5-283/1

5-283/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

12 OKTOBER 2010


Wetsvoorstel tot oprichting van een Orde van verpleegkundigen

(Ingediend door de heer Jacques Brotchi c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 19 maart 2008 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-655/1 - 2007/2008).

Hoewel verpleegkundigen vertegenwoordigd zijn in vakbonden en verenigingen, bestaat er in België geen enig aanspreekpunt voor dit beroep, in tegenstelling tot andere medische en paramedische beroepen. Dit is merkwaardig als men weet dat ongeveer 110 000 personen dit beroep uitoefenen (1) .

De geesten zijn nu rijp voor de oprichting van een nationale Orde van verpleegkundigen : zij zijn zelf vragende partij. Vele verenigingen van verpleegkundigen vragen om de oprichting van een orde-instantie om het beroep beter te kunnen organiseren en vertegenwoordigen, en om een houvast te hebben ten opzichte van de grondige evoluties die momenteel aan de gang zijn, zowel op het vlak van de kwaliteit van de deontologie als van de ethische aspecten van de verpleegkunde.

Internationale organisatie (2)

www.icn.ch.

De Internationale Raad van Verpleegsters (International Council of Nurses — ICN) groepeert meer dan honderdtwintig nationale verpleegstersverenigingen die samen miljoenen verpleegsters wereldwijd vertegenwoordigen.

Tien jaar geleden verklaarde de ICN reeds : « Une réglementation efficace doit donner au public la certitude que la profession dispose de normes professionnelles effectives en matière d'enseignement, de pratique, d'inscription au registre et de conduite de ses membres. Des systèmes doivent également être mis en place pour garantir que les personnes qui ne sont pas compétentes, ou dont la pratique est insatisfaisante au regard des normes, puissent être identifiées et aidées à améliorer leur pratique (...) ». Een recente publicatie versterkt deze aanbeveling nog door de Staten aan te moedigen om een orde-instantie op te richten die de uitoefening van het beroep en de deontologie van verpleegkundigen zou structureren en reguleren. De doelstelling hiervan is aan de bevolking veilige en kwalitatief hoogstaande verpleegzorg en een onberispelijk professioneel gedrag te waarborgen (3) .

Europese organisatie (4)

www.fepi.org

.

In Europa beschikken landen als Frankrijk, Spanje, Griekenland, Portugal, Denemarken, Kroatië en het Verenigd Koninkrijk reeds over een beroepsorde voor verpleegkundigen.

De Europese Federatie van Regulatoren van Verpleegkundigen (de FEPI) verklaarde in een perscommuniqué na een conferentie van de Nationale Federatie van Belgische Verpleegkundigen op 22 november 2007 : « (...) The objective of this congress was to stimulate interaction and experience sharing between nursing regulatory bodies, in view of the establishment of a Belgian Council of Nursing in the very near future. Several National Councils have taken the floor in order to inform their Belgian counterparts on their organisational models. (...) FEPI is following very closely the evolutions relating to the establishment of a Belgian Nursing regulatory body. » (5) .

In samenwerking met de Europese Federatie van verpleegstersverenigingen (EFN) (6) , wordt de FEPI door de Europese Unie erkend als het aanspreekpunt voor alles wat het beroep van verpleegkundige betreft. Beide federaties bevelen de lidstaten aan een beroepsorde op te richten.

Nationale organisatie

De verpleegkundigen, die vandaag in verschillende verenigingen vertegenwoordigd zijn, hebben reeds stappen ondernomen om tot een betere coördinatie te komen door de algemene Unie van Verpleegkundigen van België (AUVB-UGIB) op te richten, die vijf verenigingen omvat :

twee Franstalige : ACN, Association belge des praticiens de l'art infirmiers en FNIB, Fédération nationale des infirmières de Belgique;

twee Nederlandstalige : NVKVV, Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen en NNBVV, Nationale Neutrale Beroepsorganisatie voor Verpleegkundigen en Vroedvrouwen;

een Duitstalige : KPVDB, Deutschsprachigen Krankenpflegevereinigung in Belgien.

Deze vijf verenigingen hebben samen reeds in 2004 een deontologische code voor de Belgische verpleegkundigen opgesteld. Bij gebrek aan controle- en sanctiebevoegdheden blijft deze code in de huidige omstandigheden slechts een richtsnoer voor goede praktijken.

Nu de verplegers en verpleegsters op internationaal en Europees niveau georganiseerd zijn, is het tijd dat de Belgische verpleegkundigen beschikken over een Belgische orde. Dit wetsvoorstel komt tegemoet aan deze wens van de beroepsbeoefenaars, maar ook van vele politieke mandatarissen, zoals gebleken is tijdens de voorvermelde conferentie van 22 november 2007 (7) . Het is nu tijd om te handelen en om een antwoord te bieden aan de gerechtvaardigde wens van de beroepsbeoefenaars.

Als vertegenwoordiger van de hele sector kan de Orde een volwaardig aanspreekpunt worden voor de federale overheid en voor de deelgebieden.

De oprichting van een Orde van verpleegkundigen zal ook de contacten tussen de verschillende gezondheidszorgberoepen bevorderen. Meer dan wie ook werken verpleegkundigen immers samen met alle andere gezondheidszorgberoepen. Een plaats voor informatie-uitwisseling is een noodzaak geworden.

Bovendien zal de Orde de ideale schakel zijn tussen de verschillende bestaande structuren binnen de verpleegkundige sector; provinciale geneeskundige commissies, nationale raad voor verpleegkunde en technische commissie voor verpleegkunde. Beroepsverenigingen van verpleegkundigen die een gespecialiseerde tak van de verpleegkunde uitoefenen, zijn ook vragende partij : een Orde zal hun samenwerking met de algemene beroepsverenigingen vergemakkelijken.

Ten slotte zal de Orde van verpleegkundigen dit beroep officieel kunnen vertegenwoordigen bij de bovenvermelde Europese en internationale instellingen.

Voorstel :

De Orde wordt belast met het toezicht op de deontologie en het verdedigen van de beroepsbelangen. Ten opzichte van de bevolking staat zij borg voor de kwaliteit van de zorgverlening en het beroepsgedrag van de verpleegkundigen. Artikel 2 van dit wetsvoorstel bepaalt immers dat de Orde toeziet op de beginselen inzake ethiek, moraliteit, integriteit en bekwaamheid die onontbeerlijk zijn om het beroep van verpleegkundige uit te oefenen, en op de naleving door alle leden van de beroepsverplichtingen en de regels van de deontologische code.

Concreet stelt de Hoge Raad van de Orde de deontologische code van de verpleegkundigen op, die regelmatig wordt geëvalueerd en eventueel aangepast, aangevuld of gepreciseerd (art. 19). De provinciale raden waken over de naleving van de bepalingen van de Code (artikel 8, § 2).

Om het beroep uit te oefenen, moet men ingeschreven zijn op de lijst van de Orde van verpleegkundigen (artikel 8, § 1). Deze bepaling lijkt op het eerste gezicht van weinig belang, maar is fundamenteel : zo kan men weten hoeveel verpleegkundigen er in België daadwerkelijk het beroep uitoefenen.

Er wordt een verplichte bijdrage ingevoerd om de zelfstandigheid van de Orde te waarborgen : elke persoon die ingeschreven is op de lijst van de Orde zal de bijdrage moeten betalen (artikel 5).

De opdeling van de Orde in drie niveaus moet ervoor zorgen dat zij dichter bij de verplegers en de patiënten staat. Het wetsvoorstel bepaalt dat de Orde van verpleegkundigen haar opdrachten zal uitvoeren via de provinciale raden, de raden van beroep en de hoge raad. Deze structuur biedt een evenwicht tussen, enerzijds, de behoefte aan een toegankelijk niveau voor verplegers en patiënten — in het bijzonder in het raam van de bemiddelingsopdrachten van de Orde — en, anderzijds, de noodzaak om de tuchtbevoegdheden toe te vertrouwen aan volledig onafhankelijke organen, in casu de provinciale raad en de raad van beroep.

Jacques BROTCHI.
François BELLOT.
Christine DEFRAIGNE.
Gérard DEPREZ.
Dominique TILMANS.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK I

Inleidende bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, behalve de artikelen 7 tot 16 en 23 tot 36, die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II

Organisatie

AFDELING I

Oprichting

Art. 2

Er wordt een Orde van verpleegkundigen opgericht, hierna « de Orde » genoemd.

De Orde geniet publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid en heeft de volgende opdrachten :

1º het opstellen van een deontologische code van het beroep van verpleegkundige;

2º het toezien op de naleving van de beginselen inzake ethiek, moraliteit, integriteit en bekwaamheid die onontbeerlijk zijn voor het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige, en op de naleving, door al haar leden, van de beroepsverplichtingen en de regels van de deontologische code van het beroep van verpleegkundige;

3º het verstrekken van adviezen en informatie;

4º het bemiddelen in conflicten en het nemen van tuchtmaatregelen;

5º het bijhouden van de lijst van de Orde van verpleegkundigen.

Art. 3

De organen van de Orde zijn de hoge raad, de raden van beroep en de provinciale raden.

Art. 4

De Orde omvat alle houders van het wettelijk of het gelijkgesteld wettelijk erkend en buitenlands diploma van verpleegkundige die in België woonachtig en ingeschreven zijn op de lijst van de Orde.

De verpleegkundigen zijn ingeschreven op de lijst van de provincie waar zij hun voornaamste beroepsactiviteit hebben. De verpleegkundigen die hun voornaamste beroepsactiviteit hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden naar eigen keuze ingeschreven op de lijst van de provinciale raad van Vlaams-Brabant of op de lijst van de provinciale raad van Waals-Brabant.

Iedere verpleegkundige die in België een activiteit uitoefent waarvoor het diploma van verpleegkundige vereist is, moet ingeschreven zijn op de lijst van de Orde.

Niemand mag ingeschreven zijn op meer dan één van de provinciale lijsten die samen de lijst van de Orde vormen.

Art. 5

Zowel in rechte als om te bedingen, verbintenissen aan te gaan of zich te vertegenwoordigen, treedt de Orde op via de hoge raad, en wordt zij vertegenwoordigd door de voorzitters van de Nederlandstalige en van de Franstalige afdeling van de hoge raad. Bij verhindering van de voorzitter van een afdeling, wordt hij vervangen door zijn ondervoorzitter.

De Orde mag, in eigendom of anders, uitsluitend de onroerende goederen bezitten die voor haar werking noodzakelijk zijn.

Beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van de Orde vereisen een machtiging door de Koning.

Een jaarlijkse bijdrage wordt gevraagd aan de verpleegkundigen die ingeschreven zijn op de lijst om de Orde in staat te stellen haar opdracht te vervullen. De bijdrage wordt vastgesteld door de hoge raad.

Art. 6

De wettelijke bepalingen inzake het taalgebruik in bestuurszaken gelden voor de bestuurlijke handelingen van de Orde.

AFDELING II

De provinciale raden

Art. 7

Er wordt in elke provincie een provinciale raad van de Orde van verpleegkundigen opgericht, die gezag en rechtsmacht heeft over de verpleegkundigen die overeenkomstig artikel 4 ingeschreven zijn op de lijst van de Orde van die provincie.

Art. 8

De raden bedoeld in artikel 7 maken de lijst op van de Orde op grond van de inschrijvingsaanvragen.

Indien de aanvrager een buitenlandse onderdaan is, wint de Raad bij de bevoegde overheid van het land van herkomst dezelfde inlichtingen in als die welke gevraagd worden van de Belgische kandidaten.

De raad kan de inschrijving op de lijst weigeren of uitstellen indien de aanvrager een ernstig feit heeft gepleegd dat voor een lid van de Orde tot schrapping van de lijst geleid zou hebben.

Wanneer de bevoegde geneeskundige commissie of de geneeskundige beroepscommissie bepaald bij artikel 37, § 4, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen heeft beslist en aan de Orde heeft laten weten dat een verpleegkundige de vereiste voorwaarden voor de uitoefening van zijn activiteit niet meer vervult, laat de betreffende raad de naam van de verpleegkundige weg uit de lijst. Indien zij oordeelt dat hij om reden van lichamelijke of geestelijke onvolwaardigheid op een beperkte uitoefening van deze activiteit is aangewezen, maakt de betreffende provinciale raad het behoud van zijn naam op de lijst afhankelijk van het nakomen van de opgelegde beperking.

De naam van de verpleegkundige wordt ook uit de lijst weggelaten wanneer hij daarom verzoekt.

De beslissing waarbij een inschrijving op de lijst wordt geweigerd of uitgesteld, of waarbij de naam van een verpleegkundige wordt weggelaten of onder beperkende voorwaarden wordt behouden, moet met redenen omkleed zijn.

De beslissing tot weigering of uitstel kan niet worden genomen tenzij de betrokken verpleegkundige ten minste dertig dagen vooraf bij aangetekende brief is uitgenodigd om te worden gehoord op de vergadering van de raad tijdens welke zijn zaak zal worden onderzocht.

De inschrijving op de lijst mag maximaal twee jaar worden uitgesteld.

In het geval van een beslissing tot schrapping van een verpleegkundige van de lijst, zendt de voorzitter van de raad van beroep die de tuchtmaatregel heeft uitgesproken een afschrift van de beslissing met het verzoek tot schrapping van de naam van de betreffende verpleegkundige naar de voorzitter van de provinciale raad die opdracht geeft tot schrapping. In geval van herinschrijving, als bedoeld in artikel 35, geeft de voorzitter van de raad op verzoek van de voorzitter van de raad van beroep opdracht om de naam van de verpleegkundige opnieuw op de lijst in te schrijven.

§ 2. De raden zien toe op het naleven van de bepalingen van de deontologische code van het beroep van verpleegkundige. Te dien einde worden de raden ermee belast :

1º uit preventieve overwegingen, op eigen initiatief of op verzoek van een lid van de Orde, adviezen te verstrekken over deontologische aangelegenheden betreffende het beroep van verpleegkundige. Zij kunnen hiervoor advies inwinnen bij de hoge raad. Indien de aangelegenheid waarover de raad een advies verstrekt niet geregeld is in de deontologische code van het beroep van verpleegkundige, legt deze raad zijn voorstel van advies voor aan de hoge raad. Binnen zestig dagen na ontvangst van dit voorstel van advies, brengt de hoge raad een advies uit dat het voorstel van advies volledig of gedeeltelijk kan wijzigen. De hoge raad deelt zijn advies mee aan de raad, die het aan de betrokken verpleegkundigen doorstuurt;

2º op verzoek te bemiddelen tussen verpleegkundigen onderling, tussen verpleegkundigen en patiënten, of tussen verpleegkundigen en bedrijven of andere derden, natuurlijke of rechtspersonen, teneinde conflicten of betwistingen inzake de deontologie van het beroep van verpleegkundige te regelen;

3º ambtshalve of na klacht tuchtrechtelijk op te treden tegen verpleegkundigen in geval van tekortkomingen of misbruiken begaan bij of naar aanleiding van hun beroep.

§ 3. De raden geven de bevoegde overheden kennis van de daden van onwettige uitoefening van verpleegkunde waarvan hij kennis heeft.

§ 4. De raden beslissen of de overeenkomsten die de verpleegkundigen bij de uitoefening van hun beroep onder elkaar of met derden sluiten, verenigbaar zijn met de deontologische regels van het beroep van verpleegkundige. Die controle kan in geen geval betrekking hebben op de bepalingen in de overeenkomst die behoren tot het dwingend recht. De Koning bepaalt de nadere regels voor deze controle.

Art. 9

§ 1er. Elke raad bestaat uit zeven leden, waarvan :

1º zes rechtstreeks verkozen verpleegkundigen.

Alle verpleegkundigen met de Belgische nationaliteit die op het ogenblik van de verkiezing ten minste drie jaar ingeschreven zijn op zijn lijst en die de laatste vijf jaar geen andere sanctie dan een waarschuwing hebben opgelopen, kunnen zich kandidaat stellen als lid van de provincieraad van hun woonplaats.

De duur van het mandaat is zes jaar.

De raad wordt om de drie jaar voor de helft vernieuwd;

2º een magistraat, die gekozen wordt onder de werkende of eremagistraten van de rechtbanken van eerste aanleg of de arbeidsrechtbanken, met uitsluiting van de onderzoeksrechters en van de leden van de parketten.

Hij wordt door de Koning benoemd voor een niet-vernieuwbare periode van zes jaar, op gezamenlijke voordracht van de ministers die bevoegd zijn voor Justitie en Volksgezondheid. Zijn bevordering tot raadsheer in het hof van beroep vormt geen beletsel voor de verdere uitoefening van zijn ambt.

Hij heeft een raadgevende stem.

§ 2. Volgens dezelfde regels wordt voor elk lid een plaatsvervanger aangewezen.

§ 3. Het lid van een provinciale raad dat verkozen wordt in de hoge raad kan met een raadgevende stem uitgenodigd worden om de zittingen van de betreffende provinciale raad bij te wonen.

Art. 10

§ 1. Elke raad kiest uit zijn leden een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris die, samen met de in artikel 9, § 1, 2º, bedoelde magistraat het bureau vormen.

Hij kiest eveneens uit zijn leden de leden die het bureau aanvullen in geval van afwezigheid van de voorzitter, de ondervoorzitter of de secretaris.

Het bureau regelt de gewone werkzaamheden van de raad.

§ 2. Elke raad kiest uit zijn leden twee gewone en twee plaatsvervangende leden die, samen met de magistraat, het onderzoekscollege vormen dat belast is met het onderzoek van de tuchtzaken die bij de provinciale raad aanhangig zijn gemaakt. De magistraat is voorzitter van het onderzoekscollege.

Het mandaat van de leden van het onderzoekscollege duurt drie jaar en is één keer vernieuwbaar.

Art. 11

De provinciale raden hebben hun zetel in de hoofdplaats van hun provincie. De provinciale raden van de provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant kunnen hun zetel vestigen in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

AFDELING IV

De raden van beroep

Art. 12

Er wordt voor elke afdeling van de hoge raad een raad van beroep ingesteld, die gezag en rechsmacht heeft over de verpleegkundigen die overeenkomstig artikel 4 ingeschreven zijn op de lijst van de Orde van de provincies die deel uitmaken van de betreffende afdeling.

Art. 13

De raden van beroep hebben als opdracht :

1º kennis te nemen van en uitspraak te doen in hoger beroep over de beslissingen van de provinciale raden;

2º in eerste en laatste aanleg kennis te nemen van en uitspraak te doen in zaken die verkiezingsverrichtingen betwisten.

Art. 14

§ 1. De raden van beroep, de ene met het Nederlands en de andere met het Frans als voertaal, zijn elk samengesteld uit tien leden, waarvan :

1º vijf verpleegkundigen.

Elke provinciale raad kiest uit zijn leden of daarbuiten één van de vijf leden van de raad van beroep van zijn taalrol. De provinciale raad kiest dit lid uit de verpleegkundigen met de Belgische nationaliteit die op het ogenblik van de verkiezing minstens vijf jaar op zijn lijst zijn ingeschreven en die in die periode geen andere sanctie dan een waarschuwing hebben opgelopen.

De duur van het mandaat is zes jaar;

2º vijf magistraten, die raadsheer zijn bij een hof van beroep of een arbeidshof, en die door de Koning voor zes jaar worden benoemd op gezamenlijke voordracht van de ministers die bevoegd zijn voor Justitie en voor Volksgezondheid.

Volgens dezelfde regels wordt voor elk lid een plaatsvervanger aangewezen.

§ 2. De Koning benoemt de voorzitter en zijn plaatsvervanger onder de leden die magistraat zijn.

§ 3. Elke raad van beroep wordt bijgestaan door een griffier, die doctor, licentiaat of master in de rechten is, en door de Koning benoemd wordt. Zijn mandaat van vier jaar is vernieuwbaar. Vanaf zijn derde mandaat kan de griffier op eensluidend advies van de raad van beroep vast benoemd worden door de Koning.

De Koning kan volgens dezelfde regels ook een ajunct-griffier aanwijzen.

Na advies van de hoge raad stelt de Koning de rechtspositie van de griffier en de adjunct-griffier vast. De bezoldiging van de griffiers komt ten laste van de hoge raad.

Eenzelfde griffier of adjunct-griffier kan bij twee raden van beroep benoemd worden, op voorwaarde dat hij beide landstalen machtig is.

Art. 15

Elke raad van beroep kan uit zijn leden een secretaris kiezen die, samen met de voorzitter en de vice-voorzitter, het bureau vormt. De voorzitter, of in voorkomend geval het bureau, regelt de gewone zaken van de raad.

Elke raad van beroep kiest uit zijn leden één of meer rechter-rapporteurs en hun plaatsvervangers, die belast zijn met het onderzoek in de zaken die bij de raad van beroep aanhangig worden gemaakt.

Art. 16

De raden van beroep hebben hun zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

AFDELING V

De hoge raad

Art. 17

§ 1. De hoge raad is samengesteld uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.

De Franstalige afdeling vertegenwoordigt de leden die ingeschreven zijn op de lijst van de provincies die behoren tot het Franse en het Duitse taalgebied.

De Nederlandstalige afdeling vertegenwoordigt de leden die ingeschreven zijn op de lijst van de provincies die behoren tot het Nederlandse taalgebied.

§ 2. Beide afdelingen kunnen afzonderlijk beraadslagen, behalve bij uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 19 en artikel 20, eerste lid, 1º, 2º en 4º.

Art. 18

§ 1er. Elke afdeling van de hoge raad is samengesteld als volgt :

1º vijf verpleegkundigen.

Elke provinciale raad kiest uit zijn leden of daarbuiten een gewoon lid en een plaatsvervangend lid van de hoge raad onder de verpleegkundigen met de Belgische nationaliteit die op het ogenblik van de verkiezing minstens vijf jaar op zijn lijst zijn ingeschreven en die in die periode geen andere sanctie dan een waarschuwing hebben opgelopen.

De duur van het mandaat is zes jaar;

2º een gewoon lid en een plaatsvervangend lid, voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd onder de verpleegkundigen die gelijkelijk zijn voorgedragen door de minister die bevoegd is voor Sociale Aangelegenheden en de minister die bevoegd is voor Justitie, op lijsten van vier kandidaten;

3º een gewone en een plaatsvervangende griffier, licentiaten in de rechten, voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd;

4º een vertegenwoordiger van de patiënten benoemd door de Koning uit de federale commissie « Rechten van de patiënt »;

5º een magistraat, benoemd door de koning onder de werkende of ereraadsheren bij het Hof van cassatie.

Voor elk lid wordt op dezelfde manier een plaatsvervanger aangewezen.

§ 2. Beide afdelingen samen vormen de hoge raad. De hoge raad wordt voorgezeten door een verpleegkundige benoemd door de twee afdelingen van de hoge raad. Deze verpleegkundige komt afwisselend uit de twee afdelingen van de hoge raad. Hij kent de twee landstalen. De ondervoorzitter van de nationale afdeling van de taalrol die niet het voorzitterschap heeft, bekleedt het ambt van plaatsvervangend voorzitter.

Elke afdeling kiest onder haar leden een ondervoorzitter, die ook ondervoorzitter van de hoge raad is.

De gezamenlijke zittingen worden afwisselend door de voorzitter van de Nederlandstalige afdeling en de voorzitter van de Franstalige afdeling voorgezeten. Het ondervoorzitterschap wordt telkens bekleed door de ondervoorzitter van de andere afdeling.

De Koning stelt de regels vast voor de organisatie en de werking van de hoge raad.

§ 3. Het mandaat van lid van de hoge raad is onverenigbaar met dat van lid van een raad van beroep.

§ 4. Onverminderd de toepassing van tuchtstraffen, kan elk verkozen lid van de hoge raad dat, na regelmatige oproeping, zonder wettige reden drie achtereenvolgende zittingen niet bijwoont, van zijn mandaat vervallen worden verklaard.

§ 5. De bezoldiging van de griffier en de plaatsvervangende griffier komt ten laste van de Orde. Zij wordt vastgesteld door de hoge raad.

§ 6. De hoge raad stelt zijn huishoudelijk reglement op.

§ 7. De hoge raad heeft zijn zetel in Brussel-Hoofdstad.

Art. 19

De hoge raad stelt de deontologische code van het beroep van verpleegkundige op.

De deontologische code strekt er onder meer toe bij te dragen tot een kwalitatief hoogstaande zorgverlening die in de eerste plaats het belang van de patiënt en de gemeenschap beoogt. Hij stelt het geheel van de beginselen, gedragsregels en gebruiken vast die iedere beoefenaar van het betrokken gezondheidszorgberoep moet eerbiedigen of als leidraad nemen bij de uitoefening van zijn beroep.

De bepalingen van de deontologische code van het beroep van verpleegkundige kunnen door de hoge raad slechts met een meerderheid van minstens drie vijfde van zijn leden worden aangenomen, gewijzigd of opgeheven.

Art. 20

De hoge raad heeft bovendien als opdracht :

1º op geregelde tijdstippen de deontologische code van het beroep van verpleegkundige te evalueren op grond van het repertorium bedoeld in het 3º en, indien nodig, te verduidelijken, aan te vullen of te herzien;

2º op eigen initiatief of op verzoek het publiek inlichtingen te verstrekken over het bestaan en de strekking van de beginselen en de regels van de deontologische code van het beroep van verpleegkundige;

3º een repertorium bij te houden van de door de provinciale raden, de interprovinciale raden en de raden van beroep genomen tuchtrechtelijke en bestuurlijke beslissingen waartegen geen beroep meer openstaat, en de regels vast te stellen betreffende de toegang tot de geanonimiseerde beslissingen vermeld in dit repertorium;

4º op eigen initiatief of op verzoek van de provinciale raden, de raden van beroep, de overheid, openbare instellingen, beroepsorganisaties van verpleegkundigen of iedere andere vereniging die enig belang in deze aangelegenheid kan aantonen, met redenen omklede adviezen te verstrekken over algemene zaken en over principiële problemen betreffende de deontologische regels van het beroep van verpleegkundige. Hij houdt een repertorium bij van de adviezen die hij hierover verstrekt en stelt de regels betreffende de toegang tot dit repertorium vast;

5º overeenkomstig artikel 8, § 2, 1º, adviezen te verstrekken over de voorstellen van advies van de provinciale raden;

6º de provinciale raden en de raden van beroep een model van huishoudelijk reglement voor te stellen en de reglementen van deze raden goed te keuren;

7º aan de verpleegkundigen die hun beroep in het buitenland willen uitoefenen, een attest af te geven waaruit blijkt dat aan de voorwaarden inzake de naleving van de algemene beginselen en de regels van de deontologie voor de toegang tot het beroep van verpleegkundige is voldaan;

8º overeenkomstig artikel 5, vierde lid, het bedrag van de jaarlijkse bijdrage vast te stellen;

9º alle nodige maatregelen te treffen om de doelstellingen van de Orde te verwezenlijken.

De regels die de hoge raad heeft vastgesteld betreffende de toegang tot de repertoria bedoeld in het eerste lid, 4º en 5º, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de minister die bevoegd is voor Volksgezondheid.

Met het oog op het vervullen van zijn taak, raadpleegt de hoge raad wie hij nodig acht.

Art. 21

De hoge raad heeft ook als opdracht :

1º in eerste aanleg kennis te nemen van en uitspraak te doen in tuchtzaken waarin een lid van een van de organen van de Orde betrokken is, ongeacht de voorgestelde tuchtmaatregel;

2º in eerste aanleg kennis te nemen van en uitspraak te doen in betwistingen en tuchtrechtelijke zaken waarover de provinciale raad geen uitspraak heeft gedaan binnen een door de Koning bepaalde termijn die aanvangt hetzij op de datum van de aanvraag tot inschrijving op de lijst, hetzij op de datum van de indiening van het verzoek of de klacht.

Art. 22

De hoge raad publiceert elk jaar een verslag waarin de werkzaamheden van de provinciale raden, de interprovinciale raden en de raden van beroep worden beschreven. Dit verslag bevat de jaarrekeningen en vermeldt op anonieme wijze welk gevolg gegeven werd aan de klachten en welke tuchtmaatregelen genomen werden.

Het jaarverslag wordt ten laatste op 30 juni bekendgemaakt en wordt gezonden naar alle ingeschreven verpleegkundigen, naar de ministers die bevoegd zijn voor Sociale Zaken en voor Volksgezondheid, naar de gemeenschapsministers die bevoegd zijn voor het Gezondheidsbeleid en naar alle geïnteresseerden die daar in een met redenen omklede aanvraag om verzoeken.

Na advies van de hoge raad kan de Koning andere nadere regels betreffende het jaarverslag vaststellen.

HOOFDSTUK III

Procedures, sancties en rechtsmiddelen

Art. 23

§ 1er. De provinciale raad treedt op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de hoge raad, van de procureur des Konings na het eindvonnis van de strafrechter, van de minister die bevoegd is voor Volksgezondheid, van de geneeskundige commissie, hetzij na een klacht van een verpleegkundige, een patiënt of zijn nabestaanden, of van eenieder die een belang doet gelden.

De tuchtvordering mag niet meer worden ingesteld na het verstrijken van de termijn van één jaar na de datum waarop de strafbare feiten werden vastgesteld of waarop de instanties van de Orde er kennis van hebben genomen.

In het geval van strafvervolging voor dezelfde feiten, gaat die termijn in op de dag waarop de gerechtelijke overheid de provinciale raad waaronder de verpleegkundige ressorteert, in kennis stelt van het feit dat er een definitieve beslissing is genomen of dat de strafrechtelijke procedure niet wordt voortgezet.

Het onderzoekscollege wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter in de maand die volgt op het verzoek van de raad. Het onderzoekscollege wijst een rapporteur aan en hoort de partijen. Wanneer het onderzoek is afgesloten, bezorgt de rapporteur het verslag aan de provinciale raad.

De leden van de provinciale raad die een zaak hebben onderzocht als lid van het onderzoekscollege mogen niet deelnemen aan de beraadslaging noch aan de beslissing over de grond van de zaak.

De provinciale raad die optreedt als tuchtinstantie wordt voorgezeten door de magistraat bedoeld in artikel 9, § 1, 2º.

Vooraleer de zaak in beraad wordt genomen door de provinciale raad, wordt het verslag van het onderzoekscollege ter kennis gebracht van de partijen, die het recht hebben hun opmerkingen schriftelijk mee te delen aan de raad. Deze opmerkingen maken integraal deel uit van het dossier.

Art. 24

De belanghebbende partijen kunnen in eerste aanleg beroep aantekenen tegen eindbeslissingen van de provincieraad.

Het beroep wordt binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing aangetekend, volgens de door de Koning vastgestelde regels. Wanneer de beslissing bij verstek is gewezen, vangt de termijn van het beroep aan na het verstrijken van de termijn van verzet.

Het beroep tegen voorbereidende beslissingen of onderzoeksbeslissingen kan alleen samen met het beroep tegen de definitieve beslissing ingesteld worden.

Art. 25

Het beroep schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing.

De raad van beroep neemt kennis van het geheel van de zaak.

Het beschikkende gedeelte van iedere eindbeslissing wordt binnen acht dagen na de uitspraak per aangetekend schrijven aan alle belanghebbende partijen ter kennis gesteld. De eindbeslissing wordt ook aan de procureur-generaal van het Hof van Cassatie meegedeeld.

Art. 26

De verpleegkundige tegen wie een beslissing werd gewezen bij verstek, kan verzet doen binnen vijftien vrije dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.

De zaak wordt opnieuw verwezen naar de raad die de beslissing gewezen heeft.

De eiser in verzet die een tweede maal verstek laat gaan, kan geen verzet meer doen.

Art. 27

De beslissingen van de provinciale raden of van de raden van beroep kunnen voor het Hof van Cassatie worden gebracht door de betrokken verpleegkundige of door de klager wegens overtreding van de wet of schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten.

Voorziening tegen voorbereidende beslissingen of onderzoeksbeslissingen kan slechts samen met voorziening tegen de eindbeslissing ingesteld worden.

De voorziening schorst de tenuitvoerlegging.

In geval van cassatie wordt de zaak verwezen naar dezelfde raad in een andere samenstelling. Deze raad voegt zich naar het arrest van het Hof van Cassatie over het door hem beslechte rechtspunt.

De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie kan zich in cassatie voorzien in het belang van de wet.

Art. 28

De procedure van voorziening in cassatie wordt, zowel wat de vormvereisten als wat de termijnen betreft, geregeld door de toepasbare regels in strafzaken, behalve voor de volgende aspecten :

1º de voorzieningstermijn bedraagt een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing;

2º de voorziening in cassatie wordt ingesteld per aangetekende brief naar de provinciale raad, de interprovinciale raad of de raad van beroep, naar gelang van het geval;

3º de griffier geeft bij gerechtsbrief kennis van de arresten van het Hof van Cassatie aan alle betrokken partijen en aan de raad.

Art. 29

De verdachte verpleegkundige kan zich laten bijstaan door één of meer raadslieden.

De zittingen van de provinciale raden en de raden van beroep zijn openbaar, tenzij de verdachte verpleegkundige uitdrukkelijk afziet van de openbaarheid. De toegang tot de zittingzaal kan evenwel beperkt worden tijdens het hele geding of een deel ervan, in het belang van de openbare orde of de goede zeden, wanneer de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene of van derden het vereist, of, voor zover de betrokken raad of kamer het strikt noodzakelijk acht, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden.

De Koning bepaalt de nadere regels en de procedure voor de provinciale raden en de raden van beroep. Hij stelt onder meer de bepalingen vast inzake de tegensprekelijke aard van de rechtspleging, de rogatoire commissie, het uitoefenen van het recht van wraking, met inbegrip van de rechtsmiddelen tegen de ter zake gewezen beslissingen, het geheim van de beraadslagingen, de motivering en de kennisgeving van de beslissingen.

Art. 30

De provinciale raden en de raden van beroep blijven bevoegd om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen voor feiten die begaan werden vóór de beslissing waarbij de verdachte al dan niet op zijn eigen verzoek, van de lijst is weggelaten, indien het onderzoek ten laatste zes maanden na die beslissing werd ingesteld.

De raad van het ambtsgebied waarin de verweerder zijn voornaamste beroepsactiviteit uitoefent, is in deze bevoegd.

Art. 31

§ 1. De tenuitvoerlegging van een definitief geworden tuchtstraf gaat in na het verstrijken van de termijn van dertig kalenderdagen, vanaf de kennisgeving aan de verpleegkundige van die beslissing, of in voorkomend geval, van deze van het arrest waarbij de voorziening in cassatie afgewezen wordt.

Alle beslissingen betreffende de weglating uit de lijst van de Orde of betreffende de beperking om de verpleegkunde uit te oefenen, stellen de datum vast met ingang waarvan die beslissingen uitwerking hebben.

§ 2. Alle definitief geworden beslissingen houdende weglating uit de lijst van de Orde, schorsing van het recht de verpleegkunde uit te oefenen, schrapping van de lijst, herinschrijving op de lijst, of beperking van de uitoefening van de verpleegkunde worden ter kennis gebracht van de bevoegde geneeskundige commissie alsook van de procureur-generaal bij het hof van beroep binnen het rechtsgebied waarvan de provinciale raad waaronder de geneesheer ressorteert, zitting houdt.

§ 3. Alle tuchtbeslissingen die genomen zijn door de provinciale raden of door de raden van beroep worden ter kennis gebracht van de hoge raad.

Art. 32

De provinciale raden en de raden van beroep kunnen de volgende sancties opleggen :

1º de waarschuwing;

2º de berisping;

3º de geldboete van tweehonderdvijftig euro tot tweeduizendvijfhonderd euro;

4º de schorsing gedurende maximaal twee jaar;

5º de schrapping van de lijst van de Orde.

De tuchtrechtelijke geldboete komt ten voordele van de Schatkist. De Koning bepaalt de nadere regels voor de inning van de boete.

De provinciale raden en de raden van beroep kunnen de schorsing van het recht het beroep van verpleegkundige uit te oefenen laten gepaard gaan met een uitstel van een termijn van ten hoogste twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak van de beslissing in laatste aanleg of van de verwerping van de voorziening in cassatie, bedoeld in artikel 27.

De raden kunnen ook beslissen om de tenuitvoerlegging van de sanctie volledig of gedeeltelijk te schorsen of uit te stellen.

Art. 33

De verzoeker die de hoedanigheid van verpleegkundige heeft en die na een oproeping van een onderzoekscollege, een rapporteur, een raad of ieder ander orgaan van de Orde die met de zaak belast is, zonder wettige reden nalaat te verschijnen, wordt ambtshalve geschorst voor een periode van drie dagen.

Verzoekers die niet de hoedanigheid van verpleegkundige hebben, met uitzondering van de overheid, verliezen in dezelfde omstandigheden het recht om ingelicht te worden over het gevolg dat aan hun zaak gegeven wordt.

Art. 34

§ 1. De tuchtstraffen bedoeld in artikel 32, 1º, 2º en 3º worden uitgewist drie jaar na de uitspraak van de beslissing in laatste aanleg of de verwerping van de voorziening in cassatie, bedoeld in artikel 27. Indien de verpleegkundige gedurende deze termijn echter een nieuwe sanctie heeft opgelopen, gaat een nieuwe termijn van drie jaar in, te rekenen van de laatste beslissing.

Sancties worden slechts uitgewist indien zij effectief werden ondergaan.

Het uitwissen heeft dezelfde gevolgen als een herstel in eer en rechten.

§ 2. De verpleegkundige die een tuchtstraf heeft opgelopen die niet kan worden uitgewist met toepassing van paragraaf 1, kan bij de raad van beroep een verzoek tot herstel in eer en rechten indienen.

Deze aanvraag is ontvankelijk :

1º indien een termijn van drie is verlopen sedert de tenuitvoerlegging van de sanctie;

2º als de sanctie is opgelegd voor een feit dat aanleiding heeft gegeven tot een strafrechtelijke veroordeling, indien er herstel in eer en rechten werd verleend voor deze strafrechtelijke veroordeling;

3º indien de betrokkene sinds ten minste tien jaar geen herstel in eer en rechten heeft gekregen;

4º indien de betrokkene effectief alle sancties heeft ondergaan waarvoor hij het herstel in eer en rechten heeft gevraagd, onverminderd het voordeel van het uitstel.

Wanneer een verzoek tot herstel in eer en rechten wordt verworpen, is een nieuwe aanvraag slechts ontvankelijk na het verstrijken van een termijn van twee jaar volgend op de verwerping.

§ 3. De toepassing van paragrafen 1 en 2 doet voor de toekomst alle gevolgen van de sanctie ophouden.

Art. 35

De schrapping van de lijst van de Orde kan na een termijn van drie jaar worden opgeheven en herinschrijving op de lijst van de Orde kan worden toegestaan nadat de raad van beroep in plenaire vergadering, na de betrokken verpleegkundige te hebben gehoord, een gunstige beslissing in die zin neemt met een twee derde meerderheid van de stemmen.

Indien het verzoek tot herinschrijving wordt afgewezen, is een nieuw verzoek slechts ontvankelijk nadat een nieuwe termijn van drie jaar is verstreken.

Art. 36

Indien bij een tuchtrechtelijke procedure een lid van de organen van de Orde zich in een positie van belangenconflict bevindt ten opzichte van de verpleegkundige die het voorwerp is van de tuchtrechtelijke procedure, neemt hij niet deel aan de beraadslaging noch aan de beslissing over de grond van de zaak.

De hoge raad kan niet-limitatieve criteria vaststellen waarop de raden van de orde zich kunnen baseren om per geval te bepalen of er een belangenconflict is.

HOOFDSTUK IV

Algemene bepalingen

Art. 37

De verpleegkundige die zijn beroep uitoefent zonder op de lijst van de Orde te zijn ingeschreven terwijl hij daartoe verplicht is, of na van de lijst te zijn geschrapt of weggelaten, alsook de verpleegkundige die zijn beroep nog uitoefent tijdens de duur van een hem opgelegde schorsing, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 38, § 1, 1º, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Art. 38

De Koning bepaalt de regels van de verkiezing van de leden van de organen van de Orde, met inachtneming van de volgende voorwaarden :

1º op het ogenblik van hun kandidaatstelling zijn de kandidaten niet ouder dan vijfenzestig jaar;

2º maximaal twee derde van de kandidaten zijn van hetzelfde geslacht;

3º de Franstalige afdeling van de hoge raad telt minstens één lid uit het Duitse taalgebied;

4º de leden worden verkozen of benoemd voor een periode van zes jaar;

5º de leden zijn slechts één maal herverkiesbaar;

6º de totale duur van de mandaten die een lid vervuld heeft binnen de organen van de Orde bedraagt maximaal achttien jaar;

7º alleen de verpleegkundigen die geen schorsing van het recht om hun beroep uit te oefenen hebben opgelopen en die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie zijn verkiesbaar;

8º alleen de verpleegkundigen die minstens drie jaar zijn ingeschreven op een provinciale lijst zijn verkiesbaar voor de provinciale raad en de interprovinciale raad; alleen de verpleegkundigen die minstens vijf jaar zijn ingeschreven op een provinciale lijst zijn verkiesbaar voor de raad van beroep;

9º alleen de kandidaten die minstens drie jaar zitting hebben als lid van een provinciale raad van de raad van de praktiserenden buiten de officina, zijn verkiesbaar voor het hof van beroep.

De Koning stelt tevens de regels vast betreffende de beëindiging van de mandaten van verkozen leden van de raden in geval van ontslag, overlijden of vervallenverklaring.

Art. 39

§ 1er. De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de provinciale raden, de interprovinciale raden, de raden van beroep en de hoge raad op geldige wijze kunnen beraadslagen en beslissen.

Hij kan inzonderheid gekwalificeerde meerderheden opleggen voor de beslissingen waarbij de schorsing van het recht om het beroep van verpleegkundige uit te oefenen wordt uitgesproken en voor de beslissingen waarbij de inschrijving op de lijst wordt uitgesteld of geweigerd.

§ 2. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 40

De leden van de provinciale raden, interprovinciale raden, raden van beroep en van de hoge raad zijn gebonden door het beroepsgeheim in alle zaken waarvan zij kennis hebben gekregen bij of ter gelegenheid van de uitoefening van hun ambt.

Hetzelfde geldt voor alle personen die, in welke hoedanigheid ook, aan de werking van de Orde deelnemen.

De schending van het beroepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

Art. 41

De vergoeding van de leden van de organen van de Orde en van hun plaatsverangers wordt door de hoge raad vastgesteld. De vergoeding van de leden die de hoedanigheid van rechter hebben, wordt vastgesteld door de minister die bevoegd is voor Justitie.

Art. 42

Indien de werkzaamheden van de raad het vereisen, kunnen de plaatsvervangende leden van de organen door de voorzitter van het betreffende orgaan betrokken worden bij de behandeling van een zaak.

20 juli 2010.

Jacques BROTCHI.
François BELLOT.
Christine DEFRAIGNE.
Gérard DEPREZ.
Dominique TILMANS.

(1) Bij gebrek aan een orde-orgaan dat het beroep op nationaal niveau reguleert, is het onmogelijk te weten hoeveel verpleegkundigen er in België precies zijn.

(2) www.icn.ch.

(3) Model van wet voor de verpleegzorg, Reeks van de ICN over de regelgeving, 2007.

(4) www.fepi.org.

(5) http://www.fepi.org/docunews/NouvellesdeBruxelles05051207_web.doc.

(6) www.efn.be.

(7) Een samenvatting van de politieke standpunten die bij deze gelegenheid zijn ingenomen : http://www.fnib.be/index.php ?action=article&numero=85&PHPSESSID=296c7e9103a8d4dace3d365d9346abad.