5-2001/3

5-2001/3

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

12 FEBRUARI 2014


Wetsvoorstel betreffende de internering van personen


AMENDEMENTEN


Nr. 21 VAN DE HEER IDE

Art. 5

Paragraaf 2 aanvullen als volgt :

« De deskundige dient in het kader van het deskundigenonderzoek alle nuttige inlichtingen in te winnen bij de huisarts van de betrokkene, en desgevallend bij zijn andere of vroegere psychiatrische behandelaars. Dit overleg dient plaats te vinden binnen het toepasselijk deontologisch kader. »

Verantwoording

In het kader van het deskundigenonderzoek dat in artikel 5 wordt omschreven, werd, in de wet van 2007 en in voorliggend wetsvoorstel, geen rol weggelegd voor de huisarts, noch voor de andere of vroegere psychiatrische behandelaars van de persoon die wordt onderzocht.

Dit is volgens de indiener van dit amendement een lacune in de wetgeving en een gemiste kans. De huisarts en desgevallend de psychiatrische behandelaar volgen in vele gevallen een persoon immers reeds ettelijke jaren, kennen diens medische en/of familiale geschiedenis, enz. Het biedt een bijkomend en nuttig perspectief in het kader van het deskundigenonderzoek dat deze personen worden geconsulteerd.

Daarenboven zal de consultatie van de huisarts en/of de andere psychiatrische behandelaars eveneens van toepassing zijn op het aanvullend deskundig onderzoek dat in het kader van een tussentijdse of eindevaluatie kan bevolen worden. De artikelen die betrekking hebben op zo'n aanvullend deskundig onderzoek verwijzen immers op hun beurt naar het basisartikel 5.

Omdat een arts zich dient te houden aan diens medisch beroepsgeheim, wordt aan de voorgestelde aanvulling, toegevoegd dat het overleg dient te gebeuren binnen het toepasselijk deontologisch kader.

Wat artsen betreft is thans voorzien in de rechtspraak dat zij beschikken over een gedeeld medisch beroepsgeheim. Dit gedeeld medisch beroepsgeheim houdt in dat hulpverleners hun beroepsgeheim mogen doorbreken door noodzakelijke informatie te delen met andere personen die eveneens gebonden zijn door het beroepsgeheim. Dit kan enkel tussen personen die op dezelfde manier of in dezelfde context betrokken zijn bij de hulpverlening, in het belang van de cliënt. In casu is er dan ook geen beletsel voor informatie-uitwisseling tussen de aangeduide deskundige en de huisarts en desgevallend de psychiatrische behandelaar van de betrokkene.

Nr. 22 VAN DE HEER IDE

Art. 59

Paragraaf 3 vervangen door wat volgt :

« § 3. De strafuitvoeringskamer moet alle bijkomende nuttige inlichtingen opvragen in de inrichting of bij het justitiehuis en neemt onverwijld een gemotiveerde beschikking, tenzij zij van oordeel is dat een tegensprekelijke zitting moet georganiseerd worden.

De inrichting dient haar informatie over te maken in de vorm van een gemotiveerd verslag. Dit verslag dient te zijn opgemaakt na overleg met de huisarts en desgevallend met de andere of vroegere psychiatrische behandelaars van de geïnterneerde. Dit overleg dient plaats te vinden binnen het toepasselijk deontologisch kader. »

Verantwoording

In het kader van de consultatie door de strafuitvoeringskamer van de betrokken actoren zoals in artikel 59 wordt omschreven, werd in de wet van 2007 en in voorliggend wetsvoorstel, geen rol weggelegd voor de huisarts, noch voor de andere of vroegere psychiatrische behandelaars van de geïnterneerde.

Dit is volgens de indiener van dit amendement een lacune in de wetgeving en een gemiste kans De huisarts en desgevallend de psychiatrische behandelaar volgen in vele gevallen een persoon immers reeds ettelijke jaren, kennen diens medische en/of familiale geschiedenis, enz. Het biedt een bijkomend en nuttig perspectief in het kader van de opmaak van een verslag dat deze personen worden geconsulteerd.

Omdat een arts zich dient te houden aan diens medisch beroepsgeheim, wordt aan de voorgestelde aanvulling, toegevoegd dat het overleg dient te gebeuren binnen het toepasselijk deontologisch kader.

Wat artsen betreft is thans voorzien in de rechtspraak dat zij beschikken over een gedeeld medisch beroepsgeheim. Dit gedeeld medisch beroepsgeheim houdt in dat hulpverleners hun beroepsgeheim mogen doorbreken door noodzakelijke informatie te delen met andere personen die eveneens gebonden zijn door het beroepsgeheim. Dit kan enkel tussen personen die op dezelfde manier of in dezelfde context betrokken zijn bij de hulpverlening, in het belang van de cliënt. In casu is er dan ook geen beletsel voor informatie-uitwisseling tussen de aangeduide deskundige en de huisarts en desgevallend de psychiatrische behandelaar van de betrokkene.

Het dient tot slot, volgens de indiener van voorliggend amendement, een verplichting te zijn dat de betrokken actoren worden geconsulteerd door de strafuitvoeringskamer. Thans is in het wetsvoorstel ingeschreven dat zij dit « kan ». Het draagt evenwel bij tot het nemen van een gemotiveerde en wel doordachte beslissing wanneer alle actoren worden geraadpleegd vooraleer de strafuitvoeringskamer een beslissing neemt over de aan de geïnterneerde opgelegde voorwaarden.

Nr. 23 VAN DE HEER IDE

Art. 61

Paragraaf 2 aanvullen als volgt :

« De directeur van de inrichting of de hoofdgeneesheer van de inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4º, b) en c), dienen bij de opmaak van hun verslag overleg te plegen met de huisarts en desgevallend met de andere of vroegere psychiatrische behandelaars van de betrokken persoon. Dit overleg dient plaats te vinden binnen het toepasselijk deontologisch kader. »

Verantwoording

Dit artikel voorziet de situatie van herroeping van de invrijheidstelling op proef of van het elektronisch toezicht van een geïnterneerde.

In de laatste zin is voorzien dat een verslag moet worden uitgebracht. Hierbij is evenwel geen overleg met de huisarts, noch voor de andere of vroegere psychiatrische behandelaars van de betrokkene ingeschreven.

Dit is volgens de indiener van dit amendement een lacune in de wetgeving en een gemiste kans De huisarts en desgevallend de psychiatrische behandelaar volgen in vele gevallen een persoon immers reeds ettelijke jaren, kennen diens medische en/of familiale geschiedenis, enz. Het biedt een bijkomend en nuttig perspectief in het kader van de opmaak van een verslag dat deze personen worden geconsulteerd.

Omdat een arts zich dient te houden aan diens medisch beroepsgeheim, wordt aan de voorgestelde aanvulling, toegevoegd dat het overleg dient te gebeuren binnen het toepasselijk deontologisch kader.

Wat artsen betreft is thans voorzien in de rechtspraak dat zij beschikken over een gedeeld medisch beroepsgeheim. Dit gedeeld medisch beroepsgeheim houdt in dat hulpverleners hun beroepsgeheim mogen doorbreken door noodzakelijke informatie te delen met andere personen die eveneens gebonden zijn door het beroepsgeheim. Dit kan enkel tussen personen die op dezelfde manier of in dezelfde context betrokken zijn bij de hulpverlening, in het belang van de cliënt. In casu is er dan ook geen beletsel voor informatie-uitwisseling tussen de aangeduide deskundige en de huisarts van de betrokkene.

Louis IDE.

Nr. 24 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 121

De woorden « 1 januari 2015 » vervangen door de woorden « 1 januari 2016 ».

Nr. 25 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 7

Na de woorden « wordt onderworpen kan » de woorden « zich tijdens het onderzoek laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Hij kan ook » invoegen.

Verantwoording

Cruciaal in een interneringsprocedure is het deskundigenonderzoek. Een degelijke expertise en diagnose zijn onontbeerlijk voor een goed verloop van de verdere internering, het zorgtraject en de uiteindelijke re-integratie. Een onzorgvuldige aanpak veroorzaakt ernstige en negatieve gevolgen aangezien de geïnterneerde deze diagnose als een haast definitieve stempel met zich meedraagt. Steeds zal men naar dit aanvangverslag teruggrijpen.

Het is een publiek geheim dat heel wat expertises van povere kwaliteit zijn. Dit komt voornamelijk omdat psychiaters omwille van tijdsdruk en omwille een lage verloning weinig tijd hebben om een degelijke expertise uit voeren.

Gezien de verstrekkende gevolgen van het deskundigenonderzoek en gezien de twijfelachtige kwaliteit van sommige van de deskundige rapporten stelde Réginald Béco, vertegenwoordiger van de Franstalige orde van advocaten te Brussel, voor om bij het deskundigenonderzoek steeds een advocaat aanwezig te laten zijn (naar voorbeeld van de Salduz wetgeving).

De indiener van dit amendement vindt deze suggestie wat ver gaan. Het gaat hier ten slotte om een medische en psychosociale beoordeling en de aanwezigheid van een advocaat (die de zaken vooral uit een strafrechtelijk juridisch perspectief zal bekijken) vormt mogelijk een hindernis voor het opstellen van een goede diagnose. Bovendien zal een wijziging in deze zin de uitvoering van deze wet een stuk duurder maken, wat op zijn beurt een snelle en uiteindelijke uitvoering moeilijker maakt.

Om gedeeltelijk tegemoet te komen aan de opmerking van de Balie en om een extra kwaliteitswaarborg te waarborgen wordt er met dit amendement naar analogie van de patiëntrechtenwetgeving expliciet de mogelijkheid voorzien zich door een vertrouwenspersoon te laten bijstaan tijdens het onderzoek. Deze bijstand heeft zeker een meerwaarde voor mensen met een verstandelijke beperking.

Nr. 26 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 66

In fine de woorden « of voor zichzelf » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement komt tegemoet aan een opmerking van Prof. Dr. Frank Verbruggen van het Instituut voor strafrecht, KU Leuven.

De internering is een strafrechtelijke beveiligingsmaatregel die gebaseerd is op sociaal gevaar. Iemand kan maar worden geïnterneerd indien hij een gevaar is voor de maatschappij en niet louter voor zichzelf. Hiermee werpt men dus een extra voorwaarde op om de internering te beëindigen. Wanneer iemand enkel een gevaar voor zichzelf is, kan hij niet meer onder een strafrechtelijke maatregel vallen.

Nr. 27 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 6

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 1, tweede lid, de woorden « de psychiatrische afdeling van een gevangenis » vervangen door de woorden « het door de Koning opgericht beveiligd klinisch observatiecentrum »;

2º in § 2 de woorden « een psychiatrische afdeling van een gevangenis » vervangen door de woorden « het door de Koning opgericht beveiligd klinisch observatiecentrum ».

Verantwoording

De psychiatrische afdelingen in de gevangenissen zijn totaal ongeschikt als klinische omgeving, ze hebben noch het personeel noch de infrastructuur om een klinische observatie uit te voeren. Men kan dit dus maar beter schrappen.

Anderzijds voorziet het amendement een inobservatiestelling in een beveiligd klinisch observatiecentrum. Tot op heden bestaat dit niet. Echter, in 1999 werd er bij koninklijk besluit een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum (POKO) opgericht, maar dat is nooit uitgevoerd omwille van een gebrek aan middelen. Desondanks bestaat er een grote consensus onder specialisten en betrokkenen (zie hoorzittingen) over de noodzaak van zulk een centrum.

Dit amendement houdt dus rekening met een oprichting van dat Klinisch Observatiecentrum. Door het in de wet te schrijven hoopt de indiener tevens dat dit een aanmoediging vormt voor een daadwerkelijke oprichting ergens in de nabije toekomst.

Deze wijziging moet samen gelezen worden met het nieuwe artikel 100 van het wetsvoorstel dat in een nieuw artikel 603bis van het Wetboek van strafvordering een nieuwe locatie voorziet waar verdachten in voorhechtenis kunnen opgesloten worden.

Nr. 28 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 100

Het voorgestelde artikel 603bis, eerste lid, vervangen door wat volgt :

« Door de Koning worden een beveiligd klinisch observatiecentrum of forensisch psychiatrische centra opgericht waar verdachten ter observatie in voorhechtenis kunnen opgesloten worden, overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorhechtenis. »

Verantwoording

Vermits de expertise zoals voorzien in artikel 6 desgevallend onder de vorm van een klinische observatie in een daartoe speciaal opgericht centrum zou moeten worden uitgevoerd, moet uitdrukkelijk in het Wetboek van strafvordering opgenomen worden dat op die plaats verdachten in voorhechtenis kunnen opgesloten worden.

Nr. 29 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 93

In het eerste lid de zin « Bij de federale overheidsdienst Justitie wordt een overlegstructuur inzake de toepassing van deze wet ingericht. » vervangen door de zin « Inzake de toepassing van deze wet wordt een overlegstructuur opgericht waarin vertegenwoordigers zetelen van de FOD Justitie, de rechterlijke orde, de FOD Volksgezondheid en de gemeenschappen. ».

Verantwoording

Dit amendement specificeert wie er in de overlegstructuur moet vertegenwoordigd zijn. Gezien de raakvlakken met Volksgezondheid en de bevoegdheidsuitbreidingen naar de gemeenschappen kunnen zij best ook in deze overlegstructuur vertegenwoordigd zijn. Het succesvol doorstromen van geïnterneerden, wat uiteindelijk de bedoeling is van deze wet, hangt in grote mate af van de samenwerking tussen deze verschillende instanties.

Nr. 30 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 101/1 (nieuw)

Een artikel 101/1 invoegen, luidende :

« Art. 101/1. — In artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In het eerste lid wordt het woord « strafuitvoeringskamers » vervangen door de woorden « strafuitvoerinskamers en interneringskamers ».

2º Het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

« De interneringskamers, kunnen zitting hebben in elke rechtbank van eerst aanleg, gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep, in de strafinrichtingen, in de justitiehuizen voor de geïnterneerden die vrij op proef zijn, in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij en in alle inrichtingen waar geïnterneerden verblijven, onder het stelsel van plaatsing of vrijheid op proef. » »

Verantwoording

Betreft enkele aanpassingen aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

1º Tijdens de hoorzitting maakten heel wat sprekers bezwaar bij de benaming strafuitvoeringskamer. Hoewel de interneringsmaatregel onder het strafrecht valt, gaat het niet om een straf als dusdanig, maar om een veiligheidsmaatregel bedoeld om de maatschappij te beschermen en om therapeutische begeleiding te verzekeren voor personen die omwille van hun mentale toestand niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de feiten die ze hebben gepleegd. De naam « strafuitvoeringskamer » houdt de verwarring in stand dat de internering beschouwd wordt als straf en niet als veiligheidsmaatregel. Dit leidt tot het gevaar dat men het normaal gaat vinden dat geïnterneerden zich in de gevangenis bevinden. Hoewel een semantische en symbolische discussie (want het veranderd niets aan de procedures zelf), is dit voor de perceptie van groot belang. De indiener van dit amendement wil met de benaming « interneringskamer » een duidelijker onderscheid creëren.

2º De interneringskamers moeten kunnen zetelen in de rechtbanken van eerste aanleg van het ressort of op elke andere plaats waar een geïnterneerde verblijft, teneinde zoveel mogelijk de overbrenging van geïnterneerden naar rechtbanken te voorkomen; deze praktijk wordt thans ook al toegepast in sommige commissies (Cbm's) en houdt een besparing in van transport- en bewakingskosten.

Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat de bevoegdheid ratione loci van de interneringskamers anders is dan die van de strafuitvoeringskamers (de plaats van de strafinrichting bepaalt hier de bevoegdheid, terwijl in interneringszaken het de SURB is van het ressort waar de internering werd uitgesproken, en niet waar de geïnterneerde ook verblijft).

Nr. 31 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 101/2 (nieuw)

Een artikel 101/2 invoegen, luidende :

« Art. 101/2. — In artikel 77 van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 32 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 101/3 (nieuw)

Een artikel 101/3 invoegen, luidende :

« Art. 101/3. — In artikel 78 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In het derde lid worden het woord « kamers » vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamers »;

2º Tussen het derde en het vierde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende : « De interneringskamers van de strafuitvoeringsrechtbank bedoeld in artikel 92, § 1, derde lid, bestaan uit een rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt, en twee assessoren in strafuitvoeringszaken of interneringszaken, de ene gespecialiseerd in penitentiaire zaken of sociale integratie en de andere een assessor psychiater. » »

Verantwoording

1º Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen een interneringskamer en een strafuitvoeringskamer.

2º De samenstelling van de interneringskamer zal enigszins anders zijn dan de gewone strafuitvoeringskamer in die zin dat één van de assessoren zal vervangen worden door een assessor-psychiater die niet permanent zetelt (net zoals rechters-assessoren in sociale zaken of rechters-assessoren in handelszaken).

Nu er toch een psychiater zal zetelen in de interneringskamer, is ervoor geopteerd om de andere assessor gelijk te stellen met de assessoren penitentiaire aangelegenheden of sociale reïntegratie van de strafuitvoeringskamer.

Een meer gespecialiseerde hoedanigheid voor deze assessoren is niet vereist, zodat ze vlot kunnen ingezet worden in de verschillende kamers van de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 33 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 101/4 (nieuw)

Een artikel 101/4 invoegen, luidende :

« Art. 101/4. — In artikel 80bis, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het woord « strafuitvoeringszaken » wordt vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken »;

2º de woorden « artikel 259bis-9, § 2, » worden vervangen door de woorden « artikel 259sexies, § 1, 4º, vierde lid, ». »

Verantwoording

1º Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

2º Technische aanpassing, correcte verwijzing naar artikel in Gerechtelijk Wetboek.

Nr. 34 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 101/5 (nieuw)

Een artikel 101/5 invoegen, luidende :

« Art. 101/5. — In artikel 89 van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken of de assessoren-psychiaters. ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 35 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 101/6 (nieuw)

Een artikel 101/6 invoegen, luidende :

« Art. 101/6. — Artikel 91 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende :

« In interneringszaken worden de volgende zaken toegewezen aan de rechter van de interneringskamer van strafuitvoeringsrechtbank, die zitting houdt als alleenrechtsprekend rechter :

1º de verzoeken tot overplaatsing om dringende redenen, bepaald bij artikel 59, § 1, van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis;

2º de bij artikel 18, § 2, 1º en 2º, van dezelfde wet bepaalde verzoeken tot uitgaansvergunning;

3º een onderhandelde plaatsing of overplaatsing, bij hoogdringendheid, bepaald bij artikel 17bis van dezelfde wet;

4º een bevel tot halve vrijheid, het elektronisch toezicht en de voorlopige invrijheidstelling van de geïnterneerde met het oog op zijn vrijstelling op proef, bij hoogdringendheid, bepaald bij artikel 25bis van dezelfde wet;

5º een bevel tot plaatsing, onderhandelde plaatsing en overplaatsing van de geïnterneerde, bij hoogdringendheid, bepaald bij artikel 30bis van dezelfde wet;

6º een bevel tot halve vrijheid en het elektronisch toezicht van de geïnterneerde, bij hoogdringendheid, bepaald bij artikel 37bis van dezelfde wet;

7º ambtshalve toelating tot uitgaansvergunning of verlof, bepaald bij artikel 38, § 3, van dezelfde wet;

8º een gemotiveerde beschikking in verband met de andere uitvoeringsmodaliteiten dan de uitgaansvergunning en het verlof, bij hoogdringendheid, bepaald bij artikel 38, § 4, van dezelfde wet;

9º een wijziging van de beslissing tot toekenning van een modaliteit door de strafuitvoeringskamer genomen, bij hoogdringdheid, bepaald bij artikel 58bis van dezelfde wet;

10º opvragen van alle bijkomende inlichtingen in de inrichting of bij het justitiehuis met het oog op een beslissing over schorsing, nadere omschrijving of aanpassing van de opgelegde voorwaarden, bepaald bij artikel 65bis van dezelfde wet. » »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

In de interneringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank is er een veel grotere rol weggelegd voor de alleenzetelende rechter die tal van beslissingen kan nemen die door generlei partij worden betwist en die moet toelaten de uitstroom van de geïnterneerden uit penitentiair milieu te faciliteren door te kunnen beslissen over een reeks uitvoeringsmodaliteiten zonder de logge procedure te moeten volgen.

In interneringszaken zijn de uitvoeringsmodaliteiten dikwijls afhankelijk van tijdelijke opportuniteiten die zich voordoen in de zorgcircuits of door een plots gewijzigde geestestoestand van de geïnterneerde, waarop zeer snel tot een kabinetsbeslissing moet kunnen overgegaan worden (zoals een jeugdrechter) in functie van de beoogde dubbele finaliteit van zorg en veiligheid.

Nr. 36 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 102/1 (nieuw)

Een artikel 102/1 invoegen, luidende :

« Art. 102/1. — Artikel 92, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende :

« In interneringszaken worden de zaken toegewezen aan de overeenkomstig artikel 78, vierde lid, samengestelde kamers. » »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 37 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/1 (nieuw)

Een artikel 103/1 invoegen, luidende :

« Art. 103/1. — In artikel 151, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 38 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/2 (nieuw)

Een artikel 103/2 invoegen, luidende :

« Art. 103/2. — In artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt :

« Een wet stelt de personeelsformatie van de magistraten en de leden van de griffie vast. Het aantal raadsheren in sociale zaken, rechters in sociale zaken en assessoren in strafuitvoeringszaken en interneringszaken en assessoren-psychiaters wordt evenwel door de Koning bepaald. » »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 39 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/3 (nieuw)

Een artikel 103/3 invoegen, luidende :

« Art. 103/3. — In artikel 196bis van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid wordt het woord « strafuitvoeringszaken » telkens vervangen door « strafuitvoeringszaken en interneringszaken »;

2º het eerste lid wordt aangevuld met volgende woorden : « en de werkende en plaatsvervangende assessoren-psychiaters »;

3º in het tweede lid wordt de tweede zin aangevuld met de woorden « of zijn vertegenwoordiger »;

4º in het tweede lid, derde zin, worden de woorden « Uitvoering van Straffen en Maatregelen » vervangen door de woorden « Penitentiaire Inrichtingen ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 40 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/4 (nieuw)

Een artikel 103/4 invoegen, luidende :

« Art. 103/4. — In artikel 196ter van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het woord « « strafuitvoeringszaken » wordt telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken »;

2º in § 1, 1º, worden de woorden « penitentiaire zaken » vervangen door de woorden « penitentiaire of interneringszaken ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 41 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/5 (nieuw)

Een artikel 103/5 invoegen, luidende :

« Art. 103/5. — In artikel 196quater van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het woord « strafuitvoeringszaken » wordt telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken »;

2º in § 1, wordt de tweede zin aangevuld met de woorden « of zijn vertegenwoordiger »;

3º in § 1, derde zin, worden de woorden « Uitvoering van Straffen en Maatregelen » vervangen door de woorden « Penitentiaire Inrichtingen ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 42 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/6 (nieuw)

Een artikel 103/6 invoegen, luidende :

« Art. 103/6. — In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 196quinquies ingevoegd, luidende :

« De assessoren-psychiaters van de interneringskamer in de strafuitvoeringsrechtbank worden benoemd door de Koning op de gezamenlijke voordracht van de ministers die Justitie en Volksgezondheid in hun bevoegdheden hebben.

De werkende en plaatsvervangende assessoren-psychiaters worden voor vijf jaar benoemd en hun benoeming kan na iedere termijn voor vijf jaar worden vernieuwd na een gunstig advies van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.

De assessoren-psychiaters die worden benoemd als plaatsvervanger voor ontslagnemende of overleden assessoren-psychiaters, worden benoemd voor de tijd die het ambt van hun voorganger nog moest lopen.

Om tot assessor-psychiater te worden benoemd, moet de kandidaat de volgende voorwaarden vervullen :

1º gedurende vijf jaar het beroep van arts-psychiater hebben uitgeoefend;

2º Belg zijn;

3º ten minste dertig jaar oud zijn en niet ouder zijn dan zeventig jaar;

4º de burgerlijke en politieke rechten genieten.

De Koning stelt de nadere regels vast inzake de benoeming en de vernieuwing ervan.

Om tot assessor-psychiater te worden benoemd in rechtbanken welke enkel kennis nemen van Nederlandstalige zaken, moet de kandidaat in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Nederlands onderwijs.

Om tot assessor-psychiater te worden benoemd in rechtbanken welke enkel kennis nemen van Franstalige zaken, moet de kandidaat in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Frans onderwijs.

Om tot assessor-psychiater te worden benoemd in rechtbanken welke zowel van Nederlandstalige als van Franstalige zaken kennis nemen, moet de kandidaat in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Nederlands of Frans onderwijs. De rechter mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als het getuigschrift of diploma dat hij bezit.

Om tot assessor-psychiater te worden benoemd in rechtbanken welke zowel van Franstalige als van Duitstalige zaken kennis nemen, moet de kandidaat in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Frans of Duits onderwijs. De assessor-psychiater mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als het getuigschrift of diploma dat hij bezit. Hij mag echter zitting houden in zaken van een andere taal dan die van het studiegetuigschrift of diploma dat hij bezit, op voorwaarde dat hij geslaagd is voor een mondeling examen over de kennis van de andere taal en voor een schriftelijk examen over de passieve kennis ervan; beide examens worden door de Koning ingericht.

Het besluit van benoeming bepaalt het taalstelsel van betrokkene. » »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

De samenstelling van de interneringskamer zal enigszins anders zijn dan de gewone strafuitvoeringskamer in die zin dat één van de assessoren zal vervangen worden door een assessor-psychiater die niet permanent zetelt (net zoals rechters-assessoren in sociale zaken of rechters-assessoren in handelszaken).

Dit amendement behandelt de voorwaarden voor een benoeming als assessor-psychiater.

Nr. 43 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/7 (nieuw)

Een artikel 103/7 invoegen, luidende :

« Art. 103/7. — In artikel 259sexies van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de woorden « strafuitvoeringszaken » worden telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken »;

2º in § 1, 4º, voorlaatste zin, worden de woorden « in het kader van de opleiding van magistraten als bedoeld in artikel 259bis-9, § 2 » vervangen door de woorden « door het instituut voor gerechtelijke opleiding »;

3º in § 1, 5º, voorlaatste zin, worden de woorden « in het kader van de opleiding van magistraten als bedoeld in artikel 259bis-9, § 2 » vervangen door de woorden « door het instituut voor gerechtelijke opleiding ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 44 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/8 (nieuw)

Een artikel 103/8 invoegen, luidende :

« Art. 103/8. — In artikel 259septies van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 45 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/9 (nieuw)

Een artikel 103/9 invoegen, luidende :

« Art. 130/9. — In artikel 259decies, § 2, laatste zin, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 46 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/10 (nieuw)

Een artikel 103/10 invoegen, luidende :

« Art. 103/10. — In artikel 288, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en van de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 47 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/11 (nieuw)

Een artikel 103/11 invoegen, luidende :

« Art. 103/11. — In artikel 291, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en van de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank

Nr. 48 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/12 (nieuw)

Een artikel 103/12 invoegen, luidende :

« Art. 103/12. — In artikel 300 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het derde lid wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en van de assessoren-psychiaters »;

2º in het vierde lid wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank

Nr. 49 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/13 (nieuw)

Een artikel 103/13 invoegen, luidende :

« Art. 103/13. — In artikel 304 van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken of de assessor-psychiater ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 50 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/14 (nieuw)

Een artikel 103/14 invoegen, luidende :

« Art. 103/14. — In artikel 312 van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en van de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 51 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 103/15 (nieuw)

Een artikel 103/15 invoegen, luidende :

« Art. 103/15. — In artikel 314, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en van de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 52 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/16 (nieuw)

Een artikel 103/16 invoegen, luidende :

« Art. 103/16. — In artikel 322, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de eerste zin worden de woorden « strafuitvoeringszaken » telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en van de assessoren-psychiaters »;

2º in de tweede zin worden de woorden « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 53 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/17 (nieuw)

Een artikel 103/17 invoegen, luidende :

« Art. 103/17. — In artikel 331, 8º, van het Gerechtelijk Wetboek worden, tussen de woorden « van eerste aanleg » en de woorden « zonder vergunning », de woorden « en de assessoren in strafuitvoeringszaken en interneringszaken » ingevoegd. »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 54 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/18 (nieuw)

Een artikel 103/18 invoegen, luidende :

« Art. 103/18. — In artikel 355ter van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid, eerste zin, wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken »;

2º in het derde lid wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken »;

3º er wordt een lid toegevoegd, luidende : « De Koning bepaalt welke presentiegelden aan de assessoren-psychiaters kunnen worden toegekend. » »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 55 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/19 (nieuw)

Een artikel 103/19 invoegen, luidende :

« Art. 103/19. — In artikel 408 van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 56 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/20 (nieuw)

Een artikel 103/20 invoegen, luidende :

« Art. 103/20. — In artikel 410, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 57 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/21 (nieuw)

Een artikel 103/21 invoegen, luidende :

« Art. 103/21. — In artikel 412, § 2, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 58 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 103/22 (nieuw)

Een artikel 103/22 invoegen, luidende :

« Art. 103/22. — In artikel 415, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « strafuitvoeringszaken » vervangen door de woorden « strafuitvoeringszaken en interneringszaken en de assessoren-psychiaters ». »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank.

Nr. 59 VAN DE HEER ANCIAUX

Art 104/1 (nieuw)

Een artikel 104/1 invoegen, luidende :

« Art. 104/1. — In artikel 635 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in § 2 wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende : « Behoudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen ressorteren de geïnterneerden onder de bevoegdheid van de interneringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank die gevestigd is in het rechtsgebied van het hof van beroep waar het onderzoeks- of vonnisgerecht dat de internering heeft bevolen zich bevindt.

Indien interneringen werden bevolen in verschillende rechtsgebieden, is de interneringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank bevoegd uit het rechtsgebied waar de oudst actieve internering werd uitgesproken, in zoverre de geïnterneerde nog niet definitief is vrijgesteld.

Indien evenwel de interneringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank het, in uitzonderlijke gevallen, voor een bepaalde geïnterneerde aangewezen acht om de bevoegdheid over te dragen aan een interneringskamer van een andere strafuitvoeringsrechtbank, neemt zij een met redenen omklede beslissing nadat die andere strafuitvoeringsrechtbank binnen vijftien dagen een eensluidend advies heeft uitgebracht »;

2º in § 3 wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende : « Ingeval een internering van een veroordeelde door de strafuitvoeringsrechtbank wordt uitgesproken, conform de artikelen 76 en 82 van de wet van 21 april 2007, ressorteert de geïnterneerde nadien onder de bevoegdheid van de interneringsskamer van de strafuitvoeringsrechtbank gevestigd in hetzelfde rechtsgebied of deze die reeds bevoegd is, behoudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen. Indien evenwel de interneringsskamer van de strafuitvoeringsrechtbank het, in uitzonderlijke gevallen, voor een bepaalde geïnterneerde aangewezen acht om de bevoegdheid over te dragen aan een interneringsskamer van de strafuitvoeringsrechtbank van een ander rechtsgebied, neemt zij een met redenen omklede beslissing nadat die andere strafuitvoeringsrechtbank binnen vijftien dagen een eensluidend advies heeft uitgebracht. » »

Verantwoording

Betreft een aanpassing aan het Gerechtelijk Wetboek in functie van de oprichting van een interneringskamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank

De interneringskamers moeten kunnen zetelen in de rechtbanken van eerste aanleg van het ressort of op elke andere plaats waar een geïnterneerde verblijft, teneinde zoveel mogelijk de overbrenging van geïnterneerden naar rechtbanken te voorkomen; deze praktijk wordt thans ook al toegepast in sommige commissies (Cbm's) en houdt een besparing in van transport- en bewakingskosten.

Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat de bevoegdheid ratione loci van de interneringskamers anders is dan die van de strafuitvoeringskamers (de plaats van de strafinrichting bepaalt hier de bevoegdheid, terwijl in interneringszaken het de SURB is van het ressort waar de internering werd uitgesproken, en niet waar de geïnterneerde ook verblijft).

Nr. 60 VAN DE HEER ANCIAUX

In de tekst van het wetsvoorstel, met uitzondering van de artikelen 3, 9º en 10º, 19, 20 en 55, het woord « strafuitvoeringskamer » telkens vervangen door het woord « interneringskamer ».

Verantwoording

Tijdens de hoorzitting maakte heel wat sprekers bezwaar bij de benaming strafuitvoeringskamer. Hoewel de interneringsmaatregel onder het strafrecht valt, gaat het niet om een straf als dusdanig, maar om een veiligheidsmaatregel bedoeld om de maatschappij te beschermen en om therapeutische begeleiding te verzekeren voor personen die omwille van hun mentale toestand niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de feiten die ze hebben gepleegd. De naam « strafuitvoeringskamer » houdt de verwarring in stand dat de internering beschouwd wordt als straf en niet als veiligheidsmaatregel. Dit leidt tot het gevaar dat men het normaal gaat vinden dat geïnterneerden zich in de gevangenis bevinden. Hoewel een semantische en symbolische discussie (want het veranderd niets aan de procedures zelf), is dit voor de perceptie van groot belang. De indiener van dit amendement wil met de benaming « interneringskamer » een duidelijker onderscheid creëren.

Men moet dit amendement samen zien met de ingediende amendementen rond de wijzigingsbepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.

Nr. 61 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 3

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in het 9º het woord « strafuitvoeringskamer » vervangen door de woorden « de alleensprekende rechter van de interneringskamer »;

2º in het 10º het woord « strafuitvoeringskamer » vervangen door de woorden « de alleensprekende rechter van de interneringskamer ».

Verantwoording

In de interneringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank is een veel grotere rol weggelegd voor de alleenzetelende rechter die tal van beslissingen kan nemen die door generlei partij worden betwist en die moet toelaten de uitstroom van de geïnterneerden uit penitentiair milieu te faciliteren door te kunnen beslissen over een reeks uitvoeringsmodaliteiten zonder de logge procedure te moeten volgen.

In interneringszaken zijn de uitvoeringsmodaliteiten dikwijls afhankelijk van tijdelijke opportuniteiten die zich voordoen in de zorgcircuits of door een plots gewijzigde geestestoestand van de geïnterneerde, waarop zeer snel tot een kabinetsbeslissing moet kunnen overgegaan worden (zoals een jeugdrechter) in functie van de beoogde dubbele finaliteit van zorg en veiligheid.

Men moet dit amendement samen lezen met de ingediende amendementen rond de wijzigingsbepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.

Nr. 62 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 19

Het woord « strafuitvoeringskamer » telkens vervangen door de woorden « de alleensprekende rechter van de interneringskamer ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 61

Nr. 63 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 20

Het woord « strafuitvoeringskamer » telkens vervangen door de woorden « de alleensprekende rechter van de interneringskamer ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 61.

Nr. 64 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 55

Het woord « strafuitvoeringskamer » telkens vervangen door de woorden « de alleensprekende rechter van de interneringskamer ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 61.

Nr. 65 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 76

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 1, het woord « strafuitvoeringsrechtbank » telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank »;

2º in § 2, het woord « strafuitvoeringsrechtbank » vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank »;

Verantwoording

Het betreft hier de internering van een veroordeelde. Deze wordt voorafgaand aan zijn internering nog steeds opgevolgd door een strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank.

Dit amendement moet samen gelezen worden met de ingediende amendementen rond de wijzigingsbepalingen van het Gerechtelijk wetboek met betrekking tot de oprichting van een interneringskamer bij de strafuitvoeringsrechtbanken.

Nr. 66 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 77

In § 3 het woord « strafuitvoeringsrechtbank » vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Nr. 67 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 78

Het woord « strafuitvoeringsrechtbank » telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Nr. 68 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 79

In § 1 het woord « strafuitvoeringsrechtbank » vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Nr. 69 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 80

In § 1 het woord « strafuitvoeringsrechtbank » telkens vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Nr. 70 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 81

Het woord « strafuitvoeringsrechtbank » vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Nr. 71 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 82

In § 1 het woord « strafuitvoeringsrechtbank » vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Nr. 72 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 83

Het woord « strafuitvoeringsrechtbank » vervangen door de woorden « strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Nr. 73 VAN DE HEER ANCIAUX

Art. 91

In § 2 het woord « strafuitvoeringsrechtbank » telkens vervangen door de woorden « interneringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank ».

Verantwoording

Het betreft hier de internering van een veroordeelde. Deze wordt voorafgaand aan zijn internering nog steeds opgevolgd door een strafuitvoeringskamer van de strafuitvoeringsrechtbank. Eenmaal geïnterneerd wordt hij opgevolgd door een de interneringskamer bij de strafuitvoeringsrechtbank.

Dit amendement moet samen gelezen worden met de ingediende amendementen rond de wijzigingsbepalingen van het Gerechtelijk wetboek met betrekking tot de oprichting van een interneringskamer bij de strafuitvoeringsrechtbanken.

Nr. 74 VAN DE HEER ANCIAUX

In de tekst van het wetsvoorstel het woord « strafuitvoeringsrechter » telkens vervangen door het woord « interneringsrechter » en het woord « strafuitvoeringsrechters » telkens vervangen door het woord « interneringsrechters ».

Verantwoording

Deze wijziging is een logisch gevolg van de naamsverandering van strafuitvoeringskamer naar interneringskamer. Deze wijziging vraagt ook geen wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek.

Bert ANCIAUX.

Nr. 75 VAN MEVROUW VAN HOOF

Art. 5

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 2, vierde lid, het woord « vierentwintig » vervangen door het woord « zes »;

2º § 4 aanvullen met een tweede lid, luidende :

« Binnen de federale overheidsdienst Volksgezondheid wordt een cel « uitgebreide kwaliteitsbewaking » opgericht. Deze heeft als taak na te gaan of de verslagen van de deskundigen voldoen aan de kwaliteitsnormen, zowel inhoudelijk als vormelijk, voordat ze naar de rechtbank worden doorgestuurd, zonder te raken aan de onafhankelijkheid van de deskundige bij de beslissing. »;

3º een § 5 toevoegen, luidende :

« § 5. De deskundige ontvangt een honorarium per uur, dat wordt vastgesteld overeenkomstig het tarief dat voor een psychotherapeutische behandelingszitting van een geaccrediteerde geneesheer is vastgelegd in de nomenclatuur voor de geneeskundige verstrekkingen. »

Verantwoording

Dit amendement vindt zijn oorsprong in het wetsvoorstel nr. 5-2425 met betrekking tot het psychiatrisch deskundigenonderzoek en tot verbetering van het statuut van de gerechtspsychiaters.

Dit amendement past artikel 5, § 2, derde lid, van het wetsvoorstel aan, zodanig dat de Koning wordt opgedragen om binnen de zes maanden te rekenen na de inwerkingtreding van de wet de voorwaarden en de procedure voor het verlenen van de erkenning te bepalen, naast de rechten en de plichten van de erkende deskundigen en de sancties die kunnen worden opgelegd bij het niet-naleven van de erkenningsvoorwaarden.

Voorts wordt aan § 4 een tweede lid toegevoegd dat als doel heeft de kwaliteit van de verslagen te garanderen. De indiener van dit amendement denkt hierbij aan een meer uitgebreide kwaliteitsbewaking op de expertises via een op te richten cel binnen de federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid. Het kan niet de bedoeling zijn in de plaats te treden van de deskundige, maar wel om na te gaan of de verslagen van de deskundigen voldoen aan de kwaliteitsnormen. Deze cel kan deze expertises meteen bijhouden. Zo creëert men een bestand met alle verslagen in België en kan men de eenvormigheid ervan beter controleren. Inspiratie kan men opdoen bij het Nederlands systeem. Daar werden per gerechtelijk arrondissement Forensisch Psychiatrische Diensten (FPD) opgericht, geleid door een justitieel forensisch psychiater en bestaande uit psychiaters, psychologen en juristen in overheidsdienst. Deze dienst beoordeelt alle verslagen zowel vormelijk als inhoudelijk op kwaliteit voordat ze naar de rechtbank worden doorgestuurd, zonder te raken aan de onafhankelijkheid van de deskundige bij de beslissing. De FPD duidt ook de psychiaters aan om expertises uit te voeren op freelancebasis, per casus.

De dienst is dus niet alleen verantwoordelijk voor de aanwijzing van de gerechtspsychiaters, maar ook voor de kwaliteitscontrole ervan. Deskundigen die ondanks de bijsturing en de adviezen niet voldoen, kunnen dus van verdere opdrachten worden uitgesloten.

Tot slot wordt aan het artikel nog een § 5 toegevoegd om het honorarium voor het psychiatrisch deskundigenonderzoek te bepalen. Door een honorarium per uur toe te kennen wordt de vergoeding in overeenstemming gebracht met de grootte en de moeilijkheidsgraad van het dossier. Het bedrag wordt gekoppeld aan het tarief dat is vastgelegd in de nomenclatuur voor een psychotherapeutische behandelingszitting door een geaccrediteerde geneesheer, specialist in de psychiatrie. Aangezien de gerechtspsychiater volgens dit voorstel aan een aantal voorwaarden moet voldoen om erkend te blijven (minimum aantal zaken, bijscholingen, ...), is de erkenning eigenlijk een vorm van accreditatie.

Het is dan ook logisch te vertrekken van dit honorarium. Op het bedrag zoals bepaald in de nomenclatuur moet nog een herberekening worden uitgevoerd. Op dit moment bedraagt het honorarium van een psychiater 73,16 euro voor een behandelingssessie van vijfenveertig minuten. Volgens de « regel van drie » zou het uurloon dus 97,55 euro bedragen.

Els VAN HOOF.

Nr. 76 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 3

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het 2º vervangen door wat volgt :

« 2º De directeur :

a) de ambtenaar die belast is met het lokaal bestuur van een gevangenis of van een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij;

b) de verantwoordelijke of de door de verantwoordelijke aangewezen persoon van een forensisch psychiatrisch centrum of van een door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is aan de geïnterneerde de gepaste zorgen te verstrekken en met de minister van Justitie een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet; »;

2º het 3º vervangen door wat volgt :

« 3º hoofdgeneesheer : de hoofdpsychiater of zijn vervanger van een inrichting bedoeld in 4, c), of 4, d); »;

3º het 4º vervangen door wat volgt :

« 4º de inrichting :

— de psychiatrische afdeling van een gevangenis;

— de door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij;

c) het door de federale overheid georganiseerd forensisch psychiatrisch centrum, aangewezen bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad op voorstel van de voor Justitie, Volksgezondheid en sociale zaken bevoegde ministers,

d) de door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is aan de geïnterneerde de gepaste zorgen te verstrekken en met de minister van Justitie een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet; »;

4º het 5º vervangen door wat volgt :

« 5º strafuitvoeringskamer : een kamer van de strafuitvoeringsrechtbank »;

5º het 6º vervangen door wat volgt :

6º strafuitvoeringsrechter : de magistraat-voorzitter van de strfuitvoeringsrechtbank; »;

6º het 8º wordt vervangen door volgt :

« 8º het slachtoffer : de volgende categorieën van personen die bij de toekenning van een uitvoeringsmodaliteit kunnen vragen om te worden geïnformeerd en/of te worden gehoord in de door deze wet bepaalde gevallen, volgens de door de Koning bepaalde regels :

a) de natuurlijke persoon wiens burgerlijke vordering ontvankelijk en gegrond wordt verklaard;

b) de natuurlijke persoon voor wie een vonnis of een arrest bepaalt dat er ten aanzien van hem strafbare feiten zijn gepleegd, of zijn wettelijke vertegenwoordiger;

c) de natuurlijke persoon die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen;

d) de nabestaande van de persoon van wie het overlijden rechtstreeks is veroorzaakt door het strafbaar feit of de nabestaande van een overleden persoon die zich burgerlijke partij had gesteld; onder nabestaande wordt verstaan de echtgenoot van de overleden persoon, de persoon die met hem samenleefde en met hem een duurzame affectieve relatie had, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk waren;

e) de naaste van een niet-overleden slachtoffer die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen; onder naaste wordt verstaan : de echtgenoot van het niet-overleden slachtoffer, de persoon die met hem samenleeft en met hem een duurzame affectieve relatie heeft, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk zijn.

Ten aanzien van de personen die onder de categorieën c), d) en e) vallen, oordeelt de strafuitvoeringsrechter op hun verzoek, overeenkomstig de bepalingen van titel III, of ze een direct en legitiem belang hebben; ».

Verantwoording

Dit amendement wijzigt een aantal definities zoals die door het wetsvoorstel naar voren worden gebracht.

Vooreerst wordt de definitie van « directeur » aangepast overeenkomstig de definities die gewoonlijk gehanteerd worden om de directeur van een gevangenis of van een federale inrichting voor bescherming van de maatschappij te definiëren.

De definitie van hoofdgeneesheer werd aangepast in de zin dat er verwezen dient te worden naar punt 4, c) en d) in plaats van 4, a) en b).

De gehanteerde definitie van inrichting dient aangepast te worden op een aantal punten.

De « forensisch psychiatrisch centra » dienen te worden aangewezen bij een koninklijk besluit dat overlegd dient te worden in Ministerraad. Immers, de door de federale overheid georganiseerde forensische psychiatrische centra, die gebouwd worden in Gent en Antwerpen en waar geïnterneerden zullen geplaatst worden, worden aangestuurd door zowel Justitie als Volksgezondheid zodat een overleg in Ministerraad voor de oprichting van dergelijke instellingen de beste waarborgen biedt.

Tot slot wordt onder inrichting ook verstaan de door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is aan de geïnterneerde de gepaste zorgen te verstrekken en met de minister van Justitie een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet. Dit amendement laat toe dat geïnterneerden geplaatst zullen kunnen worden in instellingen die niet door de federale overheid georganiseerd worden. Enkel instellingen die bereid zijn geïnterneerden op te nemen onder het statuut van een plaatsing en die een samenwerkingsovereenkomst met Justitie afgesloten hebben komen hiervoor in aanmerking. Op deze wijze wordt vermeden dat instellingen die geen geïnterneerden wensen op te nemen onder de vorm van plaatsing. hiertoe niet verplicht kunnen worden. In de samenwerkingsovereenkomst die per inrichting zal worden afgesloten zal onder andere worden vastgelegd : het aantal geïnterneerden dat de instelling onder de vorm van plaatsing wil opnemen, de pathologieën die in aanmerking komen, de procedure volgens de welke tot plaatsing overgegaan kan worden (op basis van verslaggeving, intake, ...), ..... Deze instellingen zullen bovendien vergoed worden voor de administratieve activiteiten die ze in het kader van deze wet dienen uit te oefenen (zie amendement bij artikel 94). Dit biedt meer rechtszekerheid en gelijke behandeling voor eenieder dan een onderhandelde plaatsing die telkens op individuele wijze dient onderhandeld te worden met een zorginstelling.

De aparte kamer voor interneringszaken wordt niet behouden verwijzend naar de hoorzitting met professor Verbruggen.. De SURB wordt nu ook geconfronteerd met psychiatrische en psychosociale problemen van veroordeelden, zodat een opsplitsing tussen veroordeelden en geïnterneerden niet gegrond lijkt. Een identieke samenstelling van de SURB voor veroordeelden en geïnterneerden biedt bovendien meer flexibiliteit en biedt voordelen op het vlak van managing van caseload.

Tot slot wordt de definitie van slachtoffer aangepast gelet op de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van strafuitvoeringsmodaliteiten. Deze wet breidt de definitie van slachtoffers gevoelig uit. Voorliggende tekst neemt dit over.

Nr. 77 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 3

Het 10º opheffen.

Verantwoording

Gelet op het voorgestelde subamendement op artikel 19 en artikel 55 en de daarin voorgestelde schriftelijke procedure is deze definitie overbodig. Daarenboven, aangezien deze beslissing, net zoals in het wetsvoorstel, een beslissing is van de voltallige strafuitvoeringsrechtbank, kan deze benaming ervan voor verwarring zorgen.

Nr. 78 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 4

In § 1, de woorden « b), c) en d) » vervangen door de woorden « c) d), e) en f) ».

Verantwoording

Gelet op de gewijzigde definitie van slachtoffer zoals bij amendement voorgesteld onder artikel 3 van het wetsvoorstel, en dit volgend op de wet van 15 december 2013, moet deze bepaling in dezelfde zin worden aangepast.

Nr. 79 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 5

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 2, eerste zin, de woorden « of psychologisch deskundigenonderzoek » doen vervallen;

2º in § 2, vierde lid, worden de woorden « , op voorstel van de minister die Volksgezondheid en de minister die Justitie tot zijn bevoegdheid heeft », » invoegen tussen de woorden « de Koning » en de woorden « de voorwaarden »;

3º een § 2/1 invoegen, luidende :

« § 2/1. Onverminderd de mogelijkheid van de bevelende instantie om een nieuw deskundigenonderzoek te laten uitvoeren overeenkomstig de bepalingen van deze wet, blijven de deskundigenonderzoeken die zijn uitgevoerd voor de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in het vorige lid, rechtsgeldig.

De bevelende instantie kan een actualisering van het deskundigenonderzoek vragen wanneer zij dit nodig acht. De deskundige maakt van de actualisering een verslag op, overeenkomstig het door de Koning vastgestelde model. »;

4º § 4 opheffen.

Verantwoording

Het 1º heft de woorden « psychologisch deskundigenonderzoek » op. Uit de hoorzitting blijkt duidelijk dat het deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd onder leiding van een geneesheer.

Het 2º wijzigt de bepaling van het derde lid van artikel 5, § 2. Het lijkt immers gepast dat de voorwaarden voor de erkenning van de deskundigen worden bepaald bij koninklijk besluit dat gezamenlijk wordt voorgesteld door de minister die bevoegd is voor Volksgezondheid en de minister die bevoegd is voor Justitie.

Het 3º betreft de invoeging van een nieuwe § 2/1. De wet van 2007 voorziet geen overgangsregeling voor deskundigenonderzoeken uitgevoerd onder de actuele regeling maar waarvan de beslissing tot internering pas tussenkomt na de inwerkingtreding van de voorliggende wet. Het is aldus van belang te bepalen dat de deskundigenonderzoeken die werden uitgevoerd onder de actuele regeling hun rechtsgeldigheid behouden eens de voorliggende wet in werking treedt en zij aldus tot basis kunnen dienen om een beslissing tot internering te nemen. Het wetsvoorstel voorziet dergelijke bepaling, maar het lijkt gepast ook te voorzien in de mogelijkheid voor de bevelende instantie om alsnog een nieuw deskundigenonderzoek volgens de nieuwe bepalingen te kunnen laten vorderen.

Vervolgens werd vanuit de praktijk ook opgemerkt dat er soms geruime tijd verloopt tussen de uitvoering van het deskundigenonderzoek en de uiteindelijke fase waarin de beslissing om al dan niet te interneren moet worden genomen. Het lijkt nuttig en noodzakelijk te voorzien dat de bevelende overheid een actualisering kan vragen van het deskundigenonderzoek wanneer zij dit nodig acht. Deze bepaling voegt deze mogelijkheid expliciet in en stelt voor dat daartoe ook een model bij uitvoeringsbesluit zal worden bepaald.

Het 4º ten slotte betreft de opheffing van § 4 van artikel 5. Vooreerst is er een discrepantie tussen het dispositief van deze paragraaf en de memorie van toelichting bij de wet van 2007. De wet van 2007 en ook voorliggend wetsvoorstel bepalen dat de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt van toepassing is op het deskundigenonderzoek, terwijl de memorie van toelichting net het tegenovergestelde stelt. De wet van 22 augustus 2002 dient inderdaad niet van toepassing verklaard te worden op het deskundigenonderzoek; mocht de wet wel van toepassing zijn, betekent dit dat de persoon het deskundigenonderzoek zou kunnen weigeren zodat niet kan worden overgegaan tot internering, wat niet de bedoeling kan zijn. Er is echter geen noodzaak om uitdrukkelijk te bepalen dat de wet van 22 augustus 2002 niet van toepassing is op het deskundigenonderzoek aangezien deze wet sowieso enkel betrekking heeft op de behandeling.

Nr. 80 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 6

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 1, eerste lid, de woorden « of psychologisch deskundigen » doen vervallen;

2º in § 1, tweede lid, de woorden « of het forensisch psychiatrisch centrum, bedoeld in artikel 603bis van het Wetboek van strafvordering » doen vervallen;

3º in § 2 de woorden « of in een forensisch psychiatrisch centrum » doen vervallen.

Verantwoording

Het 1º heft de woorden « psychologisch deskundigenonderzoek » op. Uit de hoorzitting blijkt duidelijk dat het deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd onder leiding van een geneesheer.

Het 2º betreft de opheffing van de mogelijkheid voorzien in het tweede lid om de observatie te laten doorgaan in een forensisch psychiatrisch centrum. De toekomstige forensische psychiatrische centra zijn immers enkel voorzien voor behandeling. De observatie daar mogelijk maken zou tot gevolg hebben dat er ofwel meer bedden moeten worden voorzien in deze centra ofwel dat er steeds bedden moeten worden vrijgehouden voor observatie. Bovendien zou dit ook een effect hebben op het personeel. Immers, expertise en behandeling moeten strikt gescheiden blijven. Extra personeel, psychiaters, psychologen, en zo verder, zouden dan moeten worden aangeworven teneinde deze noodzakelijk scheidingslijn tussen expertise en behandeling ten volle te kunnen garanderen. De forensisch psychiatrische centra zijn opgevat en geconstelleerd in functie van behandeling en niet van expertise. Bovendien worden deze forensisch psychiatrische centra voorlopig enkel alleen in het Vlaamse landsgedeelte opgericht, zonder dat er tegenhanger bestaat in het Waalse landsgedeelte.

Het derde punt vloeit logischerwijze voort uit de wijziging van artikel 6, § 1, tweede lid.

Nr. 81 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 7

In het eerste lid, de woorden « of psychologisch deskundigenonderzoek » doen vervallen.

Verantwoording

Het amendement heft de woorden « psychologisch deskundigenonderzoek » op. Uit de hoorzitting blijkt duidelijk dat het deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd onder leiding van een geneesheer.

Nr. 82 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 9

In § 2, de woorden « en/of psychologisch » doen vervallen.

Verantwoording

Het amendement heft de woorden « psychologisch deskundigenonderzoek » op. Uit de hoorzitting blijkt duidelijk dat het deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd onder leiding van een geneesheer.

Nr. 83 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 17

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º § 1 aanvullen met een 4º, luidende :

« 4º te wonen, te verblijven of zich op te houden in de door de bevoegde rechter bepaalde aangewezen zone. De oplegging van die maatregel moet met bijzondere redenen worden omkleed en rekening houden met de ernst van de feiten en met de reclasseringsmogelijkheden voor de geïnterneerde. »;

2º § 2 vervangen door wat volgt :

« § 2. De duur van de overeenkomstig § 1 uitgesproken ontzetting gaat in op de dag waarop de geïnterneerde definitief in vrijheid is gesteld of, bij een invrijheidstelling op proef, op de dag waarop zij is toegekend, voor zover zij niet is herroepen.

Bovendien heeft de ontzetting gevolgen vanaf de dag waarop de op tegenspraak of bij verstek gewezen gerechtelijke beslissing die de ontzetting uitspreekt, onherroepelijk wordt. »;

3º het artikel 17 aanvullen met een § 3, luidende :

« § 3. Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of arrest dat overeenkomstig § 1 een ontzetting uitspreekt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een tot zes maanden en met een geldboete van honderd tot duizend euro of met een van die straffen alleen. »

Verantwoording

Het 1º betreft de invoeging van het woonverbod. Deze mogelijkheid werd in de strafprocedure ingevoegd volgend op de wet van 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, naar aanleiding van de werkzaamheden van de Bijzondere Commissie seksueel misbruik. Het lijkt gepast om de oplegging van dergelijk woonverbod ook te voorzien als veiligheidsmaatregel in het kader van internering. De aanpassing van de veiligheidsmaatregel (bijvoorbeeld in geval het slachtoffer verhuisd zou zijn) kan dan plaatsgrijpen via de uitvoering van de internering, net zoals dit ook het geval is, in het kader van de strafuitvoering.

Het 2º en 3º betreffen een herformulering van de voorgestelde tekst. Het amendement herneemt de tekst zoals oorspronkelijk voorzien in artikel 15 van de wet van 21 april 2007, daar deze eenzelfde formulering hanteert als deze van artikel 389 van het Strafwetboek.

Nr. 84 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 19

De woorden « a) en b) » telkens vervangen door de woorden « b), c) en d) ».

Verantwoording

De tekst van het wetsvoorstel laat door de verwijzing naar artikel 3, 4º, a), een plaatsing toe in een psychiatrische annex van de strafinrichting. Deze zijn in principe niet ingericht voor de uitvoering van een interneringsmaatregel zoals de plaatsing. Personen verblijven in de psychiatrische annexen in afwachting van een gerechtelijke beslissing tot internering of in afwachting van een plaatsing nadat een interneringsbeslissing is genomen. Deze mogelijkheid moet worden geschrapt.

Nr. 85 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 19

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in het eerste lid de woorden « of bij hoogdringendheid de kabinetsbeslissing » doen vervallen;

2º in het tweede lid de woorden « of bij hoogdringendheid de kabinetsbeslissing » doen vervallen.

Verantwoording

Gelet op de amendering van artikel 3 moet dit artikel in overeenkomstige zin worden aangepast. Bovendien, gelet op de amendering van artikel 55 en de daarin voorziene procedure voor gevallen van hoogdringendheid hoeft dit hier niet voorzien te worden. Men mag immers niet de indruk wekken dat het nemen van dergelijke beslissingen op deze manier de gangbare manier van doen kan zijn. Het uitgangspunt moet nog steeds zijn dat dergelijke beslissingen worden genomen via de « gemene procedure » en niet bij hoogdringendheid. Het voorzien van een procedure van hoogdringendheid is weliswaar nodig maar het voorzien van mogelijkheid ertoe in artikel 55 volstaat. Het opnemen van de mogelijkheid in de definiëring van de uitvoeringsmodaliteit zou een andere indruk kunnen wekken.

Nr. 86 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 20

Dit artikel opheffen.

Verantwoording

Dit amendement moet worden gezien in samenhang met het amendement inzake artikel 3 van het wetsvoorstel waarbij de definitie van « inrichting » wordt aangepast. In het bijzonder wordt verwezen naar het vierde gedachtestreepje van deze definitie waarbij wordt gesproken over « de door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is aan de geïnterneerde de gepaste zorgen te verstrekken en met de minister van Justitie een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet ».

Vanuit het principiële oogpunt van rechtszekerheid, gelijke behandeling van elkeen en garanties op een gepaste zorg en vanuit het praktische oogpunt van werkbaarheid, lijkt het aangewezen te werken met een aanbod aan instellingen die via het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met Justitie de gepaste zorg kunnen bieden. Het lijkt ongepast en moeilijk werkbaar dat er voor elke persoon individueel zou worden onderhandeld met een zorginstelling.

Nr. 87 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 22

In § 1, de woorden « met overnachting » vervangen door de woorden « en maximum zeven dagen per maand ».

Verantwoording

Het is gepast een maximumtermijn te voorzien per maand voor dewelke de strafuitvoeringsrechtbank een verlof kan toekennen. Dit is ook voorzien in de wet van 21 april 2007. Dit is vooreerst in het belang van de rechtszekerheid van de geïnterneerden. Er is een maximumduur voor elkeen waardoor aldus te grote ongelijkheden tussen de duur van verloven die worden toegekend aan geïnterneerden vermeden worden. Bovendien belet dit ook dat op een oneigenlijke manier gebruik zou worden gemaakt van het verlof om aldus in concreto te kunnen komen tot een toestand die gelijkaardig is aan deze van een vrijheid op proef.

Nr. 88 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 22

In § 2, 3º, de woorden « , aan te vangen of te volgen » doen vervallen.

Verantwoording

Het lijkt overbodig om de mogelijkheid een ambulant of residentieel programma aan te vangen of te volgen te voorzien via het verlof. Deze mogelijkheid kan immers worden uitgeoefend via de plaatsing of de invrijheidstelling op proef.

Nr. 89 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 23

De volgende wijzigingen aanbrengen :

a) in 1º c) worden de woorden « of verontrusten » opgeheven.

b) in 2º worden de woorden « door een personeelslid van de inrichting » doen vervallen.

Verantwoording

Er is geen reden om de « geijkte » en ondertussen ingeburgerde bewoordingen zoals voorzien in de wet van 17 mei 2006 inzake de tegenindicatie met betrekking tot het slachtoffer te wijzigen. De wetgever heeft toen geopteerd voor de bewoordingen « lastigvallen » en niet « verontrusten » teneinde een meer objectieve benadering van de tegenindicatie mogelijk te maken, daar de notie « verontrusten » gebaseerd kan zijn op een subjectief aanvoelen zonder dat er enige aanwijzing van zou zijn. Het 1º van dit amendement beoogt dan ook deze woorden op te heffen.

Het 2º van het amendement schrapt de mogelijkheid om de uitgaansvergunning te koppelen aan de voorwaarde dat betrokkene zou begeleid worden door een personeelslid van de inrichting. Het lijkt niet gepast dat via deze weg ingegrepen wordt in de dagelijkse werking van een inrichting waarbij rekening moet worden gehouden met de inzet van het personeel op de werkvloer zelf.

Nr. 90 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 26

Paragraaf 2 opheffen.

Verantwoording

Volgend op de amendering van artikel 3 tot opheffing van de « kabinetsbeslissing » moet deze paragraaf worden opgeheven.

Nr. 91 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 30

In § 1, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º paragraaf 1 aanvullen met een lid, luidende :

« Het openbaar ministerie bij het gerecht dat het in kracht van gewijsde getreden vonnis of arrest heeft uitgesproken, vat eveneens binnen de maand die volgt op het in kracht van gewijsde treden van de beslissing, de Dienst Justitiehuizen teneinde de gekende slachtoffers, die door haar in de vatting worden aangeduid, te contacteren. »;

2º in § 4, de woorden « of de directeur van het justitiehuis van de verblijfplaats van de geïnterneerde die niet gedetineerd is » doen vervallen;

3º In § 5 de woorden « of indien hij opgenomen is in een forensisch psychiatrisch centrum, op de daartoe ingerichte plaats » doen vervallen.

Verantwoording

Het openbaar ministerie moet binnen de maand tevens de Dienst Justitiehuizen vatten en de namen van de gekende slachtoffers meedelen, opdat dit de slachtoffers onmiddellijk zou kunnen contacteren. Immers, ook zij zullen binnen dit korte tijdsbestek een beslissing moeten nemen over de vraag of zij al dan niet wensen te worden geïnformeerd en of gehoord over de uitvoeringsmodaliteiten van de internering en over de vraag of zij voorwaarden die in hun belang moeten worden opgelegd wensen te formuleren. Gelet op het korte tijdsbestek, vier maanden, dat er verloopt tussen de beslissing tot internering en de eerste verschijning voor de strafuitvoeringsrechtbank, kiest het wetsontwerp voor een actieve benadering van de slachtoffers in het kader van de internering. Deze actieve benadering van de gekende slachtoffers is ingegeven niet alleen om dit alles binnen de korte termijn mogelijk te maken, maar ook en vooral omwille van het feit dat juist door deze korte termijn tussen de uitspraak en de eerste verschijning voor de strafuitvoeringsrechtbank, het slachtoffer een onmiddellijke omkadering van het gebeuren zou kunnen worden geboden.

Het tweede onderdeel van het amendement beoogt de opheffing van de in kennisstelling van de directeur van het justitiehuis. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel.

De opheffing voorzien in het derde punt is het logisch gevolg van het amendement bij artikel 6, dat de inobservatiestelling in een forensisch psychiatrisch centrum niet mogelijk maakt.

Nr. 92 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 31

Het derde lid aanvullen met de volgende zinnen :

« Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen. »

Verantwoording

Dit amendement betreft de invoeging van het slachtoffermoment op de zitting, overeenkomstig de wijzigingen aangebracht door de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, aan de desbetreffende bepalingen van de wet van 17 mei 2006. Het lijkt noodzakelijk de bepalingen van het wetsvoorstel op dezelfde wijze aan te passen.

Nr. 93 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 33

In het tweede lid de woorden « en/of psychologisch » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement heft de woorden « psychologisch deskundigenonderzoek » op. Uit de hoorzitting blijkt duidelijk dat het deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd onder leiding van een geneesheer.

Nr. 94 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 35

Het eerste lid vervangen door wat volgt :

« Indien de strafuitvoeringsrechtbank een beslissing tot plaatsing of overplaatsing neemt, bepaalt zij naar welke inrichting de geïnterneerde dient te worden overgebracht. De inrichting wordt gekozen uit hetzij de door de federale overheid georganiseerde inrichtingen of afdelingen tot bescherming van de maatschappij, hetzij de door de federale overheid georganiseerde forensische psychiatrische centra, aangewezen door de Koning, hetzij, overeenkomstig de modaliteiten vermeld in de samenwerkingsovereenkomst, uit de door de bevoegde overheid erkende inrichtingen die georganiseerd zijn door een prive-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is aan de geïnterneerde de gepaste zorgen te verstrekken en met de minister van Justitie een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet. »

Verantwoording

Gelet op de bij amendement voorgestelde wijzigingen aan artikel 3, 4º, d), met betrekking tot de definitie van inrichting en de bij amendement voorgestelde opheffing van artikel 20 van het wetsvoorstel, moet het eerste lid van artikel 35 dienovereenkomstig worden aangepast.

Nr. 95 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 37

Het 2º, vervangen door wat volgt :

« 2º behalve voor de uitgaansvergunning en de beperkte detentie, een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, aan de justitieassistent die met de begeleiding is belast; ».

Verantwoording

Het lijkt gepast om op dit punt de tekst van artikel 48, 2º, van de wet van 21 april 2007 te behouden. Op deze wijze wordt de informatie gecentraliseerd bij het openbaar ministerie dat belast is met de controle van de geïnterneerde tijdens het verloop van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

Nr. 96 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 42

Het artikel aanvullen met 5 paragrafen, luidende :

« § 3. In geval van toekenning van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht bepaalt de strafuitvoeringsrechtbank eveneens de termijn waarvoor deze modaliteit wordt toegekend. Deze termijn mag maximum zes maanden bedragen en kan eenmaal worden verlengd voor een duur van maximum zes maanden.

§ 4. Vijftien dagen voor het einde van de in § 3 bepaalde termijn beslist de strafuitvoeringsrechtbank over de verlenging van de toegekende modaliteit, of over de omzetting van de maatregel van beperkte detentie tot in maatregel van elektronisch toezicht.

De geïnterneerde en zijn raadsman, de directeur, indien de geïnterneerde in beperkte detentie is, en het slachtoffer worden bij gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.

Het dossier wordt gedurende ten minste twee dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de geïnterneerde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of, indien de geïnterneerde in beperkte detentie is, op de griffie of het secretariaat van de inrichting waar hij verblijft.

De geïnterneerde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen. Ook de raadsman van de geïnterneerde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier krijgen.

De strafuitvoeringsrechter kan, op advies van de psychiater van de inrichting, aan de geïnterneerde de toegang tot zijn dossier ontzeggen wanneer deze toegang een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid kan meebrengen.

§ 5. De strafuitvoeringsrechtbank hoort de geïnterneerde en zijn raadsman, de directeur, indien de geïnterneerde in beperkte detentie is, en het openbaar ministerie.

De geïnterneerde verschijnt persoonlijk. Hij wordt door zijn raadsman vertegenwoordigd indien medisch-psychiatrische vragen in verband met zijn toestand gesteld worden en het bijzonder schadelijk is om deze in zijn aanwezigheid te behandelen.

Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval de directeur, lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben geformuleerd in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen.

Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en kan zich laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.

De zitting vindt plaats met gesloten deuren.

§ 6. De strafuitvoeringsrechtbank beslist binnen veertien dagen nadat de zaak in beraad is genomen.

Artikel 45 is van toepassing.

§ 7. Bij het verstrijken van de overeenkomstig in §§ 4 en 5 bepaalde termijn kent de strafuitvoeringsrechtbank aan de geïnterneerde de invrijheidstelling op proef toe.

De §§ 4 tweede tot vijfde lid, en 5 zijn van toepassing.

De artikelen 43 en 45 zijn van toepassing. »

Verantwoording

Het is gepast een maximumtermijn te voorzien, eenmalig verlengbaar, voor de beperkte detentie en het elektronisch toezicht, zoals ook voorzien was in artikel 53 van de wet van 21 april 2007. Dergelijke maatregel kan niet voor een onbepaalde termijn worden opgelegd, gelet op de impact van deze maatregel op de geïnterneerde die op een zeker moment ook een uitzicht moet hebben op een invrijheidsstelling op proef.

Nr. 97 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 44

In het eerste lid de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º de woorden « indienen of de datum » vervangen door de woorden « indien en de datum »;

2º de woorden « 3, 4º, b) en c) » vervangen door de woorden « 3, 4º, b), c) en d) »;

3º de woorden « of de directeur van het justitiehuis een nieuw advies moet uitbrengen » doen vervallen.

Verantwoording

Het punt 1 van het amendement beoogt te garanderen dat er altijd automatisch een onderzoek van het dossier van de geïnterneerde moet zijn, zelfs indien de geïnterneerde zelf geen gebruik maakt van zijn mogelijkheid om een verzoek in te dienen.

Het punt 2º is een technische aanpassing volgend op de bij amendement voorziene aanpassing van de definitie van « inrichting ».

Het punt 3ºvan het amendement beoogt de schrapping van de in kennisstelling van de directeur van het justitiehuis. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel. Zij staan in dit kader in voor de opvolging en de rapportering, het zou dan ook niet gepast zijn dat ze een advies ter zake moeten uitbrengen.

Nr. 98 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 45

In § 1, tweede lid, de woorden « binnen vierentwintig uur schriftelijk » vervangen door de woorden « zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel, ».

Verantwoording

Dit amendement beoogt de bewoordingen aan te passen aan deze ingevoegd in de wet van 17 mei 2006 door de wet van 15 december 2013 betreffende de snelle communicatie van de beslissing aan het slachtoffer.

Nr. 99 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 49

De volgende wijzigingen aanbrengen :

 in § 1, 3º worden de woorden « 3, 4º, of de directeur van het justitiehuis » vervangen door de woorden « « 3, 4º, b), c) en d) »;

 in 6º het woord « slachtofferfiche » vervangen door de woorden « slachtofferverklaring(en) en desgevallend slachtofferfiche(s) »;

 in § 2 de woorden « « 3, 4º, of de directeur van het justitiehuis » vervangen door de woorden « « 3, 4º, b), c) en d) »;

Verantwoording

Dit amendement viseert vooreerst een technische aanpassing volgend op de bij amendement voorziene aanpassing van de definitie van « inrichting ».

Het advies van de directeur van het justitiehuis lijkt niet genoodzaakt, van belang zijn de verslagen van de justitieassistent die instaat voor de begeleiding.

Het woord slachtofferfiche wordt vervangen door de woorden slachtofferverklaring en desgevallend slachtofferfiches. Immers, niet elk slachtoffer zal een slachtofferfiche hebben, enkel deze die verkiezen om zich bij de omschrijving van de voorwaarden die in hun voordeel moeten worden opgelegd, te laten bijstaan door een justitieassistent hebben een slachtofferfiche. De anderen kunnen ervoor opteren om dit via een slachtofferverklaring te doen.

Nr. 100 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 52

De woorden « of psychologisch » doen vervallen.

Verantwoording

Uit de hoorzitting blijkt duidelijk dat het deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd onder leiding van een geneesheer.

Nr. 101 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 55

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« § 1. De strafuitvoeringsrechtbank kan bij hoogdringendheid de plaatsing, de overplaatsing of een uitgaansvergunning toekennen, op verzoek van de geïnterneerde of zijn raadsman of van de directeur van de inrichting waar de geïnterneerde is geplaatst.

§ 2. Het verzoek wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie of het secretariaat van de inrichting.

In voorkomend geval zendt de griffie of het secretariaat van de inrichting het verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.

Het openbaar ministerie stelt onverwijld een met redenen omkleed advies op en zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechtbank.

§ 3. Binnen zeven dagen na de ontvangst van het verzoek op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank neemt de strafuitvoeringsrechtbank een beslissing.

Dit vonnis wordt binnen vierentwintig uur bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de geïnterneerde en zijn raadsman en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en van de directeur. Dit vonnis is onmiddellijk uitvoerbaar. »

Verantwoording

Het is noodzakelijk dat de strafuitvoeringsrechtbank in geval van hoogdringendheid op een snelle manier een beslissing kan nemen. Het is echter niet gepast dergelijke beslissing mogelijk te maken voor alle uitvoeringsmodaliteiten zoals het wetsvoorstel voorziet. Waarom zou bij hoogdringendheid een elektronisch toezicht moeten kunnen worden toegekend, een beperkte detentie of een invrijheidsstelling op proef ? Dergelijke uitvoeringsmodaliteiten moeten op een goede manier kunnen worden voorbereid. Het lijkt dan ook aangewezen en logisch deze mogelijkheid te beperken tot de plaatsing, de overplaatsing en de uitgaansvergunning. Deze passen immers in de logica van situaties van hoogdringendheid waarbij de strafuitvoeringsrechtbank haar beslissing op een snellere manier moet kunnen nemen.

Het amendement voorziet hiertoe een schriftelijke procedure en definieert tevens wie dit verzoek kan richten aan de strafuitvoeringsrechtbank. De wet van 2007 voorziet dergelijke procedure voor de strafuitvoeringsrechter. Echter, in deze materie verdient een multidisciplinaire aanpak de voorkeur. Tevens wordt de mogelijkheid voorzien voor het openbaar ministerie om zijn advies ter zake te geven. Deze procedure geeft meer juridische garanties aan de geïnterneerde. Tot slot voorziet het amendement ook dat de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank onmiddellijk uitvoerbaar is. Gelet op de situatie van hoogdringendheid is het noodzakelijk dit te voorzien.

Nr. 102 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 58

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 2 de woorden « , de onderhandelde plaatsing » doen vervallen;

2º in § 3 eerste lid de woorden « de onderhandelde plaatsing en » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement moet worden samengelezen met de amendementen inzake artikel 3 en de nieuwe definitie van inrichting en inzake de opheffing van artikel 20 van het wetsvoorstel.

Nr. 103 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 59

In § 5 het woord « schriftelijk » vervangen door de woorden « zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel ».

Verantwoording

Dit amendement beoogt de bewoordingen aan te passen aan deze ingevoegd in de wet van 17 mei 2006 door de wet van 15 december 2013 betreffende de snelle communicatie van de beslissing aan het slachtoffer.

Nr. 104 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 63/1 (nieuw)

In Hoofdstuk II wordt een artikel 63/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 63/1. — Indien overeenkomstig artikel 17, § 1, punt 4, aan de geïnterneerde het recht werd ontzegd te wonen, te verblijven of zich op te houden in de door de bevoegde rechter bepaalde aangewezen zone, neemt de strafuitvoeringsrechtbank een beslissing over de uitvoering van deze veiligheidsmaatregel. De strafuitvoeringsrechtbank kan de nadere regels of voorwaarden van de veiligheidsmaatregel aanpassen, de duur van de ontzetting verminderen of de uitvoering schorsen of beëindigen.

De strafuitvoeringsrechtbank houdt hierbij rekening met tegenaanwijzingen die betrekking hebben op het risico dat de geïnterneerde de slachtoffers zou lastig vallen. »

Verantwoording

Dit amendement voegt een nieuw artikel in en betreft de invoering van de veiligheidsmaatregel van het woonverbod die door de aanpassing van artikel 15 van deze wet ook mogelijk wordt gemaakt in het kader van de internering. Net zoals artikel 4 van de wet van 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie dat dergelijke mogelijkheid inschrijft in artikel 382quater van het Strafwetboek voor wat veroordeelden betreft. De strafuitvoeringsrechtbank zal aldus ook een beslissing moeten nemen over de uitvoering van het woonverbod.

Nr. 105 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 64

Paragraaf 3, derde lid, aanvullen met wat volgt :

« Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen. »

Verantwoording

Dit amendement betreft de invoeging van het slachtoffermoment op de zitting, overeenkomstig de wijzigingen aangebracht door de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, aan de desbetreffende bepalingen van de wet van 17 mei 2006. Het lijkt noodzakelijk de bepalingen van het wetsvoorstel op dezelfde wijze aan te passen.

Nr. 106 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 64

In § 5, tweede lid, de woorden « binnen vierentwintig uur schriftelijk » vervangen door de woorden « zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel, ».

Verantwoording

Dit amendement beoogt de bewoordingen aan te passen aan deze ingevoegd in de wet van 17 mei 2006 door de wet van 15 december 2013 betreffende de snelle communicatie van de beslissing aan het slachtoffer.

Nr. 107 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 66

In littera b), de woorden « of voor zichzelf » doen vervallen.

Verantwoording

Volgend op de hoorzittingen en in het bijzonder de hoorzitting met Professor Verbruggen, lijkt het gepast deze bewoordingen in de tekst op te heffen. Dit lijkt ook meer in lijn met het artikel 2 van het wetsvoorstel en de daar gegeven opzet van de interneringsmaatregel die een strafrechtelijke beveiligingsmaatregel is gebaseerd op sociaal gevaar.

Nr. 108 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 67

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« § 1. Één maand voor het einde van de proeftermijn waaraan de invrijheidstelling op proef overeenkomstig artikel 43, § 1, onderworpen is, beslist de strafuitvoeringsrechtbank over de definitieve invrijheidstelling.

Vier maanden voor het einde van de proeftermijn laat het openbaar ministerie een nieuw psychiatrisch onderzoek uitvoeren.

Drie maanden voor het einde van de proeftermijn maakt de Dienst Justitiehuizen een syntheseverslag over aan de strafuitvoeringsrechtbank, dat in kopie aan het openbaar ministerie wordt gezonden.

Twee maanden voor het einde van de proeftermijn stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de strafuitvoeringsrechtbank en deelt het in afschrift mee aan de geïnterneerde en zijn raadsman.

§ 2. De geïnterneerde en zijn raadsman worden bij gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.

§ 3. Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de geïnterneerde en zijn raadsman op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.

De geïnterneerde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen. Ook de raadsman van de geïnterneerde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier krijgen.

§ 4. Op advies van de psychiater van de inrichting kan de strafuitvoeringsrechter de geïnterneerde inzage van zijn dossier ontzeggen wanneer die inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid kan meebrengen. »

Verantwoording

Dit amendement beoogt de door het wetsvoorstel voorgestelde procedure tot definitieve invrijheidstelling op een aantal punten aan te passen.

Het lijkt gepast dat telkens een nieuw psychiatrisch onderzoek wordt uitgevoerd. Het openbaar ministerie is de meest geschikte actor om deze procedure aldus op te starten, vier maanden voor het bereiken van de termijn. Deze anticipatie laat toe dat er meer ruimte is om het onderzoek grondiger te voeren. Vanuit dit uitgangspunt wordt de procedure dan verder opgebouwd om deze efficiënte en met inbreng van alle actoren te kunnen laten verlopen. Zo is er de inbreng van de Dienst Justitiehuizen die de betrokkene doorheen de proeftermijn hebben begeleid. Drie maanden voor het einde van de proeftermijn maken zij een syntheseverslag hiervan op. Tot slot geeft ook het openbaar ministerie zijn advies.

Het amendement houdt ook rekening met arrest nr. 154/2008 van 6 november 2008 van het Grondwettelijk Hof dat een aantal bepalingen van de wet van 21 april 2007 heeft vernietigd in zoverre deze niet voorzagen dat een afschrift van het dossier kan worden gevraagd en verkregen ook door de raadsman van de geïnterneerde.

Nr. 109 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 68

Tussen het tweede en het derde lid een lid invoegen, luidende :

« Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen. »

Verantwoording

Dit amendement betreft de invoeging van het slachtoffermoment op de zitting, overeenkomstig de wijzigingen aangebracht door de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, aan de desbetreffende bepalingen van de wet van 17 mei 2006. Het lijkt noodzakelijk de bepalingen van het wetsvoorstel op dezelfde wijze aan te passen.

Nr. 110 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 75

In § 1, tweede lid, de woorden « binnen vierentwintig uur schriftelijk » vervangen door de woorden « zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel, ».

Verantwoording

Dit amendement beoogt de bewoordingen aan te passen aan deze ingevoegd in de wet van 17 mei 2006 door de wet van 15 december 2013 betreffende de snelle communicatie van de beslissing aan het slachtoffer.

Nr. 111 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 86

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Een persoon die zowel een vrijheidsstraf als een internering ondergaat, wordt geplaatst in een federale instelling die wordt aangewezen door de strafuitvoeringsrechtbank.

De bepalingen van deze wet zijn op hem van toepassing. »

Verantwoording

Dit amendement regelt het statuut van personen die tegelijkertijd het voorwerp uitmaken van de uitvoering van een vrijheidsstraf en de uitvoering van een interneringsmaatregel. Het is belangrijk dat slechts één instantie bevoegd is voor personen die dergelijk dubbel statuut hebben.

Het ontwerp voorziet dat deze persoon geplaatst wordt in een federale instelling die door de strafuitvoeringsrechtbank wordt aangewezen.

De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op deze personen met een dubbel statuut. Omdat het tevens nog gaat omtrent veroordeelden zullen wat betreft de toekenning van uitgaansmodaliteiten de tijdsvoorwaarden voorzien in de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf van toepassing zijn. Dit is uitgewerkt in een amendement op artikel 87 van het wetsvoorstel.

Nr. 112 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 87

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« De toekenning van een uitgaansvergunning, verlof, beperkte detentie, elektronisch toezicht en invrijheidstelling op proef is slechts mogelijk overeenkomstig de tijdsvoorwaarden zoals bepaald door de artikelen 4, 7, 23, § 1, 25 of 26 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

In geval van invrijheidsstelling op proef mag de door de strafuitvoeringsrechtbank te bepalen termijn niet korter zijn dan de proeftermijn waaraan de persoon, indien hij uitsluitend een vrijheidsstraf zou ondergaan, zou zijn onderworpen overeenkomstig artikel 71 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten. »

Verantwoording

Dit amendement is de verdere uitwerking van het principe zoals gesteld bij het amendement tot wijziging van artikel 86 van het wetsvoorstel inzake de veroordeelde die gepaste zorg nodig heeft.

In dit amendement wordt het statuut van deze personen geregeld overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, met twee uitzonderingen. Aangezien deze persoon zowel een vrijheidsstraf als een interneringsmaatregel ondergaat, is het gepast te bepalen dat de persoon pas van de uitvoeringsmodaliteiten van deze wet kan genieten, als hij voldoet aan de tijdsvoorwaarden die op hem van toepassing zijn overeenkomstig de relevante bepalingen, de artikelen 4, § 3, 7, 23, § 1, 25 en 26, van de wet van 17 mei 2006 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

Ook voor wat de proeftermijn betreft dewelke de strafuitvoeringsrechtbank moet bepalen in geval ze deze persoon een invrijheidsstelling op proef toekent, wordt teruggegrepen naar de termijn zoals deze bepaald is in artikel 71 van de wet van 17 mei 2006 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten. Indien een invrijheidstelling op proef wordt toegekend, kan de proeftermijn niet korter zijn dan deze die voorzien is in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Nr. 113 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 94

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« § 1. De door de bevoegde overheid erkende inrichtingen die georganiseerd zijn door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat zijn aan de geïnterneerde de gepaste zorgen te verstrekken en met de minister van Justitie een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten inzake de toepassing van deze wet, ontvangen, in geval van plaatsing van een geïnterneerde, voor de administratieve activiteiten verricht in het kader van deze wet een vergoeding ten laste van de begroting van de federale Staat. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoeding en de uitvoeringsmodaliteiten.

§ 2. De onderhoudskosten van de personen die met toepassing van artikel 9 geïnterneerd zijn en overeenkomstig artikel 19 verblijven in een in artikel 3, punt 3, vierde streepje, vermelde inrichting, komen onder de door de Koning gestelde voorwaarden ten laste van de geïnterneerde zelf of van de personen die in hun levensonderhoud zijn verschuldigd. De Koning bepaalt de kosten die in geval van onvermogen ten laste vallen van de federale Staat. »

Verantwoording

Dit beoogt vooreerst de criteria voor de toekenning van een vergoeding aan niet-federale instellingen die geïnterneerden opvangen onder de vorm van een plaatsing te wijzigen. In de plaats van de categorieën van geïnterneerden te definiëren waaronder een subsidie kan worden toegekend, wordt er voor geopteerd om de inrichtingen die geïnterneerden opnemen, ingevolge een beslissing tot plaatsing van de strafuitvoeringsrechtbank, te vergoeden voor de bijkomende administratieve werklast die een dergelijke plaatsing met zich meebrengt (bijvoorbeeld de rapportage naar de strafuitvoeringrechtbank).

In de tweede paragraaf wordt artikel 27 van de wet bescherming maatschappij hernomen. Deze bepaling heeft een tweeledige bedoeling :

— geïnterneerden die over financiële middelen beschikken, dienen zelf in te staan voor de kosten van levensonderhoud;

— ingeval van onvermogen betaalt de overheid die kosten waarvan bij koninklijk besluit werd bepaald dat ze door de overheid gedragen zullen worden.

Actueel betaalt Justitie zowel voor de vermogende als de onvermogende geïnterneerden. De kosten die door de instellingen gefactureerd worden zijn zeer uiteenlopend. Het is belangrijk om dit te harmoniseren.

Nr. 114 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 104

Het 3º opheffen.

Verantwoording

Gelet op de bij amendement voorgestelde wijzigingen betreffende de opheffing van titel V betreffende de internering van veroordeelden (artikelen 76 tot 85) is deze bepaling zonder voorwerp geworden en kan zij worden opgeheven.

Nr. 115 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 119

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1ºIn § 1 de woorden « de zaken die bij de commissies tot bescherming van de maatschappij aanhangig zijn en de dossiers van de geïnterneerden die op proef in vrijheid zijn gesteld » vervangen door de woorden « alle dossiers van geïnterneerden waarvoor de commissies tot bescherming van de maatschappij bevoegd zijn »;

2º in § 2 de woorden « strafuitvoeringskamer van de » doen vervallen;

3º § 3 vervangen door wat volgt :

« De beslissing tot internering van veroordeelden die door de minister van Justitie overeenkomstig artikel 21 van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten werd genomen voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft geldig.

Met uitzondering van het eerste lid is artikel 114 van toepassing op deze geïnterneerde veroordeelden. ».;

4º in § 4, eerste lid de woorden « nadat de geïnterneerde voor de commissies tot bescherming van de maatschappij verschenen is » vervangen door de woorden « na de laatste beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij »;

5º § 4 aanvullen met een lid, luidende :

« Indien zes maanden na de laatste beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij geen advies werd uitgebracht, vat het openbaar ministerie de strafuitvoeringsrechtbank. »;

6º een § 5 wordt ingevoegd, luidende : 

« Onverminderd artikel 17 kunnen de geïnterneerden die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet geplaatst zijn in een inrichting die niet door de bevoegde overheid erkend is er gedurende één jaar geplaatst blijven na de inwerkingtreding van deze wet. »

Verantwoording

Dit amendement beoogt artikel 119 van het wetsvoorstel, dat betrekking heeft op de overgangsbepalingen, aan te passen gelet op de wijzigingen aangebracht door een aantal amendementen. Zo wordt de overgangsregeling aangepast wat betreft de veroordeelden die door de minister van Justitie overeenkomstig artikel 21 van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten zijn geïnterneerd aan de door deze voorgestelde nieuwe regeling. Er wordt een overgangsmaatregel voorzien voor de zaken ten aanzien van dewelke na de laatste beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij geen advies werd uitgebracht. In dit geval zal het openbaar ministerie de strafuitvoeringsrechtbank vatten opdat deze een beslissing kan nemen. Tot slot wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd teneinde een regeling te voorzien voor geïnterneerden die actueel in een inrichting verblijven die niet wordt erkend door de bepalingen van deze wet. De overgangsbepalingen voorziet dat ze er gedurende één jaar geplaatst kunnen blijven na de inwerkingtreding van deze wet, opdat in tussentijd een nieuwe inrichting voor hen kan worden gevonden.

Nr. 116 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Titel V

Titel V — Internering van veroordeelden, die de artikelen 76 tot en met 85 omvat, wordt opheffen.

Verantwoording

Dit amendement beoogt de opheffing van titel V betreffende de internering van veroordeelden, die de artikelen 76 tot 85 omvat. Volgend op de hoorzittingen en in het bijzonder op de uiteenzetting van Professor Verbruggen, lijkt het gepast deze titel te schrappen. Veroordeelden met een psychiatrische problematiek moeten verzorgd worden zonder dat daartoe hun juridisch statuut wordt gewijzigd. Zij kunnen deze verzorging krijgen zonder dat hun juridisch statuut wordt gewijzigd en zij geïnterneerd worden, in het bijzonder omdat zij door dergelijke ingreep in een maatregel van onbepaalde duur terechtkomen.

Yoeri VASTERSAVENDTS.

Nr. 117 VAN DE HEER DELPÉRÉE

In de voorgestelde tekst, de woorden « de geïnterneerde » telkens vervangen door de woorden « de geïnterneerde persoon ».

Verantwoording

Het voorgestelde globaal amendement is ingegeven door de wens om het recht op een menswaardig leven in acht te nemen zoals dat is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet.

Wat ook speelt, is dat de tekst van het wetsvoorstel dan beter overeenkomt met het opschrift ervan.

Nr. 118 VAN DE HEER DELPÉRÉE

(Subamendement op amendement nr. 60 van de heer Anciaux)

In de voorgestelde tekst, het woord « interneringskamer » telkens vervangen door de woorden « kamer voor de bescherming van de maatschappij ».

Verantwoording

Dit amendement wordt ingegeven door de wens om een betere omschrijving te gebruiken, die niet vooruitloopt op de beslissing die deze kamer moet nemen.

Francis DELPÉRÉE.

Nr. 119 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 47

In § 2, tweede lid, de woorden « of de directeur van het justitiehuis » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement beoogt de schrapping van de in kennisstelling van de directeur van het justitiehuis. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel. Zij staan in dit kader in voor de opvolging en de rapportering, het zou dan ook niet gepast zijn dat ze een advies ter zake moeten uitbrengen.

Nr. 120 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 48

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 1 de woorden « , onderhandelde plaatsing, onderhandelde overplaatsing, » doen vervallen;

2º de woorden « 3, 4º, » telkens vervangen door de woorden « 3, 4º, b), c) en d) »;

3º in de §§ 1, 2 en 3 telkens de woorden « of van de directeur van het justitiehuis » doen vervallen.

Verantwoording

Gelet op de bij amendement voorgestelde opheffing van artikel 20, moet deze bepaling dienovereenkomstig worden aangepast.

Het punt 2 is een technische aanpassing volgend op de bij amendement voorziene aanpassing van de definitie van « inrichting ».

Het derde punt betreft de opheffing in de §§ 1, 2 en 3 van de implicatie van de directeur van het justitiehuis in de procedure. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel.

Nr. 121 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 51

In de § 1, de woorden « 3, 4º, of de directeur van het justitiehuis » vervangen door de woorden « 3, 4º, b), c) en d) ».

Verantwoording

Dit amendement viseert een technische aanpassing volgend op de bij amendement voorziene aanpassing van de definitie van « inrichting ». Het amendement beoogt tevens de opheffing van de implicatie van de directeur van het justitiehuis. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel.

Nr. 122 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 59

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in de §§ 1 en 2, telkens de woorden « of de directeur van het justitiehuis » doen vervallen.

2º in § 4, derde lid, tussen de eerste en de tweede zin, de volgende zinnen invoegen :

« Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om deze voorwaarden te onderzoeken. Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen. »

Verantwoording

Het amendement beoogt tevens de opheffing van de implicatie van de directeur van het justitiehuis. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel.

Dit amendement betreft de invoeging van het slachtoffermoment op de zitting, overeenkomstig de wijzigingen aangebracht door de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, aan de desbetreffende bepalingen van de wet van 17 mei 2006. Het lijkt noodzakelijk de bepalingen van het wetsvoorstel op dezelfde wijze aan te passen.

Nr. 123 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 50

De woorden « 3, 4º, of de directeur van het justitiehuis » vervangen door de woorden « 3, 4º, b), c) en d), ».

Verantwoording

Dit amendement viseert een technische aanpassing volgend op de bij amendement voorziene aanpassing van de definitie van « inrichting ». Het amendement beoogt tevens de opheffing van de implicatie van de directeur van het justitiehuis. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel.

Nr. 124 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 61

In § 2, de woorden « 3, 4º, b) en c) , of de directeur van het justitiehuis » vervangen door de woorden « 3, 4º, b), c) en d), ».

Verantwoording

Dit amendement viseert een technische aanpassing volgend op de bij amendement voorziene aanpassing van de definitie van « inrichting ». Het amendement beoogt tevens de opheffing van de implicatie van de directeur van het justitiehuis. Dit heeft geen zin aangezien deze niet in contact staat met de geïnterneerde. De opvolgingsrapporten en de maatschappelijke enquêtes worden uitgevoerd door de justitieassistenten en dit is voorzien door het wetsvoorstel.

Nr. 125 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 29

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in § 1, 4º de woorden « of verontrusten » doen vervallen;

2º § 1 aanvullen met een 5º, luidende :

« 5º de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partij te vergoeden, rekening houdend met de vermogenssituatie van de geïnterneerde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij veroordeeld is. »

Verantwoording

Er is geen reden om de « geijkte » en ondertussen ingeburgerde bewoordingen zoals voorzien in de wet van 17 mei 2006 inzake de tegenindicatie met betrekking tot het slachtoffer te wijzigen. De wetgever heeft toen geopteerd voor de bewoordingen « lastigvallen » en niet « verontrusten » teneinde een meer objectieve benadering van de tegenindicatie mogelijk te maken, daar de notie « verontrusten » gebaseerd kan zijn op een subjectief aanvoelen zonder dat er enige aanwijzing van zou zijn. Het 1º van dit amendement beoogt dan ook deze woorden op te heffen.

Het 2º van het amendement voegt de bepaling in die recentelijk, door de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ook werd ingevoegd in de desbetreffende bepalingen van de wet van 17 mei 2006. Het lijkt gepast deze ook hier in te voegen.

Nr. 126 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 27

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in 1º c) worden de woorden « of verontrusten » doen vervallen;

2º het 1º aanvullen met een f), luidende :

« f) de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partij te vergoeden, rekening houdend met de vermogenssituatie van de geïnterneerde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij veroordeeld is. »

Verantwoording

Er is geen reden om de « geijkte » en ondertussen ingeburgerde bewoordingen zoals voorzien in de wet van 17 mei 2006 inzake de tegenindicatie met betrekking tot het slachtoffer te wijzigen. De wetgever heeft toen geopteerd voor de bewoordingen « lastigvallen » en niet « verontrusten » teneinde een meer objectieve benadering van de tegenindicatie mogelijk te maken, daar de notie « verontrusten » gebaseerd kan zijn op een subjectief aanvoelen zonder dat er enige aanwijzing van zou zijn. Het 1º van dit amendement beoogt dan ook deze woorden op te heffen.

Het 2º van het amendement voegt de bepaling in die recentelijk, door de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ook werd ingevoegd in de desbetreffende bepalingen van de wet van 17 mei 2006. Het lijkt gepast deze ook hier in te voegen.

Nr. 127 VAN DE HEER VASTERSAVENDTS

Art. 60

Dit artikel aanvullen met een 7º, luidende :

« 7º wanneer de geïnterneerde het programma van de concrete invulling van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht zoals bepaald overeenkomstig artikel 42, niet naleeft. »

Verantwoording

Dit amendement voegt een nieuwe mogelijkheid in voor het openbaar ministerie om de zaak aanhangig te maken met het oog op herroeping, die ook voorzien is in artikel 64, 6º, van de wet van 17 mei 2006. Het is van belang dat er kan worden opgetreden ingeval de geïnterneerde de concrete invulling van het programma van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht niet naleeft.

Yoeri VASTERSAVENDTS.