1-187/2

1-187/2

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

5 DECEMBER 1995


Wetsontwerp houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen


AMENDEMENTEN


NR. 1 VAN DE HEER JONCKHEER

Art. 87

In letter A van dit artikel het 16º te vervangen als volgt :

« 16º universele dienstverlening : het verlenen van telecommunicatiediensten waardoor de toegang mogelijk wordt gemaakt tot een dienstenpakket van eerste kwaliteit aan alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie en voor een betaalbare prijs; dat dienstenpakket wordt bepaald volgens sociale, culturele en democratische criteria. Een wet stelt de lijst vast van de diensten die als universele dienstverlening worden geleverd. Tot de universele dienstverlening behoren in ieder geval de volgende diensten :

­ een aan alle inwoners van het Rijk gewaarborgde toegang tot de basisdiensten inzake spraaktelefonie;

­ een goedkopere toegang tot de spraaktelefonie voor weinig mobiele personen of zwaar zieken;

­ een goedkopere toegang tot de spraaktelefonie voor personen met een laag inkomen;

­ een financieel en technisch te verantwoorden toegang tot de gegevens waarop de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur betrekking heeft;

­ een goedkopere toegang voor de gebruiker van diensten van algemeen nut die via de telecommunicatiesystemen verlopen zoals teleonderwijs, medische telediagnose, openbare databanken die voor de burger openstaan. »

NR. 2 VAN DE HEER JONCKHEER

Art. 89

Het voorgestelde artikel 85bis te vervangen als volgt :

« Art. 85 bis. ­ Belgacom is verplicht de universele dienst op het gehele grondgebied te verlenen. De Koning legt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op advies van het B.I.P.T., de technische en financiële voorwaarden vast voor het verstrekken van de universele dienst. »

Verantwoording

Deze twee amendementen hebben tot doel :

1) een eerste lijst van diensten op te stellen om de inhoud van het begrip universele dienstverlening in te vullen, rekening houdend met de sociale, culturele en democratische dimensie die in de « informatiemaatschappij » niet mogen ontbreken;

2) de lijst van de diensten geleverd als universele dienstverlening moet door het Parlement worden opgesteld. Dit gaat helemaal niet in tegen de zich ontwikkelende inhoud van het begrip « universele dienstverlening », dat niet beperkt mag zijn tot een technische dimensie maar ook een uitgesproken politieke en maatschappijgebonden dimensie moet vertonen.

Pierre JONCKHEER.

Nr. 3 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 2

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Uit dit artikel blijkt voor de zoveelste keer dat de regering van plan is nog een tijd met de belastinglawine door te gaan.

De bedoelde handelingen zijn nochtans volstrekt wettelijk : de enige « fout » die de betrokken belastingbetalers hebben begaan, is meer en beter te hebben nagedacht dan het belastingbestuur. Dat is uiteraard een onvergeeflijke « fout » die de regering niet langer kon gedogen.

Nr. 4 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 3

Dit artikel te vervangen als volgt :

« In artikel 52, 11º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden tussen de woorden « het inschrijven op » en de woorden « of het verkrijgen van » ingevoegd de woorden « met uitsluiting van een inschrijving die het kapitaal verhoogt en recht geeft op een in artikel 289bis bedoeld belastingkrediet ».

Verantwoording

Door de inschrijving met aftrek van intresten te schrappen voor bestuurders en actieve vennoten en door die inschrijving te vervangen door de eerste bepaling van artikel 289bis , die alleen slaat op vennoten die een aanzienlijk belastbaar inkomen lager dan 13 000 000 frank halen, vermindert men dus het toepassingsgebied van de maatregel. Dit amendement strekt ertoe de aftrekmogelijkheid van leningintresten met het oog op inschrijving op aandelen te behouden voor vennootschappen met een belastbaar inkomen hoger dan 13 000 000 frank, terwijl tegelijkertijd voor de K.M.O.'s en de zelfstandigen de mogelijkheid wordt ingevoerd het nieuwe belastingkrediet te genieten.

Nr. 5 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 4

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Logisch gevolg van het amendement op artikel 3.

Nr. 6 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 9

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

De verhoging van de roerende voorheffing zal de kapitaalvlucht nog in de hand werken.

Tegenwoordig is kapitaal uitermate mobiel, zodat een dergelijke maatregel gewaagd is.

Wil men dat het netto rendement identiek blijft aan dat van de staatsleningen, dan moeten de intrestvoeten lichtjes worden verhoogd. De verhoging van de bruto intrestvoeten heeft dus onrechtstreeks tot gevolg dat de maatregel minder opbrengt.

Nr. 7 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 11

In het voorgestelde 10º, op de tweede regel, tussen de woorden « de interest, » en de woorden « tot een bedrag gelijk aan, » de woorden « van leningen die voor 17 oktober 1995 werden aangegaan » in te voegen.

Verantwoording

Dit amendement heeft tot doel te voorkomen dat bedrijven die leningen hebben aangegaan, de intresten daarvan niet meer mogen aftrekken zodra zij het D.B.I.-stelsel genieten.

Die maatregel is veel te ruim opgevat en het toepassingsgebied daarvan dient dan ook te worden beperkt. Het ontwerp doelt immers op iedere door de vennootschap aangegane lening, zelfs al is die reeds verschillende jaren oud, waarvan de interesten niet meer kunnen worden afgetrokken ingeval er D.B.I.'s zijn.

Het verdient dus aanbeveling dat de interesten van leningen die niet aan de aankoop van aandelen maar aan welke andere investeringen ook werden besteed, nog zouden mogen afgetrokken.

Dat is het doel van dit amendement.

Nr. 8 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 13

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij het amendement op artikel 9.

Nr. 9 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 15

Het voorgestelde artikel 289bis aan te vullen als volgt :

« De omzetting van schulden in kapitaal wordt gelijkgesteld met in geld gestort kapitaal.

Verantwoording

Wanneer een vennoot of een aandeelhouder afziet van zijn vordering en die in het kapitaal inbrengt, moet zulks als een verhoging van het eigen vermogen worden beschouwd, wat precies de doelstelling van deze bepaling is.

Nr. 10 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 18

In dit artikel het woord « drie » te doen vervallen.

Verantwoording

Een beperking tot drie jaar van de overdracht van het belastingkrediet is niet gerechtvaardigd, vooral in een relatief ongunstige economische conjunctuur.

Voor die overdracht mogen geen beperkingen in de tijd gelden.

Nr. 11 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 19

In het voorgestelde artikel 289bis , tweede lid, het woord « drie » te doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 10 op artikel 18.

Nr. 12 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 23

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Vennootschappen die zelfs om een wettelijke verplichting na te komen hun kapitaal verhogen, dienen ook het belastingkrediet te genieten.

Als men nieuwe vennootschappen en aan vennootschappen die zich omvormen toestaat het belastingkrediet te genieten dient men dat ook toe te staan in het geval bedoeld in artikel 8 van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.

Nr. 13 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 28

In het eerste lid van dit artikel, de woorden « met ingang van het aanslagjaar 1996 » te vervangen door de woorden « op 17 oktober 1995 »

Verantwoording

Het is niet te verantwoorden dat die wet terugwerkende kracht zou hebben.

Een en ander is het logische gevolg van het amendement dat werd ingediend op artikel 11.

Nr. 14 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 28

Het derde lid van dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Logisch gevolg van de amendementen op de artikelen 3 en 4.

NR. 15 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 29 tot 32

Deze artikelen te doen vervallen.

Verantwoording

In zijn advies over het voorontwerp vraagt de Raad van State zich af wat de aard van deze belasting is ten opzichte van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. Zelfs na de toelichting van de vertegenwoordigers van de minister twijfelt de Raad van State nog steeds aan de aard van deze belasting, die « het kenmerk van een gewestelijke belasting ... lijkt te hebben ».

Omdat de onzekerheid daarover niet is opgeheven, had de Regering de zaak moeten voorleggen aan de gewestexecutieven (wat niet is gebeurd), overeenkomstig artikel 4, § 4, van de bijzondere wet van 16 januari 1989.

Aangezien dat overleg niet heeft plaatsgehad, kan de ontworpen belasting niet worden goedgekeurd.

NR. 16 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

(Subsidiair op amendement nr. 15)

Art. 29

Het voorgestelde artikel 109 te vervangen als volgt :

« Artikel 109. ­ De accijnscompenserende belasting wordt, per categorie van voertuig, vastgesteld op 50 pct. van de verkeersbelasting verschuldigd voor de bedoelde categorie. »

Verantwoording

De tabel van het ontworpen artikel 109 is misleidend voor de belastingplichtige. Bij 13 fiscale pk bestaat de compenserende belasting in een verhoging met 75 pct. van de verkeersbelasting, en boven dat aantal pk in een verhoging met 100 pct.

NR. 17 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 29

Het voorgestelde artikel 110 aan te vullen met een tweede lid, luidende :

« De belasting is evenmin van toepassing op de voertuigen die beroepshalve gebruikt worden voor personenvervoer. »

Verantwoording

Het houdt economisch geen steek en het is juridisch niet billijk dat de taxibedrijven de nieuwe belasting moeten betalen terwijl de bedrijven voor goederenvervoer daarvan worden vrijgesteld (de belasting wordt immers niet geheven op de « bedrijfsvoertuigen »).

Nr. 18 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 36

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

De delegatie van bevoegdheden aan de Koning valt in het kader van dit artikel te ruim uit. Het verleent hem immers het recht om onder meer de wetten op de handelsvennootschappen te wijzigen of de wet op het consumentenkrediet en de wet op het hypothecair krediet, welke aangelegenheden traditiegetrouw tot de bevoegdheid van het Parlement behoren.

De andere bepalingen van het bedoelde hoofdstuk beperken het optreden van de Koning tot de wetten en verordeningen betreffende de openbare kredietsector. Artikel 36 is evenwel ruimer geformuleerd en zou de Koning de kans kunnen bieden het werkelijk bedoelde kader van zijn optreden te overschrijden.

Nr. 19 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 39

Het tweede lid van § 4 van dit artikel te vervangen als volgt :

« De met toepassing van de artikelen 35 tot 38 genomen koninklijke besluiten moeten door de Wetgevende Kamers bekrachtigd worden binnen drie maanden volgend op het einde van de aan de Koning verleende bevoegdheden, zoals bepaald in § 1. »

Verantwoording

Het amendement maakt een scherpere parlementaire controle mogelijk op de ruime bevoegdheidsdelegatie aan de uitvoerende macht.

Nr. 20 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 56 tot 61

Deze artikelen te doen vervallen.

Verantwoording

De voorgestelde bepalingen :

­ zijn niet anders dan een zuiver boekhoudkundige ingreep waarmee de N.M.B.S. geen extra middelen krijgt;

­ verlenen aan de Koning de bevoegdheid om het algemeen probleem van het herstructureringsplan te regelen dat het financieel evenwicht van de N.M.B.S. wil herstellen. Te oordelen naar de acties die de bekendmaking van dat plan heeft uitgelokt, mag men ervan uitgaan dat de thans voorgestelde oplossing niet de meest aangewezen is.

Om die redenen lijkt het niet te verantwoorden de ontworpen artikelen goed te keuren.

NR. 21 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 81 tot 104

Deze artikelen te doen vervallen.

Verantwoording

In zijn advies van 7 november 1995 heeft de Raad van State zware kritiek uitgeoefend op heel dit hoofdstuk van het ontwerp.

In dat advies staat immers te lezen :

1. Uit de commentaar bij de artikelen die voorkomen onder hoofdstuk IX ­ Telecommunicatie, blijkt dat het voorontwerp van wet in die aangelegenheid twee doelstellingen nastreeft :

1º enerzijds de laatste hand leggen aan de strategische consolidatie van Belgacom, onder meer door te voorzien in een reeks afwijkingen van de algemene bepalingen die in principe van toepassing zijn op alle autonome overheidsbedrijven en die samengebracht zijn in Titel I van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;

2º anderzijds anticiperen op de evolutie van het gemeenschapsrecht door de Koning daartoe ruime machtigingen te verlenen.

Wat de tweede doelstelling betreft, valt op te merken dat de memorie van toelichting voornamelijk een reeks resoluties opsomt die nog niet hebben geleid tot de aanneming, door de overheden van de Gemeenschap, van voor de lidstaten dwingende maatregelen; het gaat voornamelijk om voorbereidende documenten die de grote beleidslijnen vastleggen die nadien noodzakelijkerwijze met de lidstaten zullen moeten worden besproken en in verordeningen of richtlijnen concrete gestalte zullen moeten krijgen.

Daardoor zijn de stellers van het voorontwerp niet in staat nu reeds bepalingen aan te nemen met een precieze normatieve inhoud en worden zij ertoe gebracht het aan de Koning over te laten alle noodzakelijke maatregelen te nemen voor de toekomstige reglementering van de telecommunicatiemarkten.

Doordat aan de Koning zo'n buitensporige bevoegdheid wordt opgedragen ­ de principes die de Koning bij de uitoefening ervan moeten leiden, zijn niet bepaald en er is niet voorzien in een beperking in de tijd ­ kunnen de wetgevende kamers de exacte draagwijdte van de voorgenomen hervorming niet inschatten en kunnen zij hun functie van controle op de werking van de uitvoerende macht niet uitoefenen. Ook de uitoefening van het evocatierecht van de Senaat dreigt daardoor te worden bemoeilijkt.

2. Het onderzoek van de bepalingen die voorkomen onder hoofdstuk IX, doet veronderstellen dat de Regering de aanneming voor ogen heeft van een geheel van gedetailleerde regels om de telecommunicatiemarkten, waarop Belgacom slechts één van de deelnemers is, ingevolge hun geleidelijke liberalisering, te reglementeren.

In plaats van dat nieuwe geheel van regels op te nemen in de voormelde wet van 21 maart 1991, die, zoals het opschrift ervan zelf aangeeft, betrekking heeft op de autonome overheidsbedrijven, zou het beter zijn een afzonderlijke wet aan te nemen betreffende de telecommunicatie, waarin alle bepalingen omtrent die aangelegenheid zouden worden ondergebracht, met inbegrip van de enkele bepalingen die thans in de voornoemde wet voorkomen.

Derhalve dienen deze bepalingen geschrapt te worden.

Nr. 22 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 9

Dit artikel te vervangen als volgt :

« In artikel 171 van hetzelfde Wetboek :

A) in het 2ºbis, a), de woorden « die geen dividenden zijn » te doen vervallen;

B) het 2ºbis, b) te doen vervallen;

C) het 3ºbis te doen vervallen. »

Verantwoording

Het onverhoopte succes van de laatste uitgifte van de Staatslening was een verrassing voor de financiële, economische en politieke wereld want het was een bewijs zowel van het spaarvermogen als van de behoefte aan veilige beleggingen van onze medeburgers.

Er zijn dus enorme geldbedragen beschikbaar maar de spaarders kiezen niet voor het risicokapitaal aangezien de inkomsten daaruit op fiscaal vlak gediscrimineerd worden vergeleken met de inkomsten uit staatsleningen.

Het is tijd dat de Regering een consequente houding aanneemt : men kan niet tegelijkertijd economisch herstel nastreven door het stimuleren van de investeringen, de bangelijke reflex van de spaarder betreuren en een belastingwetgeving in stand houden die het inkomen van de « actieve » investering bestraft.

Men moet dus dringend werk maken van de afschaffing van de hogere belasting op dividenden dan op andere roerende inkomsten.

Dat wordt beoogd in dit amendement.

Nr. 23 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 13

Dit artikel te vervangen als volgt :

« In artikel 269 van hetzelfde Wetboek :

A) in het 1º van het eerste lid de woorden « die geen dividenden zijn » te doen vervallen;

B) de rest van het artikel te doen vervallen. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als voor het amendement op artikel 9.

Nr. 24 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 24

Dit artikel te vervangen als volgt :

« Artikel 42 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen, vervangen door artikel 38 van de wet van 7 december 1988 en gewijzigd bij artikel 32 van de wet van 24 december 1993, wordt opgeheven. »

Verantwoording

De verhoging van de roerende voorheffing van 13 tot 15 pct. stelt de Staat in de mogelijkheid bijkomende miljarden binnen te rijven ten nadele van de belastingbetaler. Het is dan ook niet meer dan fatsoenlijk de ongerechtvaardigde en nog steeds bestaande bijzondere bijdragen af te schaffen want hun toepassing is niet meer verdedigbaar, noch om redenen van fiscale billijkheid, noch om budgettaire redenen, noch ­ ten slotte ­ wegens een recente beslissing van het Arbitragehof.

Nr. 25 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

(Subsidiair op amendement nr. 24)

Art. 24

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Zelfde verantwoording als voor het amendement op artikel 9.

Nr. 26 VAN DE HEREN HATRY EN BOCK

Art. 25

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

De regering wil de forfaitaire belasting voor de elektriciteitsproducenten verhogen met 1,4 miljard vanaf 1996.

Wat fiscale billijkheid lijkt te zijn, zal evenwel snel een bron van bijkomende sociale onrechtvaardigheid worden.

Hoewel algemeen aanvaard wordt dat de elektriciteit vandaag beschouwd moet worden als een levensnoodzakelijk produkt, moet toch worden vastgesteld dat er nooit voorheen zoveel stroomtoevoerleidingen van niet-betalende consumenten werden afgesloten als nu.

De regering doet alsof zij niet weet dat de belastingverhogingen ten laste van deze energiesector vroeg of laat, rechtstreeks of zijdelings, zullen worden doorberekend in de prijs die de verbruikers moeten betalen en zich dus zullen vertalen in een toenemende verarming van een niet te verwaarlozen deel van die verbruikers.

Daarenboven kan men zich afvragen in hoeverre het met de regelgeving van de Europese Unie verenigbaar is dat de invoerders van elektriciteit een deel moeten dragen van de belastingverhoging die ten laste komt van de producenten.

Paul HATRY.
Jean BOCK.

Nr. 27 VAN DE HEER COENE

Art. 3

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe de maatregel te schrappen die tot gevolg heeft dat interesten van kapitaalleningen niet langer kunnen worden afgetrokken door bestuurders en werkende vennoten.

De introductie van het belastingkrediet voor vennootschappen weegt immers niet op tegen de annulatie van het voorstel van de interestaftrek.

Nr. 28 VAN DE HEER COENE

Art. 4

Dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 27 op artikel 3.

Nr. 29 VAN DE HEER COENE

Art. 23

Het tweede lid van het voorgestelde artikel 523 te doen vervallen.

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 27 op artikel 3.

Nr. 30 VAN DE HEER COENE

Art. 28

Het derde lid van dit artikel te doen vervallen.

Verantwoording

Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 27 op artikel 3.

Nr. 31 VAN DE HEER COENE

Art. 24bis (nieuw)

Een artikel 24bis (nieuw) in te voegen, luidende :

« Art. 24bis. ­ In artikel 34, eerste lid, van de wet van 28 december 1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste streepje worden tussen de woorden « uit de produktie » en de woorden « van electriciteit » de woorden « of invoer » ingevoegd;

2º het derde streepje wordt aangevuld met de volgende zin :

« Met betrekking tot de invoer van elektriciteit wordt de invoerder geacht de verantwoordelijkheid van producent te dragen ».

Nr. 32 VAN DE HEER COENE

Art. 25

In dit artikel de woorden « de wet van 28 december 1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen » te vervangen door de woorden « van dezelfde wet ».

Nr. 33 VAN DE HEER COENE

Art. 28

Het tweede lid van dit artikel te vervangen door het volgende lid :

« De artikelen 5, 6, 8, 9, 10, 14 tot 21, 1º en 2º, 22, 24bis en 25 treden in werking met ingang van het aanslagjaar 1997.

Verantwoording

De wijziging die wordt aangebracht aan artikel 34 van de wet van 28 december 1990 beoogt de belasting van de electriciteitsproducenten billijker te verdelen door die belasting ook op de invoer van electriciteit te heffen.

Nr. 34 VAN DE HEER COENE

Art. 29

In de nieuwe titel VI, een artikel 109bis in te voegen, luidende :

« Art. 109bis. ­ Voor wagens die sedert meer dan 5 jaar zijn ingeschreven, wordt de accijnscompenserende belasting vastgesteld naar volgende aanslagvoeten in functie van de belastbare kracht, berekend overeenkomstig artikel 7 en de voor zijn uitvoering genomen besluiten :

Aantal pk Bedrag van de belasting
in frank
4 en minder 978
5 1 224
6 1 770
7 2 310
8 2 856
9 3 402
10 3 942
11 5 118
12 6 288
13 7 456
14 8 634
15 9 804
16 12 846
17 15 882
18 18 918
19 21 954
20 24 996

Wanneer de belastbare kracht 20 paardekracht te boven gaat, is de belasting vastgesteld op 24 996 frank + 1 362 frank per paardekracht boven 20. »

Verantwoording

Vaststelling van de A.C.B. op éénvormig 50 pct. van de verkeersbelasting voor wagens die zijn ingeschreven sedert meer dan 5 jaar.

Luc COENE.

Nr. 35 VAN DE HEER DE DECKER EN MEVR. CORNET d'ELZIUS

Art. 77 tot 79

Deze artikelen te doen vervallen.

Verantwoording

Bij de opmaak van de begroting 1996 heeft de Regering besloten de eindejaarspremie voor ambtenaren voor 1996 pas in januari 1997 uit te betalen.

Dat is een boekhoudkundige truc om op kunstmatige wijze de begroting te ontlasten. De ambtenaren mogen daar niet voor opdraaien.

Armand DE DECKER.
Christine CORNET d'ELZIUS.