Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3189

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 29 september 2011

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Federale adviesorganen - Samenstelling - Wettelijk quotum - Aantal mannen en vrouwen - 2011

gendermainstreaming
consultatieve bevoegdheid
gelijke behandeling van man en vrouw

Chronologie

29/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3183
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3184
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3185
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3186
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3187
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3188
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3190
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3191
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3192
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3193
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3194
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3195
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3196
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3197
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3198
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3199
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3200
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3201
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3202
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3203
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-5212

Vraag nr. 5-3189 d.d. 29 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, gewijzigd in 1997 en 2003, geldt er een wettelijk quotum wat de samenstelling van de federale adviesorganen betreft. Die adviesorganen mogen in principe uit niet meer dan twee derde leden van hetzelfde geslacht bestaan. Bij niet vervulling van die voorwaarde kan het orgaan in kwestie geen geldig advies meer uitbrengen. Bovenvermelde wet laat in artikel 2bis evenwel een afwijking door de Ministerraad toe als de voogdijminister van het orgaan de onmogelijkheid om de quota na te leven laat weten aan de minister die bevoegd is voor het gelijke kansenbeleid voor mannen en vrouwen en die onmogelijkheid motiveert.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Welke adviesorganen ressorteren onder uw bevoegdheid? Kan u er een lijst van geven?

2) Wat is anno 2011 de samenstelling van elk van die adviesorganen, rekening houdende met het aantal mannen en vrouwen? Mag ik u verzoeken een onderscheid te maken tussen de effectieve leden, de plaatsvervangende leden en het voorzitterschap?

3) Voor welke adviesorganen werd op basis van bovenvermeld artikel 2bis een uitzondering gevraagd en wanneer?