SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
23 février 2011 23 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1442 Schriftelijke vraag nr. 5-1442

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken
________________
Services publics fédéraux (SPF) - Services publics de programmation (SPP) - Cellules stratégiques et secrétariats - Participation de personnes atteintes d'un handicap Federale overheidsdiensten (FOD's) - Programmatorische overheidsdiensten (POD's) - Beleidscellen en secretariaten - Participatie van mensen met een beperking 
________________
ministère
travailleur handicapé
intégration des handicapés
handicapé
ministerie
werknemer met een beperking
integratie van gehandicapten
gehandicapte
________ ________
23/2/2011Verzending vraag
23/5/2011Antwoord
23/2/2011Verzending vraag
23/5/2011Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1429
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1430
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1431
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1432
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1433
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1434
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1435
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1436
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1437
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1438
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1439
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1440
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1441
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1443
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1444
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1445
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1446
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1447
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1448
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1449
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1429
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1430
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1431
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1432
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1433
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1434
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1435
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1436
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1437
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1438
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1439
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1440
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1441
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1443
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1444
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1445
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1446
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1447
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1448
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1449
________ ________
Question n° 5-1442 du 23 février 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1442 d.d. 23 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L'objectif de toute politique basée sur l'égalité des chances est que les personnes atteintes d'un handicap participent, de manière optimale, à la vie sociale en général, et au marché du travail en particulier. Pour que cet objectif essentiel soit atteint, toutes les autorités sont censées donner l'exemple et jouer un rôle moteur. Elles peuvent notamment mettre en œuvre une politique proactive et explicite en matière de personnel en fixant des priorités et en développant des instruments concrets.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes.

1) Quel est le nombre de personnes atteintes d'un handicap, tant en chiffres absolus qu'en chiffres relatifs, qui occupent une fonction correspondant à leurs compétences dans les cellules stratégiques, le secrétariat ministériel et les entités administratives ? Quelle est leur ventilation en fonction du type de handicap (physique, sensoriel, mental, ...) ? Dans quelles fonctions et à quels niveaux ces personnes sont-elles employées ? Quelle a été l'évolution de cette présence qualitative et quantitative au cours de la période 2006-2010 ? Comment le premier ministre évalue-t-il cette évolution ?

2) Le premier ministre a-t-il pris des initiatives spécifiques afin de recruter davantage de personnes atteintes d'un handicap dans sa cellule stratégique, son secrétariat et ses entités administratives ? Dans l'affirmative, quelles initiatives et quel en a été l'impact ? Dans la négative, pourquoi n'a-t-il pas pris pareille initiative ?

3) Envisage-t-il encore d'autres initiatives ? Dans l'affirmative, lesquelles, quand et quels sont les objectifs et les effets escomptés ?

 

Elk beleid dat op gelijke kansen is gericht, beoogt een optimale participatie van mensen met beperkingen aan het maatschappelijke leven in het algemeen en aan de arbeidsmarkt in het bijzonder. Om die essentiële doelstelling te halen mag worden verwacht dat alle overheden een inspirerend voorbeeld geven en een voortrekkersrol spelen. Dat kan onder meer door een proactief en expliciet personeelsbeleid dat prioriteiten vastlegt en concrete instrumenten ontwikkelt.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen.

1) Hoeveel mensen met een beperking, zowel absoluut als relatief, zijn binnen hun competenties tewerkgesteld bij de beleidscellen, het ministeriële secretariaat en de administratieve eenheden? Wat is de verdeling op basis van het soort beperking (fysiek, sensorisch, mentaal, …)? In welke functies en op welke niveaus zijn die mensen tewerkgesteld? Hoe evolueerde die kwalitatieve en kwantitatieve aanwezigheid in de periode 2006 -2010? Hoe evalueert de eerste minister die ontwikkeling?

2) Heeft de eerste minister specifieke initiatieven genomen om meer mensen met beperkingen aan te werven in de beleidscel, het secretariaat en de administratieve eenheden? Zo ja, welke initiatieven en wat was het effect? Zo niet, waarom heeft hij geen initiatief genomen?

3) Plant hij nog specifieke initiatieven? Zo ja, welke, wanneer en met welke doelstellingen en verhoopte effecten?

 
Réponse reçue le 23 mai 2011 : Antwoord ontvangen op 23 mei 2011 :

En réponse à la question posée par l’honorable membre, je souhaiterais lui faire part des éléments suivants.

1) Il n’y a pas de personne avec un handicap travaillant dans les cellules politiques et les secrétariats ministériels. À l’Administration centrale à Bruxelles travaillent à ce jour 18,6 ETP sur 980. Ceci représente un pourcentage de 1,9 %. En 2006, la part relative des membres de personnel avec un handicap travaillant à l’administration centrale à Bruxelles s’élevait à environ 1,7 %. Il s’agit au total de dix-neuf personnes, trois travaillent au niveau A, une au niveau B, neuf au niveau C et six au niveau D. Les handicaps sont aussi bien de nature physique, auditive, visuelle que mentale. En général, on constate donc une légère augmentation du nombre des personnes avec un handicap qui sont employées au Service public fédéral (SPF) Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au développement.

2) Le SPF a souscrit pleinement à la Charte de la Diversité et tâche d’atteindre l’objectif de 3 % de personnes avec un handicap employées à l’administration centrale. Il y a régulièrement des recrutements de personnes avec un handicap, mais en même temps, au cours des dernières années, plusieurs personnes avec un handicap sont parties à la retraite, raison pour la quelle le nombre relatif s’accroît assez lentement.

3) Le SPF fera dans le futur tout son possible pour recruter davantage des personnes avec un handicap, en utilisant la réserve spécifique du SELOR.

Ik kan het geachte lid, in antwoord op zijn vraag, volgende elementen meedelen.

1) Op de beleidscellen of de ministeriële secretariaten zijn geen personen met een handicap te werk gesteld. Op het hoofdbestuur te Brussel bedraagt het aantal tewerkgestelde VTE’s momenteel 18,6 op 980. Dat is een percentage van 1,9 %. In 2006 bedroeg het relatieve aandeel tewerkgestelde personeelsleden met een handicap op het hoofdbestuur te Brussel ongeveer 1,7 %. Het gaat in totaal om negentien mensen, drie werken op niveau A, een op niveau B, negen op niveau C en zes op niveau D. De beperkingen zijn zowel fysiek, auditief, visueel als mentaal van aard. In het algemeen is er dus een lichte stijging merkbaar van het aantal op de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking tewerkgestelde mensen.

2) De FOD heeft het Handvest van de diversiteit volmondig onderschreven en streeft ondubbelzinnig naar het bereiken van de doelstelling van 3 % tewerkgestelde personen met een handicap op het hoofdbestuur. Er gebeuren regelmatig wervingen van personen met een beperking, maar er vertrokken de laatste jaren ook een aantal personen met een handicap met pensioen, reden waarom het relatieve cijfer eerder traag groeit.

3) De FOD zal in de toekomst er alles aan doen om nog meer personen met een handicap te werven, dit door te putten uit de specifieke werfreserve van SELOR.