2-1250/2

2-1250/2

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

16 JULI 2002


Wetsontwerp betreffende de rechten van de patiėnt


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 2

In het 1ŗ van dit artikel, de woorden « al dan niet op eigen verzoek » doen vervallen.

Verantwoording

De toepassing van de wet betreffende de rechten van de patiėnt moet worden bepaald afhankelijk van de doelstellingen ervan, namelijk het waarborgen van een evenwichtige relatie tussen patiėnten en beoefenaars. Wanneer het toepassingsgebied van de wet wordt uitgebreid tot medische procedures van het type van medische controle, dreigt de wet in een aantal situaties onuitvoerbaar te worden, wat de wettelijke regeling uitholt. Overigens bestaan er in de wetten die deze controles opleggen, reeds wettelijke bepalingen die ze organiseren.

De memorie van toelichting bepaalt uitdrukkelijk dat met de toevoeging van de woorden « al dan niet op eigen verzoek » specifiek de toestand wordt bedoeld waarbij de zorgverstrekking op verzoek van een derde plaatsvindt. De toevoeging van die woorden veroorzaakt verwarring bij het bepalen van het toepassingsgebied.

De definitie van de patiėnt als « de natuurlijke persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt » is minder dubbelzinnig. Er wordt uiteraard de persoon mee bedoeld die om zorg vraagt, maar ook de persoon die niets vraagt, bijvoorbeeld wanneer het gaat om spoedhulp.

Wat het optreden van de derde betreft, duiden de volgende bepalingen van het ontwerp, zowel wat het recht op informatie als dat op toestemming betreft, op specifieke wijze in de plaats van de derde ervan.

Nr. 2 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 3

De eerste paragraaf van dit artikel vervangen als volgt :

« § 1. Dit wetsvoorstel is van toepassing op de rechtsverhoudingen die zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk van aard kunnen zijn en die betrekking hebben op de gezondheidszorg, met uitzondering van de procedures die ertoe strekken de gezondheidstoestand vast te stellen in het kader van de verzekeringsgeneeskunde, de gerechtelijke geneeskunde en het uitvoeren van controles door de adviserend artsen van de verzekeringsinstellingen of door de arbeidsgeneesheren. »

Verantwoording

Het wetsontwerp voorziet in dezelfde rechtsbescherming voor de patiėnt zonder onderscheid te maken tussen de situaties waarin deze laatste een therapeutische relatie met de zorgverlener heeft en de situaties waarin patiėnten en zorgverleners een administratieve relatie hebben. Toch is deze gelijke behandeling van de twee rechtsrelaties niet wenselijk en moeilijk te verwezenlijken. Zo zijn de vrije keuze van de patiėnt alsook het recht op toestemming in strijd met de logica van de controlegeneeskunde.

Bovendien wordt de bescherming van de patiėnt, in het raam van de administratieve rechtsverhoudingen met de gezondheidswerker, geregeld door andere wetgevingen zoals het Handvest van de sociaal verzekerde, de wet tot instelling en organisatie van regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering of de wet tot instelling van federale ombudsmannen.

Meer specifiek, op het vlak van de door adviserend artsen van het ziekenfonds uitgevoerde controlegeneeskunde, doen zich de volgende problemen voor :

­ De bescherming van de sociaal verzekerde, in het raam van zijn relaties met de adviserend arts, wordt momenteel gewaarborgd door het Handvest van de sociaal verzekerde. Dat handvest verplicht de adviserend arts bijvoorbeeld de sociaal verzekerde in te lichten over de beslissingen die hij neemt. Het gaat om gegevens die noodzakelijk zijn voor de betrokkene om zich van de erkenning of de handhaving van zijn rechten te kunnen vergewissen. Het recht op toegang tot het medisch dossier wordt voor hem geregeld in de wet ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

­ In de controlegeneeskunde is de vrije keuze van de zorgverlener in principe onmogelijk. Impliceert de in dit wetsvoorstel bepaalde vrije keuze dat een lid kan kiezen welke controlearts optreedt in de controleprocedure ? Zo ja, dan zal dat voor enorme organisatorische problemen zorgen en de controleprocedure duidelijk uithollen omdat deze vrije keuze per definitie in strijd is met de controlefunctie.

­ Artikel 4 bepaalt dat elke beroepsbeoefenaar de bepalingen van de wet naleeft binnen de perken van de hem door of krachtens de wet van... betreffende de rechten van de patiėnt toegewezen bevoegdheden. Betekent dat, bijvoorbeeld op het vlak van het recht op informatie, dat de adviserend arts zich kan beperken tot de informatie die in de controleprocedure van nut is (cf. het recht op informatie zoals bepaald in het Handvest van de sociaal verzekerde) ?

­ In verband met de toegang tot het medisch dossier, moet worden opgemerkt dat het soms meer gegevens bevat dan nodig om een administratieve beslissing te kunnen nemen. Welke gegevens moeten worden doorgegeven aan de adviserend arts ? Bovendien wordt de toegang tot de persoonlijke gegevens van het medisch dossier momenteel geregeld bij de wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

­ De medische controle wordt onuitvoerbaar door het recht op toestemming voor medische behandelingen.

­ Hoe zal men de bij de ombudsdienst ingediende klachten behandelen die betrekking hebben op de rechten van de patiėnt; en hoe moet zulks geschieden voor de klachten zijn die ingediend bij de federale ombudsman ? De klachten die betrekking hebben op de beslissingen of handelingen van de verzekeringsinstellingen (en derhalve van de adviserend artsen) vallen onder de bevoegdheid van de federale ombudsman. Zal men dan twee soorten van procedures toestaan ?

Nr. 3 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 6

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 6. ­ Behalve in noodgevallen of wanneer de prestatie bij wet of een rechterlijke beslissing wordt opgelegd, berust de medische relatie op de vrije keuze van de beroepsbeoefenaar door de patiėnt en op de vrije aanvaarding van die keuze door die beoefenaar.

De keuzevrijheid van de patiėnt blijft beperkt tot de keuze van de individuele beroepsbeoefenaar en van de ziekenhuisinstelling.

Als de beroepsbeoefenaar is ingegaan op de keuze van de patiėnt, mag hij zonder diens instemming in zijn plaats laten handelen.

De beoefenaar die zich niet bevoegd zou achten om de patiėnt passend te behandelen, mag evenwel de patiėnt met diens instemming naar de adequater beroepsbeoefenaar doorverwijzen. »

Verantwoording

Het principe van de keuzevrijheid door de patiėnt blijft onverkort bestaan. Toch behoort in de wet te worden bepaald dat die keuzevrijheid niet onbeperkt is, om te voorkomen dat aan een te ruim opgevatte regeling een dubbelzinnige interpretatie wordt gegeven.

Het amendement preciseert dat de keuzevrijheid niet geldt voor spoedeisende prestaties (hetgeen voor zich spreekt), maar ook voor prestaties ingevolge een rechterlijke beslissing, die moeilijkheden kunnen opleveren.

Voorts beoogt het amendement te preciseren dat de keuzevrijheid niet mag gelden zo wettelijke bepalingen voorzien in een verplichte medische prestatie (bijvoorbeeld de controlegeneeskunde).

In de wet moet ook duidelijk worden bepaald dat de keuzevrijheid van de beoefenaar niet geldt voor het hele verzorgend team van een ziekenhuisinstelling.

Tot slot behoort een wet die ertoe strekt een evenwicht waar te borgen in de relatie patiėnt/verzorger ook te bepalen dat de beroepsbeoefenaar vrij moet kunnen instemmen met de door de patiėnt gevraagde relatie.

Nr. 4 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 8

Het vierde lid van § 4 vervangen als volgt :

« De wensen in verband met bepaalde medische handelingen of behandelingen, die de patiėnt vooraf op schrift heeft gesteld voor het geval hij niet meer in staat zou zijn zijn wil kenbaar te maken, zijn voor de beroepsbeoefenaar een aanwijzing, en hij dient ze te voegen bij het in artikel 9 van deze wet bedoelde patiėntendossier. »

Verantwoording

Indien de patiėnt niet bij bewustzijn is, moeten de richtlijnen die hij vooraf op schrift heeft gesteld, worden beschouwd als gegevens waarmee de arts rekening moet houden bij de besluitvorming.

Nr. 5 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 9

A. Paragraaf 2 vervangen als volgt :

« § 2. Onverminderd zijn recht op informatie, heeft de patiėnt geen rechtstreekse toegang tot zijn medisch dossier. Hij is echter vrij om een vertrouwensarts te kiezen die hij, aan de hand van een geschrift waarin hij zijn aanvraag met redenen omkleedt, ertoe machtigt toegang te hebben tot het dossier en hem in kennis te stellen van de inhoud ervan.

Van dat principe wordt echter afgeweken als tegen de beroepsbeoefenaar een aansprakelijkheidsvordering is ingesteld. In dat geval heeft de patiėnt het recht om rechtstreeks toegang te hebben tot zijn dossier en het volledig te kopiėren. »

B. Paragraaf 3 doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 7 van het ontwerp bepaalt dat de arts de patiėnt alle hem betreffende informatie moet meedelen die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan. Het is belangrijk die bijzondere dialoog tussen arts en patiėnt ­ die op een onderlinge vertrouwensband is gebaseerd ­ te vrijwaren.

De rechtstreekse toegang tot het dossier brengt een aanzienlijk risico van uitwassen met zich :

­ het risico dat de arts een « dubbel dossier » bijhoudt en dat alleen het « verbeterde » dossier ter hand wordt gesteld van de patiėnt, uit vrees dat die zicht ongerust maakt door de medische gegevens die hij niet begrijpt;

­ moeilijkheden om het onderscheid te maken tussen de persoonlijke aantekeningen van de arts en de inhoud van het medisch dossier;

­ het risico dat de patiėnt medische inlichtingen waarvan hij rechtstreeks kennis krijgt door de directe toegang tot zijn dossier, slecht begrijpt en verwerkt. Aangezien de patiėnt niet « alleen mag worden gelaten » ten aanzien van een medisch dossier is het belangrijk dat ter gelegenheid van de inzage van het dossier een ontmoeting wordt georganiseerd tussen de patiėnt en een vertrouwensarts zodat de angst kan worden weggenomen welke die informatie teweegbrengt. Daarbij is het in de hand houden van die angst de voornaamste plicht van de arts.

Dit amendement voorziet in een indirecte toegang tot het dossier via een daartoe door de patiėnt gemachtigde vertrouwensarts, behalve wanneer tegen een beroepsbeoefenaar een klacht is ingediend. Dankzij die oplossing van de indirecte toegang zal kunnen worden gewaarborgd dat slechts één dossier wordt bijgehouden en kan worden voorkomen dat sommige inlichtingen zoals de persoonlijke aantekeningen uit het dossier wordt gelicht. Die indirecte toegang zou tevens de mogelijkheid moeten bieden de rol van de huisarts te herwaarderen. Hij zou immers de ideale gemachtigde zijn voor die inzage, behalve ingeval van toegang tot zijn eigen dossier.

Om diezelfde redenen wordt evenmin aan de patiėnt het recht toegekend om zijn medisch dossier te kopiėren.

Zo een klacht wordt ingediend, moet het volledige dossier ter hand worden gesteld van de patiėnt.

Nr. 6 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 20 (nieuw)

Een artikel 20 (nieuw) toevoegen, luidende :

« Art. 20. ­ Deze wet treedt in werking op de dag waarop de wet betreffende de aansprakelijkheidsverzekering voor zorgstrekkers in werking treedt. »

Verantwoording

De minister voor Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu heeft de gelijktijdige indiening en behandeling in de Kamer aangekondigd van het wetsontwerp betreffende de rechten van de patiėnt en het wetsontwerp betreffende de aansprakelijkheidsverzekering voor zorgverstrekkers. Het probleem van de patiėntenrechten is nauw verbonden met het probleem van de medische aansprakelijkheid. Daarom moeten beide wetten samen in werking treden.

Nr. 7 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 14

Dit artikel vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 14. ­ § 1. Behalve in noodgevallen, wanneer de patiėnt niet bij bewustzijn is of duidelijk in de onmogelijkheid verkeert de bij deze wet vastgestelde rechten uit te oefenen, stelt de arts pas een medische behandeling nadat hij het advies heeft ingewonnen van een andere arts, van het verplegend team, en eventueel vn de door het ethisch ziekenhuiscomité afgevaardigde leden.

§ 2. De vertrouwenspersoon, die eventueel door de patiėnt zelf vóór zijn toestand van bewusteloosheid is aangewezen volgens de vormvoorschriften van deze wet, is ertoe gerechtigd de in artikel 7 van deze wet vermelde informatie te ontvangen en wordt betrokken bij de beslissing over de medische behandeling. De aanwijzing van de in het eerste lid bedoelde persoon, « vertrouwenspersoon » genoemd, geschiedt bij een gedagtekend en door de patiėnt en deze persoon ondertekend bijzonder schriftelijk mandaat waaruit de toestemming van laatstgenoemde blijkt. Dit mandaat kan door de patiėnt door een gedagtekend en ondertekend geschrift worden herroepen.

§ 3. Indien de vertrouwenspersoon nalaat op te treden of ontbreekt, informeert de zorgverstrekker de verwanten van de patiėnt en betrekt hij hen de beslissing over de medische behandeling. »

Verantwoording

Personen die feitelijk onbekwaam zijn, maar niet juridisch onbekwaam zijn verklaard, en de facto in de onmogelijkheid verkeren hun wil te kennen te geven (patiėnten die niet bij bewustzijn zijn) verdienen bijzondere bescherming. De oplossing die de meeste zekerheid lijkt te bieden voor de patiėnten die door hun toestand bijzonder kwetsbaar zijn, bestaat erin een door het verplegend team te organiseren collegiale procedure in te stellen.

Als de patiėnt vooraf op formele wijze een vertrouwenspersoon heeft aangewezen, is die gerechtigd de informatie te ontvangen en wordt die persoon betrokken bij de beslissing over de medische behandeling.

Als die persoon ontbreekt, is bepaald dat de verwanten geļnformeerd en bij de beslissing over de medische handeling betrokken worden.

Michel BARBEAUX.

Nr. 8 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 7

In § 2 van dit artikel de woorden « in een duidelijke taal. » vervangen door de woorden « in een voor de patiėnt begrijpelijke taal ».

Verantwoording

Volgens de toelichting van de minister betekent het begrip « duidelijke taal » dat de patiėnt ze moet begrijpen. Dit amendement wil dat begrip verduidelijken.

Nr. 9 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 8

In het vierde lid van § 4 van dit artikel doen vervallen de woorden « , dient deze weigering te worden geėerbiedigd zolang de patiėnt ze niet herroept op een moment dat hij in staat is om zijn rechten zelf uit te oefenen ».

Verantwoording

Het gaat om het verzuim hulp te verlenen aan iemand die in gevaar verkeert. We kunnen niet verwachten dat de beroepsbeoefenaar iemand zonder meer laat sterven.

Nr. 10 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 9

Paragraaf 4 van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 65 van de Code van geneeskundige plichtenleer bepaalt dat de dood van een zieke geneesheer niet ontheft van zijn beroepsgeheim. De erfgenamen kunnen hem er niet van ontslaan, noch beschikken over het dossier van de overledene.

Er is dus geen reden om van deze regel af te wijken.

Nr. 11 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 15

De laatste volzin van § 2 van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Volgens artikel 15, § 2, kan een levensreddend medisch optreden, waartoe in multidisciplinair overleg is besloten, niet plaatsvinden als de door de patiėnt aangewezen vertegenwoordiger (artikel 14, § 1) via getuigen, een bandopname of een videotapen kan aantonen dat dit optreden indruist tegen de uitdrukkelijke wil van de patiėnt, die op dat welbepaald moment zijn wil niet zelf kan uiten.

Een wilsverklaring die niet schriftelijke is vastgesteld, kan zeker niet dwingend zijn.

Alain DESTEXHE.

Nŗ 12 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 2

In dit artikel een 4ŗ toevoegen, dat luidt als volgt :

« 4ŗ medisch zorgcontract : de overeenkomst waarbij een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, de zorgverlener, zich tegenover een andere persoon, de zorgvrager, verbindt tot het stellen van handelingen op het gebied van de geneeskunde. »

Verantwoording

Deze bepaling definieert een belangrijke term.

Nr. 13 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 3

Paragraaf 1 van dit artikel vervangen als volgt :

« § 1. Deze wet is van toepassing op privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtsverhoudingen inzake gezondheidszorg met uitsluiting van de onderzoeken van de gezondheidstoestand in het kader van de verzekeringsgeneeskunde, de gerechtelijke geneeskunde en van de toepassing van controleopdrachten uitgevoerd door de adviserende geneesheer van een ziekenfonds of van de arbeidsgeneesheer.

Het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot medische experimenten en medisch wetenschappelijk onderzoek, in de mate evenwel dat medisch wetenschappelijk onderzoek gepaard gaat met de zorg voor de gezondheid van de proefpersoon. »

Verantwoording

Artikel 3 van het ontwerp biedt geen enkele zekerheid aan de patiėnt en is veel te vaag. Derhalve dringt een duidelijke omschrijving zich op. Het is ook nodig dat de verschillende rechten en verantwoordelijkheden van de verschillende partners betrokken bij de experimenten, worden vastgelegd, om hen een adequate bescherming te waarborgen. Ook het Raadgevend Comité voor bio-ethiek dringt in zijn advies nr. 13 van 9 juli 2001 betreffende experimenten met mensen hierop aan.

Nr. 14 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ § 1. Het medisch zorgcontract komt tot stand zodra de zorgverlener ingaat op het verzoek van de zorgvrager om handelingen op het gebied van de geneeskunde te verrichten.

§ 2. Bij de uitvoering van het medisch zorgcontract handelt de zorgverlener in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid. Indien het belang van de patiėnt dit vereist, pleegt hij overleg met andere beroepsbeoefenaars. Ingeval de beroepsbeoefenaar meent deze zorg niet te kunnen verstrekken, zal hij de patiėnt verwijzen naar een andere beroepsbeoefenaar. »

Verantwoording

Het medisch zorgcontract komt tot stand door het louter samenvallen van de wilsuitingen van de partijen. Het is een consensuele overeenkomst, die tot stand komt door aanbod en aanvaarding. De patiėnt wendt zich tot de zorgverlener en vraagt hem om raadpleging of behandeling. Strikt genomen geniet de zorgverlener de vrijheid de patiėnt te weigeren. Aanvaardt hij het aanbod van de patiėnt, dan is de overeenkomst een feit.

Het is dus niet nodig dat elke zorgverlener en elke patiėnt voortaan een contract ondertekenen. Het is enkel de bedoeling dat tussen de partijen een aantal algemene normen worden vastgesteld waaraan zij zich houden ook zonder dat er formele contracten worden ondertekend.

Met de invoering van het « medisch zorgcontract » wensen wij de patiėnt in zijn positie van « partner » in de gezondheidszorg te bevestigen. De klassieke paternalistische verticale relatie tussen arts en patiėnt wordt omgebogen tot een horizontale relatie tussen gelijkwaardigen, tot een relatie gebaseerd op onderlinge samenwerking en vertrouwen. Via het medisch zorgcontract brengen we meer evenwicht in de verhoudingen, zodat de relatie beter vorm kan krijgen, met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheden, dat wil zeggen met wederzijdse rechten en plichten. De jongste jaren wordt de patiėnt er bovendien steeds vaker op gewezen dat hij door « gezond en bewust » te leven zelf zijn verantwoordelijkheid dient op te nemen. Terwijl hij tot op heden een passieve ontvanger van zorgen was, moet hij sinds kort een steeds actievere rol vervullen in de instandhouding van zijn gezondheid en de behandeling van zijn ziektes.

Belangrijk is de situatie onder ogen te nemen dat de beroepsbeoefenaar van oordeel is deze zorg niet te kunnen verstrekken. De redenen kunnen divers zijn. In ieder geval is een verwijzing dan een verplichting in hoofde van de beroepsbeoefenaar.

Nr. 15 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 5

Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De verplichting die op de beroepsbeoefenaar rust én derhalve een recht is van de patiėnt, is een inspanningsverbintenis. »

Verantwoording

Met dit amendement wordt een overeenstemming tussen de tekst van de wet en de memorie van toelichting nagestreefd.

Men mag verwachten dat de beroepsbeoefenaar zich inspant om op kwaliteitsvolle wijze gezondheidszorg te verlenen zoals dit van een zorgvuldige beroepsbeoefenaar wordt mag worden verwacht

Nr 16 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 8

Het vierde lid van § 4 van dit artikel vervangen als volgt :

« Indien de patiėnt toen hij nog in staat was de in deze wet bedoelde rechten uit te oefenen, zijn wensen met betrekking tot een welomschreven tussenkomst inzake gezondheidszorg heeft te kennen gegeven, moet de beroepsbeoefenaar deze vooraf uitgedrukte wensen mee in overweging nemen. »

Verantwoording

Een weigering van toestemming of de intrekking van een toestemming kan zowel op verzoek van de patiėnt als van de beroepsbeoefenaar schriftelijk worden vastgelegd. Een schriftelijke wilsverklaring met betrekking tot een weigering van een welomschreven tussenkomst van de beroepsbeoefenaar moet worden gerespecteerd.

In tegenstelling tot het voorstel waarin bepaald wordt dat'de vroeger uitgedrukte wensen mee in overweging worden genomen'stelt minister Aelvoet dat een weigering gedaan in een voorafgaande wilsverklaring gelijk is aan een gewone weigering. De beroepsbeoefenaar moet de wil respecteren, ongeacht of de omstandigheden sinds het uiten van de wil zijn gewijzigd.

Met deze redenering kunnen wij het niet eens zijn. Ook de Nationale Raad van de Orde der geneesheren wijst de bindende kracht van een voorafgaande wilsverklaring af. Men kan niet accepteren dat de arts verplicht zou zijn de schriftelijke weigering te eerbiedigen in gewijzigde omstandigheden. De Raad van State heeft deze stelling onderschreven in zijn advies.

Nr. 17 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 7

In het eerste lid van § 2 van dit artikel, tussen de woorden « duidelijke taal » de woorden « en begrijpelijke » invoegen.

Verantwoording

De informatie dient niet enkel duidelijk te zijn, maar ook begrijpelijk of verstaanbaar voor de patiėnt. Zorgverleners gebruiken nogal graag moeilijke en gewichtige taal, die de leek niet begrijpt. Daarom dient zo min mogelijk gebruik te worden gemaakt van medische terminologie. De patiėnt moet begrijpen wat er mis is en wat er te gebeuren staat, hetgeen ook betekent dat, voor anderstaligen of gehoorgestoorden, eventueel de hulp van een tolk moet worden ingeroepen. Het voldoen aan de informatieplicht kan voor de zorgverlener nooit een alibi zijn voor het afschuiven van zijn verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid.

Nr 18 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 8

In § 1 van dit artikel een vierde lid toevoegen, luidende :

« De toestemming wordt steeds schriftelijk vastgelegd voor :

1ŗ handelingen die een onomkeerbaar gevolg hebben;

2ŗ handelingen die gepaard gaan met ernstige risico's;

3ŗ handelingen zonder of met gering therapeutisch nut;

4ŗ handelingen met een experimenteel karakter. »

Verantwoording

In principe kan de toestemming zowel impliciet als expliciet worden gegeven. Evenwel is voor een impliciete toestemming vereist dat deze zeker is en dat kan pas het geval zijn wanneer het gaat om een omstandig stilzwijgen, waarbij de omstandigheden voornamelijk bepaald worden door de aard van de medische handeling, de eventuele gevolgen ervan en vervolgens ook door het gedrag van de patiėnt zelf.

Uit het louter stilzwijgen van de patiėnt, zelfs na de nodige informatie, kan dus niet zomaar een werkelijke toestemming worden afgeleid.

In vier specifieke situaties moet de toestemming schriftelijk worden vastgelegd :

1. handelingen die een onomkeerbaar gevolg hebben;

2. handelingen die gepaard gaan met ernstige risico's;

3. handelingen zonder of met gering therapeutisch nut;

4. handelingen met een experimenteel karakter.

Nr. 19 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 12

In dit artikel een § 3 toevoegen, luidende :

« § 3. Indien de patiėnt de leeftijd van zestien jaar niet bereikt heeft en de rechten niet worden uitgeoefend door de ouders die het gezag over de minderjarigen uitoefenen of door zijn voogd, of indien hij feitelijk onbekwaam is om zijn toestemming te geven, vraagt de zorgverlener voorafgaandelijk het advies van een andere zorgverlener voor de :

1ŗ handelingen die een onomkeerbaar gevolg hebben;

2ŗ handelingen die gepaard gaan met ernstige risico's;

3ŗ handelingen zonder of met gering therapeutisch nut;

4ŗ handelingen met een experimenteel karakter. »

Verantwoording

Voor een ingrijpende medische handeling op een minderjarige (onder de zestien) waarbij de ouders die het gezag uitoefenen of de voogd niet hun rechten uitoefenen, en voor een ingrijpende medische behandeling op een wilsonbekwame patiėnt dient voorafgaandelijk advies te worden gevraagd aan een andere zorgverlener. Onder ingrijpende medische handelingen wordt verstaan, de medische handelingen die een onomkeerbaar gevolg hebben, handelingen die gepaard gaan met ernstige risico's, handelingen zonder of met gering therapeutisch nut, handelingen met een experimenteel karakter opgesomd in artikel 11.

Nr. 20 VAN MEVROUW van KESSEL

Art. 17

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 17. ­ De gezondheidszorgvoorziening is hoofdelijk aansprakelijk voor alle tekortkomingen die zich voordoen in verband met de eerbiediging van de in deze wet bepaalde rechten van de patiėnt. »

Verantwoording

Het valt te betreuren dat de bepalingen omtrent de aansprakelijkheid van het ziekenhuis bijzonder onduidelijk zijn. Als het ontwerp op één punt een belangrijk verschil kan maken ten aanzien van de huidige praktijk, dan is het wel in het vastleggen van de centrale aansprakelijkheid.

Het is van groot belang dat er een degelijke oplossing komt voor het probleem van de onduidelijkheid over de contracterende partij bij een behandeling in het ziekenhuis. Het opleggen van de centrale aansprakelijkheid wijzigt niets aan de aansprakelijkheidsverhoudingen tussen de beroepsbeoefenaars en de instelling (het ziekenhuis kan zich te alle tijde op de zorgverlener verhalen indien deze medeaansprakelijk wordt bevonden voor de geleden schade) maar maakt het voor de patiėnt veel eenvoudiger : Het ziekenhuis fungeert voortaan als een centraal aanspreekpunt. Dit zowel ingeval de schadeverwekker identificeerbaar is als niet identificeerbaar is.

Een objectieve en hoofdelijke aansprakelijkheid is te verantwoorden zowel ten aanzien van artsen die als werknemer tewerkgesteld zijn als ten aanzien van zelfstandige ziekenhuisartsen.

In ieder geval is het nu reeds zo dat, indien de schadeverwekker niet geļdentificeerd kan worden, het voor de benadeelde patiėnt binnen de bestaande wetgeving mogelijk is om het ziekenhuis als centraal verantwoordelijke aansprakelijk te stellen.

Dit blijkt onder meer uit :

­ Artikel 11 van de wet op de ziekenhuizen (7 augustus 1987), op grond waarvan de beheerder de algemene en uiteindelijke verantwoordelijke is voor de ziekenhuisactiviteit op het vlak van de organisatie en de werking, alsook op het financiėle vlak.

­ Artikel 1384, lid 3 van het Burgerlijk wetboek, op grond waarvan zij die anderen aanstellen aansprakelijk zijn voor de schade die door hun aangestelden is veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben. Het begrip « aangestelde » wordt door de rechtspraak soepel geļnterpreteerd en is in ieder geval ruimer dan het begrip « werknemer ». Concreet betekent dit dat naast de werknemer (verpleegkundigen, enz.) ook de zelfstandige ziekenhuisartsen als aangestelden van het ziekenhuis beschouwd kunnen worden, waardoor op laatstvermelde instantie tevens een objectieve aansprakelijkheid berust.

Ingrid van KESSEL.

Nr. 21 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 7

In § 1, het woord « alle » vervangen door het woord « de ».

Verantwoording

Het woord « alle » kan ruimer worden geļnterpreteerd dan de wetgever wenst.

Michel BARBEAUX.

Nr. 22 VAN MEVROUW van KESSEL

(Subamendement op amendement nr. 16)

Art. 8

In dit artikel tussen de woorden « heeft te kennen gegeven » en « moet de beroepsbeoefenaar » de woorden « en indien het om een weigering van een medische tussenkomst gaat » invoegen.

Ingrid van KESSEL.

Nr. 23 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 17

In het laatste lid van het 2ŗ van dit artikel, de woorden « in deze wet » vervangen door de woorden « in de wet van ... betreffende de rechten van de patiėnt ».

Verantwoording

Correctie van een vergissing in het dispositief van artikel 17, aangezien « deze wet » waarop dit artikel doelt, de wet op de ziekenhuizen is.

Michel BARBEAUX.

Nr. 24 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 3

Paragraaf 2 van dit artikel doen vervallen.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 25 VAN DE HEREN DESTEXHE EN MALMENDIER

Art. 7

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 1 tussen de woorden « De patiėnt heeft » en de woorden « tegenover de beroepsbeoefenaar » de woorden « met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel » invoegen.

B. In § 1 de woorden « op alle hem betreffende informatie » vervangen door de woorden « op alle relevante, hem betreffende informatie ».

Alain DESTEXHE.
Jean-Pierre MALMENDIER.

Nr. 26 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 7

(Subsidiair amendement)

Paragraaf 2 aanvullen met een derde lid, luidende :

« De Koning stelt vast hoe dit specifieke optreden wordt gefinancierd. »

Nr. 27 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 8

In § 2 van dit artikel tussen de woorden « nevenwerkingen » en de woorden « en risico's verbonden aan de tussenkomst » de woorden « die rechtstreeks verband houden met de voorgenomen handeling » invoegen.

Verantwoording

Deze concepten moeten beperkend worden geļnterpreteerd. Het is immers onmogelijk om een volledige lijst te geven van de nevenwerkingen en risico's verbonden aan een bepaald optreden. Als men geen grenzen afbakent, staat de deur wijd open voor eindeloze betwistingen. De beroepsbeoefenaar moet deze kwestie als een goed huisvader afhandelen.

Alain DESTEXHE.

Nr. 28 VAN DE HEREN DESTEXHE EN MALMENDIER

Art. 8

Paragraaf 3 van dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De patiėnt wordt ingelicht over het feit dat de beroepsbeoefenaar een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting heeft. »

Verantwoording

De onderzoeken en behandelingen die de zorgverstrekkers uitvoeren, kunnen een risico inhouden. De zorgverstrekkers moeten dan ook benadrukken dat zij garanderen dat de patiėnt de beste verzorging krijgt maar dat zij niet kunnen garanderen dat het verhoopte resultaat wordt bereikt.

Nr. 29 VAN DE HEREN DESTEXHE EN MALMENDIER

Art. 16

Paragraaf 3 van dit artikel aanvullen met een tweede lid, luidende :

« Voor de ombudsfunctie geldt een absoluut beroepsgeheim, welke ook de vertegenwoordigde partijen zijn; enkel de artsen hebben toegang tot het dossier van patiėnt, als het een klacht tegen een arts betreft. »

Nr. 30 VAN DE HEREN DESTEXHE EN MALMENDIER

Art. 19

In het laatste lid van het voorgestelde artikel 95 van de wet van 25 juni 1992, de woorden « of, in geval van overlijden, aan zijn rechthebbenden » doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 65 van de Code van de geneeskundige plichtenleer bepaalt dat de dood van een zieke de geneesheer niet ontheft van zijn beroepsgeheim en dat de erfgenamen hem er evenmin kunnen van ontslaan of erover beschikken.

Er is dus geen enkele reden om van deze regel af te wijken.

Alain DESTEXHE.
Jean-Pierre MALMENDIER.

Nr. 31 VAN DE HEER DESTEXHE

Art. 5 tot 10

De voorgestelde artikelen 5 tot 10 vervangen als volgt :

« Art. 5. ­ de patiėnt heeft recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking;

­ de patiėnt heeft recht op de informatie die relevant is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand;

­ de patiėnt heeft het recht om vrij toe te stemmen met elke tussenkomst van de beroepsbeoefenaar mits hij er vooraf over werd geļnformeerd;

­ de patiėnt heeft ten opzichte van de beroepsbeoefenaar recht op een zorgvuldige bijgehouden en veilig bewaard patiėntendossier;

­ de patiėnt heeft recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, op respect voor zijn intimiteit en, na zijn overlijden, op respect voor zijn nagedachtenis. »

Alain DESTEXHE.

Nr. 32 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 4

In dit artikel na de woorden « In de mate waarin de patiėnt hieraan zijn medewerking verleent, » de woorden « wanneer hij daartoe bekwaam is » invoegen.

Nr. 33 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 20 (nieuw)

Een artikel 20 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 20. ­ De wet treedt in werking bij de publicatie van het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 3, paragraaf 2. »

Nr. 34 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 4

Het artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ De beroepsbeoefenaar handelt in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de zorgvuldigheidseisen en de geldende professionele verplichtingen. In het belang van de patiėnt pleegt hij desgevallend multidisciplinair overleg. »

Verantwoording

Het huidige artikel 4 zorgt voor een echte uitholling van de wet, omdat zij een exceptie invoert in hoofde van de beroepsbeoefenaar. De beroepsbeoefenaar moet de patiėntenrechten immers maar respecteren « in de mate waarin de patiėnt hieraan zijn medewerking verleent ».

De juridische gevolgen van deze bepaling zijn derhalve niet te overzien. Bovendien stelt zich de vraag waarom de regering in de Kamer beklemtoonde dat het algemeen verbintenissenrecht van toepassing is (binnen de bestaande publieke of privaatrechterlijke rechtsverhoudingen), terwijl in dit artikel 4 een specifieke exceptie wordt ingevoerd.

Het is beter te opteren voor de voorgestelde formulering.

Nr. 35 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 34 op artikel 4)

Art. 4

Het artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zo het amendement nr. 34 niet wordt weerhouden, is het hoedanook niet aangewezen de huidige bepaling van artikel 4 te weerhouden.

De voorgestelde exceptie zorgt immers voor juridisch onvoorziene gevolgen.

Nr. 36 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 15)

Art. 5

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 5. ­ De beroepsbeoefenaar verstrekt aan de patiėnt kwaliteitsvolle gezondheidszorg zoals dat van een bekwame en zorgvuldige beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Hij respecteert daarbij de bepalingen van deze wet, de waardigheid en de zelfbeschikking alsook het recht op intimiteit van de patiėnt. Indien het belang van de patiėnt dit vereist, pleegt hij overleg met andere beroepsbeoefenaars.

Ingeval de beroepsbeoefenaar meent deze zorg niet te kunnen verstrekken, zal hij de patiėnt verwijzen naar een andere beroepsbeoefenaar. »

Verantwoording

Dit amendement is subsidiair op amendement nr. 15, en benadrukt evenzeer dat de verplichting die op beroepsbeoefenaars een inspanningsverbintenis is. Men mag verwachten dat de beroepsbeoefenaar zich inspant zoals dit van een zorgvuldige beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.

Belangrijk is ook de situatie onder ogen te nemen dat de beroepsbeoefenaar van oordeel is deze zorg niet te kunnen verstrekken. De redenen kunnen divers zijn. In ieder geval is een verwijzing dan een verplichting in hoofde van de beroepsbeoefenaar.

Nr. 37 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 6

Het artikel aanvullen met een tweede lid, luidend als volgt :

« De keuze geschiedt uitdrukkelijk, behalve indien de beroepsbeoefenaar, nadat de patiėnt voldoende werd geļnformeerd, uit de gedragingen van de patiėnt redelijkerwijze diens keuze voor de betrokken beroepsbeoefenaar kan afleiden. »

Verantwoording

Dit amendement wil het ontwerp in overeenstemming brengen met de memorie van toelichting. Daarin staat dat een patiėnt niet altijd in staat is om een uitdrukkelijke keuze te maken. Voor de beroepsbeoefenaar moet het mogelijk zijn deze keuze af te leiden uit het gedrag van de patiėnt. Het ontwerp bepaalt dit ook in het artikel 8 over de toestemming met een tussenkomst van een beroepsbeoefenaar.

Zoals in de regeling over de toestemming vereist dit dat de patiėnt is geļnformeerd en weet, bijvoorbeeld, dat als hij zich in een ziekenhuis meldt voor een behandeling dit betekent dat hij, bij gebrek aan een expliciete keuze, zal worden behandeld door de artsen die in dat ziekenhuis actief zijn en er in een team hun werkzaamheden regelen.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 38 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 5bis (nieuw)

Een artikel 5bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 5bis. ­ De patiėnt heeft recht op naleving van de tegenover hem geldende veiligheidsplicht. »

Verantwoording

De beroepsbeoefenaar en ­ bij uitbreiding : de verzorginginstelling ­ hebben een veiligheidsplicht ten opzichte van de patiėnt.

Het is dan ook noodzakelijk om dit in te schrijven in deze patiėntenrechtenwet.

Nr. 39 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 7

In § 2, derde lid, tussen de woorden « de informatie » en het woord « meegedeeld » het woord « tevens » invoegen.

Verantwoording

In de huidige libellering wordt bepaald dat de informatie niet aan de patiėnt maar aan de vertrouwenspersoon mag worden meegedeeld. Dit amendement strekt ertoe te verduidelijken dat de patiėnt kan opteren dat de informatie behalve aan hemzelf ook aan een vertrouwenspersoon wordt meegedeeld.

Nr. 40 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 14

In § 2, voorlaatste lid, de woorden « in voorkomend geval » doen vervallen.

Verantwoording

Het is niet duidelijk waarom binnen de « cascade »-regeling, indien uiteindelijk de betrokken beroepsbeoefenaar de rechten van de patiėnt dient uit te oefenen, dit enkel multidisciplinair dient te gebeuren « in voorkomend geval ».

Beter is het deze woorden dan ook te schrappen, bij gebreke aan nadere duiding.

Hugo VANDENBERGHE.
Jacques D'HOOGHE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 41 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 17

In het 3ŗ, het voorgestelde artikel 70quater aanvullen als volgt :

« De documenten die worden opgemaakt voor en de mededelingen die worden gedaan ten opzichte van diegene die de ombudsfunctie uitoefent, zijn vertrouwelijk. Zij kunnen niet worden aangevoerd in een gerechtelijk, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slecht worden opgeheven met instemming van al de betrokken partijen en van diegene die de ombudsfunctie uitoefent.

Bij schending van die geheimhoudingsplicht door een van de partijen doet de rechter uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding.

Onverminderd de verplichtingen die hem bij wet worden opgelegd, mag diegene die de ombudsfunctie uitoefent de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag door de partijen niet worden opgeroepen als getuige in een burgerrechtelijke of administratieve procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van een bemiddeling kennis heeft genomen.

Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op degene die de ombudsfunctie uitoefent. »

Verantwoording

Een ombudsman moet de mogelijkheden hebben om te bemiddelen. Zoals voor de familiale bemiddeling (artikel 734sexies Gerechtelijk Wetboek) moeten daarvoor de essentiėle omstandigheden worden gecreėerd. En dat veronderstelt in ieder geval dat de partijen erop kunnen vertrouwen dat wat zij aan de ombudsman meedelen, vertrouwelijk blijft en niet tegen hen kan worden gebruikt. Dit kan alleen door een behoorlijke wettelijke regeling.

Hugo VANDENBERGHE.
Jacques D'HOOGHE.
Ingrid van KESSEL.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 42 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 20 (nieuw)

Een artikel 20 (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 20. ­ Deze wet treedt ten vroegste in werking de dag waarop de wet betreffende de aansprakelijkheidsverzekering voor zorgverstrekkers van medische beoefenaars in werking treedt. »

Verantwoording

De problematiek van de patiėntenrechten is nauw verbonden met het probleem van de medische aansprakelijkheid. Daarom kan deze wet pas ten vroegste in werking treden na de inwerkingtreding van de wet betreffende aansprakelijkheidsverzekering.

De vrijblijvende verklaring van de regering in de Kamer is immers niet bindend en gezien talrijke precedenten met gelijkaardige beloftes deze legislatuur niet geloofwaardig.

Nr. 43 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subsidiair amendement op amendement nr. 42)

Art. 20 (nieuw)

Een artikel 20 (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 20. ­ Artikel 17, voor zover het betrekking heeft op artikel 17novies, vierde lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, treedt in werking uiterlijk op de eerste dag van de tweede maand volgend op die van de bekendmaking van het koninklijk besluit bedoeld in het voornoemd artikel 17novies, derde lid. »

Verantwoording

De wet op de patiėntenrechten voorziet geen specifieke bepalingen met betrekking tot de inwerkintreding van de wet. Dit betekent dat de wet in werking treedt op 10 dagen na publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. Vanaf dat ogenblik is het ziekenhuis aansprakelijk voor de tekortkomingen begaan door de er werkzame beroepsbeoefenaars in verband met de eerbiediging van de in de wet bepaalde rechten van de patiėnt, tenzij het ziekenhuis de patiėnt, op diens verzoek, informeert dat dit niet zo is. Echter, het ziekenhuis is bij de inwerkingtreding van de wet in staat om deze informatie aan de patiėnt te verstrekken vermits dat de inhoud van deze informatie door de Koning moeten worden bepaald (het nieuwe artikel 17novies, § 3 van de ziekenhuiswet). De Koning moet daarvoor trouwens het advies inwinnen van de Federale Commissie die ook maar gericht wordt op basis van en na de inwerkintreding van voorliggende wet. Met andere woorden : het zal nog maanden duren voordat de Koning in staat is om de informatie te bepalen die er kan toe leiden dat een ziekenhuis zich bevrijdt van de wettelijke hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de er werkzame beroepsbeoefenaars.

Het is duidelijk dat het de bedoeling van de indieners van het oorspronkelijk amendement was om met het huidige artikel 17 van de wet het ziekenhuis te verplichten de patiėnt te informeren over het feit dat er eventueel geen hoofdelijke aansprakelijkheid is. Zonder deze specifieke bepaling met betrekking tot de inwerkingtreding is het ziekenhuis echter onmiddellijk hoofdelijk aansprakelijk.

Hugo VANDENBERGHE.
Jacques D'HOOGHE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 44 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 6

In dit artikel de woorden « behouden, in beide gevallen beperkingen opgelegd krachtens de wet » doen vervallen.

Nr. 45 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 5

In dit artikel de woorden « de beroepsbeoefenaar » vervangen door de woorden « het ziekenhuis of desgevallend de zelfstandige beroepsbeoefenaar ».

Verantwoording

Dit artikel bepaalt de draagwijdte en de schuldenaar van de algemene medische inspanningsverbintenis waarop de patiėnt aanspraak kan maken.

Twee gevallen kunnen zich voordoen.

Ofwel is de beroepsbeoefenaar werknemer van het ziekenhuis en zal het ziekenhuis aansprakelijk zijn voor de handelingen van haar werknemer krachtens artikel 18 van de arbeidsovereenkomstenwet van 1978, ofwel is de beroepsbeoefenaar een zelfstandige en zal hij rechtstreeks aansprakelijk zijn ter andere woorden van de patiėnt op basis van het gemeenrecht.

In dit laatste geval beschikt de patiėnt tevens over een vorderingsrecht ten aanzien van het ziekenhuis op basis van de theorie van de onderaanneming.

Het artikel dient derhalve te worden aangepast om zowel de contractuele als de buitencontractuele aansprakelijkheid die geldt in gemene recht toe te passen op deze wet.

Nr. 46 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 5

In dit artikel de woorden « die beantwoordt aan zijn behoeften » doen vervallen.

Verantwoording

Deze zinslede voegt juridisch niets toe aan de tekst. Bovendien schept de uitdrukking « behoeften » die te vaag is verwarring. Het is wel duidelijk dat de dienstverlening strikt moet passen in een therapeutisch doeleinde. De uitdrukking « behoefte » gaat veel verder dan het strikt medische en zal tot interpretatieproblemen van de draagwijdte van de wet leiden.

Nr. 47 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 9

In het vierde paragraaf van dit artikel de woorden « de wettelijke samenwonende partner, de partner » vervangen door de woorden « de wettelijke of feitelijke samenwonende partner ».

Verantwoording

De uitdrukking partner heeft juridisch geen betekenis. Bovendien is elke « wettelijke samenwonende ook een partner », zo dat de huidige opsomming overbodig wordt.

Nr. 48 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 14

In het derde lid van het tweede paragraaf van dit artikel de woorden « betrokken beroepsbeoefenaar » vervangen door de woorden « de beroepsbeoefenaar met wie de patiėnt een medisch zorgcontract heeft gesloten ».

Verantwoording

Het is niet duidelijk wie er bedoeld wordt met de « betrokken » beroepsbeoefenaar. Indien het de beroepsbeoefenaar die gebonden is door het medisch zorgcontract betreft, dient men dit in de wet te preciseren.

Nr. 49 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 17

In het vierde lid van het voorgestelde artikel 17 novies de woorden « de er werkende beroepsbeoefenaars » vervangen door de woorden « de beroepsbeoefenaars die er als werknemer werken ».

Verantwoording

« Werken » kan in het arbeidsrecht geschieden onder drie verschillende regimes : privaatrechtelijke werknemers, publiekrechtelijke werknemers, of zelfstandige. De twee eerste categorieėn worden door het burgerlijk recht als aangestelde beschouwd, hetgeen de uitsluitende aanprakelijkheid van de werkgever voor hun daden tot gevolg heeft.

De zelfstandigen daarentegen zijn altijd aansprakelijk voor de daden die ze beroepshalve stellen. Het is duidelijk dat men hier niet deze categorie bedoeld maar wel degelijk de aangestelden, zodat men de wet dient aan te passen.

Nr. 50 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 17

In het voorgestelde artikel 17novies de volzin « Bovendien waakt ieder ziekenhuis erover dat ook de beroepsbeoefenaars die er niet op basis van een arbeidsovereenkomst ...., de rechten van de patiėnt eerbiedigen » doen vervallen.

Verantwoording

Deze bepaling is overbodig en beperkt zelfs het algemeen vorderingsrecht waarover de patiėnt beschikt tegen de hoofdaannemer. De zelfstandige beroepsbeoefenaar is uiteraard geen aangestelde van het ziekenhuis maar werkt niettemin als onderaannemer van het ziekenhuis. De patiėnt beschikt derhalve over twee vorderingsmogelijkheden, zowel ter attentie van de hoofdaannemer als tegen de onderaannemer. Een beperking van het gemene recht is ter zake volgens indieners niet wenselijk.

Nr. 51 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 19

In het vijfde lid van het voorgestelde artikel 95 van de wet van 25 juni 1992 de woorden « Wanneer er geen risico meer bestaat voor de verzekeraar » vervangen door « Bij het afsluiten van het verzekeringsdossier ».

Verantwoording

De verzekeraar dekt en risico, maar loopt uiteraard zelf geen risico. Het risico wordt namelijk door de verzekerde gelopen. Uiteraard bedoeld de wetgever dat de verzekeraar de stukken moet terugzenden eens hij voldaan heeft aan de verzekeringsovereenkomst en hij het verzekeringsdossier heeft afgesloten. De tekst dient derhalve in die te worden aangepast.

Nr. 52 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 7

In § 4, eerste lid, van dit artikel tussen de woorden « andere beroepsbeoefenaar » en de woorden « heeft geraadpleegd » de woorden « van hetzelfde beroep » invoegen.

Verantwoording

Cf. argumenten van de heer Colla.

Nr. 53 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 8

In § 2, van dit artikel tussen de woorden « nevenwerkingen en » en het woord « risico's » de woorden « normaal voorziene » invoegen.

Nr. 54 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subamendement op amendement nr. 25 van de heer Destexhe)

Art. 7

In § 1 van dit artikel tussen het woord « pertinente » en het woord « informatie » het woord « adequaat » invoegen.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 55 VAN DE HEER VANDENBERGHE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 12

Dit artikel aanvullen met een § 3 (nieuw) luidende :

« § 3. Bij conflict tussen de ouders en de minderjarige beslist de vrederechter op gewoon verzoekschrift. »

Hugo VANDENBERGHE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 56 VAN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 14

In het tweede lid van § 1, de laatste zin doen vervallen.

Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 57 VAN DE HEER VANDENBERGHE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 17

Artikel 17 doen vervallen.

Verantwoording

1ŗ De Raad van State heeft terecht het bevoegdheidsprobleem gesteld.

2ŗ De conceptie van artikel 17 is juridisch onjuist en het artikel is in zijn geheel onleesbaar.

Hugo VANDENBERGHE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.