5-1106/1

5-1106/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

15 JUNI 2011


Wetsvoorstel tot vrijwaring van de pensioenrechten voor zelfstandigen die een vrijstelling van sociale bijdragen bekomen

(Ingediend door de heer Dirk Claes c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel herneemt de tekst van een voorstel dat werd ingediend door de heer Wouter Beke in de vorige zittingsperiode (Stuk Senaat, nr. 4-1504).

Een zelfstandige die problemen heeft om zijn sociale bijdragen te betalen omdat hij zich in een « staat van behoefte » bevindt, kan via zijn socialeverzekeringsfonds een aanvraag indienen tot vrijstelling van sociale bijdragen. Het socialeverzekeringsfonds maakt die aanvraag over aan een Commissie voor Vrijstelling van Bijdragen. Deze Commissie oordeelt over de aanvraag en neemt een beslissing : de aanvraag kan geweigerd worden of kan geheel of gedeeltelijk toegestaan worden. De beslissingen van deze Commissie worden niet lichtzinnig genomen. De Commissie oordeelt op basis van een onderzoek van de financiële situatie van de aanvrager. Alleen zelfstandigen die zich effectief in een staat van behoefte bevinden, verkrijgen een vrijstelling.

Sinds 1 januari 1981 leveren kwartalen waarvoor een vrijstelling van bijdragen werd verleend geen pensioenrechten meer op. Zij tellen wél nog mee voor de berekening van het aantal loopbaanjaren die als voorwaarde gelden voor de toekenning van een vervroegd rustpensioen. Vóór 1981 werden vrijgestelde kwartalen geacht betaald te zijn en werden zij mee in aanmerking genomen voor de vaststelling van de pensioenrechten.

Dit is vanuit sociaal oogpunt een onrechtvaardige regeling. Net die zelfstandigen die zich in de hoogste vorm van bestaansonzekerheid bevinden en het hoogste armoederisico hebben, worden op het moment dat zij met pensioen gaan opnieuw getroffen door een lager pensioen, omdat de kwartalen waarvoor vrijstelling werd verleend niet meegeteld worden in de pensioenloopbaan. Het zijn precies die mensen die ook tijdens hun actieve loopbaan niet in staat zijn om een aanvullend pensioen op te bouwen. Als gepensioneerde worden zij opnieuw gestraft door een lager pensioen.

In het kader van de bestrijding van de kansarmoede, die ook bij zelfstandigen een reëel fenomeen is, wil dit voorstel de regeling rechtvaardiger maken door de vrijgestelde kwartalen opnieuw te beschouwen als betaalde kwartalen voor de vaststelling van de pensioenrechten. Dergelijke regeling sluit beter aan bij de finaliteit van de Commissie voor vrijstelling van bijdragen : mensen opnieuw kansen geven.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Artikel 94bis, eerste lid, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, stelt het principe dat « met het oog op de toekenning van de uitkeringen die in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen, andere dan het onvoorwaardelijk pensioen, » de bijdragen waarvoor de Commissie vrijstelling heeft verleend, als betaald beschouwd worden.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt vervolgens dat de bijdragen waarvoor na het vierde kwartaal van het jaar 1980 vrijstelling werd bekomen als niet-betaald beschouwd worden wat betreft het stelsel der rust- en overlevingspensioenen; wél worden de vrijgestelde kwartalen in aanmerking genomen voor het berekenen van de loopbaanvoorwaarde voor het genot van een vervroegd rustpensioen (artikel 3, § 2bis, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen en artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen) en worden zij ook beschouwd als gewerkte periodes voor de toepassing van de regels inzake gelijkstelling (artikel 28, § 2, van hogergenoemd koninklijk besluit van 22 december 1967).

Als algemene regel geldt derhalve dat bijdragen waarvoor vrijstelling werd verleend als betaald beschouwd dienen te worden. Op dat algemene principe is er één uitzondering : vrijgestelde kwartalen leveren sinds 1981 geen pensioenrecht meer op.

Met dit wetsvoorstel willen we de uitzondering op deze algemene regel afschaffen. Dat realiseren we door het tweede lid van het vermelde artikel 94bis op te heffen.

Artikel 3

Met dit wetsvoorstel brengen we een wijziging aan een koninklijk besluit aan. Om te vermijden dat deze gewijzigde bepalingen nadien uitsluitend via een wet zouden kunnen worden aangepast, willen we via een machtiging aan de Koning in de mogelijkheid voorzien dat deze bepalingen, net zoals de andere bepalingen in dit koninklijk besluit, in de toekomst via een koninklijk besluit zouden kunnen aangepast worden.

Dit artikel machtigt derhalve de Koning om, na de aanpassing van het artikel 94bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 door deze wet, deze artikelen naderhand opnieuw te wijzigen, op te heffen of aan te vullen via koninklijk besluit.

Dirk CLAES
Rik TORFS
Peter VAN ROMPUY
Jan DURNEZ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 94bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt opgeheven.

Art. 3

De Koning kan de bepaling die door artikel 2 van deze wet werd gewijzigd in het vermelde koninklijk besluit opnieuw wijzigen, opheffen of aanvullen. Hij volgt daarbij de procedures en vormvereisten die voorheen reeds golden voor het wijzigen, opheffen of aanvullen van dat besluit.

6 juni 2011.

Dirk CLAES
Rik TORFS
Peter VAN ROMPUY
Jan DURNEZ.