3-1519/4

3-1519/4

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

19 APRIL 2006


Wetsvoorstel tot oprichting van een Hoge Raad voor Deontologie van de gezondheidsberoepen en tot vaststelling van de algemene beginselen voor de oprichting en de werking van de Orden van de gezondheidsberoepen


AMENDEMENTEN


Nr. 6 VAN DE HEREN BROTCHI EN DESTEXHE

Art. 3

Paragraaf 2 van dit artikel vervangen als volgt :

« § 2. De Hoge Raad kan slechts aan de minister advies verlenen tot weigering van de bekrachtiging van de voorstellen van de Nationale Raden van de Orden, zoals bedoeld in § 1, 2º, voor zover deze strijdig zijn met de in § 1, 1º, bedoelde grondbeginselen. De Hoge Raad voor deontologie motiveert zijn beslissing tot weigering van de bekrachtiging. »

Verantwoording

De tekst vermeldt niet of de Hoge Raad de door de Nationale Raad voorgestelde deontologische regels gedeeltelijk kan weigeren of volledig moet verwerpen als zij strijdig zijn met de grondbeginselen.

Als de Hoge Raad voor Deontologie zijn beslissing motiveert, kan de Nationale Raad van de Orde die het initiatief heeft genomen om deontologische regels te ontwerpen, deze sneller en gerichter aanpassen.

Nr. 7 VAN DE HEREN BROTCHI EN DESTEXHE

Art. 3

Het tweede en het derde lid van § 3 van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Advies van de Raad van State :

De impliciete bekrachtigingsregeling, vervat in artikel 3, § 3, tweede lid, is onaanvaardbaar nu er in dat geval regels tot stand zouden komen zonder een uitdrukkelijk optreden van een daartoe grondwettelijk bevoegd orgaan. Bovendien zouden de datum en de inhoud van deze impliciet bekrachtigde regel niet gekend zijn, wat juridisch onaanvaardbaar is.

Nr. 8 VAN DE HEREN BROTCHI EN DESTEXHE

Art. 3

In het eerste lid van § 3 van dit artikel na de woorden « door de Koning », de woorden toevoegen « en behoorlijk bekend gemaakt zijn in bijlage bij het koninklijk besluit van bekrachtiging ».

Verantwoording

Advies van de Raad van State :

Krachtens het beginsel, verwoord in artikel 190 van de Grondwet, kan geen rechtsregel verbindend zijn dan na behoorlijk te zijn bekend gemaakt. Er moet dan ook worden voorzien in een bekendmaking van de nieuwe, door de Koning bekrachtigde deontologische regels.

Nr. 9 VAN DE HEREN BROTCHI EN DESTEXHE

Art. 3

Het tweede lid van § 4 van dit artikel vervangen als volgt :

« De deontologische code strekt er onder meer toe bij te dragen tot een kwalitatief hoogstaande zorgverlening die in de eerste plaats het belang van de patiënt en de gemeenschap beoogt. Hij stelt het geheel van de beginselen, gedragsregels en gebruiken vast die iedere beoefenaar van een gezondheidszorgberoep moet eerbiedigen of als leidraad nemen bij de uitoefening van zijn beroep. »

Verantwoording

De definitie van een deontologische code uit dit wetsvoorstel legt de basis voor een rantsoenering van de zorgverlening op basis van het belang dat de maatschappij hecht aan de verschillende categorieën van zieken. Wij kunnen niet aanvaarden dat een deontologische code moet bijdragen tot een « sociaal aanvaardbare beroepsuitoefening (...) rekening houdend met de middelen die door de gemeenschap ter beschikking zijn gesteld van de gezondheidszorg ». Betekent dit dat de beroepsbeoefenaars in een tak van de geneeskunde waar slechts weinig patiënten bij betrokken zijn, niet in dezelfde mate als de anderen verplicht zijn om hun beroep op een ethische manier uit te oefenen ? In welke zin heeft de beschikbaarheid van middelen invloed op de manier waarop een beroepsbeoefenaar zich met zijn zieke bezighoudt ?

Voor sommige vormen van kwalitatief hoogstaande zorgverlening trekt de gemeenschap geen of onvoldoende middelen uit.

Het concept « sociaal aanvaardbare beroepsuitoefening » houdt een aantal gevaarlijke aspecten in. De eerste volzin uit de definitie die dit amendement voorstelt, is ingegeven door het standpunt van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren. De tweede volzin is overgenomen uit de definitie die de Orde van geneesheren nu gebruikt in artikel 1 van haar deontologische code.

Jacques BROTCHI.
Alain DESTEXHE.

Nr. 10 VAN DE HEREN BROTCHI EN DESTEXHE

Art. 4

Het 2º van § 1 van dit artikel vervangen als volgt :

« veertien artsen, onder wie zeven huisartsen en zeven geneesheren-specialisten; »

Verantwoording

Artikel 4 bepaalt dat de Hoge Raad bestaat uit 35 leden (1 voorzitter, 8 artsen, 2 apothekers, 2 beoefenaars van de tandheelkunde, 2 beoefenaars van de kinesitherapie, 2 beoefenaars van een paramedisch beroep, 6 beoefenaars die verpleegkundige of zorgkundige zijn, 2 vroedvrouwen, 8 specialisten in de deontologische problemen en 2 leden met een ervaring en deskundigheid inzake patiëntenrechten).

Artikel 5 bepaalt dat de beslissingen van de Hoge Raad worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige leden, met uitzondering van de beslissingen bedoeld in artikel 3, § 1, 1º, 2º en 3º, die worden genomen met de meerderheid van twee derden van de aanwezige leden.

Vierentwintig van de 35 aanwezige leden volstaan dus om beslissingen te nemen met een tweederde meerderheid. Dat betekent dat de andere beroepen hun wil kunnen opleggen aan de artsen (16 vertegenwoordigers + 8 specialisten volstaan).

Het aantal artsen moet dus worden opgetrokken om dit soort situaties te voorkomen. Dit amendement bepaalt dat in de Hoge Raad 14 artsen zitten.

Beslissingen met een tweederde meerderheid zullen dan als volgt worden genomen : 2/3 van 41 leden = 28 leden.

Op die manier zullen minstens twee artsen nodig zijn opdat beslissingen worden genomen met een tweederde meerderheid.

Nr. 11 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 4

Paragraaf 5 van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Paragraaf 5 van dit artikel bevat onverenigbaarheden.

Zo mogen de voorzitter en de leden noch enige leidende functie bekleden, noch lid zijn van een orgaan van een vereniging tot verdediging van de belangen van een categorie van beroepsbeoefenaars.

Ook de leden van een provinciale geneeskundige commissie of van de commissie van beroep zijn uitgesloten.

De leden mogen geen beroepsmatige band hebben met een ziekenfonds of een landsbond van ziekenfondsen. Ze mogen geen lid zijn van een orgaan of de directie van een verzorgingsinstelling.

Ze mogen ten slotte geen enkele functie uitoefenen bij het RIZIV.

Wie mag uiteindelijk nog deel uitmaken van die raad ?

Leden met ervaring terzake komen dus niet in aanmerking.

Die bepaling heeft bij de hoorzittingen kritiek gekregen.

Nr. 12 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 13

In § 1, zesde lid van dit artikel, het cijfer « 5, » doen vervallen.

Verantwoording

Zie amendement nr. 11.

Nr. 13 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 17

In § 2, laatste lid van dit artikel, het cijfer « 5, » doen vervallen.

Verantwoording

Zie amendement nr. 11.

Nr. 14 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 18

In het vijfde lid van dit artikel, het cijfer « 5, » doen vervallen.

Verantwoording

Zie amendement nr. 11.

Nr. 15 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 19

In § 4, laatste lid van dit artikel, het cijfer « 5, » doen vervallen.

Verantwoording

Zie amendement nr. 11.

Nr. 16 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 17

In § 2 van dit artikel het c) en het d) vervangen als volgt :

« c) twee leden, door de Koning benoemd uit beoefenaars van de betrokken beroepscategorie, die op lijsten van vier kandidaten gelijkelijk worden voorgedragen door de minister tot wiens bevoegdheid de Sociale Zaken behoren en door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe in de samenstelling van de Nationale Raad van de Orden de leden die deskundig zijn in ethische problemen en patiëntenrechten te vervangen door twee leden die door de Koning te benoemen uit de beoefenaars van de betrokken beroepsgroep.

De aanwezigheid van twee specialisten in ethische problemen en in patiëntenrechten lijkt niet aangewezen omdat die leden geen deel uitmaken van de betrokken beroepsgroep.

Echter, om de Orden transparant te maken en ze open te stellen voor de samenleving in haar geheel, vervangt dit amendement die leden door twee beoefenaars van de betrokken beroepsgroep, die door de Koning benoemd worden.

Nr. 17 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 17

In § 3 van dit artikel de woorden « en b) » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement wil ertoe komen dat de voorzitter en zijn plaatsvervanger alleen uit de beoefenaars van de betrokken beroepsgroep kunnen worden verkozen.

Het lijkt immers aangewezen te bepalen dat het voorzitterschap van de Nationale Raad bekleed wordt door een verkozen gezondheidswerker, opdat het een ruimere legitimiteit kan hebben.

Nr. 18 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Een artikel 22bis (nieuw) invoegen, luidend :

« Art. 22bis. Tuchtrechtelijke vervolging kan niet meer worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van één jaar na de dag waarop de strafbare feiten vastgesteld werden of waarop de Orde ervan kennis genomen heeft.

In geval van strafvordering voor dezelfde feiten, gaat deze termijn in op de dag waarop de gerechtelijke overheid de Provinciale Raad waarvan de beoefenaar afhangt, op de hoogte brengt van het feit dat een eindbeslissing tot stand is gekomen of dat de strafvordering niet voortgezet wordt. »

Verantwoording

Dit amendement voert een verjaringstermijn in voor de rechtspleging in tuchtzaken.

Wanneer voor dezelfde feiten tegelijkertijd een strafvordering aan de gang is, vangt de verjaringstermijn van die vordering pas aan op het ogenblik dat de strafrechter een beslissing heeft genomen.

Nr. 19 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 27

Dit artikel wijzigen als volgt :

A. In § 1, na de woorden « 2º de berisping » invoegen de woorden « 3º de geldboete van 250 euro tot 5 000 euro »;

B. In dezelfde paragraaf het « 2º », « 3º » en « 4º » vernummeren tot het «  », «  » en «  »;

C. Dezelfde paragraaf aanvullen met een nieuw lid, luidend :

« De geldboete als tuchtstraf wordt geïnd ten voordele van de Schatkist. De Koning bepaalt de nadere regels van de inning. ».

Verantwoording

Het tuchtrecht wil de beoefenaars straffen die de deontologische regels niet naleven.

Er is nood aan een bredere waaier sancties die het tuchtcollege kan opleggen. De huidige regeling is te radicaal. Er bestaat geen middenweg tussen de berisping en de schorsing. Er moet dus een veel ruimere gradatie in de straffen komen. Het amendement voert daarom de geldboete in tuchtzaken in, een sanctie die ook Nederlandse artsen kunnen oplopen alsook Belgische gerechtsdeurwaarders.

Nr. 20 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 28

In het 2º van § 2, het woord « vroeger » doen vervallen, en de woorden « sinds ten minste 10 jaar » tussen het woord « reeds » en het woord « herstel » invoegen.

Verantwoording

Het amendement wil de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van een aanvraag tot eerherstel versoepelen.

Zo bepaalt het dat de betrokkene geen eerherstel mag hebben genoten sinds minstens tien jaar om die aanvraag te kunnen indienen.

Nr. 21 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 17

In het a) van § 2 van dit artikel, het woord « rechtstreeks » vervangen door de woorden « door de rechtstreeks verkozen leden van de provinciale, territoriale of gelijkgestelde raden ».

Verantwoording

In zijn advies van 15 januari 2005 had de Nationale Raad reeds op de risico's gewezen van de rechtstreekse verkiezing van de leden van de raden van beroep en van de nationale raden door de beoefenaars van een beroepsgroep.

Het gevaar is in dat geval immers niet denkbeeldig dat de personen die voor die mandaten worden verkozen in meerderheid beroepsbeoefenaars zijn die voortdurend op de voorpagina van de medische pers verschijnen.

Hun bekendheid gaat niet noodzakelijk gepaard met kennis noch met enige belangstelling voor de plichtenleer.

De Nationale Raad stelt dus voor de leden van de Raden van Beroep en van de Nationale Raden te laten verkiezen door de rechtstreeks verkozen leden van de provinciale, territoriale en gelijkgestelde raden.

Die verkiezingswijze biedt meer waarborgen inzake kennis van en belangstelling voor de plichtenleer dan een rechtstreekse verkiezing door de beoefenaars van een groep. Overigens kan men niet twijfelen aan het democratisch gehalte van getrapte verkiezingen.

De indieners van dit amendement zijn het daarmee eens.

Nr. 22 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 19

In het a) van § 4 van dit artikel het woord « rechtstreeks » vervangen door de woorden « door de rechtstreeks verkozen leden van de provinciale, territoriale of gelijkgestelde raden of van de Raad van eerste aanleg ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 21.

Nr. 23 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 22

In § 1 van dit artikel tussen het derde en het vierde lid, een lid invoegen, luidende :

« Alleen beroepsbeoefenaars die een schorsing hebben opgelopen van het recht het beroep uit te oefenen en die niet in eer werden hersteld, kunnen zich niet kandidaat stellen voor de verkiezingen . ».

Verantwoording

In zijn advies van 26 november 2005 verklaart de Nationale Raad dat in de algemene wet moet worden opgenomen dat de enigen die niet kunnen kandideren voor de verkiezingen, die beroepsbeoefenaars zijn die een schorsing hebben opgelopen van het recht het beroep uit te oefenen en die niet in eer werden hersteld.

De Nationale Raad meent dat dit democratisch beginsel toepasselijk is op alle groepen van beroepsbeoefenaars en dat het als dusdanig in een algemene wet moet worden opgenomen.

De indieners van dit amendement zijn het daarmee eens.

Nr. 24 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 22

In § 1 van dit artikel, tussen het vierde en het vijfde lid, een lid invoegen, luidende :

« Alle beroepsbeoefenaars die in België regelmatig hun praktijk uitoefenen en die de nationaliteit hebben van een lidstaat van de Europese Unie, kunnen zich kandidaat stellen voor zowel de verkiesbare mandaten als de benoembare mandaten. ».

Verantwoording

De Nationale Raad doet die suggestie in zijn advies van 26 november 2005.

De indieners van dit amendement zijn het daarmee eens en menen dat die bepaling duidelijkheidshalve uitdrukkelijk moet worden opgenomen in de algemene wet.

Nr. 25 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 13

In § 1 van dit artikel het a) vervangen als volgt :

« a) ten minste 12 rechtstreeks verkozen beroepsbeoefenaars van de betrokken categorie bedoeld in artikel 4, § 1, 2º tot 8º. ».

Verantwoording

In zijn advies van 15 januari 2005 heeft de Nationale Raad onderstreept dat de tuchtcolleges, om een beslissing te nemen, voldoende leden dienen te tellen. Gezien het gewicht van de beslissing die moet worden genomen meent de Nationale Raad dat zes beroepsbeoefenaars een strikt minimum zijn en dat acht leden meer waarborgen bieden.

Indien men beide leden van het onderzoekscollege en de bemiddelaar (zie amendement nr. 26) daaraan toevoegt, komt men tot een aantal van 11 leden-beroepsbeoefenaars.

Bij die optelsom houden we geen rekening met de afwezigheid, de terugtrekking of de wraking van leden.

Voor het ogenblik bestaan de provinciale raden uit ten minste twaalf leden en wordt regelmatig een beroep gedaan op de plaatsvervangers om het vereiste quorum te bereiken.

De Nationale Raad stelt voor de vage bepaling van artikel 13, § 1, a), te wijzigen door een voorstel dat de indieners van dit amendement overnemen, omdat ze dezelfde mening zijn toegedaan.

Nr. 26 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 14

In § 1 van dit artikel het tweede lid vervangen als volgt :

« Dit onderzoekscollege is samengesteld uit twee verkozen leden en uit een magistraat of een advocaat, die met betrekking tot dezelfde zaak bij de beslissing niet deelnemen aan de stemming. ».

Verantwoording

Zoals de Nationale Raad in zijn standpunt van 26 november 2005, menen de indieners dat de samenstelling van het onderzoekscollege die het wetsvoorstel vooropstelt niet opportuun is en stellen ze een andere samenstelling voor, namelijk twee verkozen leden en een magistraat of een advocaat.

Nr. 27 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 10

In het derde lid van dit artikel tussen de woorden « en is dienvolgens door deze personen » en het woord « verschuldigd » invoegen de woorden « of door de rechtspersoon of rechtspersonen waarvoor zij werken ».

Verantwoording

In zijn advies van 15 januari 2005 verklaart de Nationale Raad dat de onbetaalde bijdragen via de vredegerechten worden geïnd. Een veroordeling door het vredegerecht is niet altijd voldoende, want sommige artsen laten zich door de rechtspersoon waarvoor ze werken, een zo laag bedrag uitbetalen, dat ze insolvent worden. Het irriteert heel wat artsen dat confraters met een welvarende praktijk dankzij juridische spitsvondigheden geen bijdrage hoeven te betalen.

Nu er een nieuwe wet wordt voorbereid, suggereert de Nationale Raad die toestand te verhelpen en stelt hij een wijziging voor die de indieners in dit amendement overnemen omdat ze het standpunt van de Nationale Raad hierover delen.

Nr. 28 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 16

In 3º van dit artikel, de woorden « en de bekrachtiging voorleggen aan de ministers tot wier bevoegdheid de Volksgezondheid behoort » doen vervallen.

Verantwoording

In zijn advies van 26 november 2005 vraagt de Nationale Raad zich af of het raadzaam is huishoudelijke reglementen ter bekrachtiging voor te leggen aan de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

De organen van de Orden van de gezondheidszorgberoepen bestaan immers uit juristen (provinciale raden) en uit een magistraat (nationale raad), zodat er voldoende waarborgen zijn dat die reglementen niet strijdig zijn met de wetten en de uitvoeringsbesluiten.

De indieners zijn het daarmee eens en hebben daartoe dus een amendement gesteld.

Nr. 29 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 16

In het 4º van dit artikel na de woorden « of in een derde land, niet-lidstaat »; » de volgende volzin toevoegen : « Bij de inschrijving van een buitenlandse beroepsbeoefenaar wint de Nationale Raad bij de betrokken overheid van het land van oorsprong of herkomst van de kandidaat dezelfde inlichtingen in als die welke voor een Belgische kandidaat worden gevraagd; ».

Verantwoording

De Nationale Raad verklaart in zijn advies van 26 november 2005 dat hij, meer nog dan de provinciale raden, de vereiste internationale contacten heeft om die taak te vervullen.

De indieners zijn het daarmee eens en dienen hiertoe een amendement in.

Nr. 30 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 12

In het eerste lid van het 1º van dit artikel doen vervallen de woorden « Indien de aanvrager .... van de Belgische kandidaten. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 29.

Nr. 31 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 17

In het eerste lid van § 1 van dit artikel, na de woorden « en een Franstalige afdeling », de woorden « met eenzelfde aantal leden » toevoegen.

Verantwoording

In zijn advies van 26 november 2005 heeft de Nationale Raad op deze omissie gewezen.

Omwille van de duidelijkheid voegt het amendement deze precisering toe.

Nr. 32 VAN DE HEREN DESTEXHE EN BROTCHI

Art. 23

In het eerste lid van § 1 van dit artikel, de woorden « of door de voorzitter van de Raad van beroep » vervangen door de woorden « , door de voorzitter van de Hoge Raad of door de voorzitters van de afdelingen van de Nationale Raad ».

Verantwoording

In zijn advies van 26 november 2005 stelt de Nationale Raad dat de voorzitter van de Raad van beroep geen vernietiging kan vragen van een beslissing van de Raad die hij voorzit.

De Raad meent dat de voorzitter van de Raad van beroep in het wetsvoorstel vervangen zou moeten worden door de voorzitter van de Hoge Raad en de voorzitters van de afdelingen van de Nationale Raad.

De indieners zijn het hiermee eens en dienen een amendement in die zin in.

Alain DESTEXHE.
Jacques BROTCHI.

Nr. 33 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN EN MEVROUW VAN de CASTEELE

Art. 2

Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« Deze wet is van toepassing op de beoefenaars van een gezondheidsberoep bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen. »

Verantwoording

In haar advies (opmerking 4) stelt de Raad van State voor om explicieter het toepassingsgebied van de wet te omschrijven.

Nr. 34 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN EN MEVROUW VAN de CASTEELE

Art. 3

Het tweede lid van § 3 van dit artikel, vervangen als volgt :

« De Koning spreekt zich uit binnen zes maanden na de mededeling van de grondbeginselen en regelen aan de minister. De bekrachtigde grondbeginselen en regelen worden samen met het bekrachtigingsbesluit bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. »

Verantwoording

Zie advies Raad van State, opmerkingen 6 en 7.

Nr. 35 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN EN MEVROUW VAN de CASTEELE

Art. 4

In § 1 van dit artikel het 1º vervangen als volgt :

« 1º een voorzitter, benoemd onder de leden van de Raad van State, het Hof van Cassatie, het Arbitragehof, waarvan overeenkomstig de wet, het reglement of op een andere wijze is aangetoond dat hij een grondige kennis heeft van het Nederlands en het Frans; »

Verantwoording

Zie opmerking 9 van het advies van de Raad van State.

Nr. 36 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN EN MEVROUW VAN de CASTEELE

Art. 4

In § 1, 9º van dit artikel na de woorden « Communauté française » invoegen de woorden : « of bij ontstentenis op voordracht van de Koning onverminderd de bepalingen in § 4, eerste lid, ».

Verantwoording

Zie opmerking 10 van de Raad van State.

Nr. 37 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN EN MEVROUW VAN de CASTEELE

Art. 4

Het laatste lid van § 4 van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In haar advies stelt de Raad van State de werkbaarheid van dit lid in vraag (opmerking 13).

Nr. 38 VAN DE HEER VANKRUNKELSVEN EN MEVROUW VAN de CASTEELE

Art. 4

Aan § 8, laatste lid van dit artikel, de volgende bepaling toevoegen :

« De Koning bepaalt op welke wijze de tweetaligheid van de (adjunct-)griffier wordt bewezen. »

Verantwoording

Zie opmerking 14 van het advies van Raad van State.

Patrik VANKRUNKELSVEN
Annemie VAN de CASTEELE.