4-622/1

4-622/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

7 MAART 2008


Wetsvoorstel tot toekenning van een vergoeding aan de ouders van een gehospitaliseerd kind

(Ingediend door mevrouw Myriam Vanlerberghe)


TOELICHTING


De hospitalisatie van een kind is een ingrijpende gebeurtenis. Ouders willen hun kind uiteraard maximaal bijstaan bij deze onaangename en vaak pijnlijke ervaring.

Artikel 30bis van de Arbeidsovereenkomstenwet laat de werknemer toe van zijn arbeidsplaats afwezig te zijn omwille van dwingende redenen.

De concretisering van de uitoefening van dit recht — onder meer de vaststelling van het aantal dagen — werd overgelaten aan de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad die hierover een collectieve arbeidsovereenkomst dienden af te sluiten. Voor de werknemers die niet ressorteren onder een dergelijke CAO diende de Koning de invulling te bepalen.

Dit is gebeurd met respectievelijk de CAO nr. 45 van 19 december 1989 en het koninklijk besluit van 11 oktober 1991.

Beide instrumenten kennen het recht toe van maximaal 10 dagen afwezigheid per kalenderjaar voor de erin opgesomde dwingende gebeurtenissen. In beginsel zijn deze afwezigheden niet vergoed, behoudens andersluidende conventionele regelingen op het niveau van het paritair comité of de onderneming.

Een aantal sectoren voorzien in het loonbehoud voor een bepaald aantal dagen verlof die omwille van dringende redenen worden opgenomen. Maar die regelingen zijn zeer divers en dus zeker niet algemeen toepasselijk.

De indiener van dit wetsvoorstel is nochtans van oordeel dat de hospitalisatie van een inwonend kind een dermate substantiële impact heeft op het functioneren van de ouders, dat een uniforme regeling inzake de vergoeding voor de verlofdagen waarop zij hiervoor een beroep doen, aangewezen lijkt.

Enerzijds is er natuurlijk de financiële impact voor het gezin, verbonden aan de ziekenhuisopname van het kind. Anderzijds zullen ouders hun kind dan maximaal willen bijstaan en de financiële drempel om dit voor alle of een aantal dagen onbezoldigd te moeten doen, kan hoog zijn.

De draagwijdte van dit wetsvoorstel is dan ook dat de ouders die met toepassing van voormelde reglementaire bepalingen van het werk afwezig zijn om hun gehospitaliseerd kind bij te staan, recht hebben op 10 arbeidsdagen per kalenderjaar, welke voortaan zouden vergoed worden door de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

De vergoeding die zij hiervoor ontvangen stemt overeen met 75 % van het geplafonneerde gederfde loon.

De Koning kan dit percentage verhogen.

Dit voorstel doet geen afbreuk aan gunstiger bepalingen die op de werknemer zouden van toepassing zijn.

In het kader van conventionele bepalingen kan dus in een aanvulling tot een (bijna) volledig loonbehoud voorzien worden. Ook zouden een aantal conventionele bepalingen die nu voorzien in loonbehoud voor bijvoorbeeld drie à vier dagen kunnen herschreven worden in de zin dat, in combinatie met voormelde vergoeding vanwege de ziekte- en invaliditeitsverzekering, voor tien dagen het normale loon behouden blijft.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit artikel voert een vergoeding, ten laste van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, in voor de werknemer die met toepassing van CAO nr. 45 of het koninklijk besluit van 11 oktober 1991 tot vaststelling van de nadere regelen voor de uitoefening van het recht op verlof om dwingende redenen, van het werk afwezig is voor de verzorging van een gehospitaliseerd kind dat onder zijn dak woont.

Het bedrag van deze vergoeding is 75 % van het geplafonneerd gederfde loon.

De Koning kan het voormelde percentage verhogen.

Myriam VANLERBERGHE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

§ 1. De werknemer die, met toepassing van artikel 30bis van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 van 19 december 1989 houdende invoering van een verlof om dwingende redenen of het koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regelen voor de uitoefening van het recht op een verlof om dwingende redenen, van het werk afwezig is ingevolge de hospitalisatie van een onder hetzelfde dak wonende descendent evenals een adoptie- of pleegkind, heeft gedurende 10 arbeidsdagen per kalenderjaar recht op een uitkering die hem of haar wordt uitbetaald in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

§ 2. Het bedrag van de uitkering bedoeld in § 1 is gelijk aan 75 % van het gederfde loon dat wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, en krachtens de nadere berekeningsregels zoals bepaald door de in artikel 80, 5º, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 bedoelde verordening.

Het maximumbedrag tot beloop waarvan dat loon in aanmerking genomen wordt, is het bedrag dat is vastgesteld krachtens artikel 87, eerste lid, van diezelfde wet.

De Koning kan het voormelde percentage verhogen.

§ 3. Deze wet doet geen afbreuk aan gunstiger bepalingen.

13 februari 2008.

Myriam VANLERBERGHE
Nahima LANJRI
Christine DEFRAIGNE
Margriet HERMANS
Christiane VIENNE
Anne DELVAUX
Isabelle DURANT
Vera DUA
Marleen TEMMERMAN.