

Jacques BROTCHI.
Patrik VANKRUNKELSVEN.

(1) Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan voor Belgiė blz. 75.