4-1535/1

4-1535/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

8 DECEMBER 2009


Conferentie « Vrede & Verzoening »


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW de BETHUNE EN DE HEER DESTEXHE


I. INLEIDING DOOR DE HEER ARMAND DE DECKER, VOORZITTER VAN DE SENAAT

Eerst en vooral wenst de heer De Decker AWEPA, de Vereniging van Europese parlementsleden voor Afrika, te feliciteren met haar vijfentwintigjarig bestaan en veel succes toe te wensen bij de uitvoering van haar initiatieven.

Verder heet de heer De Decker de twee gastsprekers welkom.

De eerste spreker is professor emeritus Luc Huyse. Hij zal zijn boek met de merkwaardige titel « Alles gaat voorbij, behalve het verleden » voorstellen. Tragedies uit het verleden blijven ons inderdaad achtervolgen, ze wegen op het heden en bepalen mee onze toekomst. De zoektocht naar de achtergronden van tragische feiten uit het verleden kan ons echter helpen gelijkaardige drama's te voorkomen en kan dus, in veel opzichten, ook een louterend effect hebben.

The Senate is also very proud to welcome the other distinguished keynote speaker, Dr Fatou Bensouda, Deputy Prosecutor general of the International Criminal Court in the Hague since 2004. Today she'll share her wide and varied experience in the field of international crime prevention and criminal prosecution. This will allow the Senate to gain a unique and in depth insight in the workings of today's international criminal proceedings.

AWEPA, deze onafhankelijke niet-gouvernementele organisatie, vindt haar oorsprong in de strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika en telt leden uit diverse democratische politieke partijen.

Er is weliswaar al heel wat gedaan om de Afrikaanse parlementen te steunen en te versterken en om het Afrikaanse continent meer onder de aandacht van de Europese Unie te brengen, maar deze verjaardag herinnert eraan dat er nog heel wat uitdagingen zijn. AWEPA wil dat de Afrikaanse staten over voldoende middelen beschikken om hun democratische verantwoordelijkheid ten volle te kunnen opnemen. Als minister van Ontwikkelingssamenwerking heeft de heer De Decker kunnen vaststellen hoe belangrijk het is om Afrika te helpen zijn parlementaire capaciteit te versterken.

AWEPA past ook in het thema vrede en verzoening, dat in Afrika, meer dan ooit, een belangrijke plaats inneemt. Na het drama van de genocide in Rwanda in 1994, hebben de VN het Internationaal Strafhof van Arusha opgericht, een eerste stap naar internationale rechtspraak. Het spreekt voor zich dat België ook deelnam aan dat vredes- en verzoeningsproces. Hiervoor verwijst de heer De Decker naar de aanbevelingen van de parlementaire commissie van onderzoek betreffende de gebeurtenissen in Rwanda van eind 1997. De commissie drong er toen bij de internationale gemeenschap op aan om een grondig onderzoek in te stellen naar dat drama waarin ook Belgische militairen om het leven kwamen, zodat het recht zou zegevieren, de nagedachtenis aan de talrijke slachtoffers in ere zou worden gehouden en de toekomstige generaties beter beschermd zouden zijn.

Dankzij de slagvaardigheid van AWEPA werden samenwerkingsverbanden tot stand gebracht tussen beide continenten en tussen de Europese en Afrikaanse parlementen, die zo hun internationale netwerk hebben uitgebreid. Op 31 maart jongstleden bijvoorbeeld heeft AWEPA meegewerkt aan een seminarie dat door de Senaat werd georganiseerd over de problematiek van de overleving van kinderen in ontwikkelingslanden, in het kader van de bespreking van een resolutie over hetzelfde thema (stuk Senaat, nr. 4-1071/3). Op 9 juli jongstleden keurde de Senaat een resolutie betreffende de viering van de Mandeladag goed (stuk Senaat, nr. 4-1373/1 en 2) en AWEPA sloot zich bij dit initiatief aan.

Het spreekt vanzelf dat AWEPA een goed voorbeeld van parlementaire diplomatie vormt.

Immers, de rol van de Belgische Senaat is niet beperkt tot het goedkeuren van verdragen, wat op zich een veeleer formele functie is. De internationale implicaties van bepaalde uitdagingen op binnenlands vlak en de aanzienlijke gevolgen voor het dagelijks leven van de burger van sommige internationale beslissingen zetten de parlementen en natuurlijk ook de Senaat ertoe aan een actievere rol te spelen in het internationale beleid. Het buitenlandse beleid is ook en in de eerste plaats een « zaak van het volk ».

Het belang van de parlementaire diplomatie op internationaal niveau wordt steeds groter, zoals de toename van het aantal interparlementaire instellingen illustreert. De opkomst van de parlementaire diplomatie hangt samen met het fenomeen van de globalisering. Haar rol wordt alleen belangrijker en neemt gevarieerde vormen aan naar gelang van de evolutie van de wereld. Toch mag men interparlementaire samenwerking niet verwarren met parlementaire diplomatie. Parlementaire diplomatie impliceert een rechtstreeks optreden van de parlementsleden op het internationale toneel met betrekking tot kwesties van buitenlands beleid.

De parlementaire diplomatie laat de stem van het volk horen in een steeds ruimere mondiale context. Het belang van de parlementaire diplomatie is nog toegenomen nu de politieke context na de Koude Oorlog opnieuw complexer is geworden. Ze begeleidt en vervolledigt het diplomatieke beleid van de uitvoerende macht. Ze zorgt voor de meer pragmatische kant van de besprekingen. Het spreekt bijgevolg voor zich dat de parlementaire diplomatie geen rivaal is van regeringsdiplomatie, die ze aanvult dankzij de banden tussen de verkozenen van diverse continenten en landen. Door die contacten en banden kan de reflectie zich ontwikkelen en het internationaal recht evolueren. Zo heeft de algemene Vergadering van de Verenigde Naties in de nasleep van de top van parlementsvoorzitters te New York in 2000 en in 2005, onder impuls van de Interparlementaire Unie, het beginsel van « verantwoordelijkheid om te beschermen » goedgekeurd. Deze fundamentele hervorming werd met name ingevoerd om de bevolking te beschermen tegen nieuwe genociden en om de verantwoordelijkheid van alle staatshoofden en regeringsleiders te versterken met betrekking tot de gebeurtenissen die zich in hun land en eventueel in de buurlanden voordoen.

Volgend jaar wordt het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie een mooie gelegenheid om de rol van de parlementaire diplomatie te benadrukken en om in ons continent bijzondere aandacht te besteden aan Afrika.

De heer De Decker vermeldt ook de rol van de senatoren in de Interparlementaire Unie en wijst tevens op de vooruitgang die werd geboekt dankzij de samenwerkingsakkoorden die de Senaat met de Senaten van Centraal-Afrika heeft gesloten. Onlangs nog, tijdens een officieel bezoek aan de Senaat van de Democratische Republiek Congo, heeft de heer De Decker de resultaten kunnen zien van een samenwerkingsverband dat hij meer dan vijf jaar geleden had opgestart.

Het Belgische Parlement draagt in het bijzonder bij tot vrede en verzoening in Centraal-Afrika, meer bepaald door de Conferentie van de landen van de Grote Meren te organiseren. De voorzitters van Kamer en Senaat hebben tot tweemaal toe in Brussel de voorzitters van de Kamers van de nationale parlementen van Burundi, de Democratische Republiek Congo en Rwanda samengebracht. Op deze basis vonden er diepgaande, oprechte en hartelijke uitwisselingen plaats over alle aspecten met betrekking tot de regio van de Grote Meren. De heer De Decker is ervan overtuigd dat de persoonlijke contacten tussen die zes voorzitters tot aanzienlijke vooruitgang hebben geleid in de regio.

Samen met AWEPA moet de Senaat werken aan een betere wereld waar geen plaats is voor onrechtvaardigheid, geweld en ongelijkheid en waar de waardigheid van alle volkeren op de hele planeet even belangrijk is.

II. VERWELKOMING DOOR MEVROUW de BETHUNE, VOORZITTER VAN AWEPA BELGIË

AWEPA is een parlementaire NGO die in 1984 is opgericht om te strijden tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Toen de apartheid overwonnen was, heeft een algemene vergadering zich uitgesproken over de vraag of de organisatie moest worden ontbonden dan wel of de doelstellingen ervan dienden te worden herwerkt. AWEPA heeft uiteindelijk beslist om haar werk voort te zetten teneinde de parlementaire democratie in Afrika te versterken. AWEPA heeft geopteerd voor een partnerschap tussen Europese en Afrikaanse parlementsleden teneinde een brug te slaan tussen beide continenten dankzij de parlementaire diplomatie.

Op dit moment telt AWEPA ongeveer 1 500 Europese leden, parlementsleden en ex-parlementsleden, waaronder 300 Belgen. Er bestaan drieëntwintig nationale afdelingen in Europa. Het secretariaat-generaal is gevestigd in Amsterdam. AWEPA werkt aan de versterking van de parlementaire democratie in Afrika.

De conferentie gaat over het thema vrede en verzoening, en ook over gerechtigheid, wat vaak op de agenda staat. De thema's zullen worden aangesneden door de twee voornaamste sprekers alvorens er wordt overgegaan tot een gedachtewisseling met de assemblee.

De viering van 25 jaar AWEPA is een geschikt ogenblik voor het uitspreken van een woord van dank.

Allereerst aan de parlementsleden, die de bezielers van AWEPA in ons land zijn. Niet alleen aan de stichters, maar ook aan de vele jonge en nieuwe parlementsleden die zich herkennen in de doelstellingen van de vereniging. Een woord van dank gaat ook uit naar de bureauleden van AWEPA die ook deel uitmaken van het internationaal bureau, in het bijzonder de heer Luc Dhoore, ereondervoorzitter, en mevrouw Lydia Maximus, ereondervoorzitter, en mevrouw Julie Standaert, genderdeskundige. Dagelijks werken ze bijna voltijds voor AWEPA en runnen ze grote programma's voor de vereniging.

Mevrouw de Bethune richt ook een woord van dank aan de donoren. AWEPA kan immers niet in zoveel landen in Afrika functioneren en zoveel partnerships opbouwen zonder daarvoor over de nodige middelen te beschikken. Deze middelen worden ingezameld in heel veel landen, maar het dient te worden benadrukt dat een belangrijk deel komt van de Belgische overheid, inzonderheid van de kredietlijn « Conflictbeheersing » van Buitenlandse Zaken, en van de Vlaamse overheid. Hieruit blijkt dat de doelstellingen inzake vrede en democratie worden gedragen door de verschillende beleidsniveaus in ons land. De activiteit van vandaag is trouwens eveneens tot stand gekomen in samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken.

Tot slot wenst mevrouw de Bethune ook de partners in Afrika te danken. AWEPA zou immers niet bestaan, indien het niet actief zou zijn in de twee continenten. Deze vriendschapsbanden, dit partnerschap tussen Europa en Afrika, vormen de specifieke aard en de kracht van AWEPA.

Deze conferentie is een inleiding op de grote conferentie binnen enkele dagen in Burundi, waar het thema « Vrede en verzoening » nog veel uitgebreider zal worden behandeld.

III. VOORSTELLING VAN HET BOEK « ALLES GAAT VOORBIJ, BEHALVE HET VERLEDEN »

A. Inleiding door de heer Destexhe, ondervoorzitter van AWEPA België

Professor Luc Huyse is zeer bekend om zijn werken over het thema gerechtigheid, waarheid en verzoening. Hij heeft deze problemen bestudeerd met betrekking tot Afrika, maar ook in België, waar ze zich in zekere zin ook hebben voorgedaan.

De heer Huyse is lang professor sociologie geweest aan de rechtsfaculteit van de Universiteit van Leuven. Voortaan is hij professor emeritus, maar blijft zeer actief als raadgever bij niet-gouvernementele organisaties. In die hoedanigheid heeft hij deelgenomen aan overleg in Burundi, Ethiopië, Zimbabwe en Zuid-Afrika. Sinds maart 2002 is hij doctor honoris causa van de Universiteit Gent.

Hij publiceerde een vijftiental boeken en ruim tweehonderd essays, artikels en columns. In 2006 kreeg hij voor « Alles gaat voorbij, behalve het verleden » de eerste ABN-Amroprijs voor het beste non-fictieboek. Het is over dat boek dat professor Huyse het in zijn uiteenzetting zal hebben.

B. Uiteenzetting door professor emeritus Luc Huyse

Grove schendingen van mensenrechten sterven nooit helemaal. De onbeantwoorde vragen en het verdriet dat zij verwekken schuilen in het hoofd van wie het meemaakte. Ze zitten als fantoompijn in het lijf van wie na hen komt, hun kinderen en hun kindskinderen. Er zijn geen zesendertig manieren om met die demonen van het verleden om te gaan. Wat gebeurd is, wordt vergeven of bestraft, verborgen of nauwkeurig in het geheugen opgeslagen, verdrongen of openlijk uitgedaagd.

De strijd tegen een geschiedenis die nog steeds kwetst, is van alle tijden. Deze problematiek is evenwel fors toegenomen tijdens de afgelopen vijfentwintig jaar. Honderden boeken en films tonen hoe moeilijk het is een tragisch verleden te verwerken. « Dealing with a painful past » is het thema van universitaire leerstoelen en van een nieuw academisch jargon. Er zijn holocaustmusea geopend of in aanbouw. België heeft een onderzoekscommissie de opdracht gegeven na te gaan of het land deels verantwoordelijk is voor de moord op de Congolese eerste minister Patrice Lumumba, iets meer dan veertig jaar na datum. In Europa en Noord-Amerika zijn banken in hun kluizen op zoek gegaan naar de zogezegd « vergeten » Joodse bezittingen. Spanje graaft de opposanten op die door generaal Franco zijn vermoord en geeft hun een behoorlijke begrafenis. En zo kunnen we nog talloze andere voorbeelden opsommen.

Bovendien is ook de manier waarop met een verleden van oorlog en repressie wordt omgegaan spectaculair veranderd.

In 1983 ruilde Argentinië de junta voor een verkozen burgerpresident. Het land keek aan tegen de zwarte gevolgen van zeven jaar militaire dictatuur. Het kon twee wegen inslaan — vervolging of amnestie — want dat waren toen de enige beschikbare strategieën. Maar Raúl Alfonsin, de president, innoveerde. Hij riep een « Comisión Nacional para la Desaparición de Personas », een waarheidscommissie avant-la-lettre, in het leven.

In 1988, tweede stap, veroordeelde het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten Honduras omwille van een geval van straffeloosheid. Dan gaat het plots heel snel. Chili blaast de techniek van de waarheidscommissie nieuw leven in. Zuid-Afrika maakt een template van dat procedé. Het herenigde Duitsland experimenteert met het openstellen van het Stasi-archief voor het publiek.

Sinds de burgeroorlog in Mozambique in 2002 op zijn einde liep, maakt het land gebruik van oude verzoeningsrituelen. Er werd een internationaal gerechtshof voor ex-Joegoslavië opgericht in Den Haag, een ander in Arusha voor de Rwandese genocide. Het Internationaal Strafhof start zijn activiteiten in 2002. Steeds meer landen dagen buitenlandse schenders van de mensenrechten voor het gerecht op grond van het principe van de universele rechtsmacht.

In dat korte bestek, van 1983 tot 2002, is de omgang met een pijnlijk verleden razendsnel geëvolueerd van een monotone situatie — amnestie of vervolging — tot een panoplie van mogelijke strategieën.

Omgaan met een erfenis van burgeroorlog, genocide en brute repressie is als een reis in de tijd, van gisteren over vandaag naar morgen. Er is geen bruikbaar stappenplan. Elke samenleving die met zo'n geschiedenis worstelt, moet zelf haar weg zoeken. Sommige trajecten zijn gegeerd, zoals amnestie, tribunalen, een waarheidscommissie. Hierna volgen ze alle drie, met hun successen en hun risico's.

1. Amnestie

De oproep tot gerechtigheid klinkt steeds luider en toch is amnestie nog alomtegenwoordig — als feit, als plan of als belofte. De afgelopen zes, zeven jaar werd in Afghanistan, Algerije, Angola, Congo, Colombia, Ivoorkust, Irak, Noord-Ierland, Liberia, Mexico, Nepal, Oeganda en Oost-Timor geopteerd voor de een of andere vorm van amnestie. Deze blijvende keuze voor amnestie vergt enige toelichting.

1. Amnestie komt dikwijls om de lieve vrede. Letterlijk dan, omdat wie de macht moet afstaan vaak nog sterk genoeg is om een geweldloze overgang onmogelijk te maken. Immuniteit, soms tijdelijk, is dan de weg van het minste kwaad.

2. « Zonder amnestie geen verzoening, zonder verzoening geen blijvende vrede » : deze zin zit in het hart van vele pleidooien voor clementie. Vervolging, zegt de redenering, brengt de kampen niet dichter bij elkaar, maar doet de wonde weer opengaan. Bij de daders zaait de straf, zeker als het om jarenlange opsluiting gaat, wrok en weerzin tegen het regime dat hen vonnist. Voor een fragiele vrede kan dat levensgevaarlijk zijn.

Amnestie, in welke vorm ook, is evenwel een controversiële manier om het hoofd te bieden aan het verleden.

1. Tegenkanting komt meestal van mensen die geleden hebben.

2. Bovendien is amnestie volgens de tegenstanders geen garantie voor duurzame verzoening. Een goed voorbeeld hiervan is wat er in Latijns-Amerika is gebeurd. Een kwarteeuw geleden hebben Argentinië en Chili volledige immuniteit toegekend aan de daders van misdaden tegen de menselijkheid. De noodzaak van verzoening was hierbij een van de motieven. Het verleden wekt echter nog dagelijks woede op. Het huidige geval van Spanje illustreert diezelfde evolutie.

3. Tot slot zijn er bezwaren die voortvloeien uit het internationaal recht, op grond waarvan vervolging de enige mogelijke reactie is op misdaden tegen de menselijkheid.

2. Het straftribunaal

De politiek van de harde hand loopt over drie wegen. Er zijn de nationale tribunalen waarin de personen, schuldig aan daden die strijdig zijn met de menselijke waardigheid, berecht worden — een keuze die vandaag in post-conflict landen zelden wordt gemaakt. Er zijn, tweede weg, de internationale tribunalen : over ex-Joegoslavië in Den Haag, over de Rwandese genocide in Arusha en, sinds 2002, het Permanente Internationale Strafhof in Den Haag. Het derde traject maakt gebruik van de techniek van de universele rechtsmacht. Wat internationaal (nog) niet kan moet dan maar langs de weg van tribunalen in bereidwillige landen, is de redenering. Onder meer België, Nederland, Zwitserland, Duitsland hebben al van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Waarom punitieve rechtspraak na een burgeroorlog, een dictatuur, een genocide ?

1. Het is een morele plicht ten opzichte van de slachtoffers, die vaak op zoek zijn naar een of andere vorm van vergelding.

2. Het idee dat een heel volk aan de basis ligt van dergelijke wreedheden is erg gevaarlijk. Dit geeft gewoonlijk aanleiding tot een nieuwe vlaag van geweld. De rechtbanken kunnen een antidotum tegen dit vergif zijn. Rechters spreken zich immers niet uit over de collectieve verantwoordelijkheid. Zij stellen een individuele verantwoordelijkheid vast. Zo ondergraven zij het idee dat men helemaal niemand van het andere kamp kan vertrouwen.

3. « No peace without justice » (geen vrede zonder gerechtigheid) is een kreet die men vaak hoort. Men zegt dat een fragiele vrede zich niet kan verankeren als gerechtigheid niet is geschied.

4. Het bekendste argument is echter dat bestraffing noodzakelijk is ter afschrikking, opdat de toekomst minder geweld en minder onderdrukking zou brengen of, met andere woorden, om de cirkel van de straffeloosheid te doorbreken.

Dat de reikwijdte van het strafrecht — via de internationale tribunalen, via de universele rechtsmacht — uitdeint en grenzen overschrijdt is een onomkeerbare ontwikkeling. Nooit is de oude uitdrukking « de lange arm van de wet » zo toepasselijk geweest. Toch is het nog helemaal niet zeker dat de keuze voor deze politiek van de harde hand altijd en overal de beste is.

Waarom falen tribunalen in landen met een geschonden verleden ?

1. In een strafzaak valt de volle aandacht op de verdachten, niet op de slachtoffers. Dat vertraagt het genezingsproces van wie geleden heeft.

2. De strafrechter identificeert de individuele verantwoordelijkheid, maar brengt geen analyse van wat tot een burgeroorlog of ander extreem geweld heeft geleid. Met andere woorden, het verdict van een tribunaal levert geen bruikbare elementen voor diepgaande hervormingen.

3. Een strafproces is gefixeerd op het verleden, niet op de toekomst van een kwetsbare vrede, van een kwetsbare democratie.

4. Een tribunaal kan botsen met de culturele traditie in een samenleving. Desmond Tutu, voorzitter van de Zuid-Afrikaanse waarheidscommissie, schrijft dat het formele strafproces een Westerse uitvinding is. Het wijkt sterk af van de traditionele Afrikaanse rechtspraak. Het is te onpersoonlijk en heeft te weinig aandacht voor de slachtoffers. De Afrikaanse visie op gerechtigheid mikt op het herstel van verbroken relaties. Bovendien is schuld voor Afrikanen geen individuele, maar een collectieve last.

5. Daarnaast zijn er, in landen die een gewelddadig conflict achter de rug hebben, risico's van politieke en materiële aard.

3. Gerechtigheid, maar langs een andere weg : de waarheidscommissies

De formule van de waarheidscommissie is nauwelijks een kwarteeuw oud. Maar op zeer korte tijd is de techniek over de wereld uitgezwermd. Er zijn er nu al een veertigtal geweest. Vele daarvan kunnen gunstige resultaten voorleggen.

1. Waarheidscommissies beperken de hoeveelheid leugens die in een samenleving circuleren. Ze doen dat wanneer ze ellenlange lijsten publiceren van wie vermoord is, verminkt, verbannen en bestolen.

2. Waarheidscommissies plaatsen de slachtoffers centraal die in publieke hoorzittingen eindelijk hun verhaal kunnen doen.

3. Belangrijker nog is de vaststelling dat zo'n commissie een stap kan zijn in de richting van een meer gemeenschappelijke visie op een gewelddadig verleden.

Door het verleden te negeren kan men het opduiken van gevaarlijke mythen niet voorkomen. Soms gaat het geheugen van etnische of religieuze groepen zich dan concentreren op periodes waarin zij slachtoffer waren. Dit is gebeurd in ex-Joegoslavië. Men weet wat er daarna gebeurd is. Een dergelijke selectieve kijk op de geschiedenis maakt het lastig om een moeilijk verleden te verwerken. Één van de cruciale stappen van het genezings- en verzoeningsproces is de wederzijdse erkenning van verwonding.

De waarheidscommissie telt vurige supporters, maar er zijn ook sceptici. De twijfels worden gevoed door het werk van antropologen, die hebben aangetoond dat collectief vergeten aan de basis ligt van een herintegratie, bijvoorbeeld van de kindsoldaten in Sierra Leone. Het is dus gevaarlijk om in het openbaar herinneringen aan de burgeroorlog op te halen. Ook in andere Afrikaanse landen heerst de overtuiging dat het openlijk praten over een traumatisch verleden de deur openzet voor slechte geesten. Bovendien kan het stilzwijgen van de slachtoffers voortkomen uit een bijna instinctief beschermingsmechanisme — omdat de agressoren vaak hun buren zijn.

Het gaat erom te weten wat de meest heilzame aanpak is, alles vergeten of de dingen herdenken. Daar is men het nog niet over eens. Dit dilemma kan zeer duidelijk verwoord worden : « Hoe kan men het verleden levend houden zonder er de gijzelaar van te worden ? Hoe kunnen wij vergeten zonder het risico te lopen dat de misdaden zich zullen herhalen ? » Het is een uiterst moeilijke evenwichtsoefening.

Een tussentijds besluit

Het meest opvallend in de evolutie van de laatste 25, 30 jaar is de gelijktijdige opmars van twee uiteenlopende visies op hoe gerechtigheid geschiedt.

Aan de ene kant is er de bijna absolute voorkeur voor vervolging. Het tribunaal is de goudstandaard. Waar lokale rechtbanken forfait geven of falen, moet in principe de internationale gemeenschap optreden. In al deze gevallen zijn het professionele rechters die de hoofdrol spelen. Voor internationale experts is een belangrijke bijrol weggelegd. De verdachte krijgt meer aandacht dan het slachtoffer. De verplichting om te straffen weegt zwaarder dan wat de plaatselijke context aan barrières veroorzaakt. De groeikracht van dit model komt vooral van VN-instanties en van grote NGO's zoals Human Rights Watch en Amnesty International.

Daartegenover staat de keuze voor een strategie die het tribunaal zo veel mogelijk tracht te vermijden. Dat verlegt het zwaartepunt van de rechtszaal naar de hoorzitting, van de rechter naar de leek, van de individuele schuld naar het zoeken naar wat een samenleving deed ontsporen, van de dader naar het slachtoffer, van de weerwraak naar de verzoening, van de internationale druk om te vervolgen naar wat de lokale situatie aan mogelijkheden biedt.

Pleidooi voor realisme

Het puin dat een genocide, een burgeroorlog of een dictatuur veroorzaakt is ontzettend groot. De agenda die op de politieke leiders en de bevolking afkomt is uitermate complex : de vrede vastleggen, een grondwet schrijven, vrije verkiezingen organiseren, ambtenarij en magistratuur saneren, respect voor de mensenrechten afdwingen, de munt stabiliseren, bedrijven tot leven wekken, rebellen demobiliseren, een minimum aan fysieke veiligheid garanderen, de slachtoffers helpen, de internationale gemeenschap te vriend houden — het moet allemaal. Altijd is het onmogelijk om alle opdrachten tegelijkertijd aan te pakken. Met andere woorden, wanneer is de tijd rijp om te starten met de vervolging van wie moordde en folterde ? Deze vraag staat centraal in het pleidooi voor realisme.

Een samenleving die net een dergelijk drama heeft meegemaakt is, bovendien vaak erg verzwakt. De leiders zijn vermoord of staan terecht. Het leger en de politie staan onder toezicht of zijn onwillig. De overheidsdiensten en de rechtbanken beschikken niet over de meest eenvoudige werkingsmiddelen. In een dergelijke situatie is het organiseren van processen tegen misdadigers vaak onbegonnen werk. Het is dan ook in die context dat men het pleidooi voor realisme moet zien.

Op papier lijkt de verplichting die uitgaat van de internationale gemeenschap om misdaden tegen de menselijkheid te vervolgen erg zinvol, maar de buitenwereld onderschat vaak wat er allemaal nodig is om deze noodzakelijke taak uit te voeren. Er zijn dus landen die hun toevlucht nemen tot afleidingsmanoeuvres. Zij geven de indruk dat zij de taak die de internationale gemeenschap hen oplegt aanvaarden, maar buigen die al gauw om. Dat is wat nu gebeurt in Burundi.

Er is nog een bijkomende reden om andere wegen te zoeken die naar gerechtigheid en verzoening leiden. Eén of andere vorm van vergeving kan noodzakelijk zijn om de vrede te bewaren. Over de hele wereld wordt deze problematiek tegenwoordig als een delicaat dilemma beschouwd : vrede OF gerechtigheid. Men is het er steeds meer over eens dat het mogelijk is zowel vrede als gerechtigheid te krijgen, als men tijdelijke vormen van amnestie of straffeloosheid kan aanvaarden.

Zij die deze visie op amnestie uit noodzaak verspreiden, koppelen er echter meestal een lijst met strikte voorwaarden aan vast. Amnestie zoals die in de jaren zeventig of tachtig werd begrepen is nu niet meer aanvaardbaar, noch voor de plaatselijke bevolking, noch voor de internationale gemeenschap.

1. Dat wil, ten eerste, zeggen dat het verleden niet vergeten mag worden. Amnesie is uit den boze. In afwachting van latere strafprocessen is het ook essentieel om uitdrukkelijk aan de slachtoffers en de overlevenden te denken. Hun pijn verdwijnt niet als de bladzijden tijdelijk omgedraaid worden. Waar de middelen aanwezig zijn, is leniging van hun materiële behoeften noodzakelijk. Het is ook wenselijk om snel de gedachtenis aan wat gebeurd is in allerlei tekens vast te leggen. Monumenten, herdenkingsdagen, musea zijn enkele van de middelen die slachtoffers erkenning en voldoening kunnen geven.

2. Ook politiek zijn er ontsporingen te vermijden. De keuze voor verdaging wordt het best ondersteund door erg goede argumenten. Zo kan het niet dat de problemen die vervolging in de weg staan kunstmatig overdreven worden. Berust de angst voor een terugkeer van, bijvoorbeeld, een junta op controleerbare feiten of is het een goedkoop alibi om de militairen ongemoeid te laten ? Is de muur van de stilte die men rond het verleden wil optrekken absoluut nodig ? Die vragen worden best in het kader van een breed en zo open mogelijk debat beantwoordt, bij voorkeur in het parlement. Dat gebeurt nu veel te weinig. Capacity building bij parlementsleden op dat punt is een belangrijke opdracht voor AWEPA. Dit debat mag evenwel niet beperkt blijven tot de opperste kringen van een land, maar moet ook gevoerd worden met de bevolking, met de civiele maatschappij.

3. Er zijn nog drie andere voorwaarden die uit de huidige discussies regelmatig naar voren komen : idealiter wordt het proces in gang gezet door een verzoek, of zelfs een bekentenis van de te vergeven persoon; amnestie wordt dus geval per geval toegekend, niet collectief; de amnestie wordt opgeheven in geval van recidive.

Conclusie

Er bestaat geen mirakeloplossing voor het cruciale probleem dat het onderwerp van deze vergadering uitmaakt. Een algemeen beleid zal niet succesvol zijn. In veel situaties dient men een combinatie, een cocktail van maatregelen en instrumenten te gebruiken. Die combinatie moet vernieuwend zijn, vooral omdat de unieke vereisten van elke post-conflictuele context vragen om antwoorden die verankerd zijn in de plaatselijke politiek en de plaatselijke cultuur.

De cruciale uitdaging ligt dus in het vinden van een evenwicht tussen de roep om gerechtigheid en de behoefte aan politieke omzichtigheid. Het komt er, met andere woorden, op aan om ethiek te verzoenen met politiek realisme. Dat is geen gemakkelijke opdracht. Hij vraagt om een soms verscheurende analyse van alle voor- en nadelen die elke keuze met zich brengt.

C. Gedachtewisseling

De heer Luc Teirlinck, verantwoordelijke van de dienst Vredesopbouw van de FOD Buitenlandse Zaken, wenst de voorzitter en de bestuursleden van AWEPA te feliciteren met het vijfentwintigjarig bestaan van de parlementaire vereniging. De dienst Vredesopbouw heeft de jongste jaren als belangrijke financiële steunverlener van AWEPA een loyale en degelijke werkrelatie met deze organisatie kunnen uitbouwen. Deze relatie kent in zekere zin een bekroning met de organisatie van deze conferentie.

Professor Luc Huyse heeft een boeiende uiteenzetting gegeven over hoe moeilijk het is om te gaan met de erfenis van burgeroorlog, genocide, brute repressie, straffeloosheid en grove schendingen van de mensenrechten. Terecht is hij van oordeel dat er geen vrede kan bestaan zonder gerechtigheid.

Uit de talrijke aangehaalde voorbeelden, van Argentinië, Chili, Mozambique, Zuid-Afrika tot Rwanda, en de mogelijke scenario's die de voorbije vijfentwintig jaar tot ontwikkeling zijn gekomen, blijkt maar al te duidelijk dat er geen universele gebruiksklare oplossing bestaat om een samenleving die geconfronteerd werd met een gewelddadig verleden, te helpen bij het verwerken daarvan. Deze scenario's, waarbij daders en schuldigen ter verantwoording worden geroepen en slachtoffers niet uit de boot mogen vallen, behoren tot de doelstellingen die binnen transitionele justitieprocessen worden nagestreefd. Terecht stelt professor Huyse dat de cruciale uitdaging te vinden is in een evenwicht tussen de roep om gerechtigheid en de noodzaak om in fragiele maatschappijen die net uit een conflictperiode zijn getreden, het transitieproces naar een normalere samenleving niet te laten ontsporen. Kortom, ethiek verzoenen met politiek realisme.

Sinds de heer Teirlinck aan het hoofd van de dienst Vredesopbouw staat, zijn transitionele en traditionele justitieprocessen een prioriteit van de dienst. Het boek van professor Huyse maakt in klare taal een niet gemakkelijk onderwerp voor iedereen toegankelijk. AWEPA heeft aanvaard de vertaling op zich te nemen. Vandaag wordt het boek voorgesteld. Het succes ervan is wel deze conferentie voorafgegaan. Er bestaat belangstelling voor in diverse Afrikaanse landen, waaronder Burundi, Rwanda, Uganda, Congo-Brazzaville en Zuid-Afrika. Dit is een teken van succes voor iedereen.

Het streven naar verzoening en vrede is vaak het resultaat van een collectieve inzet, wat niet belet dat het optreden van individuen soms ook baanbrekend en doorslaggevend kan zijn. Het meest voor de hand liggende voorbeeld vormt uiteraard president Nelson Mandela.

Tot slot verwijst de heer Teirlinck naar een citaat van Igor Sikorsky. Deze Amerikaanse helikopterbouwer van Russische oorsprong zei ooit : « The work of the individual still remains the spark that moves mankind ahead. » Het boek van Luc Huyse, het werk van een individu, is een vonk die kan bijdragen tot meer gerechtigheid en rechtvaardigheid in deze wereld.

De heer Sylvestre Ntibantuganya, voormalig president van Burundi en senator van rechtswege, wenst AWEPA te feliciteren met zijn vijfentwintigste verjaardag. AWEPA deelt haar ervaring met parlementaire activiteiten, organiseert hoogstaande debatten en steunt initiatieven om een forum van parlementen in het gebied van de Grote Meren te creëren.

Inzake de vragen van vorige spreker, verwijst de heer Ntibantuganya verwijst inzake de vragen van vorige spreker naar de dilemma's waar Burundi mee te kampen heeft. Burundi debatteert al tien jaar over overgangsjustitie. Er werd voor de eerste keer over gesproken in Arusha, tijdens de onderhandelingen die leidden tot een vredesakkoord dat thans het ijkpunt is in de organisatie en het beheer van Burundi. Al deze vragen werden toen gesteld. Vandaag zijn er nog geen antwoorden, maar beslissingen zijn nodig aangezien het beheersen van het buitensporige geweld de volle aandacht vereist — de waarheid in zijn meest essentiële en volledige vorm — en een minimum aan recht na drama's als genocides, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.

In Arusha werd gekozen voor de oprichting van een internationale gerechtelijke onderzoekscommissie en een internationaal strafhof wanneer de feiten zouden vaststaan. Vervolgens werd de nationale commissie voor de waarheid en verzoening ingesteld. Het debat is niet gesloten. Sommige partners — de vroegere gewapende politieke bewegingen, waaronder de CNDD-FDD die deel uitmaakt van de coalitie die aan het bewind is en de belangrijkste partij is, het FNL, de vroegere hutu-partij die tot politieke partij werd omgevormd en aan de volgende verkiezingen zal deelnemen — hebben niet deelgenomen aan de onderhandelingen in Arusha.

Er werd een driepartijencommissie opgericht, bestaande uit twee regeringsvertegenwoordigers, twee vertegenwoordigers van het middenveld en een vertegenwoordiger van de Verenigde Naties. Zij ondervragen de bevolking over hoe de verschillende formules moeten worden bedacht en beheerd. Eind dit jaar zou deze procedure beëindigd moeten zijn.

In maart 2010 moet het paritair comité van de commissie verslag uitbrengen aan de bevoegde personen, waarbij het erom gaat twee mechanismen uit te werken : een commissie waarheid en verzoening en een bijzonder gemengd strafhof met Burundezen en leden van de internationale gemeenschap. In een samenleving die zodanig gekwetst is, met genocidaire feiten, is dat moeilijk, zeker wanneer de vermoedelijke daders nog steeds invloed hebben in de instellingen. En wat met de misdaden tegen de menselijkheid en de oorlogsmisdaden ?

In Burundi vraagt men zich af of er volgend jaar resultaten kunnen worden geboekt, want de komende verkiezingen zouden het politieke landschap wel eens kunnen veranderen.

De heer Ntibantuganya wenst nog een volstrekt persoonlijke mening te geven.

In de eerste plaats is het, in het licht van de toegebrachte wonden, noodzakelijk de volledige waarheid te kennen. Geen gekleurde, partijdige en etnische waarheid in een land waar etnische praktijken zo welig tieren.

In de tweede plaats is het absoluut noodzakelijk de bedenkers, die voor de planning hiervan hun positie binnen de Staat hebben gebruikt, met juridische middelen aan te vallen.

Ten derde moet de verzoening ondersteund worden door de cultuur van het land. De heer Ntibantuganya denkt bijvoorbeeld aan de « Bashingantahe », die voor de regeling van geschillen zittingen houdt. De cultuur kan bijdragen aan de verspreiding van de waarheid die zal worden vastgesteld door de commissie « Waarheid en verzoening ».

Maar mensen worden soms geconfronteerd met dilemma's. De echtgenote van de heer Ntibantuganya werd in 1993 tijdens de staatsgreep vermoord. Voordien was hij voorzitter van de Nationale Assemblee, minister van Buitenlandse Betrekkingen, president van de Republiek. Sommigen zullen zeggen dat hij een slachtoffer is, anderen dat hij evenveel verantwoordelijkheid draagt aangezien hij lid was van een partij die van allerlei zaken werd beschuldigd en aangezien hij de beleidsverantwoordelijke was.

Voor deze problemen moet een oplossing worden gevonden. Het vredesproces maakt vorderingen en Burundi krijgt daarvoor veel gelukwensen. Staat deze vrede niet op het spel als de weg van de strikte gerechtigheid wordt gekozen ? Op die vraag is er geen antwoord, maar de mensen in Bujumbura worden er wel mee geconfronteerd. Het parlement en de leden van het middenveld zullen hun lezing en visie geven. Het is precies het paritair comité dat zal moeten trachten het geheel te harmoniseren om tot een consensus te komen voor de bestendiging van de vrede.

De heer Félix Kubwayo, verantwoordelijke van de groep deskundigen inzake de Burundese diaspora in België, wenst AWEPA te danken voor het uitmuntende werk om de diaspora gevoelig te maken voor de problematiek van vrede en verzoening in Burundi.

Het begin was moeilijk maar beetje bij beetje werd alles duidelijk. Heel wat Burundezen zijn uit België naar hun land teruggekeerd. Onder hen ook prominenten zoals de voorzitter van het Burundees parlement. Burundi heeft gekozen voor een lange en moeilijke maar haalbare weg.

De leden van de diaspora analyseren de zaken anders. Als het goed gaat met het land, daalt het aantal bannelingen; als het slecht gaat, stijgt dat. Momenteel verliest de diaspora meer en meer leden.

De ongerustheid blijft bestaan, maar er leeft veel hoop bij degenen die Burundi hebben verlaten. Er bestaat geen universeel mechanisme en ieder volk moet zijn eigen weg vinden. Het wordt een lang en moeilijk proces, maar de diaspora heeft er vertrouwen in want het doel is haalbaar.

Mevrouw Julie Standaert-Dhoore vraagt aandacht voor de toestand in Congo. Sinds 1996 woedt in Kivu een oorlog en lijdt de bevolking onder aanvallen van rebellen uit andere landen, hoofdzakelijk Rwanda. Er zijn dan ook heel wat burgerslachtoffers.

Deze rebellen zijn de voormalige verantwoordelijken voor de genocide in Rwanda in 1994, toen de Hutubevolking werd achtervolgd door de Tutsi's, die de Hutu's beschouwden als moordenaars. Velen zijn gevlucht, sommigen zijn teruggekeerd, anderen hebben zich geïntegreerd in Congo, maar de harde kern is gebleven. Ze leven in de bossen en vormen nog steeds een permanente bedreiging voor de bevolking. Ze moorden de bevolking uit en verkrachten op een nog wredere manier dan destijds in Rwanda en steken de hutten in brand. De bisschoppen vragen waar de hulp van de internationale gemeenschap blijft.

Rwanda moet onder druk worden gezet opdat het een inter-Rwandese dialoog organiseert. Dergelijke dialoog heeft gelukkig plaatsgevonden in Burundi en in Congo.

De volkeren willen als vrienden samenleven. Rwanda is een arm land, zoals Burundi. Het moet mogelijk zijn akkoorden te bereiken, maar niet op clandestiene wijze en door zich op de bevolking te wreken.

Europa en Amerika moeten Rwanda onder druk zetten, opdat het de Hutu's weer opneemt, door hun eventueel amnestie te geven. Er moet een eind aan het geweld komen, het volk heeft te veel geleden.

Mevrouw Béatrice Léonard Lomami, Nederlandstalige woordvoerster van het Collectief van Congolese vrouwen voor vrede en rechtvaardigheid, legt uit dat het Collectief een heel andere visie op de toestand in Congo heeft.

De verkrachtingen en de moorden zijn alleen maar een scherm. Daarachter schuilt de realiteit. Die werd verwoord in verschillende rapporten van experts van de Verenigde Naties, die de fundamentele rol onderstrepen die de landen met een militaire aanwezigheid in de DRC spelen bij het instandhouden van de conflictsituatie en de plundering van de natuurlijke rijkdom van Congo.

Volgens het Collectief zijn er illegale plunderaars in België, Frankrijk, Europa en de Verenigde Staten. De parlementsleden van die landen moeten die plunderaars in hun land, die gekend zijn en die proberen te verhinderen dat de waarheid aan het licht komt, een halt toeroepen. Pas dan krijgen we een beter beeld van de situatie.

Een Rwandees is een Rwandees. Het Collectief maakt geen onderscheid tussen een Hutu en een Tutsi. Maar, de Rwandezen moeten in hun land blijven. Niemand mag zijn migratie opleggen met behulp van wapens. Wie bezorgd is om de Rwandezen, mag gerust een charter huren en ze met hun koeien meenemen waarheen hij dat ook maar wil, maar niet naar Congo. Pas dan kunnen de Congolezen hun land op de goede weg brengen.

De heer Eugène Bakama, voorzitter van de Club des amis du droit du Congo, wenst terug te komen op de behandeling van de internationale misdaden die in Congo werden gepleegd voor het Internationaal Strafhof bestond. Tot nu toe worden de slachtoffers aan hun droevige lot overgelaten. Welk mechanisme kan de professor voorstellen om die misdaden « mee te nemen », vooral die welke in Mwenga werden gepleegd, waar vrouwen levend werden begraven, en in Makobola ?

De heer Luc Huyse antwoordt dat het gaat om misdrijven die vóór 2002 gepleegd zijn en die dus buiten het domein van het Internationaal Strafhof vallen. Dit moet worden behandeld door het Congolese juridische systeem. Tegelijkertijd moet men in Congo op zoek gaan naar wat plaatselijk bestaat aan rituelen van verzoening en gerechtigheid. De combinatie van deze twee sporen kan wellicht tot resultaten leiden.

Voor ons in Europa is het comfortabel te beweren dat een land zijn straftribunalen aan het werk moet zetten en de vervolging van zijn misdadigers ter hand moet nemen. Die juridische systemen zijn dikwijls verzwakt en moeten worden gerevitaliseerd. Vaak beperkt Europa zich tot het uitspreken van een wens, die een half gebod kan zijn, maar vergeet de stap te doen naar daadwerkelijke materiële hulp en capacity building bij, bijvoorbeeld, rechters en rechters en advocaten.

De heer Destexhe wenst te weten waarom professor Huyse « Alles gaat voorbij, behalve het verleden » als titel voor zijn boek heeft gekozen.

Volgens de heer Luc Huyse is daar een eenvoudige verklaring voor. Zijn zoektocht naar de verwerking van een pijnlijk verleden op het einde jaren 1980 is begonnen in eigen land. Dat resulteerde in het boek « Onverwerkt verleden ». De titel Alles gaat voorbij, behalve het verleden is ook op België van toepassing. Professor Huyse verwijst naar de verschrikkingen die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben afgespeeld — de collaboratie met de Duitse bezetter — en wat er gebeurd is kort na de Tweede Wereldoorlog — de berechting en de bestraffing van de collaborateurs en de ontsporingen die daarbij zijn opgetreden. Deze gebeurtenissen zijn niet verdwenen uit ons collectief geheugen, vandaar de titel.

IV. HET INTERNATIONAAL STRAFHOF IN DEN HAAG

A. Inleiding van de heer Destexhe

Ms Fatou Bensouda is the Deputy Prosecutor in the International Criminal court in The Hague. She started her career as a Prosecutor in Gambia, afterwards as Senior Legal Adviser for the International Tribunal on Rwanda and then for about four years as minister of Justice in Gambia. For the last five years she has been Deputy Prosecutor at The Hague to Mr Moreno-Ocampo the Chief Prosecutor.

B. Uiteenzetting door mevrouw Fatou Bensouda, adjunct-procureur bij het Internationaal Strafhof in Den Haag

Mr Huyse's book is an important contribution to global and local efforts alike to explain the consequences of war and massive violence, to highlight not only the immediate marks they leave, but also the long-lasting ones, for victims, for communities, for entire regions. As Mr Huyse says as a preface to his book, « Grave violations of human rights never die completely ».

The Deputy Prosecutor of the first permanent, independent, international criminal court, has to make sure that these victims are heard and the perpetrators are punished. His mandate is to end impunity for genocide, crimes against humanity and war crimes; to contribute to the prevention of future crimes.

The Rome Statute asserts that nobody, including Heads of State can commit genocide, crimes against humanity or war crimes with impunity. States accepted their duty to punish such crimes when committed in their territory, and a new actor was created : an independent and permanent International Criminal Court, to intervene where national courts failed to act. With a global coalition of states, international organizations a civil society was created to guarantee lasting respect for and the enforcement of international justice, and to prevent future crimes.

The drafters of the Rome Statute were not naïve idealists. They were the ultimate realists.

During their lifetime, they watched how the world ignored the millions of Khmer Rouge victims, the victims of Srebrenica and Rwanda. They saw that the international community would offer lip service to the victims, which Mr Huyse rightly calls « a wall of silence, a deafening stillness ». They also saw that the first strategy of political leaders, diplomats and negotiators was to appease international criminals. The international community kept gambling with impunity and the majority of the cases, 94 % to be precise, failed.

Appeasement did not work with Hitler. It did not work in Rwanda. And it is not working with Joseph Kony.

Appeasement cannot be the main tool for protecting victims of massive crimes. During the Rome Conference, the South African minister of Justice made the link between ending impunity and managing violence when he stressed that the establishment of the Court « would ultimately contribute to the attainment of international peace. »

The duty of the international criminal court is to turn these ideals into reality. The court has to unveil the facts and has to establish who is criminally responsible. The court has to apply the law without political considerations.

In his book, Mr Huyse uses the example of what happened in South Africa following the end of the Apartheid regime to demonstrate the power of reconciliation. Years ago, Archbishop Desmond Tutu said reconciliation is a tool to establish peace and prevent crimes. More recently, he used the same words referring to the situation in Darfur. Archbishop Tutu is a wise man, but even more important, he practices what he preaches. He is a moral hero, a saint.

One thing is clear : we are not all saints. If someone gets raped and killed our family, are we able to forgive ? Can someone compel us to reconcile with the criminal ? Reconciliation is an individual objective; it can be encouraged, but cannot be made mandatory.

But we shall not kill the killer. This is mandatory. If we kill, we shall be punished. It is the law. We need moral heroes to show us the path, but we need the law to control our violence. The law allows sinners to coexist, to live in peace together. The law provides a tool to the community to enforce coexistence and respect.

If the majority were like Desmond Tutu, the law would be unnecessary. People with such strong convictions, who can ignore their passions and always choose the best moral solution do not need a legal system.

But if the majority are sinners, if their choices are based on a combination of values, passion and self-interest, the law will become the most important tool to control our violence.

Therefore, we need a strong legal system to control our behaviour. The law is not just for lawyers in the courtroom, it is the basic tool of society to manage conflicts. It would be great to have many moral heroes to lead, but in the meantime we need the law to set limits for the rest of us. Without the law, there is no society.

The mandate of a prosecutor is clear : to apply the law; the same standards to all. This is the only way to maintain independence, the only way to bring justice and accountability for victims and perpetrators.

All the prosecutor can offer is impartiality, independence, decisions based on solid evidence, and respect for the law.

As a result of the application of the law, the Office of the Prosecutor is prosecuting Thomas Lubartga for recruiting child soldiers. As Mr Huyse highlights in his book, « they have in many cases been abducted, forced to kill and have been repeatedly abused themselves. The past with which they have to come to terms with, is a very ambiguous one ».

The Office of the Prosecutor is prosecuting Joseph Kony and other leaders of the LRA for abducting children and transforming them into sexual slaves and killers.

The Office is prosecuting Germain Katanga and Matthew Ngudjolo for killing and raping civilians.

The Office is prosecuting Jean-Pierre Bemba, for a campaign of rapes and pillages, Harun and Kushayb for attacking civilians in villages.

The Office is prosecuting Abu Garda for attacking AU peacekeepers in Haskanita on September 29th 2007.

As announced a few weeks ago, the Office of the Prosecutor will seek authorization from the Court's Judges to open an investigation proprio motu regarding the situation in Kenya and the crimes committed during the post-election violence in December 2007.

With the new global law born out of the creation of the International Criminal Court (CC), we need global solutions to conflicts. Together we must send clear messages to those who commit such serious crimes that they will be held accountable. Horrific sexual acts against women, deliberate attacks on civilians or peacekeepers and mass displacement of innocent civilians are serious acts falling under ICC jurisdiction and they will be prosecuted.

It is important to remember that the main purpose of the system created by the Rome Statute was not just to create a permanent Court; the ICC is just one institution within the Rome system. It will only be able to investigate and prosecute a limited number of cases, and this only when national proceedings are not in place. Already, cases in The Hague are affecting the way armies engage; international mediators, such as Kofi Annan and Thabo Mbeki, are taking the ICC into consideration in their respective work.

Merely six years after the beginning of our operations, the ICC has become a factor in international relations. Diplomats and political leaders are starting to adjust. In Colombia and in Sri Lanka, the Lubanga case regarding the use of child soldiers has already sent a clear message, and has had a significant impact.

What the Rome system truly is about, is to put an end to impunity for the perpetrators of massive crimes, and to contribute to the prevention of future crimes. Like in Mr Huyse's book : « Prevention is better than cure ».

This is part of a comprehensive approach, and all actors (local, national, international) have an important role to play. As the Prosecutor, Mr Luis Moreno-Ocampo, said when he started his mandate in 2003, the fact that the Court has no cases to prosecute would be an immense achievement, because this would mean that the Rome Statute provisions have all been adopted by States and that their national judiciary systems are investigating and prosecuting their own cases.

In the meantime, and with this in mind, the Office of the Prosecutor has adopted a positive approach to complementarity.

A positive understanding of complementarity means firstly making sure that the Court is being taken seriously as an enforcer of the Statute. After six years, the international community recognizes the existence of a new global legal framework, and realizes that it has to act. This means for instance implementing the provisions of the Rome Statute into national legislations.

In Colombia, in Kenya, in Georgia, the monitoring activities of the Office of the Prosecutor have had a strong impact in terms of encouraging national proceedings and of putting justice and accountability at the top of the priorities. As the Colombia Attorney-General Mario Iguarán stated : « we must pursue justice, prosecute and demand sentences. Because if not, the International Criminal Court will come knocking ».

Secondly, the Office has developed the practice of being as transparent as possible so that the international community and our partners will know whether there are situations which may require investigations to be carried out.

A third manner in which the Office can act is to use its access and expertise to help broker certain forms of assistance to national prosecutions and judicial authorities.

The fourth way that the Office can act is to provide information to national authorities that has been obtained in the course of its investigations. The Office is willing to do so, with the important caveat that any such information will only ever be transmitted if the Office is satisfied that the security of witnesses and the independence of the judiciary can be adequately addressed and guaranteed.

Thus we, together with national police institutions, and together with national judiciary, will do the investigative and prosecutorial work. What we need is for our numerous partners to ensure that justice is respected and arrest warrants are implemented. The success of the work of the Court to investigate and prosecute cases will be a further incentive to States to encourage national proceedings.

The mandate of the ICC is justice. Justice for the people of Darfur : people who are dying in full sight of the international community, people dying from the indifference of governments. Ignoring such violence today in Darfur is accepting it tomorrow anywhere in the world. In today's world, no citizen is protected if we do not protect all of them; in Darfur, in Brussels, around the world.

The ICC is a permanent court and can wait. The destiny of individuals accused of massive crimes, of the Konys and the Haruns, is the courtroom. But victims cannot wait. This is why civil society is so important. This is why Mr Huyse's book is so important. To focus the international attention on massive crimes and to pressure global actors into taking action, to make citizens of the world understand that massive rapes and senseless killings in Darfur, in the DRC and in Northern Uganda are not a distant reality, it is a problem closer to home than we think.

C. Gedachtewisseling

De heer Eugène Bakama wenst mevrouw Fatou Bensouda, die het over de vervolging van bepaalde personen had, drie vragen te stellen.

De eerste vraag betreft het geval Patassé. Procureur Moreno heeft verklaard dat Jean-Pierre Bemba en Patassé een misdadig plan hadden beraamd. Waarom vervolgt hij Patassé dan niet ?

De tweede vraag gaat over het bevel tot aanhouding van Bosco Ntanganda. Het Hof heeft geen politie; het werkt op basis van de medewerking van de staten. Hoe kan Ntanganda voor de rechter worden gebracht indien Congo hem niet aan het Internationaal Strafhof overdraagt ?

De derde heeft betrekking op de complementariteit. Mevrouw Bensouda heeft verklaard dat ze een aantal onderzoeken heeft gevoerd, onder ander in Ituri, maar dat ze bij gebrek aan nationale wetgevingen die de getuigen afdoende beschermen, de nationale procureurs niet de gegevens heeft kunnen meedelen waardoor ze de personen die van misdaden verdacht werden, konden vervolgen. Kan het Hof in het raam van de positieve complementariteit de staten niet helpen een wetgeving aan te nemen die de getuigen en de slachtoffers voldoende beschermen ?

De heer Roger Gilson vraagt waarom Hissène Habré niet vernoemd werd.

Ms Hilde Deman has a question on the contradiction of peace versus justice presented by Professor Huyse. One possible way out of this could be temporary impunity or conditional amnesty. What kind of crimes would in any case have to be excluded from this type of amnesty ?

Mevrouw Madeleine Bitschilualua is het met de heer Huyse eens over de mogelijkheid om monumenten op te richten voor de slachtoffers teneinde vrede en verzoening in de hand te werken.

In de Democratische Republiek Congo moet men de vrouwen eer betuigen door standbeelden voor hen op te richten, omdat ze voortdurend het slachtoffer zijn van geweld, vooral in de regio in het oosten van het land. Na al dat lijden, al die conferenties, al die protestmarsen tegen de verkrachtingen waarvan vrouwen in de Democratische Republiek Congo het slachtoffer zijn geworden, is bewustmaking voor die zaak via kunst noodzakelijk, om de vrouwen die zoveel geweend hebben te rehabiliteren, te waarderen en te troosten, zodat zij, die voor de productie en de voortplanting instaan, terug overeind komen om het land opnieuw op te bouwen.

Volgens de heer Luc Huyse zijn er talloze voorbeelden van de rol die cultuur kan spelen in een verwerkingsproces. In Rwanda en Burundi zijn er radiosoaps, maandenlange uitzendingen waarin toneelgroepen het verleden vertolken. Het is fictie, maar voor wie luistert, is die fictie ook meer dan werkelijkheid.

De heer John Chris, kunstenaar-musicus uit Burundi, verwijst naar de titel van het boek van professor Huyse « Alles gaat voorbij, behalve het verleden ». Waar haalde hij de inspiratie voor die titel ? Wanneer men het in Afrika over het verleden heeft, is er vaak sprake van waarden, normen en cultuur. Wat is volgens de heer Huyse de rol van de cultuur in vrede en verzoening ?

Mevrouw Nicole Emany wijst erop dat mevrouw Fatou Bensouda de namen van Laurent Nkundabatware en Ntanganda niet vermeld heeft. De rechtbank heeft misschien de middelen niet, maar in ex-Joegoslavië is op bepaalde hoofden een prijs gezet. Die mensen moeten worden gearresteerd, zoals de anderen.

Spreekster heeft de naam van de president van Soedan gehoord, maar niet die van de president van Rwanda. Het gerecht moet echter onpartijdig zijn. De Congolezen hebben recht op rechtvaardigheid, zoals de andere volkeren. Tot dusver werden alleen Congolezen gearresteerd. Het Collectif des femmes congolaises pour la paix et la justice vraagt rechtvaardigheid voor allen, of ze nu Rwandees zijn, dan wel onderdaan van een ander land. Al wie in Congo verkracht heeft, moet betalen. In Kivu worden elke dag twaalf vrouwen verkracht !

Ms Fatou Bensouda, on why Patassé was not charged, states that if we look at the indictment against Jean-Pierre Bemba that has been brought before the Court, we have acknowledged that there was a common plan between Bemba and Patassé when these crimes were committed. The rest is only a matter of strategy as a Prosecutor on how best to bring in the new evidence. Not everyone who is accused of a crime has to be charged. Secondly, with the policy of the Office of Prosecutor, we always go after those who bear the greatest responsibility. In our assessment of all the crimes that were committed in the Central African Republic and with the evidence in hand, we consider that Jean-Pierre Bemba bears the greatest responsibility for those crimes and that is why he has been initially charged now. Of course our investigations will continue regarding the Central African Republic, and this is not our last case. Strategically, we considered this to be the best way we could go.

Regarding Bosco Ntaganda, and the question how to arrest him, Ms Bensouda states that the ICC was created as part of a system, which means that it can investigate and can prosecute but it does not have the powers nor the mandate to arrest. This responsibility was taken by the states. The states created the Court and took the responsibility to say we will be able to assist by executing its warrants on those bearing responsibility to be brought and charged before the Court. What can be done is to talk to the Democratic Republic of Congo, as the warrants have been sent and negotiations have been engaged.

However, other things are ongoing in the Congo with priority being given to the peace negotiations rather than to giving up war criminals as Bosco. Nonetheless, this does not mean that the warrant will go away. Ms Bensouda strongly believes that the best way towards achieving peace is to execute these Court warrants. But ignoring the warrants is not what the states have committed themselves to.

About Ituri and positive complementarity, Ms Bensouda explains that initially, when the investigations in the DRC went ahead, following referral from the government of the Congo, the ICC began in Ituri by reason of the high level of grievous crimes committed. The ICC went after those whom it felt bore the highest responsibility. Since then the ICC has moved on to the next phase of the investigations which is the Kivus. By working very closely with the judiciary in the Congo, which is the positive complementarity aspect, the ICC is trying to prosecute as many as possible. The ICC can only take on a limited number of cases. But if national systems are working, the ICC will be able to maximise these cases. However, the ICC will have to make sure that there is absolute security for the members of the judiciary that the ICC will work with, the witnesses, and for those who will intervene with the Court. All of this has to be in place.

The reason why Hissène Habré was not been prosecuted, is that the ICC has no jurisdiction to do so. Since the ICC only came into existence in 2002, regarding anything that happened prior to that, it has not the jurisdiction, nor does the temporary jurisdiction cover this. Therefore, the ICC cannot list Hissène Habré as part of those that are been prosecuted.

Regarding the question on Peace and Justice, Ms Bensouda fully agrees with what the Professor Huyse has just said. To develop this further, she gives an example of how the ICC has somehow been able to implement peace and justice in their cases. When it investigated the Lord's Resistance Army, the Court went after those who bore the greatest responsibility, and was able to indict top five commanders of the Lord's Resistance Army. Openly the Court encouraged those still in the bush to take the national amnesty that had been offered. On the one hand the Court could bring justice, accountability, and on the other hand the Court could encourage reconciliation.

On the point of paying tribute to woman, Ms Bensouda thinks that we cannot do enough to sustain women, to assist them, to make sure there is accountability for these crimes. Whatever we can contribute, whether through art, music, or suchlike to assist, will not even be enough.

And for the question about Laurent Nkunda, Ms Bensouda would like to explain that as an investigating office of the International Criminal Court, the Office do not identify a person and say that it will investigate that person. Of course there is a lot of talk in the media about Laurent Nkunda, and indeed there are several allegations about him, but the investigating office looks into the crimes and only then demands a warrant for that person. The Office does not just say that this person is committing crimes and then goes after him, because in the end the Office has to present the evidence before a Court. This is not the same as what the media are saying. If the evidence leads to any person, whether he is a head of state, a military leader or whoever he may be, the Office will go after that individual.

V. SLOTBESCHOUWINGEN

Uiteenzetting door de heer Pär Granstedt, secretaris-generaal AWEPA International

This session has presented the opportunity to add a lot of information and aspects in the analysis of what has happened and of what needs to be done. Conflict Management is about the core business of parliament. When the idea to create parliaments first came up a long time ago, it was to create an instrument for peaceful conflict management. Instead of fighting the conflicts out on the field, one should gather in halls like this today and sit and discuss and bring all issues to the table to try to reach peaceful solutions. So this is one of the important rules of parliament, to be an instrument of peaceful conflict management.

Sometimes, it has been successful, but sometimes it has been less successful.

Another important task of parliament is to provide Rule of Law based on human rights. This is very much what has been discussed : the importance to establish rule of law that governs the situation of everybody from the very top elite to the most fragile and vulnerable person in society. The big tasks have been very clearly illustrated in the discussion.

Today has also been a particular pleasure because it has been a way of celebrating the 25th anniversary of AWEPA. Certainly, we are rejoicing the fact that we have been around to try to promote democratic governance in Africa, to promote understanding for African circumstances and affairs in Europe, and to promote policy dialogue between Africa and Europe. This is a challenge which we will still have to work on as there is still much to be done in all these fields. But we will go on.

On this occasion M. Granstedt would like to especially mention the central role of Belgium in the work of AWEPA and in its history. The Belgian section is one of the strongest sections and the most active and it has played an enormous role in the work of AWEPA throughout these 25 years, especially for Central Africa. Historically, Belgium has a lot of knowhow and many commitments in this region, but also in other parts of Africa.

M. Granstedt would like to mention three persons who have played a key role in the development of AWEPA : Lydia Maximus, AWEPA Vice President who has been the bearer of AWEPA work in Burundi, Julie Standaert who has shown an enormous commitment to the situation of women in Central Africa and Luc Dhoore, one of the first Vice Presidents who set up the work of AWEPA in Central Africa and who is still doing a marvellous job for both AWEPA and for parliamentary democracy there.

There is a big section in Belgium with many people who are very active and who are always ready to support our work. This of course has been made possible by the support readily given by the Belgian Government to AWEPA as one of its most important donors. Without such support our work in Central Africa and other parts of Africa would not have been possible. What is more, this conference is an excellent example of what the Belgian section of AWEPA, upheld by the Belgian Government can achieve, with this book that has been presented and the interesting discussions that have followed. It has been an ideal moment to think about the important role of Belgium in the AWEPA development and as the struggle goes on, we have a lot more to do together and together we will try to achieve even more to consolidate parliamentary democracy in Africa and to develop European African relations.

VI. SLOTTOESPRAAK VAN DE HEER YVES LETERME, EERSTE MINISTER

To start, the Prime minister tells a story, heard from an EU Commission official. It is a real life story, about a Chinese young man who lived in a backward village in the Hunan province and wanted to better his life. So he decided to go to Africa.

He knew next to nothing about that continent. He had been told that Africa was poor. And he thought : so was China poor and now it is getting rich. So Africa can become rich too.

The other thing he had been told was that the climate of Africa was hot. And he thought : well, if it is so hot over there, people might like ice cream.

In the Chinese fashion, he collected money from family and friends, went to Malawi with his small capital, started an ice cream factory, did good business, started a second one and became a successful entrepreneur.

Now, this story tells as much about China as it does about Africa. But the refreshing thing about it is the vision of this young man of Africa as a continent of opportunity.

Here in Europe, we hear continuously about the huge problems of Africa — and we should of course. We should care about the violence in Sudan, in Congo and elsewhere; we should care about sickness and poverty; we should care about the scourge of aids, and we should do all that is in our power to put a stop to them, and change the course of Africa.

But we should not forget that there are also success stories, both political en economic. We should — much more than we do today — look upon Africa as the Chinese young man did, as a continent of opportunity. We should address the challenge of spreading those opportunities among the Africans, to enable them to build a better future for their families, for their countries, for their continent.

The Prime minister would like to quote Mrs. Gracia Machel-Mandela, President of the AWEPA Partnership Council and former minister of Education of Mozambique, a country that after a harsh civil war found the way to political stability and economic growth.

In an interview on the occasion of the twenty fifth anniversary of AWEPA, she said : « We at AWEPA have achieved a lot, but we have in front of us much bigger challenges. It was one thing to fight for political freedom during apartheid, but the situation now is much more complex. Multiple global crises make things much more unpredictable. Africa is marginalized economically, and African parliaments are marginalized in the global debates. Perhaps AWEPA should help instigate a major parliamentary advocacy forum around the obscene gap between those many struggling poor and the few who are rich. I don't speak only of Europe and America. There are rich people in Africa amidst abject poverty. It is not regional, it is a class issue. The first world also exists in the southern hemisphere. » End of quote

Mrs. Machel-Mandela addresses the same concern as illustrated with the story : there is wealth in Africa, and there is much more wealth to be created, but the access to it, the means to create and acquire it, have to be spread much wider amongst the populations.

That of course, is first and foremost a political task. To quote the Zambian agronomist and lecturer Tamala Tonga Kambikambi : « An effective, stable and accountable government is essential in the fight against poverty. It should protect human rights, provide security, promote economic growth and deliver essential services. »

Een doeltreffende, stabiele en verantwoordelijke regering vereist om te beginnen de afwezigheid van geweld. De ergste wanorde in ons international bestel is niet de economische crisis, hoe ontwrichtend die ook is. De ergste wanorde is dat nog steeds zoveel mensen gedood, verminkt, verkracht worden in geweld tussen en binnen Staten.

België zal zich blijven inspannen om een einde te helpen maken aan het geweld dat Afrikaanse landen teistert.

Het einde van geweld brengt evenwel nog geen stabiele vrede in een land. Geweld laat diepe wonden, lichamelijk en vooral geestelijk, die slechts langzaam en moeizaam helen, en die steeds weer dreigen open te gaan.

Professor Luc Huyse heeft dat in zijn toespraak, en meer uitgebreid in zijn uitstekend boek, met een opmerkelijke kennis van zaken en met een zeer menselijk inlevingsvermogen, beschreven.

Er bestaat geen sluitende, op alle landen en alle situaties toepasselijke formule om een verleden van geweld op een zodanige manier te verwerken dat de slachtoffers langzaam terug gemoedsrust vinden, en de daders een gerechte straf.

Rechtvaardigheid en vrede worden vaak samen vernoemd, en zouden moeten samengaan. In de praktijk blijken ze helaas veel minder vaak verzoenbaar. Het bewerkstelligen van vrede, of van het vertrek van een repressief en gewelddadig regime, vereist immers meestal compromissen. En die worden heel vaak gedicteerd door het recht van de sterkste. Het gevolg is dat vele slachtoffers, of hun nabestaanden, bij hun persoonlijke trauma ook nog belast worden met een kwellend gevoel van onrechtvaardigheid wegens de straffeloosheid van zoveel beulen.

Politiek handelen is meestal moreel halfslachtig omdat het een compromis vormt tussen wat wenselijk en wat mogelijk is. Als dat compromis schrijnende misbruiken toedekt, dreigt het evenwel zijn doel van verzoening voorbij te schieten, en integendeel oude wonden verder te laten etteren.

Dat dilemma is niet eigen aan Afrika. Ook in Europa worstelen vele landen of gemeenschappen nog met een onverwerkt of slecht verwerkt verleden van geweld en dictatuur. De Europese en Afrikaanse parlementsleden van AWEPA kunnen op dat vlak van elkaars ervaringen leren. Op alle gebieden trouwens hoort de relatie een tweerichtingsverkeer te zijn, hoort ze er een te zijn van partnership, niet van paternalisme.

Persoonlijk vindt de Eerste minister AWEPA en de goede werking ervan persoonlijk heel belangrijk. Als minister van Buitenlandse Zaken heeft hij het programma van de Vereniging een financiering van meer dan een miljoen euro toegekend. Op die manier zette hij de traditie voort van belangrijke financiële en politieke Belgische steun voor AWEPA.

Ons land hecht speciaal belang aan de activiteiten van de Vereniging in Centraal Afrika.

Het werk van AWEPA is buitengewoon belangrijk op een ander gebied dat de eerste minister zeer na aan het hart ligt, dat van de parlementaire diplomatie.

Het moet onderstreept dat de parlementen een fundamentele rol hebben gespeeld in de toenadering tussen de landen van die regio, te weten Rwanda, de Democratische Republiek Congo en Burundi. Dat werk is mogelijk gemaakt door AWEPA.

AWEPA levert ook uiterst belangrijk werk in de ondersteuning die de Vereniging aan de parlementen in Afrika biedt. Dat werk zal België blijven aanmoedigen, zoals het een andere taak van AWEPA aanmoedigt, die van het waarnemen van verkiezingen. We denken dat de Vereniging dat werk moet voortzetten bij de komende verkiezingen in Centraal Afrika.

Vanuit het oogpunt van de middelen die het ter beschikking kan stellen — in de Europese Unie het tiende land in omvang en in de VN het vijfenzeventigste — spant België zich sinds vele jaren in om Afrika hoog op de internationale agenda en meer in het bijzonder op die van de Europese Unie te plaatsen en te houden, een traditie die zal voortgezet worden, zeker wanneer ons land volgend jaar niet alleen het permanente, maar ook het tijdelijke voorzitterschap van de Europese Raad zal waarnemen. Soms in dialoog met andere, vaak grote landen. Zo bleek mevrouw Clinton onlangs bij haar bezoek en in haar bilaterale contacten heel sterk bekommerd te zijn bij de problemen en het geweld in Rwanda, Burundi en Oost-Congo.

De Europees-Afrikaanse top die volgend najaar onder Belgisch voorzitterschap zal plaatsvinden, zal een belangrijke ontmoeting zijn. België kan er zich dan ook alleen maar over verheugen dat het ook een van de kerntaken van AWEPA is om een van de kerntaken van AWEPA is ook om de aandacht van de internationale gemeenschap voor Afrika gaande te houden. Misschien moeten we nu al nagaan hoe het werk van AWEPA ons kan helpen om het zo nodige parlementaire draagvlak te creëren voor die topontmoeting tussen Europa en Afrika.

Tot slot feliceert de eerste minister AWEPA met haar 25e verjaardag.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Sabine de BETHUNE.
Alain DESTEXHE.
Marleen TEMMERMAN.