1-614/4

1-614/4

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

1 JULI 1998


Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging


AMENDEMENTEN


Nr. 51 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1).

Art. 11

In de tekst voorgesteld in § 12 de woorden « het korps verslaggevers bedoeld in artikel 14, § 2 » vervangen door de woorden « de voorzitter van de Raad voor de Mededinging ».

Verantwoording

De beslissing om over te gaan tot een huiszoeking, een beslaglegging of een verzegeling moet door een magistraat worden genomen aangezien de gevolgen voor de ondernemingen zeer ernstig kunnen zijn. Een beslissing die wordt genomen door het korps verslaggevers ­ uitsluitend bij meerderheid van stemmen ­ geeft onvoldoende garanties dat de rechten van de verdediging geëerbiedigd zullen worden. De Franse wetgeving (artikel 48 van de ordonnantie van 1 december 1986) bepaalt overigens dat voor een gerechtelijke plaatsopneming en een beslaglegging de toestemming vereist is van de voorzitter van de tribunal de grande instance .

Nr. 52 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1).

Art. 11

Paragraaf 10 van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Gelet op het specifieke karakter van de procedure inzake mededinging mag de algemene regeling betreffende de huiszoekingen in dit geval niet worden toegepast.

Nr. 53 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 22

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Als de minister een concentratie om redenen van algemeen belang kan toestaan hoewel die concentratie door de Raad voor de Mededinging is geweigerd of enkel onder bepaalde voorwaarden is toegestaan, dan wordt aan de procedure een administratief element toegevoegd. Dat heeft tot gevolg dat de Raad van State bevoegd wordt om kennis te nemen van het beroep inzake concentraties, terwijl men zich daarvoor nu moet wenden tot het hof van beroep van Brussel. De Raad van State kan echter alleen de wettigheid toetsen en een beslissing vernietigen, terwijl het hof van beroep volle rechtsmacht heeft en zijn beslissing in de plaats kan stellen van die van de Raad voor de Mededinging. De rechten van de verdediging worden dus beter verdedigd indien de ondernemingen in beroep kunnen gaan voor het hof van beroep. Bovendien wordt de procedure minder lang gerekt aangezien de zaak niet wordt terugverwezen naar degene die de beslissing heeft genomen. Ten slotte zij erop gewezen dat een van de kamers van het hof van beroep van Brussel gespecialiseerd is in mededingingsproblemen en dankzij de prejudiciële vragen die haar worden voorgelegd, eenvormigheid brengt in het Belgisch mededingingsrecht.

Als men de minister de mogelijkheid geeft een beslissing van de Raad voor de Mededinging te wijzigen, bestaat bovendien het gevaar dat politieke overwegingen de overhand krijgen.

Nr. 54 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 11

In § 2 van dit artikel de woorden « of van artikel 34 » doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 53.

Nr. 55 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 24

In dit artikel de woorden « artikelen 33 en 34 » vervangen door de woorden « artikel 33 ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 53.

Nr. 56 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 25

In het voorgestelde artikel 41 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Het tweede lid van § 2 doen vervallen.

B. In het derde lid van § 2 de woorden « in de vorige leden » vervangen door de woorden « in het vorige lid ».

C. In het zesde lid van § 2 de woorden « uitgezonderd de beslissingen bedoeld in artikel 33 » doen vervallen.

D. Het zevende lid van § 2 doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 53.

Nr. 57 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 27

In het voorgestelde artikel 43 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In het eerste lid van § 1 de woorden « met uitzondering van de in artikel 33 bedoelde beslissingen » doen vervallen.

B. In het tweede lid van § 1 de woorden « met uitzondering van de beslissingen betreffende de procedure inzake concentraties » doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 53.

Nr. 58 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 28

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 53.

Paul HATRY.

Nr. 59 VAN DE HEER D'HOOGHE

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 1

Dit artikel vervangen als volgt :

« De artikelen 2, 3, 4, 7, 10, 11, 12, 16, 17, 26, 27 en 28 van deze wet regelen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet; de overige artikelen regelen aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. »

Verantwoording

Het is niet correct het kwalificatie-artikel te formuleren op de wijze zoals de regering voorstelt. Indien niet wordt aangeduid welke artikelen aangelegenheden regelen die via het stelsel van het verplichte bicameralisme dienen behandeld te worden welke behandeld dienen te worden met gebruikmaking van het optionele bicameralisme, wordt afbreuk gedaan aan de basisbeginselen van de Belgische institutionele inrichting.

Advies van de Raad van State van 10 oktober 1995, L. 24.111/2/V - L. 24.594/2/V :

« Naar luid van artikel 83 van de Grondwet moet een ontwerp of voorstel van wet bepalen of het een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 74, 77 en 78 beoogt te regelen. (passim)

Voor de ontwerpen of voorstellen van wet die aangelegenheden beogen te regelen die zowel in artikel 77 als in artikel 78 van de Grondwet worden bedoeld, dienen zich vier oplossingen aan. (passim)

4. Tot slot is het mogelijk de teksten in één enkel instrument te behouden waarvan voor sommige artikelen de goedkeuringsprocedure toepasselijk op de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet wordt gevolgd, terwijl voor de overige artikelen de goedkeuringsprocedure toepasselijk op de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet wordt gevolgd. In een inleidende bepaling of in een slotbepaling zouden dan naargelang van het geval de artikelen van het ontwerp of van het voorstel worden aangegeven die enerzijds een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 regelen, en anderzijds die welke een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 regelen. »

Uit de adviezen die de Raad van State geformuleerd had op de (gesplitste) voorontwerpen die aan de basis liggen van het regeringsamendement dat nu ter tafel ligt, blijkt dat de bepalingen inzake het Hof van Beroep (artikelen 27 en 28) en inzake de Raad van State (artikel 26) verplicht bicameraal moeten behandeld worden. Bovendien moet worden aangenomen dat een reeks andere artikelen, die de bevoegdheid en de organisatie van de Raad voor de Mededinging betreffen, uit een gezamenlijke lezing van de onderdelen 3º en 8º van artikel 77, eerste lid, van de Grondwet, eveneens bicameraal moeten behandeld worden. Zoals de Raad van State in bovenvermeld advies stelt, zal « de organisatie, de bevoegdheid en de taak van de administratieve rechtscolleges wel degelijk moeten worden geregeld volgens de werkwijze van het volledige bicameralisme.

Nr. 60 VAN DE HEER D'HOOGHE

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 12

In het voorgestelde artikel 24 aan § 3 een lid toevoegen met de volgende bepaling :

« Het verslag omvat eveneens een gemotiveerd voorstel tot reglementering zoals voorzien in het tweede lid van artikel 28, § 1, indien de verslaggever meent dat de concrete feiten een algemene reglementering noodzaken. »

Verantwoording

In de wettekst zoals die sinds 1991 in ons Belgisch recht voorkomt, heeft de Dienst in artikel 24 de mogelijkheid om een voorstel tot reglementering te doen bij het afsluiten van haar verslag. Het is belangrijk dat, indien uit een concreet onderzoek voldoende aanwijzingen naar boven komen die een gemeenschappelijke aanpak verantwoorden, deze informatie kan leiden tot het formuleren van een koninklijk besluit. Daartoe worden zowel artikel 12 als artikel 17 gewijzigd. De verslaggever die dit nuttig acht kan dan een gemotiveerd voorstel doen, dat door de Raad aan de Koning zal worden voorgelegd.

Nr. 61 VAN DE HEER D'HOOGHE

Art. 17

In het voorgestelde artikel 28 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 1, na het eerste lid, een lid toevoegen, luidend als volgt :

« De Koning kan dergelijk besluit ook uitvaardigen op vraag van de Raad voor de Mededinging. De Raad doet dit onder meer bij ontvangst van een gemotiveerd voorstel tot reglementering van een verslaggever. De Koning vraagt de Raad voor de Mededinging om advies. »

B. In het laatste lid van § 1, de woorden « of de vraag » invoegen tussen de woorden « advies » en « van de Raad » .

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 60.

Jacques D'HOOGHE.

Nr. 62 VAN DE HEREN D'HOOGHE EN WEYTS

(Subamendement op het amendement nr. 1)

Art. 22

Het voorgestelde artikel 34 schrappen.

Verantwoording

Aangezien de minister reeds in alle fases van de procedure zijn opmerkingen kan laten weten of een hoorrecht kan doen gelden, is het onaanvaardbaar dat de aanmeldende partijen bij hem verhaal kunnen halen indien ze tegenover de Raad voor de Mededinging bakzeil hebben moeten halen.

Voorgesteld wordt om de minister als beroepsinstantie te verwijderen uit de procedure. Juist omdat hij op alle mogelijke momenten in de procedure kan tussenkomen of eventueel een beroep kan indienen, lijkt het dat er een tegenstrijdig belang bestaat tussen het belang dat hij tegenover de Raad komt verdedigen in een eerste fase, en datgene (het « algemeen belang ») waarover hij dan zelf moet oordelen in een eventuele tweede fase. Waarna hij dan bovendien nog eens de mogelijkheid zou hebben om dit belang een derde maal (en dan slechts over de wettelijkheid) te ondersteunen tegenover de Raad van State.

Nr. 63 VAN DE HEREN D'HOOGHE EN WEYTS

(Subamendement op het amendement nr. 1)

Art. 25

In het voorgestelde artikel 41, het tweede en het laatste lid van de tweede paragraaf schrappen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het amendement nr. 62.

Nr. 64 VAN DE HEREN D'HOOGHE EN WEYTS

(Subamendement op het amendement nr. 1)

Art. 28

In het voorgestelde artikel 43bis , het tweede en het zesde lid van de eerste paragraaf schrappen en in het zesde lid van de derde paragraaf de woorden « of, naar gelang het geval, de minister » schrappen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij het amendement nr. 62.

Nr. 65 VAN DE HEREN D'HOOGHE EN WEYTS

(Subsidiair amendement op de amendementen nrs. 62-63-64)

Art. 20

In het voorgestelde artikel 32quater , het vierde lid van de tweede paragraaf vervangen door de volgende bepaling : « De minister kan in geen geval tussenkomen of gehoord worden. »

Verantwoording

Aangezien de minister volgens het voorgestelde artikel 34 de beslissing van de Raad inzake concentraties zal kunnen verwerpen, is het onaanvaardbaar dat hij in de eerstelijnsprocedure kan tussenkomen.

Het is niet meer dan normaal dat de instantie waarbij men in beroep kan gaan, niet reeds is tussengekomen en zijn mening te kennen heeft gegeven in een voorafgaande fase van de procedure.

Nr. 66 VAN DE HEREN D'HOOGHE EN WEYTS

(Subamendement op het amendement nr. 1)

Art. 22

In de eerste paragraaf van het voorgestelde artikel 34, na de eerste zin, een zin toevoegen met de volgende bepaling :

« In zijn beoordeling houdt de Ministerraad op gemotiveerde wijze en na de partijen gehoord te hebben, rekening met de criteria en de beperkingen die in artikel 10, § 3, worden opgesomd. »

Verantwoording

Indien het amendement nr. 21 wordt aanvaard, zal het de Ministerraad gegeven zijn een beslissing van de Raad voor de Mededinging inzake concentraties in geval van weigering of toelating onder voorwaarden, te veranderen om redenen van algemeen belang. Deze beroepsmogelijkheid wordt verantwoord door de noodzaak een economisch beleid te kunnen blijven voeren, onder andere door actief op te treden in de structuur van de markt.

Het lijkt nochtans overdreven deze mogelijkheid in dergelijke algemene termen van algemeen belang toe te laten. Vooral omdat, blijkens de formulering van het voorgestelde § 3 van artikel 43bis , de Raad van State enkel een wettigheidstoetsing kan doorvoeren op deze ingreep van de uitvoerende macht.

Sinds 1991 is evenwel voorzien dat ook de Raad mag afwijken, omwille van het zogenaamde « hogere belang », van de basisregeling inzake concentraties. Het lijkt een minimumvereiste dat ook de instantie waarbij men verhaal gaat halen tegen deze beslissing van de Raad, binnen deze wettelijke grenzen zal moeten blijven. Bovendien zal deze instantie op omstandige manier verantwoording moeten afleggen van de redenen die ten grondslag liggen aan deze beslissing. Het lijkt voor de rechtszekerheid bovendien noodzakelijk dat het publiek op enige wijze kennis kan nemen van deze beslissing.

Jacques D'HOOGHE.
Johan WEYTS.

Nr. 67 VAN DE HEER HATRY

(Subsidiair amendement op amendement nr. 45)

Art. 3

In het voorgestelde artikel 3, § 1er , de woorden « 1 miljard » vervangen door de woorden « 3 miljard » en de woorden « 400 miljoen » door de woorden « 800 miljoen ».

Verantwoording

De voorgestelde drempels dreigen onvoldoende te zijn om het doel te bereiken dat in het amendement van de regering wordt beoogd, namelijk de vermindering van het aantal aanmeldingen van concentraties. Daar er immers geen drempel is voor de marktaandelen, zullen vele concentraties die vroeger niet dienden te worden aangemeld omdat de drempel niet was bereikt nu wel moeten worden aangemeld. Door de omzetdrempel te verhogen wil het amendement het ontbreken van een drempel voor marktaandelen « corrigeren ».

Paul HATRY.

Nr. 68 VAN DE HEREN D'HOOGHE EN WEYTS

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 7

Aan dit artikel, de volgende bepaling toevoegen :

Het artikel 16 van dezelfde wet wordt bovendien aangevuld met een vierde lid luidend als volgt :

« De minister oefent onder geen enkel beding en op geen enkele wijze hiërarchisch toezicht uit over de leden van de Raad in de uitoefening van hun taak als administratieve overheid. »

Jacques D'HOOGHE.
Johan WEYTS.

SUBAMENDEMENT NR. 69 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER HOTYAT

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 9bis (nieuw)

Een artikel 9bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 9bis. ­ In de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidende :

« Art. 18bis. ­ De leden voor de Raad voor de mededinging zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke gegevens waarvan zij kennis hebben gekregen op grond van hun functie, aan geen enkele persoon of autoriteit bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen.

Overtredingen van dit artikel worden bestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.

De voorschriften van het eerste Boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de overtredingen van dit artikel. »

Verantwoording

De voorliggende wet tot bescherming van de economische mededinging voorziet in de wraking van de leden van de Raad voor de mededinging. Er wordt echter nergens gewezen op het feit dat de leden van de raad in geen geval gebruik mogen maken van de informatie waarvan zij kennis hebben gekregen op grond van hun functie in de raad. De « inside information »-misdrijven worden dus niet bestraft. Dit probleem diende dus verholpen te worden. Wij hebben hiervoor gesteund op de bepalingen met betrekking tot de Commissie voor het bank- en financiewezen opgenomen in het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, gewijzigd door de wet van 22 maart 1993.

Magdeleine WILLAME-BOONEN.
Robert HOTYAT.

Nr. 70 VAN DE HEER COENE

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 27

In het voorgestelde artikel 43, eerste paragraaf, derde lid, de laatste zin schrappen.

Verantwoording

Om tot een volwaardig concurrentiebeleid te komen lijkt het wenselijk de rol van de minister in concrete dossiers zo veel mogelijk te beperken, zoniet uit te sluiten.

Nr. 71 VAN DE HEER COENE

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 28

In het voorgestelde artikel 43bis , eerste paragraaf, het tweede en het zesde lid weglaten.

Verantwoording

Het is de bedoeling de tussenkomst van de minister in concrete dossiers, vanuit het motief van het zogezegde algemeen belang, dat zeer vaag en onduidelijk is, zo veel als mogelijk te beperken, zoniet uit te sluiten.

Dit amendement vloeit overigens logischerwijs voort uit amendement nr. 36 op artikel 22. Er moet ook worden gewezen op de visie van de Europese Commissie terzake. Zo heeft Europees commissaris voor het mededingingsbeleid, Karel Van Miert, verklaard : « Hij (de minister) kan (...) niet meer tussenkomen onder het motief van het algemeen belang, want dit is vatbaar voor interpretatie. » (Stuk nr. 1486/1 ­ 97/98, Kamer, blz. 13)

Luc COENE.

Nr. 72 VAN DE HEER VAN GOETHEM

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 1bis (nieuw)

Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 5bis. ­ Artikel 5, § 1, van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging wordt vervangen door de volgende bepaling :

« § 1. ­ Met betrekking tot de in artikel 2, § 1, bedoelde praktijken is geen aanmelding als bedoeld in artikel 7 vereist wanneer de ondernemingen die er partij bij zijn individueel de voorwaarden vervullen welke bij artikel 12, § 2, van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen worden voorgeschreven. »

Geert VAN GOETHEM.

Nr. 73 VAN DE HEER HATRY

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 30

Dit artikel te laten aanvangen met een eerste lid (nieuw), luidende :

« In artikel 46, § 1, eerste lid, van dezelfde wet vervallen de woorden « en bij de export ».

Verantwoording

Voor de berekening van het omzetcijfer van de betrokken bedrijven mag de omzet gerealiseerd bij de export niet worden meegerekend.

Paul HATRY.

Nr. 74 VAN DE HEER D'HOOGHE

(Subamendement op amendement nr. 4)

Art. 3bis

In het voorgestelde artikel 11, § 3, de woorden « onder andere » invoegen tussen de woorden « daarbij » en « rekening ».

Nr. 75 VAN DE HEER D'HOOGHE

(Subamendement op amendement nr. 6)

Art. 4

In het voorgestelde artikel 12, § 3, tweede zin, de woorden « de stand van zaken aan het onderzoek, evenals de » schrappen.

Jacques D'HOOGHE.