1-754/1 | 1-754/1 |
23 OKTOBER 1997
De Senaat,
Overwegende dat de Senaat in zijn plenaire vergadering van donderdag 23 oktober 1997 een debat heeft gewijd aan « de reorganisatie van de politie » in het verlengde van de zogenaamde « State of the Union » of « De algemene beleidverklaring bij de opening van het parlementair jaar 1997-1998 » die de regering op 7 oktober 1997 aan het Parlement heeft voorgelegd;
Overwegende dat noch de algemene beleidsverklaring, noch de vrij omvangrijke bijlage 3 over de « Reorganisatie van de politie » enige bepaling bevatten betreffende de gelijke kansen van vrouwen en mannen in dit domein;
Overwegende dat deze lacune des te schrijnender is daar het beginsel gelijke kansen als algemene beleidsprioriteit werd vooropgesteld in de nota « Krachtlijnen voor het federaal regeringsprogramma » van 1995 en in de beleidsnota van de vice-eerste minister waar onder de hoofding « Effectievere en efficiëntere politiediensten » vermeld staat dat de regering belang hecht aan het intensifiëren van de emancipatie van vrouwen bij de gemeentepolitie en de rijkswacht en aldus bevestigt dat de overheid ook in dit domein gehouden is een beleid uit te bouwen om vrouwen en mannen gelijke kansen en gelijke rechten te geven;
Overwegende dat de « genderdimensie » en het garanderen van gelijke kansen voor vrouwen en mannen een essentieel gegeven zijn bij de zeer ingrijpende reorganisatie van het politieapparaat, zowel vanuit de optiek van een coherente en efficiënte werking van deze diensten, als met het oog op een bevolkingsgerichte politiestructuur, als in het perspectief van een totaalaanpak van de maatschappelijke problemen;
Overwegende dat de aanwezigheid van vrouwen bij de politie nog lang geen vanzelfsprekendheid is. Volgens het IPSOC-onderzoek uitgevoerd in 1994 zijn er bij de drie Belgische politiediensten samen 3,37 % vrouwen tewerkgesteld met 4,97 % bij de gemeentepolitie, 1,15 % bij de rijkswacht en 3,99 % bij de gerechtelijke politie. Binnen Europa schommelt het aantal vrouwen tussen de 2 % en de 12 %. Dit betekent dat wanneer men de Europese landen in drie groepen indeelt, België behoort tot de groep met het kleinst aantal politievrouwen;
Overwegende dat het advies nr. 7 van de Vaste Commissie van Arbeid, goedgekeurd op 1 april 1996 door het bureau van de Raad van de Gelijke Kansen van vrouwen en mannen betreffende de vrouwen bij de Belgische politiediensten tal van beleidsvoorstellen aanreikt inzake het functioneren van vrouwen bij de Belgische politiediensten;
Overwegende de belangrijke bijdrage die het « Netwerk van Politievrouwen vzw » tot nu toe in deze materie geleverd heeft;
Verzoekt de federale regering :
1. Deze globale en grondige hervorming van de politiediensten aan te grijpen als een historische kans om het principe van gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de nieuwe politiestructuren volledig te realiseren.
2. Effectief te streven naar een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen binnen de politie op alle niveaus en binnen alle diensten en het principe te bekrachtigen dat de politie als openbare dienst de weerspiegeling moet vormen van de samenleving in haar geheel.
3. Een evenwichtige deelname van vrouwen en mannen na te streven aan de besluitvorming binnen de politie en dit op alle niveaus. De zogenaamde « tweederderegel » waarbij ten hoogste 2/3 van de leden van organen van hetzelfde geslacht mogen zijn, dient de richtlijn te vormen bij de samenstelling van alle organen, raden, comités, enz. op alle niveaus waar het instituut politie wordt gestuurd, gecoördineerd, georganiseerd en beheerd.
4. Bij het uitwerken van een eenheidsstatuut voor alle politiediensten te streven naar een volledige gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen inzake rekrutering, selectie, vorming en loopbaan.
Een waaier van maatregelen dringt zich op :
Wat de selectiecriteria betreft dienen de laatste discriminaties ten nadele van de vrouwen onmiddellijk te worden weggewerkt. Dit houdt in dat de lengte-eis gewoon wordt afgeschaft en dat de fysische vereisten volledig herzien worden in het licht van de diversiteit van mannen en vrouwen.
De bevordering van een harmonische combinatie van gezin en arbeid voor politievrouwen en -mannen; zo dient onder andere een goede regelgeving uitgewerkt met betrekking tot de zwangerschap, bevalling en borstvoeding voor de politievrouwen. Belangrijk is eveneens het ouderschapsverlof en een regeling van het recht op loopbaanonderbreking voor politievrouwen en -mannen. Ook deeltijds werk moet onder optimale voorwaarden en zonder verlies van loopbaanmogelijkheden mogelijk gemaakt worden.
Een positief actiebeleid dat in het bijzonder politievrouwen aanzet tot bijscholing en promotie.
5. In het kader van het nieuwe tuchtrecht in coherente en efficiënte bepalingen te voorzien ter bescherming van politiebeambten tegen OSGW (ongewenst seksueel gedrag op het werk). De koninklijke besluiten van 8 september 1992 en van 9 mei 1993 inzake OSGW moeten hierbij als referentiekader gehanteerd worden.
6. Binnen de nieuwe politieorganisatie in de noodzakelijke structuren te voorzien om de gelijkekansendoelstellingen in de praktijk om te zetten. Concreet stellen we voor om binnen de politiediensten gelijkekansenverantwoordelijken aan te wijzen om het beleid op alle niveaus te ondersteunen. Tevens dient een « Raad Vrouwen en Politie » ingesteld te worden om het beleid op federaal vlak te adviseren, en moet het « Netwerk Vrouwen en Politie vzw » vanuit het beleid erkend en financieel ondersteund worden.
Sabine de BETHUNE. Anne-Marie LIZIN. Francy VAN DER WILDT. Joëlle MILQUET. Bert ANCIAUX. Martine DARDENNE. Vera DUA. Ludwig CALUWÉ. Erika THIJS. |