2-507/2

2-507/2

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

14 NOVEMBER 2000


Voorstel van resolutie betreffende het recht op terugkeer voor de Palestijnse vluchtelingen

(Ingediend door de heer Michiel Maertens c.s.)


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW LALOY C.S.

De toelichting en het dispositief vervangen als volgt :

« TOELICHTING

Het vredesproces dat 7 jaar geleden met de Oslo-akkoorden op gang is gekomen, bewijst de wil om, ondanks de vertragingen, een evenwichtige oplossing te vinden voor de toestand in het Midden-Oosten en alle volkeren in het gebied duurzame garanties te bieden voor vrede, samenwerking, welvaart en welzijn. Het doel van dit proces blijft immers de oprichting van een soevereine, economisch en administratief leefbare Palestijnse Staat, naast de erkende Israëlische Staat met zijn vastgelegde grenzen.

De onderhandelingen die in juli 2000 tijdens de top in Camp David hun beslag hebben gekregen, rechtvaardigden een zekere mate van optimisme, gezien de precaire positie van de Israëlische eerste minister in zijn eigen land en van de leider van de Palestijnse Autoriteit in de gebieden onder zijn bevoegdheid. Er hebben immers voor de eerste keer sedert de oprichting van de Staat Israël constructieve gesprekken plaatsgehad over een aantal netelige kwesties die tot dan toe onbespreekbaar waren : de terugkeer van de vluchtelingen, de nederzettingen, het waterprobleem en Jeruzalem.

De internationale gemeenschap moet alle extremistische ontsporingen veroordelen en verhinderen dat het fundamentalisme de politiek kan overheersen. Deze houding moet niet alleen voor het Midden-Oosten gelden, maar tevens voor elke Staat waar ook ter wereld. Extremistische bewegingen dragen de volledige verantwoordelijkheid voor het hervatten van berekende en misdadige gewelddadigheden. Alleen diplomatieke, op consensus berustende inspanningen zijn in tel.

Het is dan ook noodzakelijk om steun te verlenen aan alle initiatieven die passen in het vredesproces en die de hervatting van een constructieve en serene dialoog kunnen bevorderen.

De Oslo-akkoorden en de akkoorden van Camp David mogen niet tevergeefs blijken, maar door de huidige ontwikkelingen en de verhoogde spanning in het Midden-Oosten moet de internationale gemeenschap ook uiterst nauwlettend toezien op de naleving van de bepalingen van de akkoorden van Sharm-El-Sheikh (oprichting van een internationale onderzoekscommissie) en van de akkoorden van Gaza, waar de heren Peres en Arafat besloten hebben de vijandigheden te staken.

Om de naleving van deze akkoorden te garanderen, moeten alle vertragingsmanoeuvres die de wrevel van de bevolking zouden kunnen opwekken, te allen prijze worden vermeden.

Daarom moet de Europese Unie haar steun toezeggen aan de uitroeping van een Palestijnse Staat, die er volgens de Oslo-akkoorden tegen 13 september 2000 moest komen. De Europese Unie moet ook zo snel mogelijk de politieke, economische en geostrategische dimensie van Palestina onderkennen. De oprichting van een Palestijnse Staat lijkt immers onafwendbaar. Het betreft een verworven recht, een principe dat sedert geruime tijd vast ligt in internationale teksten. Het gaat inmiddels om de bevestiging van een elementair en internationaal rechtsbeginsel. Deze erkenning mag echter niet worden beschouwd als een doel op zich, maar als een belangrijke stap in het sluiten van een akkoord dat het recht op veiligheid voor het Israëlische volk en zijn Staat waarborgt.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE

De Senaat,

Herinnerend aan de resoluties van de VN-Veiligheidsraad nrs. 476 (1980), 478 (1980), 672 (1990), 1073 (1996) en 1322 (2000), alsook alle andere resoluties over deze situatie die zijn aangenomen door verschillende internationale instanties,

Herinnerend aan de internationaal erkende beginselen met betrekking tot de Mensenrechten die zijn neergelegd in de verschillende verklaringen en overeenkomsten van de Verenigde Naties en die herhaaldelijk opnieuw zijn bevestigd,

Herinnerend aan de toepassing van het internationaal humanitair recht, inzonderheid het Vierde Verdrag van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd,

Bezorgd om de tragische gebeurtenissen die sinds 28 september 2000 in de Palestijnse gebieden hebben plaatsgevonden en waarbij, door een overdreven machtsontplooiing, talrijke doden en gewonden zijn gevallen, voornamelijk aan Palestijnse zijde,

Opnieuw bevestigend dat een rechtvaardige en duurzame oplossing van het Arabisch-Israëlische conflict gebaseerd moet zijn op resoluties nrs. 242 (1967) en 338 (1973) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en op resolutie nr. 194 (1948) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, alsook op een actief onderhandelingsproces dat de legitieme rechten van het Palestijnse volk in acht neemt, met inbegrip van zijn recht op zelfbeschikking en op de oprichting van een onafhankelijke staat,

Zijn steun toezeggend aan het vredesproces in het Midden-Oosten en aan de inspanningen die worden geleverd voor een definitieve regeling van het conflict tussen Israëli's en Palestijnen en beide partijen ertoe aanzettend mee te werken aan deze inspanningen,

Rekening houdend met de verklaring die de partijen op 17 oktober in Sharm-el-Sheikh hebben aangenomen, en waarin zij openlijk uiting geven aan hun vastberaden wil om een einde te maken aan het geweld en concrete maatregelen te nemen om te beletten dat de recente gebeurtenissen zich nog zouden herhalen,

Opnieuw bevestigend dat iedereen de heilige plaatsen van het Midden-Oosten moet eerbiedigen en alle daarmee strijdige handelingen afkeurend,

­ Veroordeelt alle provocaties die het vredesproces bedreigen alsook de internationale inspanningen om een rechtvaardige en algemene vrede tot stand te brengen;

­ Betreurt ten zeerste de tragische gebeurtenissen in de Palestijnse gebieden die sinds 28 september 2000 tot een dramatische escalatie van het Israëlisch-Palestijnse conflict heben geleid;

­ Vraagt de Israëlische regering en de Palestijnse nationale Autoriteit om alle gewelddaden voortaan te vookomen;

­ Roept beide partijen bij het conflict op om opnieuw te gaan onderhandelen en alles in het werk te stellen om een duurzame vrede tot stand te brengen;

­ Roept eveneens alle vredesmachten op zich over de grenzen heen in te zetten om van deze regio een zone van vrede en gedeelde welvaart te maken;

Verzoekt de Belgische regering om :

1. de bij het conflict betrokken partijen op te roepen tot gematigdheid en tot het intomen van de gewelddadige uitbarstingen van hun bevolking, alsmede tot het hervatten van de onderhandelingen ten gronde en tot het bewerkstelligen van een duurzame vrede;

2. de gewelddaden aan te klagen die in de bezette gebieden gepleegd zijn door een overdreven machtsontplooiing, die geleid heeft tot talrijke doden en gewonden, voornamelijk aan Palestijnse zijde;

3. alle provocaties te veroordelen die een bedreiging zijn voor zowel het vredesproces als de internationale inspanningen om een rechtvaardige en algemene vrede tot stand te brengen;

4. de internationale gemeenschap te herinneren aan de plicht van elke Staat om al zijn burgers te beschermen ongeacht hun afkomst of hun religieuze overtuiging;

5. bij de Palestijnse Autoriteit en de andere Arabische Staten erop aan te dringen dat zij zich zouden verbinden tot het waarborgen van de veiligheid van de Staat Israël;

6. de werkzaamheden van de internationale onderzoekscommissie te steunen en te bevorderen zoals aangekondigd op de top van 17 oktober 2000 te Sharm-el-Sheikh; de commissie is belast met een objectief en snel onderzoek naar de tragische gebeurtenissen die zich sedert 28 september 2000 hebben voorgedaan teneinde die incidenten in de toekomst te voorkomen;

7. bij de instanties van de Europese Unie te pleiten voor een duidelijk en vastberaden standpunt over de toestand in het Midden-Oosten teneinde een reële politieke en diplomatieke rol te kunnen spelen op het internationaal forum en als Europese Unie te kunnen wegen op de goede afloop van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces;

8. ervoor te zorgen dat de Europese Unie de nodige conclusies trekt met betrekking tot de implementatie van haar economisch partnership met de Staat Israël en de gebieden die onder het gezag staan van de Palestijnse Autoriteit, indien een van beide partijen verantwoordelijk wordt geacht voor nieuwe spanningen, gewelddaden of confrontaties in het Midden-Oosten. »

Verantwoording

Sedert de indiening in de Senaat op 6 juli 2000 van het voorstel van resolutie betreffende het recht op terugkeer voor de Palestijnse vluchtelingen, hebben heel wat belangrijke gebeurtenissen plaatsgevonden die het Parlement ertoe nopen rekening te houden met de tragische ontwikkelingen in de toestand en de brutale verstoring van het Palestijns-Israëlische vredesproces.

Het oorspronkelijke voorstel van resolutie legt opnieuw de nadruk op het vinden van een oplossing voor het vluchtelingenprobleem in het vredesproces. Dit is natuurlijk alleen mogelijk als het vredesproces zelf niet onderbroken wordt.

Een algemeen en definitief akkoord lijkt jammer genoeg steeds moeilijker haalbaar. Tal van dramatische gebeurtenissen waarover de media over de hele wereld hebben bericht, hebben stilaan een symboolwaarde gekregen en hebben het vredesproces aanzienlijk bemoeilijkt.

De ondertekenaars van dit amendement menen dat elke uiting van extremisme moet worden veroordeeld en dat de hervatting en de goede afloop van het vredesproces met alle mogelijke middelen en door de gehele internationale gemeenschap moeten worden bevorderd.

Bovendien moet een regionale uitbreiding van dit conflict absoluut vermeden worden. De internationale gemeenschap kan op dit punt niet anders dan haar tevredenheid uitspreken over de gematigde houding van de leden van de Arabische Liga tijdens de top van Caïro op 21 en 22 oktober 2000.

Toch blijft het risico bestaan dat het conflict zich uitbreidt over het gehele gebied. De Belgische regering moet de Israëlische, Palestijnse en Arabische overheid dus opnieuw aanmanen tot gematigdheid en kalmte.

De ondertekenaars betreuren ook de schimmige diplomatieke aanwezigheid van de Europese Unie in het Midden-Oosten. Deze steekt zelfs paradoxaal af tegen de sterke rol die de Unie er speelt op het vlak van de financiële hulp.

Alle lidstaten moeten ertoe worden aangezet duidelijke en vastberaden standpunten in te nemen en hun respectieve inspanningen op elkaar af te stemmen opdat de Europese Unie de rol kan spelen die haar toekomt.

Marie-José LALOY.
Marcel COLLA.
Mohamed DAIF.
Georges DALLEMAGNE.
Alain DESTEXHE.
Paul GALAND.
Michiel MAERTENS.
Erika THIJS.

Nr. 2 VAN MEVROUW THIJS

In considerans A achter « vluchtelingen » de volgende woorden toevoegen :

« ..., voor het statuut van Jeruzalem, van de Joodse kolonisten in de huidige en toekomstige Palestijnse Autonome Gebieden en van een Palestijnse Staat. »

Verantwoording

De terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen, zoals voorzien in de verschillende VN-resoluties en in de intentieverklaringen van de verschillende Israëli-Palestijnse akkoorden, biedt op zich geen definitieve oplossing voor het conflict. Het probleem van de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen blijft immers onlosmakelijk verbonden met de definitieve en een globale regeling van een aantal knelpunten. Het vredesproces kan maar succesvol afgerond worden indien de veiligheid en de levensruimte van alle betrokken partijen gegarandeerd worden. Dit houdt bijgevolg niet alleen een definitieve terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen in maar ook een voor alle betrokken partijen aanvaardbare regeling voor Jeruzalem, het statuut van de circa 400 000 kolonisten en een definitief statuut voor de Palestijnse Staat.

Nr. 3 VAN MEVROUW THIJS

Een nieuwe considerans D toe te voegen luidende als volgt :

« D. Verwijzende naar de verklaring van de Raad van 25 maart 1999, geformuleerd op de Europese Top te Berlijn, over het vredesproces in het Midden-Oosten, »

Verantwoording

Hoewel reeds anderhalf jaar oud, blijft deze verklaring vrij actueel. Zij vertolkt de nood aan een globale regeling met inbegrip van de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen.

Nr. 4 VAN MEVROUW THIJS

Tussen de woorden « probleem » en « ter sprake brengen » in het dispositief het volgende in te voegen, luidende :

« ... samen met de andere knelpunten waarvoor volgens het Sharm el-Cheikh akkoord van 4 september 1999 een definitieve oplossing moest uitgewerkt worden tegen de laatste 13 september 2000, ... »

Verantwoording

Het probleem van de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen is onlosmakelijk verbonden met de definitieve regeling van een aantal knelpunten. Het vredesproces kan maar succesvol afgerond worden indien de veiligheid en de levensruimte van alle betrokken partijen gegarandeerd worden. Dit houdt bijgevolg niet alleen een definitieve terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen in maar ook een voor alle betrokken partijen aanvaardbare regeling voor Jeruzalem, het statuut van de circa 400 000 kolonisten en een definitief statuut voor de Palestijnse Staat.

Nr. 5 VAN MEVROUW THIJS

Na punt 1 van het dispositief een nieuw punt in te voegen, luidende :

« ­ bij de betrokken partijen in het conflict erop aan te dringen de gewelddadigheden stop te zetten en dadelijk de onderhandelingen te hervatten. »

Verantwoording

Een terugkeer van vluchtelingen is maar mogelijk indien de gewelddadigheden tussen de verschillende partijen in het conflict beëindigd worden. De vreedzame reïntegratie van vluchtelingen is maatschappelijk onaanvaardbaar indien de betrokken regio nog steeds getroffen wordt door een spiraal van geweld.

Erika THIJS.

Nr. 6 VAN DE HEER DESTEXHE

(Subamendement op amendement nr. 1)

Het laatste lid van de toelichting doen vervallen.

Alain DESTEXHE.

Nr. 7 VAN MEVROUW LALOY EN DE HEER DAIF

(Subamendement op amendement nr. 1)

Aan de consideransen de volgende bepalingen toevoegen :

« ­ Roept de Europese Unie op om een vastberaden en duidelijk standpunt in te nemen over de toestand in het Midden-Oosten ten einde een reële politieke en diplomatieke rol te kunnen spelen op het internationale forum en te kunnen wegen op de goede afloop van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. »

Nr. 8 VAN MEVROUW LALOY EN DE HEER DAIF

(Subamendement op amendement nr. 1)

In het dispositief punt 7 doen vervallen.

Marie-José LALOY.
Mohamed DAIF.