4-794/1

4-794/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

3 JUNI 2008


Voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie die ermee belast is de verantwoordelijkheden vast te stellen en duidelijkheid te scheppen omtrent de moord op volksvertegenwoordiger en voorzitter van de Kommunistische Partij van België Julien Lahaut, door onbekenden gepleegd op 18 augustus 1950 te Seraing

(Ingediend door de heren Josy Dubié en Patrik Vankrunkelsven)


TOELICHTING


Even over negen die zomeravond van 18 augustus 1950 liep mevrouw O. rustig op huis aan langs de Rue de la Vecquée, een doorgaans zeer vredige straat in een arbeiderswijk van Seraing. In een Frans met een tongval die niet van de streek was, vroeg een man haar naar de woning van Lahaut.

Diezelfde avond was Julien Lahaut laat uit Brussel teruggekeerd. Hij had pas gegeten en toefde nog wat aan tafel toen er werd aangebeld. Zijn vrouw Géraldine ging, zoals ze dat bijna altijd deed, openmaken. Twee mannen, een grote en een kleine, bleven buiten staan en vroegen kameraad Lahaut te spreken. « Met wie heb ik de eer ? », vroeg Géraldine. « Met Hendrickx », antwoordde de grote. Julien Lahaut stond op en liep naar de voordeur. Nog vóór hij die had bereikt, richtte waarschijnlijk de grootste van het tweetal een zwaar Amerikaans legerwapen, een colt.45, op hem en vuurde van dichtbij. Eerst werd Lahaut tot tweemaal toe aan het rechteroor geraakt, het derde schot in de onderbuik was echter fataal. Terwijl Lahaut ineenzakte, ging het vierde schot af. Daarop haastten de moordenaars zich terug naar hun auto en vuurden nog een vijfde keer. Vervolgens stoof de auto in volle vaart weg in de richting van Plainevaux.

Rond 21.30 uur lag Julien Lahaut vóór zijn deur. Het onoverkomelijke was gebeurd : de schoten waren fataal geweest.

Daags na de moord stond eerste minister Joseph Pholien de pers te woord. In een regeringsmededeling verklaarde hij het volgende : « Mijnheer Julien Lahaut verdedigde met energie en veel moed een ideologie die de meerderheid van de Belgen afkeurt. Vandaag zijn wij onwetend over de beweegredenen van de moordenaars. Welke deze ook mogen zijn, ze zijn op geen enkele manier goed te keuren, en mochten ze ingegeven zijn door politieke of ideologische motieven dan zou dat nog des te minder het geval zijn. » (1) . De eerste minister besloot zijn mededeling met de belofte dat niets onverlet zou worden gelaten om de schuldigen op te sporen.

Julien Lahaut ziet het levenslicht te Seraing op 6 september 1884 in een arbeidersgezin. Vanaf de leeftijd van 14 jaar gaat hij werken als koperslager. Tijdens de algemene staking voor het algemeen stemrecht werkt hij bij Cockerill, waar hij wordt ontslagen. Lahaut wordt nogmaals ontslagen in 1908 na een staking bij Val-Saint-Lambert en wordt nadien verkozen tot vrijgesteld secretaris van de vakbond « Relève-toi », die hij opnieuw had opgericht samen met Joseph Bondas, die lid zou worden van de metaalvakbond.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is hij vrijwilliger en hij wordt ingedeeld bij de gemotoriseerde artillerie en naar het Russische front gestuurd. Hij is er getuige van de Russische Revolutie. Kort na zijn terugkeer, vervuld van communistische idealen en met de overtuiging dat zijn partij, de POB/BWP, moet aansluiten bij de Derde Internationale van Lenin, neemt hij de leiding van de sociale bewegingen die loonsverhogingen en betere werkomstandigheden eisen.

Lahaut wordt uitgesloten van de vakbondscentrale van de BWP (1921), richt de « Chevaliers du Travail » op en wordt lid van de PCB/KPB (1923). Reeds in 1933 kant hij zich tegen de opkomst van het fascisme en het nazisme en is hij pleitbezorger van de Spaanse republiek. Hij is volksvertegenwoordiger (1932-1950) en secretaris-generaal van de KPB en houdt zich ook bezig met het dagblad « La voix du peuple ».

Tijdens de Tweede Wereldoorlog legt hij als verzetsstrijder de basis van het Belgisch Partizanenleger. Hij gaat zowel clandestien als openlijk in het verweer, dwarsboomt de plannen van Degrelle (januari 1941) en leidt de staking van de 100 000 (mei 1941) die het hele Luikse bekken lam legt. Lahaut wordt gearresteerd op het ogenblik dat Hitler het offensief inzet tegen de USSR en dus tegen het communisme (1941). Hij wordt gedeporteerd naar het kamp van Mauthausen (1944-1945). Na 48 maanden gevangenschap komt hij zeer verzwakt terug, maar zijn populariteit is niet verminderd en hij is zijn ideaal trouw gebleven. Hij wordt voorzitter van de Kommunistische Partij van België (11 augustus 1945). In de koningskwestie speelt hij een voortrekkersrol in de Waalse actie tegen de terugkeer van Leopold III. Op 18 augustus 1950 werd hij in zijn portaal vermoord.

Het gerechtelijk onderzoek naar deze moord schoot maar niet op. Het zou twintig jaar duren en geen resultaat opleveren, ondanks enkele latere onvoorziene wendingen, ter gelegenheid van processen tegen extreem-rechtse figuren. De zaak is in 1970 verjaard en het dossier is in 1972 definitief geseponeerd. Bij het onderzoek werden sporen gevolgd die in de richting gingen van de rechts-nationalistische milieus, het verzet, de ultraleopoldistische en anticommunistische kringen. Door de koningskwestie en de Koude Oorlog was een politieke sfeer ontstaan die ertoe leidde dat voor die moord een verklaring werd gezocht tegen de achtergrond van de strijd tegen het communisme of waardoor ze zelfs als een royalistische daad kon worden aangezien : had Julien Lahaut niet geroepen « Vive la république » tijdens de eedaflegging van Boudewijn I op 11 augustus 1950 (2)  ?

Wij weten vandaag nog altijd niet officieel wie Julien Lahaut heeft vermoord. Dit tragisch einde dat uitzonderlijk is in de veeleer onbewogen Belgische politieke geschiedenis verleent een aura van heldhaftigheid aan een opmerkelijke persoonlijkheid. Julien Lahaut was een ongewoon man, een kleurrijke en trotse figuur met allure, die veel kracht en energie uitstraalde, iemand met een warme en boeiende stem, die zijn toehoorders voor zich wist te winnen. Een Poolse graaf, die samen met hem gedeporteerd was en niet bepaald kon verdacht worden van politieke sympathie, typeerde hem als « l'homme qui portait le soleil dans sa poche et en donnait un morceau à chacun » (3) .

Toch zijn er sinds de beëindiging van het onderzoek nog tal van zeer relevante onthullingen gebeurd.

In 1982 heeft de BRT een reeks uitgezonden van Maurice De Wilde over De nieuwe orde. Ter gelegenheid van een heruitzending van die reeks in 1983 kondigde Maurice De Wilde een bijkomende reportage aan over het Eldrie-Verbond waarin onthullingen zouden worden gedaan over de dood van Julien Lahaut. Er zijn een aantal gesprekken geweest met een anonieme getuige met wie de historici Rudi Van Doorslaer en Etienne Verhoeyen contact hebben opgenomen. Geleidelijk volgen ze het spoor en achterhalen ze de levensloop van een zekere « Adolphe » die ondertussen overleden is, lid van het Eldrie-Verbond en vermoedelijke moordenaar van Julien Lahaut. De twee auteurs beloven de volstrekte anonimiteit te bewaren uit respect voor de naaste familieleden.

Zo hebben de twee historici voor het voetlicht gebracht dat de genaamde « Adolphe » en een andere partner, Verbrugge, in september 1950 door de Veiligheid van de Staat als mogelijke verdachten in de zaak-Lahaut werden gesignaleerd. De onderzoeksrechter van Luik kende die twee namen begin oktober 1950. Van Doorslaer en Verhoeyen schrijven : « is het toeval dat uitgerekend deze twee personen gedurende het hele onderzoek niet één keer werden ondervraagd ? (...) Waarom (...) werd met betrekking tot « Adolphe », afgezien van een summier « discreet onderzoek », niet even indringend ingegaan op nota bene een mededeling van de Staatsveiligheid, ook wanneer dit « discreet onderzoek » op het eerste gezicht niets had opgeleverd ? Niets is overigens te veel gezegd, want « Adolphe » bezat een wagen van het merk, dat al in de nacht van de moord op Lahaut door de rijkswacht was gesignaleerd. Waarom werden aan Verbrugge [, aan « Adolphe »] niet de vragen gesteld die zich opdrongen ? (...) [Zou] een grondig onderzoek naar « Adolphe » allerlei activiteiten en contacten blootgelegd (...) hebben, die in het klimaat van de koude oorlog om politieke redenen beter bedekt konden blijven [ ?] » De twijfel blijft. De onzekerheid maakt alle interpretaties mogelijk. De twee auteurs stippen ook aan dat tijdens hun eigen onderzoek verschillende personen hun de raad hebben gegeven « dit potje beter gedekt [te laten] omdat het hier een « staatszaak » betrof. » En de conclusie van de twee auteurs luidt : « Wij weten beter dan wie ook, dat ons onderzoek onvolledig is en dat lang niet alle vragen beantwoord zijn. Maar zolang dergelijke vragen in alle sereniteit kunnen worden gesteld blijft er hoop op leven in een democratie. »

Op 17 december 2007 werd een nieuwe reportage, uit de reeks Keerpunt, uitgezonden op Canvas. Deze wierp een ander licht op de zaak Lahaut. Hierin werden niet alleen de leden van het moordcommando bij naam genoemd, maar wordt ook degene die de schoten gelost zou hebben, geïnterviewd. Tot dan toe werd aangenomen dat « Adolphe », die enkele jaren geleden nog ontmaskerd werd als François Goossens, degene was die Lahaut neerschoot. In deze reportage komt echter, zevenenvijftig jaar na de moord, een hoogbejaarde man aan het woord die beweert dat hij Lahaut neerschoot.

Bovendien werd tot aan deze reportage aangenomen dat het ging om een driekoppig commando. De drie leden van dit commando zouden al lang overleden zijn. Met deze nieuwe verklaring zou het nu om een vierkoppig commando gaan, waarvan er dus nog een overlevende is. Meer nog, het zou deze vierde man zijn die de fatale schoten afvuurde. Het zou gaan om Eugène Devillé.

In de reportage verklaart Devillé dat hij pas de avond van de moord door Goossens werd aangesproken : « Hij had me gevraagd mee te gaan om voor zijn veiligheid te zorgen. De Goossens ging het alleen doen. Ik moest hem beschermen. Onderweg vroeg hij : « Gaan we het samen doen ? » Hij ging een teken geven. » Uiteindelijk, zo verklaart Devillé, deed Goossens niets toen Lahaut in het deurgat verscheen. « Ik heb geschoten, Goossens heeft enkel bij het weglopen een schot gelost. »

Met deze reportage bekent iemand de fatale schoten te hebben gelost die geleid hebben tot een van de meest uitgesproken moorden in de Belgische geschiedenis. Toch moet dit verder onderzocht worden, want met deze bekentenis eindigt het verhaal niet.

Het onderzoek dat in het verleden gevoerd werd, moet met deze nieuwe ontwikkelingen aangevuld worden.

De tekortkomingen van het gerechtelijk onderzoek, de vertragingen en de afremmingen, de straffeloosheid van de schuldigen die nochtans werden gevonden, de uitvluchten en ten slotte de verjaring hebben voor verwarring gezorgd. De complete duisternis waarin men die gebeurtenis blijft hullen, schaadt de democratie. België zal zich niet moeten schamen omdat het die andere realiteit onder ogen heeft willen zien.

De parlementaire onderzoekscommissie belast met het vaststellen van de precieze omstandigheden waarin Patrice Lumumba werd vermoord en van de eventuele betrokkenheid daarbij van Belgische politici heeft aangetoond dat het mogelijk is om, veertig jaar na de feiten, een nieuw licht te werpen op die moord. Het gezag waarmee een parlementaire onderzoekscommissie is bekleed en haar onderzoeksbevoegdheid maken het mogelijk toegang te hebben tot bronnen die moeilijk toegankelijk zijn voor een gewone onderzoeker. Sinds het gerechtelijk dossier betreffende de moord op Julien Lahaut geseponeerd werd, zijn nieuwe sporen aan het licht gekomen waarover « privé »-onderzoek is gevoerd,een boek is uitgegeven waarin de auteurs aangeven dat ze kennelijk de « vermeende moordenaars » van Julien Lahaut op het spoor zijn gekomen en uiteindelijk is er een reportage uitgezonden met daarin de bekentenis van de moordenaar.

De zaak-Lahaut is niet alleen de moord op een politicus en een parlementslid, het is tevens een politieke misdaad. Het is dus gerechtvaardigd alle middelen waarover wij beschikken aan te wenden om de waarheid te achterhalen. Het gaat er niet om te straffen want de zaak is verjaard. Het zal erom te doen zijn de waarheid aan het licht te brengen en ervoor te zorgen dat die zaak niet in vergetelheid geraakt. Onze democratie kunnen we alleen maar versterken en legitimeren ten opzichte van de uiterst-rechtse verleidingen die haar thans bedreigen indien we de kracht hebben om ze aan een analyse te onderwerpen.

Als democraten stellen wij aan de Senaat de oprichting voor van een parlementaire onderzoekscommissie die ermee belast is klaarheid te brengen in de moord op Julien Lahaut, communistisch volksvertegenwoordiger, die op 18 augustus 1950 voor zijn woning werd neergeschoten door « onbekenden ».

Die onderzoekscommissie zou gebruik moeten maken van een methodologische aanpak. Bij de eerste vergaderingen zou de onderzoekscommissie door middel van hoorzittingen het historisch kader, waarin de feiten zich afspeelden, moeten duiden. Zij zou tijdens deze vergaderingen ook deskundigen moeten aanduiden of een opdracht aan hen uitbesteden. De deskundigen dienen tevens de middelen en machtigingen te krijgen die ze nodig hebben om hun onderzoek uit te voeren. Bij voorkeur zou er een onderzoeksopdracht gegeven worden aan het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA). Deze aannemingsopdracht moet passen in een wetenschappelijk onderzoek. Nadat de deskundigen hun verslag hebben ingediend, zal de onderzoekscommissie het tweede luik van haar werkzaamheden aanvangen zodoende dat ze haar eigen conclusies zowel over de verantwoordelijken voor de moord op Julien Lahaut als over de beoordeling van het gerechtelijk onderzoek, indien dat nodig blijkt, officieel kan neerleggen.

De moord op Lahaut is een moord die nooit werd opgehelderd. Het gaat hier niet enkel om de moord op een individu. De moord op Lahaut is een aanslag geweest op een van de fundamentele waarden van de democratie. Klaarheid in deze moord is nodig om na zevenenvijftig jaar herstel te verkrijgen van deze fundamentele waarden.

Josy DUBIÉ
Patrik VANKRUNKELSVEN.

VOORSTEL


Artikel 1

§ 1. Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie opgericht die ermee wordt belast volledige duidelijkheid te scheppen over de moord op Julien Lahaut, volksvertegenwoordiger en voorzitter van de Kommunistische Partij van België, op 18 augustus 1950 te Seraing. Daartoe wordt de parlementaire onderzoekscommissie met de volgende opdrachten belast :

a) een inventaris opmaken van alle feiten, van alle pistes die in de loop van het gerechtelijk onderzoek zijn geopperd, van alle na de sepositie van de zaak aan het licht gekomen aanwijzingen die het mogelijk maken opheldering te brengen in dat dossier, en ze analyseren;

b) een omstandig verslag opstellen over de feiten, het gerechtelijk onderzoek en de keuzes die werden gemaakt, en ze analyseren;

c) voor zover dat mogelijk is, bepalen wie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de moord en wie de opdrachtgevers zijn, alsmede alle personen aanwijzen die op de ene of de andere manier bij die moord betrokken zijn;

d) in het licht van dat onderzoek de werking van de democratische structuren van de Staat onderzoeken;

e) de verantwoordelijkheden vaststellen.

§ 2. De parlementaire onderzoekscommissie mag elke persoon horen die zij meent te moeten doen verschijnen en ze mag beschikken over alle stukken die ze nuttig acht voor de uitoefening van haar taak. De commissie is ertoe gemachtigd vaststellingen te doen ter plaatse en in voorkomend geval de contacten te leggen die nodig zijn om haar taak te vervullen.

Art. 2

De parlementaire onderzoekscommissie wordt bekleed met alle bevoegdheden waarin de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek voorziet.

Art. 3

De commissie wordt samengesteld uit acht leden die de Senaat uit zijn leden aanduidt. Elke fractie die in het Bureau vertegenwoordigd is, draagt hierbij één lid voor.

Art. 4

De commissie kan, binnen de door het Bureau van de Senaat vastgestelde budgettaire krijtlijnen, alle nodige maatregelen nemen teneinde haar onderzoek met de vereiste deskundigheid uit te voeren.

Daartoe kan zij in het raam van een aannemingsopdracht een wetenschappelijk onderzoek uitbesteden. De looptijd van die opdracht mag die van de commissiewerkzaamheden niet overschrijden.

Art. 5

De commissie brengt uiterlijk twee jaar na de dag waarop zij voor het eerst samenkwam bij de Senaat verslag uit over haar werkzaamheden, tenzij de Senaat een verlenging van de commissiewerkzaamheden toestaat.

11 december 2007.

Josy DUBIÉ
Patrik VANKRUNKELSVEN
Alain DESTEXHE
Anne-Marie LIZIN
Geert LAMBERT
Philippe MOUREAUX
André VAN NIEUWKERKE
José DARAS.

(1) Rudi Van Doorslaer en Étienne Verhoeyen, De moord op Lahaut. Het communisme als binnenlandse vijand, Leuven, Kritak, 1985, blz. 11.

(2) Dankzij een nauwkeurig onderzoek van de beelden en van de klankband van de eedaflegging kan men thans stellen dat Julien Lahaut wellicht niet degene is die geroepen heeft, maar dat het zou gaan om de volksvertegenwoordiger die achter hem zat.

(3) Maxime Steinberg, Julien Lahaut, in « La Biographie nationale », deel 39, supplement, deel XI (aflevering 1), 1976, blz. 582.