3-27/4

3-27/4

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

17 FEBRUARI 2004


Wetsvoorstel houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht


AMENDEMENTEN


Nr. 49 VAN DE REGERING

Art. 33

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Voor het eerste lid een nieuw lid invoegen, luidende :

« De Belgische rechters zijn bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen betreffende het ouderlijk gezag of de voogdij, de vaststelling van de onbekwaamheid van een volwassene of de bescherming van de onbekwame persoon, in de gevallen bedoeld in de algemene bepalingen van deze wet en in artikel 32. ».

B. In het oorspronkelijke eerste lid, dat het tweede lid wordt, de woorden « het ouderlijk gezag of de voogdij, alsook de bescherming van een onbekwame persoon of zijn goederen » vervangen door de woorden « het beheer van de goederen van een onbekwaam persoon ».

Verantwoording

De wijziging bestaat erin het huidige eerste lid te splitsen en een onderscheid te maken tussen de maatregelen betreffende de persoon en de maatregelen betreffende de goederen. Uit de huidige tekst kan immers worden opgemaakt dat het mogelijk zou zijn maatregelen te treffen ten aanzien van de persoon ingeval deze goederen heeft in België, hetgeen buitensporig lijkt.

Uit de tekst blijkt dat de bepaling zowel betrekking heeft op minderjarigen als op volwassenen.

Nr. 50 VAN DE REGERING

Art. 34

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 1 een nieuw lid invoegen tussen het eerste en het tweede lid, luidende :

« De bekwaamheid wordt evenwel beheerst door het Belgisch recht indien het buitenlands recht tot de toepassing van dit recht leidt ».

B. In de oorspronkelijke paragraaf 1, tweede lid, de woorden « krachtens lid 1 » vervangen door de woorden « krachtens het eerste en het tweede lid ».

Verantwoording

De wijziging volgt uit een wens uitgedrukt in de commissie voor de justitie, teneinde de toepassing van de bepalingen van het Belgisch recht te waarborgen ingeval in het buitenlandse recht afstand wordt gedaan van de toepassing die het Belgische aanknopingspunt biedt. Deze aanwending van de theorie van de herverwijzing verschilt van de twee andere gevallen inzake erfopvolging en vennootschappen, doordat de herverwijzing in casu onvoorwaardelijk is en alleen het Belgisch recht ten goede komt (zogenaamde herverwijzing in de eerste graad). De draagwijdte ervan is beperkt tot de aangelegenheden inzake bekwaamheid. Derhalve kan een vreemdeling die volgens zijn nationaal recht bekwaam is, vallen onder de Belgische rechtsregels die de onbekwame beschermen. Ingeval hij volgens zijn nationaal recht daarentegen onbekwaam is, maar volgens de Belgische wetgeving bekwaam, zal de vreemdeling gelijk worden gesteld met de Belgen die zich in België bevinden. In casu wordt de voorkeur gegeven aan de onvoorwaardelijke herverwijzing boven de voorwaardelijke herverwijzing ­ die bijvoorbeeld slechts had kunnen plaatsvinden om een verworven bekwaamheid te ondersteunen ­, teneinde het voordeel van de bescherming verbonden aan de onbekwaamheid niet te beperken.

Nr. 51 VAN DE REGERING

Art. 35

De tekst van dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 35. ­ § 1. Het ouderlijk gezag en de voogdij, de vaststelling van de onbekwaamheid van een volwassen persoon en de bescherming van de onbekwame persoon of diens goederen worden beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied die persoon zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van de feiten die aanleiding geven tot de bepaling van het ouderlijk gezag, tot het openvallen van de voogdij of tot de goedkeuring van beschermingsmaatregelen. In geval van wijziging van de gewone verblijfplaats wordt de vaststelling van het ouderlijk gezag of van de voogdij aan een persoon die deze verantwoordelijkheid nog niet draagt, beheerst door het recht van de Staat van de nieuwe gewone verblijfplaats.

De uitoefening van het ouderlijk gezag of van de voogdij wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip waarop die uitoefening wordt aangevoerd.

§ 2. Ingeval het in § 1 aangewezen recht niet de mogelijkheid biedt de bescherming te waarborgen die de persoon of diens goederen vereisen, wordt de bescherming beheerst door het recht van de Staat waarvan de persoon de nationaliteit heeft.

Het Belgisch recht is van toepassing indien het materieel of juridisch onmogelijk blijkt om de maatregelen te nemen waarin het toepasselijk buitenlands recht voorziet. »

Verantwoording

In vergelijking met de oorspronkelijke tekst worden diverse wijzigingen ingevoerd.

1) De basisregel, bedoeld in het oorspronkelijke artikel 35, eerste lid, te weten dat de toepasselijke wetgeving de wetgeving is van de Staat van de gewone verblijfplaats van de te beschermen persoon, blijft ongewijzigd.

Er wordt evenwel voorgesteld de woorden « de bescherming van de onbekwame persoon of diens goederen » te vervangen door de woorden « de vaststelling van de onbekwaamheid van een volwassen persoon en de bescherming van de onbekwame persoon of diens goederen ». Zulks biedt de mogelijkheid de aanknopingscategorie af te stemmen op de gevallen bedoeld in de regel van de internationale bevoegdheid (artikel 33, zoals het is voorgesteld om te amenderen).

Tevens wordt voorgesteld de woorden « bij de instelling van de vordering » te vervangen door de woorden « op het tijdstip van de feiten die aanleiding geven tot het ouderlijk gezag, tot het openvallen van de voogdij of tot de goedkeuring van beschermingsmaatregelen » teneinde rekening te houden met het gegeven dat niet in alle gevallen een formele vordering moet worden ingesteld bij de rechtbank. Dit zal het geval zijn als de rechtsverhouding van rechtswege wordt vastgesteld krachtens de wet, bijvoorbeeld ingeval de wet toepasselijk op de toekenning van het ouderlijk gezag moet worden vastgesteld op het tijdstip van de geboorte van het kind.

2) De toevoeging van een tweede zin in het eerste lid is gegrond op het Verdrag van 's-Gravenhage inzake de bescherming van kinderen. Deze toevoeging biedt inzonderheid de mogelijkheid om, in geval van een gezin dat afkomstig is uit een Staat waar het ouderlijk gezag enkel bestaat ten gunste van de vader en dat zich vestigt in een Staat waar beide ouders het ouderlijk gezag uitoefenen, aan de moeder het ouderlijk gezag toe te kennen dat haar tot op dat tijdstip was geweigerd.

3) Paragraaf 1, tweede lid, is nieuw en eveneens gegrond op het Verdrag van 's-Gravenhage. Het ouderlijk gezag en de voogdij (bv. wanneer een beslissing moet worden genomen over een geschil tussen de ouders inzake de schoolkeuze) worden concreet uitgeoefend overeenkomstig de wetgeving toepasselijk op de gewone verblijfplaats van het kind. Het conflit mobile wordt geregeld op het tijdstip waarop de vraag wordt aangevoerd.

4) In de nieuwe § 2 worden het oorspronkelijke tweede en derde lid overgenomen. De wijzigingen die erin worden voorgesteld beogen de voorwaarden nader te bepalen waaronder de bescherming moet gelden, ingeval de toepassing van het door de conflictregel aangewezen buitenlands recht tot een resultaat kan leiden dat ontoereikende bescherming biedt of niet kan worden toegepast. Deze oplossingen zijn eveneens gegrond op het Verdrag van 's-Gravenhage van 1996 inzake de bescherming van kinderen.

Zoals in het oorspronkelijke eerste lid worden de woorden « bij de instelling van de vordering » in het oude tweede lid geschrapt, aangezien het element nationaliteit onder dezelfde voorwaarden moet worden beoordeeld als het element verblijfplaats in § 1.

Nr. 52 VAN DE REGERING

Art. 39

De tekst van dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 39. ­Een buitenlandse rechterlijke of administratieve beslissing betreffende de vaststelling of de verandering van naam of voornamen van een persoon, wordt in België niet erkend, ingeval naast het bestaan van een weigeringsgrond bedoeld in artikel 25 :

1º deze persoon in geval van vrijwillige verandering op het tijdstip van de verandering Belg was, tenzij de verkregen naam overeenstemt met de regels betreffende de vaststelling van de naam, van toepassing in de lidstaat van de Europese Unie waarvan de persoon eveneens de nationaliteit bezit; of

2º de vaststelling van de naam of voornamen niet overeenstemt met het Belgisch recht indien deze persoon Belg was op het tijdstip van de vaststelling; of

3º in de andere gevallen, deze vaststelling of deze verandering niet erkend wordt in de Staat waarvan deze persoon de nationaliteit bezit. »

Verantwoording

Deze wijzigingen beogen verschillende doelstellingen :

1. In eerste instantie wordt verduidelijkt dat zowel buitenlandse rechterlijke als buitenlandse administratieve beslissingen worden bedoeld, zoals in de memorie van toelichting reeds nader is bepaald.

2. In tweede instantie wordt het artikel geherstructureerd om het onderscheid tussen de gevallen betreffende een verandering van naam en de gevallen betreffende de vaststelling van de naam (bijvoorbeeld bij de toekenning van de naam bij de geboorte) duidelijk te maken.

In het 1º, dat betrekking heeft op een verandering van naam, wordt rekening gehouden met het arrest Garcia Avello d.d. 2 oktober 2003 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen waarin naar recht is gesteld : « Les articles 12 CE et 17 CE doivent être interprétés en ce sens qu'ils s'opposent à ce que, dans des circonstances telles que celles de l'affaire au principal, l'autorité administrative d'un État membre refuse de donner une suite favorable à une demande de changement de nom pour des enfants mineurs résidant dans cet État et disposant de la double nationalité dudit État et d'un autre État membre, alors que cette demande a pour objet que ces enfants puissent porter le nom dont ils seraient titulaires en vertu du droit et de la tradition du second État membre ».

Er moet worden opgemerkt dat in het arrest Garcia Avello uitsluitend uitspraak wordt gedaan inzake een administratieve naamsverandering en enkel de weigering om minderjarige kinderen de naam te geven waarvan zij houder zouden zijn krachtens het recht en de traditie van de tweede lidstaat, afgekeurd wordt. Wordt dus niet beoogd de vordering tot naamsverandering, die zou worden geformuleerd door een persoon met een dubbele nationaliteit die een vrij gekozen naam wenst te verkrijgen die niet beantwoordt aan de normale regels inzake de toekenning van de naam in de Staat waarop hij zich beroept.

De gekozen formulering is beperkt tot de gevolgen die verplicht zijn krachtens het arrest Garcia Avello, dat enkel van toepassing is op de onderdanen van de Europese Unie.

De formulering sluit niet uit dat België inzake het beleid betreffende naamsveranderingen kan opteren voor een gelijksoortige aanpak voor onderdanen van andere Staten (bij voorbeeld voor Zuid-Amerikaanse onderdanen die ook de Belgische nationaliteit hebben en voor hun kind tevens een dubbele naam zouden eisen). Men moet evenwel rekening houden met de specifieke omstandigheden.

Het 2º betreft het geval van de vaststelling van de naam, in een hypothese waarop het arrest Garcia Avello geen betrekking had, en handhaaft de in dit geval traditioneel toegepaste regel.

Zolang de materiële regels inzake de toekenning van de naam in België niet gewijzigd zijn, zou het paradoxaal zijn om aan de Belg die ­ misschien toevallig ­ in het buitenland geboren wordt, de kans te bieden gebruik te maken van mogelijkheden die het in België geboren kind niet heeft.

Door middel van de in aanmerking genomen oplossing kan bovendien de Belg worden beschermd aan wie, ingeval van geboorte in het buitenland, een naam zou worden toegekend die niet in overeenstemming is met ons recht. Het voorbeeld kan worden aangehaald van een kind dat met de Belgische nationaliteit geboren wordt in een Staat waarin de verblijfplaats als aanknopingspunt geldt, waarbij die Staat op dat kind zijn eigen wetgeving zou toepassen die verschilt van het Belgisch recht. Bij de terugkeer naar België is de betrokken persoon niet verplicht om een vordering tot naamsverandering in te dienen opdat zijn Belgische naam zou worden erkend en wel omdat de buitenlandse naam niet zal worden erkend. Indien hij evenwel voldoet aan de toepassingsvoorwaarden van het arrest Garcia Avello (de Belgische nationaliteit en die van een andere Staat van de Europese Unie bezitten), en indien hij oordeelt belang erbij te hebben, zou hij derhalve de mogelijkheid hebben een naamsverandering te bekomen ten gunste van de naam in overeenstemming met het recht van zijn tweede nationaliteit.

Het 3º heeft betrekking op de gevallen waarin niet is voorzien. Het gaat steeds om personen die de Belgische nationaliteit niet bezitten. In dit geval geldt de regel dat de vaststelling of de verandering van naam die in de Staat van zijn nationaliteit niet zou worden erkend, niet wordt erkend. Ingeval bijvoorbeeld aan een in een derde Staat geboren Fransman een naam wordt toegekend in overeenstemming met het recht van de Staat van geboorte, maar deze naam in Frankrijk niet wordt erkend, zal deze naam ook in België niet worden erkend.

Nr. 53 VAN DE REGERING

Art. 41

In het tweede lid de woorden « door Belgisch recht beheerst » vervangen door de woorden « beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied de persoon zijn gewone verblijfplaats had bij zijn verdwijning of, indien dit recht niet in die mogelijkheid voorziet, door Belgisch recht ».

Verantwoording

Krachtens de huidige regel wordt het Belgische recht in alle gevallen toegepast op het beheer van de goederen, zelfs als de goederen in het buitenland gelegen zijn. Deze eenzijdige oplossing lijkt buitensporig ingeval de boedel van de goederen in België onbelangrijk is. De voorgestelde regel biedt het voordeel dat op het beheer eenvormige rechtsregels kunnen worden toegepast, zulks door middel van een wetgeving die samenvalt met de wetgeving die de erfopvolging vaststelt, althans inzake het roerend vermogen, krachtens artikel 78.

Met de wijziging wordt evenwel een mogelijkheid behouden subsidiair het Belgisch recht toe te passen, ingeval het aangewezen recht geen regels bevat betreffende het beheer van de goederen van een afwezige.

Nr. 54 VAN DE REGERING

Art. 47

In § 2, 2º, de woorden « vastgesteld en » invoegen tussen de woorden « moet worden » en « overgeschreven ».

Verantwoording

Deze louter technische wijziging is een logische aanvulling van de lijst van de behandelde aangelegenheden, door vermelding van alle voorwaarden voor de neerlegging van de akte. Hoewel deze aanvulling elementair is, zou het vreemd zijn deze vraag, die centraal is in de regel van dit artikel, niet te vermelden.

Nr. 55 VAN DE REGERING

Art. 48

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 1, 1º, de woorden « of indien het ingeroepen gevolg een rechtshandeling beïnvloedt, op het tijdstip waarop deze handeling heeft plaatsgevonden » invoegen na de woorden « op het tijdstip dat die gevolgen worden ingeroepen ».

B. In § 1, 2º, de woorden « of indien het ingeroepen gevolg een rechtshandeling beïnvloedt, op het tijdstip waarop deze handeling heeft plaatsgevonden » invoegen na de woorden « op het tijdstip dat die gevolgen worden ingeroepen ».

Verantwoording

Deze toevoeging verduidelijkt de huidige tekst ingeval het twistpunt betrekking heeft op de geldigheid of de gevolgen van een handeling gesteld tussen echtgenoten of door een van beide. Een en ander is een waarborg voor de rechtszekerheid en voorkomt dat de geldigheidsvoorwaarden van de handeling kunnen worden beïnvloed door de latere wijziging van een aanknopingspunt.

Nr. 56 VAN DE REGERING

Art. 57

De tekst van dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 57. ­ Een in het buitenland opgestelde akte die de wilsverklaring van de man om het huwelijk te ontbinden vaststelt zonder dat de vrouw een zelfde recht had, wordt in België niet erkend indien zij niet gehomologeerd werd door een rechter in de Staat waar zij tot stand kwam, en indien naast het bestaan van een weigeringsgrond omschreven in artikel 25 :

1º de vrouw niet de mogelijkheid werd geboden bij de homologatie aanwezig te zijn;

2º de vrouw de ontbinding van het huwelijk niet op ondubbelzinnige wijze en zonder enige dwang heeft aanvaard;

3º op het tijdstip van de homologatie, een van de echtgenoten zijn gewone verblijfplaats had op het grondgebied van een Staat waarvan het recht deze vorm van ontbinding van het huwelijk niet kent;

4º op het tijdstip van de homologatie, een van de echtgenoten de nationaliteit had van een Staat waarvan het recht deze vorm van ontbinding van het huwelijk niet kent; de rechter kan evenwel deze voorwaarde uitsluiten indien de zaak op dat tijdstip geen andere betekenisvolle band met een dergelijke Staat vertoonde. »

Verantwoording

In vergelijking met de tekst van het wetsvoorstel, reikt dit amendement een belangrijk nieuw element aan : de ondubbelzinnige en ongedwongen aanvaarding door de vrouw, als voorwaarde opdat de eenzijdige ontbinding van het huwelijk rechtsgevolgen zou kunnen ressorteren.

Zoals hieronder wordt verduidelijkt, zou dit voorstel gepaard moeten gaan met een wijziging van het Belgisch recht voor die gevallen waarin het onmogelijk is om de juridische gevolgen van de verstoting onmiddellijk in België te erkennen.

De onrealistische vereiste van het wetsvoorstel op grond waarvan de vrouw akkoord moet gaan met de verstoting op het tijdstip van de homologatie ervan, moet dus worden vervangen door de vereiste op grond waarvan zij zulks doet ten laatste op het tijdstip van de vordering om juridisch gevolg te geven aan de verstoting. De homologatie is in vele landen in feite een passieve handeling vanwege de rechter. Deze registreert enkel de verstoting en gaat de geldigheid ervan niet na en evenmin of de vrouw ermee instemt. De vereiste van een uitdrukkelijk akkoord op dat tijdstip beantwoordt bijgevolg niet aan de realiteit waarmee het merendeel van de verstoten vrouwen wordt geconfronteerd.

De regel op dit punt niet wijzigen, zou de belangen van vele moslimvrouwen schaden, meer in het bijzonder van hen die een erkenning van de juridische gevolgen van de ontbinding van het huwelijk, die het gevolg is van de verstoting, willen bekomen teneinde bijvoorbeeld een nieuw gezinsleven te kunnen opbouwen in België met een nieuwe partner van hun keuze. Indien aan deze vrouwen deze erkenning wordt geweigerd, worden zij de gevangenen van hun statuut. Aangezien hun huwelijk reeds in hun land van herkomst is ontbonden, zouden zij er geen scheiding kunnen bekomen (in de veronderstelling dat deze procedure ook zou bestaan). Het zou voor hen ook niet mogelijk zijn een scheiding te bekomen in België, aangezien een Belgische rechter geen enkele bevoegdheid heeft om de scheiding uit te spreken in een dergelijke situatie waarin er geen enkele band is met België (zie artikel 42). Het zou voor hen dus onmogelijk zijn zich in het kader van de gezinshereniging bij hun nieuwe partner te voegen in België.

Om die reden stellen wij voor de vereiste te herformuleren door de mogelijkheid te bieden op een later tijdstip akkoord te gaan met de homologatie.

Bovendien moet « verstotingstoerisme » worden voorkomen. Derhalve is het beter de erkenning uit te sluiten ten aanzien van iedere vrouw die een nauwe band heeft met een land waarvan het recht deze vorm van ontbinding van het huwelijk niet kent. Aldus wordt voorkomen dat de verstoting van een vrouw wordt erkend die haar gewone verblijfplaats bijvoorbeeld in Frankrijk had op het tijdstip van de homologatie van de verstoting.

Het logische gevolg van dit voorstel de lege ferenda zou er eigenlijk in moeten bestaan om tevens onze regels van intern echtscheidingsrecht te wijzigen, met als doelstelling om deze vrouwen toe te staan om een echtscheiding te bekomen op grond van de eenvoudigst mogelijke procedure.

Naast deze wijzigingen met betrekking tot de grond moet, met het oog op een technische verduidelijking, § 2 worden ingevoegd in § 1. Daarin wordt uitdrukkelijk de voorwaarde nader bepaald op grond waarvan de erkenning is uitgesloten wanneer een gerechtelijke overheid in het land van herkomst niet tussenbeide is gekomen. Een oppervlakkige lezing van de huidige § 1 dreigt verkeerd te worden begrepen, te weten dat de akte wordt erkend zodra zij is gehomologeerd.

Nr. 57 VAN DE REGERING

Art. 59

Het tweede lid doen vervallen.

Verantwoording

Het tweede lid, waarvan de schrapping wordt voorgesteld, heeft betrekking op de bevoegdheid van de administratieve overheden om de sluiting of de beëindiging van een « relatie van samenleven » te registreren.

Dit tweede lid is in strijd met de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning, waarin is bepaald dat deze instelling open staat voor personen met een gemeenschappelijke woonplaats, ongeacht hun nationaliteit. De verklaring van de relatie van wettelijke samenwoning moet tegen ontvangstbewijs worden overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die vervolgens melding ervan maakt in het bevolkingsregister.

De beëindiging van de relatie wordt op dezelfde wijze ingeschreven in het bevolkingsregister.

Aangezien de sluiting en de beëindiging slechts concreet kunnen worden aan de hand van formaliteiten die enkel in België kunnen plaatsvinden, zou het niet mogelijk zijn deze formaliteiten door een buitenlandse overheid te doen vervullen.

Om dezelfde reden lijkt het niet wenselijk de Belgische administratieve overheden de bevoegdheid te verlenen om een relatie van samenleven naar buitenlands recht te sluiten of de beëindiging ervan te registreren, en wel omdat deze formaliteiten te nauw verbonden zijn met de bestuurlijke organisatie van het betrokken land.

De wijziging van de voorwaarden om een relatie van samenleven naar Belgisch recht te sluiten, zou noodzakelijkerwijs moeten gebeuren via een herziening van het zakelijk recht inzake wettelijke samenwoning naar Belgisch recht, een aangelegenheid die in dit Wetboek niet wordt behandeld.

Er moet evenwel worden onderstreept dat bepaalde Staten erin voorzien dat de rechter een eind kan maken aan de relatie van samenleven. Derhalve wordt de bevoegdheid van de Belgische rechter terzake (artikel 59, eerste lid) gehandhaafd. Ingeval een Belgische rechter de beëindiging van een relatie van samenleven moet uitspreken, met inachtneming van de artikelen 42 en 60, moet de betrokken buitenlandse Staat dit vonnis vervolgens al dan niet erkennen volgens de eigen erkenningsregels.

Aangezien de aangelegenheid van de relaties van samenleven een relatief recent verschijnsel is en nog volop evolueert, kan niet worden uitgesloten dat de kennis van deze instellingen en misschien een zekere harmonisering in de toekomst, de mogelijkheid zullen bieden de administratieve bevoegdheden terzake te wijzigen. In het huidige stand van deze aangelegenheid moet evenwel worden gekozen voor oplossingen die de betrokken personen een maximale rechtszekerheid bieden.

Nr. 58 VAN DE REGERING

Art. 60

De tekst van dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 60. ­ De relatie van samenleven wordt beheerst door het recht van de Staat op het grondgebied waarvan zij voor het eerst is geregistreerd.

Dit recht bepaalt inzonderheid de voorwaarden van de vaststelling van de relatie, de gevolgen van de relatie voor de goederen van de partijen, alsmede de oorzaken en de voorwaarden inzake de beëindiging van de relatie.

Artikel 54 is van analoge toepassing. Ingeval de relatie van samenleven evenwel niet bestaat in het aangewezen recht, wordt het recht toegepast van de Staat op het grondgebied waarvan de relatie is geregistreerd. »

Verantwoording

Deze wijziging strekt ertoe de relatie, zowel inzake het ontstaan ervan, de gevolgen voor de persoon en het vermogen als de voorwaarden betreffende de beëindiging ervan aan een enkele wet te onderwerpen. Op deze wijze kan worden voorkomen dat de onderscheiden aspecten van de relatie worden beheerst door verschillende wetten, gegrond op uiteenlopende opvattingen inzake de instelling. Deze dispariteit van de wetgevingen in het licht van de rechtsvergelijking recht pleit voor een verwijzing naar het recht van de registratie, want die oplossing is een waarborg voor een coherente aanknoping van bedoelde relatie.

Het is aangewezen eraan te herinneren dat in België de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning voor twee personen die een gemeenschappelijke woonplaats hebben het recht opent om een wettelijke samenwoning aan te gaan, ongeacht hun nationaliteit, mits ze bekwaam zijn om rechtshandelingen te stellen.

Het derde lid brengt echter een nuance aan inzake de enkele aanknoping van de instelling, zulks met betrekking tot de gevolgen ten aanzien van derden.

Nr. 59 VAN DE REGERING

Art. 66

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid invoegen, luidende :

« De Belgische rechters zijn bevoegd om de omzetting in een volle adoptie uit te spreken van een adoptie die niet leidt tot de verbreking van de bestaande band van afstamming onder de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, of indien de adoptie in België is vastgesteld ».

B. Na het tweede lid, dat het derde lid wordt, een nieuw lid invoegen, luidende :

De Belgische rechters zijn bevoegd om de herziening uit te spreken van een adoptie onder de voorwaarden bedoeld in het eerste lid ingeval de adoptie in België is vastgesteld of ingeval een rechterlijke beslissing waaruit de adoptie blijkt in België is erkend of uitvoerbaar is verklaard. »

Verantwoording

Deze technische wijzigingen houden verband met de bepalingen ingevoerd krachtens de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie.

Zij strekken ertoe nader te bepalen in welke gevallen de Belgische rechters bevoegd zijn om de omzetting van een adoptie in een volle adoptie, alsook om de herziening van een adoptie uit te spreken.

Nr. 60 VAN DE REGERING

Art. 67

In het eerste lid de woorden « de vaststelling van de adoptieve afstamming wordt » vervangen door de woorden « Onverminderd de toepassing van artikel 357 van het Burgerlijk Wetboek, wordt de vaststelling van de adoptieve afstamming ».

Verantwoording

De voorgestelde wijziging strekt ertoe de toepassing mogelijk te maken van het nieuwe artikel 357 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoerd bij de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie, waarin het volgende is bepaald : « Ongeacht het recht dat van toepassing is op de totstandkoming van de adoptie, moeten de voorwaarden voor adoptie gesteld in artikel 344-1 steeds vervuld zijn en moeten de adoptant of de adoptanten bekwaam en geschikt zijn om te adopteren. »

Krachtens artikel 344-1 is iedere adoptie onderschikt aan het hoger belang van het kind.

In de context van het internationaal privaatrecht heeft de verwijzing naar de « bekwaamheid » in artikel 357 van het Burgerlijk Wetboek betrekking op de noodzaak deze te onderzoeken, maar moet worden verwezen naar de wet aangewezen krachtens artikel 67 om de wettelijke voorwaarden vast te stellen die de adoptant moet vervullen, bijvoorbeeld de vaststelling van de leeftijd vereist om te kunnen adopteren.

Nr. 61 VAN DE REGERING

Art. 68

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Het opschrift van het artikel vervangen als volgt : « Recht toepasselijk op de toestemming ».

B. In het eerste lid de woorden « De toestemming van de geadopteerde en van zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers, evenals de wijze waarop zij wordt uitgedrukt, worden » vervangen door de woorden « Onverminderd de toepassing van artikel 358 van het Burgerlijk Wetboek, worden de toestemming van de geadopteerde en van zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers, evenals de wijze waarop zij wordt uitgedrukt ».

Verantwoording

A. Het nieuwe voorgestelde opschrift stemt beter overeen met de inhoud van het artikel.

B. Uit de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie volgt dat artikel 358 van het Burgerlijk Wetboek de toestemming van de geadopteerde, ouder dan 12 jaar, vereist ongeacht het toepasselijke recht, bij verwijzing naar artikel 348-1 van hetzelfde Wetboek. Artikel 358 voorziet eveneens erin dat in België slechts volle adoptie kan plaatsvinden indien, ingeval zulks vereist is, het kind, zijn moeder, zijn vader of zijn wettelijke vertegenwoordiger hebben toegestemd in een adoptie die tot gevolg heeft dat de bestaande band van afstamming tussen het kind en zijn moeder en vader wordt verbroken.

Het voorgestelde amendement beoogt de bescherming van de toepassing van deze bepalingen.

Nr. 62 VAN DE REGERING

Art. 71

De tekst van dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 71. ­ § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 359-2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt de omzetting van een adoptie beheerst door het recht toepasselijk krachtens de artikelen 67 tot 69.

§ 2. De herroeping van een adoptie wordt beheerst door het recht toepasselijk krachtens de artikelen 67 tot 69. De aanknopingsfactoren worden evenwel beoordeeld naar gelang van de concretisering ervan op het tijdstip van de totstandkoming van de adoptie.

§ 3. De herziening van een adoptie wordt beheerst door het Belgisch recht. »

Verantwoording

Het volledige amendement strekt ertoe het artikel aan te passen aan de nieuwe bepalingen van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie. Het beoogt de bepalingen van de wetsconflicten betreffende de omzetting en de herziening, die krachtens voornoemde wet van 24 april 2003 zijn ingevoegd in de artikelen 359-3 en 359-5 van het Burgerlijk Wetboek, in het wetboek bijeen te brengen zonder de inhoud ervan te wijzigen. Bijgevolg moet de tekst van deze artikelen worden aangepast (zie de amendementen betreffende de artikelen 129-1 en 135).

Het amendement breidt de regel die de totstandkoming van de adoptie beheerst, uit tot de verschillende vorderingen, alsmede tot de herroeping, in tegenstelling tot de huidige tekst van het voorstel waarin het conflit mobile wordt opgelost door de aanknopingspunten op de dag van de vordering te concretiseren. Volgens het amendement worden de voorwaarden voor de herroeping vastgesteld naar gelang van de aanknopingspunten zoals zij zouden bestaan op het tijdstip van de totstandkoming van de adoptie, zonder rekening te houden met een verandering van nationaliteit of van verblijfplaats, hetgeen de mogelijkheid biedt een eenheid te waarborgen in de wet die geldt voor de totstandkoming en de herroeping, zulks met het oog op rechtszekerheid.

Nr. 63 VAN DE REGERING

Art. 72

De tekst van dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 72. ­ In afwijking van de bepalingen van deze wet wordt een buitenlandse rechterlijke beslissing of openbare akte houdende totstandkoming, omzetting, herroeping, herziening of vernietiging van een adoptie niet erkend in België ingeval de bepalingen van de artikelen 365-1 tot 366-3 van het Burgerlijk Wetboek niet zijn vervuld en een beslissing bedoeld in artikel 367-1 van hetzelfde Wetboek niet is geregistreerd overeenkomstig artikel 367-2 van dit Wetboek. »

Verantwoording

De wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie voorziet in een autonoom instrument voor de erkenning van beslissingen inzake adoptie. Op grond daarvan is het verplicht een beroep te doen op een administratieve overheid die een beslissing moet nemen over de erkenning. Het is dus coherent de voorrang te geven aan dit instrument. Er zou met andere woorden geen sprake mogen zijn van erkenning van rechtswege van een buitenlandse beslissing in de zin van artikel 22 ­ of van artikel 31 ­, noch van de indiening van een vordering voor de rechtbank bedoeld in artikel 23, teneinde een buitenlands vonnis te erkennen. De krachtens artikel 144 van de Grondwet toegekende rechten worden vanzelfsprekend gevrijwaard. De persoon die belang erbij heeft ­ of het openbaar ministerie ­ , en beroep wenst in te stellen tegen een beslissing van de administratieve overheid die weigert een buitenlandse beslissing te erkennen, zal de gemeenrechtelijke rechtsmiddelen kunnen aanwenden tegen deze beslissing (artikel 367-2, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek).

De minister van Justitie,

Laurette ONKELINX.


Nr. 64 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Art. 57

De tekst van dit artikel vervangen als volgt:

« Art. 57. ­ Elke huwelijksontbinding in het buitenland door één der echtgenoten bekomen overeenkomstig regels die niet onder dezelfde voorwaarden toegankelijk zijn voor elke echtgenoot, is in strijd met de openbare orde en maakt een grove belediging uit in de zin van artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek.

Voor zover de Belgische rechter op grond van artikel 42 bevoegd is, heeft de echtgenoot die overeenkomstig de voormelde buitenlandse regels ongelijk behandeld werd, het recht de ontbinding van het huwelijk te vragen op grond van artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek, op last van de echtgenoot die de huwelijksontbinding eenzijdig heeft bekomen.

Indien het Belgisch recht niet van toepassing is, spreekt de rechter de echtscheiding uit overeenkomstig het recht aangewezen door artikel 55, voor zover dit recht de in het vorig lid bedoelde vorm van echtscheiding kent. Kent het aangewezen recht dit niet, dan wordt het Belgisch recht toegepast. »

Verantwoording

De eenzijdige huwelijksontbinding is in strijd met de openbare orde en de rechten van verdediging. In het bijzonder is de eenzijdige huwelijksontbinding in strijd met het principe van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen dat is opgenomen in de Belgische Grondwet.

Het feit van de eenzijdige huwelijksontbinding zelf én de zwaarwichtige effecten ervan creëren een grond tot echtscheiding op basis van feiten, meer bepaald de grove belediging.

De regeling die wordt voorgesteld in het Wetboek van het internationaal privaatrecht is niet verregaand genoeg, omdat zij de eenzijdige huwelijksontbinding principieel toelaat, mits aan een aantal voorwaarden werd voldaan.

De kritiek op dit artikel vanwege de Raad van State luidde dat het artikel niet garant staat voor de afwezigheid van dwang, en dat het wellicht beter zou zijn om een strijdigheid met de openbare orde als basisprincipe te behouden. Ook de Franse cassatierechtspraak heeft het principe van verstoting als strijdig met de openbare orde aanzien. Daar ging het zelfs over een verstoting, in Marokko, tussen Marokkaanse echtgenoten. De strijdigheid, bestaande uit de ongelijke behandeling van man en vrouw, is dus in Frankrijk als algemeen principe erkend.

Aangezien het ondubbelzinnig karakter van deze instemming en de afwezigheid van dwang vaak zeer moeilijk uit de in het buitenland gevoerde procedure zal kunnen opgemaakt worden, wordt aan de vrouw de mogelijkheid geboden om de Belgische rechter te verzoeken tot omzetting van de eenzijdige huwelijksontbinding in een echtscheiding op grond van bepaalde feiten, ten laste van de echtgenoot die de eenzijdige huwelijksontbinding bekomen heeft.

Dit amendement bevestigt ondubbelzinnig de strijdigheid met de openbare orde van elke vorm van echtscheiding waarin de ene echtgenoot bij de ontbinding van het huwelijk niet op gelijke voet werd behandeld ten aanzien van de andere echtgenoot, en stelt duidelijk dat deze ongelijke behandeling een beledigend karakter heeft voor de ongelijk behandelde echtgenoot.

Er wordt in het amendement verwezen naar de algemene bevoegdheidsregels van de Belgische rechtbanken inzake echtscheiding.

In het belang van de vrouw wordt, wat betreft het toepasselijk recht, voorzien in een uitzondering vergelijkbaar met deze van artikel 55, § 3 : erkent het aangewezen recht de echtscheiding op grond van feiten niet, dan is het Belgisch recht (artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek) van toepassing.

Deze subsidiaire toepassing is te verantwoorden vanuit het gegeven dat de verstoting principieel strijdig is met de openbare orde, en dus in elke geval waarin de Belgische rechter bevoegd is, als een grond tot ontbinding van het huwelijk op basis van feiten moet kunnen aanzien worden.

Sabine de BETHUNE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Erika THIJS.

Nr. 65 VAN M. DESTEXHE

(Subamendement op amendement nr. 41 van de dames Lizin et Bousakla)

Art. 57

Het voorgestelde A) wijzigen als volgt :

« A. In § 1 de woorden « kan slechts in België worden erkend ... waar zij tot stand kwam. » vervangen door de woorden « kan in België niet worden erkend behalve wanneer de vrouw daarom uitdrukkelijk en zonder enige dwang verzoekt. »

Het huwelijk kan nooit worden ontbonden indien een van de echtgenoten verblijft in een land waarvan het recht de verstoting niet erkent ». »

Verantwoording

Zoals mevrouw Lizin voorstelt is het raadzaam uit te gaan van een formeel verbod eerder dan van het voorgestelde artikel 57, ten eerste omdat het de verstoting niet streng genoeg veroordeelt en ten tweede omdat het de vrije en niet gedwongen aanvaarding door de verstoten vrouw niet waarborgt. Er moeten evenwel uitzonderingen komen die in voorkomend geval in het belang van de verstoten vrouw zijn (zij kan een nieuw bestaan opbouwen, een onderhoudsuitkering of kindergeld ontvangen, enz.). Belangrijk is ook te weten dat een Belgische rechter een echtscheiding door verstoting hoe dan ook niet kan erkennen wanneer er geen band met België bestaat. Zo kan een vrouw geen nieuwe relatie beginnen met haar nieuwe Belgische echtgenoot.

De verstoting is onaanvaardbaar niet alleen wanneer een van de echtgenoten in België verblijft (zie artikel 57) maar ook in elk ander land dat de verstoting niet erkent (zie het tweede deel van dit subamendement).

Alain DESTEXHE.

Nº 66 VAN DE DAMES LIZIN EN BOUSAKLA

(Subamendement op amendement nr. 56 van de regering)

Art. 57

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 57. ­ Een in het buitenland opgestelde akte die de wilsverklaring van de man om het huwelijk te ontbinden vaststelt zonder dat de vrouw een zelfde recht had, kan in België niet worden erkend. »

Verantwoording

Het voorgestelde artikel 57, en dan vooral de eerste paragraaf, legt voorwaarden op voor de erkenning van verstoting in België.

Vanwege de grondwettelijke waarden en de gelijkheid van mannen en vrouwen die in België gewaarborgd zijn, is een dergelijke bepaling onaanvaardbaar in het Belgisch recht. De verstotingsprocedure en al haar gevolgen zijn een vernedering voor de vrouw.

De verstoting is een eenzijdige handeling van de man, die hij absoluut willekeurig uitoefent en waarin de vrouw niet kan toestemmen. Voor de vrouw is het een kaakslag aangezien de verstoting haar onderwerping aan het gezag van de man uitdrukkelijk illustreert.

Die handeling maakt de betrekkingen binnen het koppel erg delicaat : vrouwen hebben geen andere keuze dan de wil van hun man te ondergaan.

Het wordt hoog tijd dat de vrouw niet meer wordt beschouwd als een object zonder rechten. Alle middelen moeten worden ingezet om de erkenning van die discriminerende praktijk in het Belgisch recht te weigeren en de vrouw haar waardigheid terug te geven. Daarom wil dit amendement artikel 57 van het wetsvoorstel houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht wijzigen en de erkenning van die handeling in België volstrekt verbieden.

Anne-Marie LIZIN.
Mimount BOUSAKLA.