4-502/1

4-502/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

24 DECEMBER 2007


Voorstel van resolutie betreffende het proces van Oslo en een verdrag over clustermunitie

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune c.s.)


TOELICHTING


Het gebruik van clustermunitie is problematisch vanuit een humanitair perspectief omdat het vele burgerslachtoffers maakt. Volgens een recent rapport van de niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisatie Handicap International maken burgers zelfs 98 % uit van het totaal gekende aantal slachtoffers. Dit is het gevolg van inherente kenmerken van het wapen op zich.

Clustermunitie omvat een container met een variërend aantal stuks sub- of clustermunitie, gaande van enkele tot honderden stuks. Clustermunitie is een wapen dat bedoeld is om een grote oppervlakte ineens te bestrijken en wordt ingezet wanneer men vele doelwitten in een keer wil treffen of wanneer het doelwit niet precies te lokaliseren is. Sinds clustermunitie voor het eerst in 1965 werd ingezet, vielen er jaarlijks slachtoffers. Meer zelfs, clustermunitie maakte bijna uitsluitend burgerslachtoffers.

Clustermunitie maakt niet alleen burgerslachtoffers tijdens de bombardementen, maar ook nog erna, omdat een groot gedeelte van de submunitie niet ontploft bij het neerkomen maar wel nadien wanneer het wordt aangeraakt door mensen (of dieren). Producenten beweren dat bij de meest geavanceerde types van clustermunitie 1 % niet ontploft bij het inslaan, maar in de praktijk blijkt dit percentage veel hoger te liggen. En zelfs indien het 1 % zou bedragen, dan nog zal het vele (burger)slachtoffers maken omdat clustermunitie altijd massaal wordt ingezet over grote terreinen.

In 1997 verbood het Verdrag voor een verbod op landmijnen het gebruik van antipersoonsmijnen omwille van het grote aantal burgerslachtoffers. Clustermunitie fungeert in de praktijk ook als een landmijn, wanneer ze niet is ontploft bij het inslaan. Het massale gebruik van clustermunitie in bevolkt gebied en het hoge percentage blindgangers maken dat een gebied dat met clustermunitie is gebombardeerd ook als een mijnenveld kan worden beschouwd. Bovendien blijken de ongevallen veroorzaakt door clustermunitie nog veel erger dan die door antipersoonsmijnen. Vaak vallen er verscheidene slachtoffers. Niet alleen zijn de verwondingen veel ernstiger maar ook de kans op overlijden is groter. Vele slachtoffers zijn voor het leven meervoudig gehandicapt. De psychologische trauma's zijn ook zeer ernstig, niet alleen bij de slachtoffers zelf maar ook bij hun familieleden. Clustermunitie verstoort ook in grote mate de socio-economische heropbouw van een regio na een conflict.

Uit een recente studie van de Belgische sectie van Handicap International « Circle of Impact : The Fatal Footprint of Cluster Munitions on People and Communities » (mei 2007) blijkt dat er wereldwijd 13 306 slachtoffers zijn waarvan de informatie kon worden bevestigd. Maar het reële aantal zou wel eens kunnen oplopen tot tienduizenden. Van het gekende aantal slachtoffers vonden 5 474 personen de dood en werden er 5 475 gewond. Onder hen 4 210 mannen, 1 020 vrouwen, 3 007 jongens en 530 meisjes. Bij het ontmijnen vielen 358 slachtoffers. Onder de slachtoffers vinden we gegevens over 275 militairen. 98 % van de slachtoffers zijn burgers.

Volgens de Clustermunitiecoalitie werd clustermunitie ingezet in meer dan 25 landen of regio's, met name Afghanistan, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Cambodja, Eritrea, Ethiopië, Irak, Israël, Kosovo, Koeweit, Kroatië, Laos (PDR), Libanon, Montenegro, Nagorno-Karabach, Servië, Sierra Leone, Soedan, Syrië, Tadzjikistan, Tsjaad, Tsjechië, Tsjetsjenië, Vietnam en de Westelijke Saraha. Er is ook melding gemaakt van het gebruik van clustermunitie in Angola, Congo (DRC), de Russische Federatie (zonder Tsjetsjenië), Guinee-Bissau, Liberia, Pakistan/Kasjmir, Saudi-Arabië, Oeganda en Jemen. Zelfs in het conflict tussen Groot-Brittannië en Argentinië omtrent de Falklands werd clustermunitie ingezet. Kortom, van de periode 1965 tot 2006 werd er nagenoeg jaarlijks in minstens één regio gebruik gemaakt van deze wapens.

Uit de studie van Handicap International blijkt dat vooral de burgerbevolking het slachtoffer is. Het grootste aantal burgerslachtoffers telt men in Laos (PDR), namelijk 4 837 slachtoffers, 2 989 in Irak (met beperkte gegevens), 2 080 in Vietnam, 733 in Afghanistan, 636 in Tsjetsjenië en 587 in Libanon. In totaal werden op z'n minst 440 miljoen stuks submunitie gebruikt. Daarvan zijn naar schatting 22 miljoen tot 132 miljoen stuks niet onmiddellijk ontploft bij het inslaan en blijven ze dus een gevaar voor de burgerbevolking, ook na het conflict. De clustermunitie viel vooral in bevolkte zones en trof in 84 % van de gevallen mensen tijdens hun dagelijkse bezigheden.

77 % van de slachtoffers zijn mannen en 35 % jongens. Dit heeft een onmiddellijk effect op het inkomen van gezinnen. Het zijn vooral arme gezinnen die van landbouw of veeteelt leven en die al tot de armsten behoren. De organisatie RENEW kwam tot de bevinding dat in Vietnam bijvoorbeeld 97 % van de getroffen families minder dan 150 € per jaar verdienden. Met andere woorden, deze mensen komen terecht in de negatieve spiraal van armoede. Landen die een oorlog meemaakten, worden zeer sterk gehinderd bij de heropbouw, door de aanwezigheid van clustermunitie in grote gebieden.

Clustermunitie werd of wordt ingezet door de VS, Israël, Marokko, de Sovjet-Unie, Libië, de Coalitiekrachten (1991), Servië, RSK, USER, Ethiopië, Tadzjikistan (TGF), Rusland, Azerbeidzjan, NAVO (1995), Soedan (SGF), Noordelijke Alliantie, Taliban (1996), Nigeria (ECOMOG), Eritrea en Hezbollah. Volgens Human Rights Watch zijn er 28 landen die clustermunitie produceren en miljarden stuks submunitie worden opgeslagen in 76 landen, waaronder 14 in Afrika. Het gebruik door staten is tamelijk goed gekend, maar er zijn gevallen waar de gebruiker niet is gekend. We weten dat naast staten ook gewapende groeperingen clustermunitie inzetten en dat betekent dat er op dit ogenblik geen rem staat op de transfer.

Om een halt toe te roepen aan het verder ontwikkelen, produceren en gebruiken van clustermunitie, moet er dringend een internationaal verbod op clustermunitie komen dat gebruik, productie, opslaan, vervoer en handel verbiedt. Omdat de bijeenkomsten in Genève in het kader van de Conventie over conventionele wapens tot op heden tot geen resultaat leidden en de grote landen ook niet willen onderhandelen over een verdrag over clustermunitie, is er net zoals tien jaar geleden voor een Verdrag voor een verbod op landmijnen een proces gestart naast dit traditionele kader maar met de steun van de VN. Het werd op gang gebracht door de Noorse regering in november van vorig jaar. Tijdens een eerste conferentie over clustermunitie in Oslo in februari van dit jaar zegden 46 landen hun steun al toe aan de Verklaring van Oslo.

Deze Verklaring van 23 februari 2007 luidt als volgt :

« Rekening houdend met de ernstige gevolgen van het gebruik van clustermunitie en de nood aan onmiddellijke actie, verbinden de Staten er zich toe :

1. in 2008 een wettelijk bindend internationaal instrument op te stellen dat :

(i) het gebruik, de productie, de overdracht en de opslag verbiedt van clustermunitie die onaanvaardbaar leed veroorzaakt voor de burgers en

(ii) een kader vormt voor samenwerking en ondersteuning met toereikende bepalingen over de zorg voor en de rehabilitatie van overlevenden en hun gemeenschappen, de ruiming in « besmette » gebieden, risico-educatie en de vernietiging van voorraden van verboden clustermunitie;

2. nationale stappen te overwegen om deze problemen op te lossen;

3. de humanitaire uitdagingen gesteld door clustermunitie blijvend aan te kaarten binnen het kader van het internationaal humanitair recht en in alle relevante fora;

4. opnieuw samen te komen om het werk verder te zetten in Lima in mei/juni, in Wenen in november/december 2007 en in Dublin begin 2008.

De Staten begroeten de aankondiging van België om een regionale bijeenkomst te organiseren. ».

Dit toekomstig verdrag moet het gebruik van clustermunitie verbieden en moet tevens bepalingen bevatten over opruiming van clustermunitie, vernietiging van stocks, verbod van productie, verbod van assistentie bij ontwikkeling, productie, opslag of vervoer. Daarnaast moet er ook in een bepaling rond steun en samenwerking voorzien worden. Het is bijzonder belangrijk dat het verdrag een verplichting bevat tot steun aan slachtoffers, inclusief hun familieleden en leefgemeenschap.

De gesprekken over een verdrag over clustermunitie werden verdergezet tijdens de Conferentie over clustermunitie op 23-25 mei 2007 in Lima (Peru), tijdens een regionale conferentie in San José (Costa Rica) op 4-5 september, tijdens een conferentie voor getroffen landen in Belgrado (Servië) op 2-4 oktober. Al meer dan tachtig landen nemen deel aan de conferenties over clustermunitie.

Op 30 oktober organiseert de Belgische regering in Brussel een regionale conferentie over clustermunitie voor Europese landen rond de thema's « vernietiging van stocks » en « steun aan slachtoffers ».

De gesprekken over een internationaal verdrag over clustermunitie zullen worden verder gezet tijdens de internationale conferentie in Wenen (Oostenrijk) in december 2007, in Wellington (Nieuw-Zeeland) in februari 2008 en in Dublin (Ierland) in mei 2008. Het is de bedoeling om tegen einde 2008 tot een internationaal verdrag over clustermunitie te komen.

Sabine de BETHUNE
Paul WILLE
François ROELANTS du VIVIER
Philippe MAHOUX
André VAN NIEUWKERKE
Georges DALLEMAGNE
Josy DUBIÉ
Wouter BEKE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. overwegende dat de Belgische Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers door de aanneming van de wapenwet submunitie hebben verboden (Belgisch Staatsblad van 9 juni 2006); dat binnen drie jaar te rekenen vanaf de bekendmaking van deze wet de Staat of de openbare besturen de bestaande stock van submunitie dienen te vernietigen;

B. overwegende dat de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat investeringen in producenten in submunitie bij wet hebben verboden (Belgisch Staatsblad van 26 juni 2006);

C. gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 16 november 2006, die de Europese Unie vraagt het initiatief te steunen dat via een omvattend en effectief verdrag clustermunitie wereldwijd verbiedt;

D. gelet op de oproep van de VN van 19 september 2007 tot de lidstaten om onmiddellijk de verschrikkelijke effecten van clustermunitie aan te pakken en te komen tot een wettelijk bindend instrument van internationaal humanitair recht dat gebruik, ontwikkeling, productie, opslag en transfer van clustermunitie verbiedt, de vernietiging van de bestaande stocks eist en voorziet in ruiming, risico-educatie, steun aan slachtoffers, assistentie en samenwerking en maatregelen in verband met de naleving en transparantie;

E. gelet op de oproep van ongeveer 200 niet-gouvernementele organisaties, verenigd binnen de clustermunitiecoalitie (CMC) voor een verdrag over clustermunitie, dat voorziet in een verbod op het gebruik, de productie, de transfer en het opslaan van clustermunitie en dat geen uitzondering maakt voor submunitie uitgerust met zelfvernietigingsmechanismen of met een bepaalde falingsgraad;

Vraagt de regering :

1. ten volle het Oslo-proces te steunen en actief en positief samen te werken met de Noorse regering en alle andere landen die het initiatief van Oslo ondersteunen om zo snel mogelijk te komen tot een effectief verbod op clustermunitie;

2. andere landen ervan te overtuigen dat technische verbeteringen aan clustermunitie en een regeling van de manier waarop clustermunitie wordt gebruikt, geen oplossing bieden voor het grote aantal burgerslachtoffers;

3. te werken aan doeltreffende bepalingen in verband met de vernietiging van stocks van clustermunitie binnen een zo kort mogelijke tijdslimiet;

4. te werken aan een aparte bepaling die effectieve steun aan slachtoffers mogelijk maakt;

5. dat onder het begrip « slachtoffer » niet alleen de overlevende maar ook zijn familie en gemeenschap verstaan wordt;

6. dat onder steun aan slachtoffers minstens het volgende wordt verstaan : het opzetten van een systeem van gegevensverzameling, dringende en voortdurende medische verzorging voor de overlevenden, fysieke rehabilitatie, psychologische ondersteuning, sociale integratie of herintegratie, economische integratie of herintegratie, wettelijke ondersteuning, wetgeving en beleid naar personen met een handicap toe, gebaseerd op de conventie voor de rechten en de waardigheid van personen met een handicap;

7. alle mogelijke diplomatieke kanalen aan te wenden om andere staten en vooral de buurlanden te overtuigen ten volle mee te werken aan een sterk verdrag binnen het Oslo-proces;

8. de overlevenden die zich inzetten om dit Oslo-proces te doen slagen, te ondersteunen;

9. steun te verlenen aan de overlevenden van clustermunitie, hun familie en gemeenschap, evenals de overlevenden van mijnen en andere oorlogsrestanten.

19 oktober 2007.

Sabine de BETHUNE
Paul WILLE
François ROELANTS du VIVIER
Philippe MAHOUX
André VAN NIEUWKERKE
Georges DALLEMAGNE
Josy DUBIÉ
Wouter BEKE.