Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3198

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 29 september 2011

aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister

Federale adviesorganen - Samenstelling - Wettelijk quotum - Aantal mannen en vrouwen - 2011

gendermainstreaming
consultatieve bevoegdheid
gelijke behandeling van man en vrouw

Chronologie

29/9/2011Verzending vraag
21/11/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3183
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3184
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3185
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3186
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3187
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3188
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3189
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3190
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3191
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3192
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3193
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3194
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3195
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3196
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3197
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3199
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3200
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3201
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3202
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3203

Vraag nr. 5-3198 d.d. 29 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, gewijzigd in 1997 en 2003, geldt er een wettelijk quotum wat de samenstelling van de federale adviesorganen betreft. Die adviesorganen mogen in principe uit niet meer dan twee derde leden van hetzelfde geslacht bestaan. Bij niet vervulling van die voorwaarde kan het orgaan in kwestie geen geldig advies meer uitbrengen. Bovenvermelde wet laat in artikel 2bis evenwel een afwijking door de Ministerraad toe als de voogdijminister van het orgaan de onmogelijkheid om de quota na te leven laat weten aan de minister die bevoegd is voor het gelijke kansenbeleid voor mannen en vrouwen en die onmogelijkheid motiveert.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Welke adviesorganen ressorteren onder uw bevoegdheid? Kan u er een lijst van geven?

2) Wat is anno 2011 de samenstelling van elk van die adviesorganen, rekening houdende met het aantal mannen en vrouwen? Mag ik u verzoeken een onderscheid te maken tussen de effectieve leden, de plaatsvervangende leden en het voorzitterschap?

3) Voor welke adviesorganen werd op basis van bovenvermeld artikel 2bis een uitzondering gevraagd en wanneer?

Antwoord ontvangen op 21 november 2011 :

Op vlak van de luchtvaart handelt het enkel over het Nationaal Comité voor de veiligheid van de burgerluchtvaart (Naveco) en de plaatselijke comités voor de veiligheid der luchthavens (Loveco, één voor elke luchthaven). Deze werden opgericht bij Koninklijk Besluit van 20 juli 1971.

Het Naveco, dat tot taak heeft de regering een algemeen beleid voor te stellen ter vrijwaring van de veiligheid van de burgerluchtvaart, staat onder leiding van de Directeur-generaal Luchtvaart en telt verder leden afkomstig uit de verschillende overheidsdiensten die bij het onderwerp betrokken zijn. Deze vertegenwoordigers worden door hun respectievelijke dienst aangeduid en kunnen bij elke vergadering wisselen. Er zijn dus geen vaste leden en er kan bijgevolg geen rekening gehouden worden met het wettelijk quotum. Hetzelfde geldt voor de Loveco’s: zij behandelen de lokale beveiligingsproblemen en staan onder leiding van de plaatselijke luchthavenverantwoordelijke. Ook hier worden de andere leden aangeduid door de deelnemende diensten en kunnen deze bij elke vergadering wisselen, waardoor geen rekening gehouden kan worden met het wettelijke quotum

Voor wat Mobiliteit en Verkeersveiligheid betreft :

1. De Contactcommissie Federale Overheidsdienst (FOD)-FIA-GOCA

2. De Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid

3. De CAIN

1.1. De Contactcommissie FOD-FIA-GOCA

1.2. Voorzitter: man

Leden: vier vrouwen en vier mannen, waaronder de voorzitter.

1.3. Deze vraag is niet van toepassing voor de Contactcommissie.

2.1. De Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid

In artikel 6 van het koninklijk besluit van 26 juni 2002 houdende oprichting van een Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid en een Interministerieel Comité voor de Verkeersveiligheid wordt de samenstelling van de Commissie bepaald. De voorzitter is de afgevaardigd beheerder van het Belgisch Instituut voor Verkeers Veiligheid (BIVV)

2.2. De uitnodigingen voor de externe leden die niet behoren tot de hogervermelde FOD, zijn niet specifiek gericht aan een fysiek persoon, maar zijn wel gericht aan een belanghebbende organisatie. Het staat die organisatie vrij te bepalen wie fysiek het hogervermelde adviesorgaan vertegenwoordigt.

De uitgenodigde leden voor het vermelde adviesorgaan zijn volgende belanghebbende organisaties: Lokale politie, Federale Politie, College van Procureurs-generaal, Service Public de Wallonie, Ministerie van de Uitrusting en Vervoer (Brussels Hoofdstedelijk Gewest), Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken, Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, Enseignement de la Communauté Française, Onderwijs Duitstalige Gemeenschap, Union des Villes et Communes de Wallonie, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Vereniging van Stad en Gemeenten van Brussels Hoofdstedelijk Gewest, FEBIAC, Fietsersbond, GRACQ, Voetgangersbeweging, Ligue des Familles, Gezinsbond, Responsible Young Drivers, Vereniging van Ouders van Verongelukte Kinderen, R.A.C.B., G.O.C.A., Assuralia, Touring, VTB-VAB, U.P.T.R., Transport en Logistiek Vlaanderen, FEBETRA, MAG, FEDEMOT.

2.3. Deze vraag is niet van toepassing voor de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid.

3.1. De “raadgevende commissie administratie–nijverheid”, kortweg CAIN.

De raadgevende commissie administratie –nijverheid is opgericht bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 december 1985 en vergadert telkens er conform de bepalingen van artikel 1, § 3, van de wet van 21 juni 1985 een advies moet worden uitgebracht over een besluit tot uitvoering van deze wet.

3.2. De uitnodigingen voor de externe leden die niet behoren tot de hogervermelde FOD, zijn niet specifiek gericht aan een fysiek persoon, maar zijn wel gericht aan een belanghebbende organisatie. Het staat die organisatie vrij te bepalen wie fysiek het hogervermelde adviesorgaan vertegenwoordigt.

De uitgenodigde leden voor het vermelde adviesorgaan zijn volgende belanghebbende organisaties: G.O.C.A., FEBIAC, U.P.T.R., AGORIA AUTOMOBIEL, F.E.B., FEBETRA, SAV, Vinçotte.

3.3. Deze vraag is niet van toepassing voor de CAIN.

Voor wat Vervoer te Land betreft :

1. Commissie Goederenvervoer over de weg ;

2. Commissie Binnenvaart ;

3. Raadgevend Comité van de tussenpersonen op het gebied van het goederenvervoer.

4. Het Raadgevend Comité bij de NMBS

1.1. Commissie Goederenvervoer over de weg

1.2. Een voorzitter en een ondervoorzitter van verschillende taalrol, en hun plaatsvervanger, vier mannen, benoemd door de Minister op grond van hun bijzondere bekwaamheid inzake wegvervoer; de Minister kan de vereiste hoedanigheden preciseren;

Twaalf leden, vijf mannen en zeven vrouwen en hun plaatsvervanger, zes mannen en zes vrouwen, benoemd door de minister op grond van hun bijzondere bekwaamheid inzake wegvervoer :

a) drie vertegenwoordigers van het bestuur dat bevoegd is voor het vervoer van zaken over de weg die, evenals hun plaatsvervanger, benoemd worden op voorstel van de leidend ambtenaar van het voornoemde bestuur;

b) drie vertegenwoordigers van de vervoersondernemers, drie vertegenwoordigers van de in de vervoersondernemingen tewerkgestelde werknemers en drie vertegenwoordigers van de gebruikers die, evenals hun plaatsvervanger, benoemd worden op voordracht van de drie meest representatieve belanghebbende organisaties van ieder van deze categorieën van personen.

1.3. Niet van toepassing.

2.1. Commissie Binnenvaart

2.2. negen effectieve leden, waarvan één vrouw Voorzitter, ondervoorzitter en plaatsvervangers : twee mannen, twee vrouwen achttien plaatsvervangers waarvan twee vrouwen.

Er is voldaan aan de evenredige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen wat de afgevaardigden van de FOD Mobiliteit en Vervoer betreft.

2.3. Niet van toepassing

3.1. Raadgevend Comité van de tussenpersonen op het gebied van het goederenvervoer

3.2. Leden van het raadgevend comité:- vertegenwoordigers van de tussenpersonen op het gebied van het goederenvervoer : negentien waarvan één vrouw

Leden en plaatsvervangende leden van het vast bureau:

Afdeling vervoercommissionairs: vijf effectieven en vijf plaatsvervangers: mannen ;

Afdeling vervoermakelaars: vijf effectieven en vijf plaatsvervangers: mannen

Afdeling commissionair-expediteurs bij het vervoer: vijf effectieven en vijf plaatsvervangers, mannen.

3.3. Voor de Commissie binnenvaart werd in 2000 een afwijking gevraagd.

4.1. Het Raadgevend Comité bij de NMBS.

4.2. Op 7 oktober 2011 telt het Raadgevend Comité bij de NMBS vierenveertig leden waarvan zestien vrouwen (36,36 %), verdeeld als volgt : drieëntwintig effectieve leden waarvan negen vrouwen (39,13 %) en eenentwintig plaatsvervangers waarvan zeven vrouwen (33,33 %).

4.3. Niet van toepassing.

Met betrekking tot de personeelsaangelegenheden, zijn drie adviesorganen opgericht binnen de FOD onder mijn bevoegdheid:

1)

1. De Raad van Beroep inzake evaluatie,

2. de Stagecommissie, en

3. de departementale Raad van Beroep.

2) De samenstelling van deze drie organen is als volgt:

Administratie

Voorzitterschap

Effectieve leden

Plaatsvervangende leden


M

V

M

V

M

V

Raad van Beroep inzake evaluatie

2

0

3

3

3

3

Stagecommissie

0

2

2

4

2

2

Departementale Raad van Beroep

1

1 (+1 extra)

6

6

6

6



Syndicaat

Effectieve leden

Plaatsvervangende leden




M

V

M

V

Raad van Beroep inzake evaluatie

7

1

3

3

Stagecommissie

10

2

6

1

Departementale Raad van Beroep

6

1

9

5

3) Geen enkele afwijking werd geuit door mijn diensten.