2-869/1

2-869/1

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

18 JULI 2001


Voorstel van resolutie over de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Doha

(Ingediend door mevrouw Marie-José Laloy c.s.)


De Senaat,

A. gelet op de teksten en voorstellen van resoluties aangenomen door nationale en internationale instanties (standpunt van de Belgische regering van 7 oktober 1999 betreffende de derde ministeriële vergadering van de WTO in Seattle; het besluit van de Raad van de Europese Unie dat het onderhandelingsmandaat van de Unie voor de derde ministerconferentie van de WTO vastlegt; resolutie 2-93 betreffende de Millennium Round, ingediend bij de Senaat op 1 oktober 1999; resolutie 50/0188 betreffende de Millennium Round, ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers op 21 oktober 1999; resolutie 50/112 betreffende het opstarten van onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie, door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen op 25 november 1999);

B. overwegende dat de plannen voor nieuwe onderhandelingen sinds de derde ministerconferentie in Seattle stuiten op het verzet van de meeste ontwikkelingslanden;

C. overwegende dat dit verzet ingegeven is door, enerzijds, problemen met de uitvoering van de verplichtingen aangegaan tijdens de Uruguay Round en, anderzijds, het ontbreken van een evaluatie van de gevolgen van de liberalisering voor de markten die niet alleen rekening houdt met economische, financiële en commerciële aspecten, maar ook met de sociale, culturele en milieudimensie;

D. overwegende dat de werkzaamheden van de Algemene Raad van de WTO slechts gedeeltelijk bijgedragen hebben tot het wegwerken van deze problemen;

E. overwegende daarenboven dat de ontwikkelingslanden nog steeds benadeeld worden door buitengewoon hoge tariefbarrières in sectoren die voor hen van cruciaal belang zijn, terwijl diezelfde landen hun economie hebben moeten openstellen onder druk van verschillende liberalisatiegolven;

F. overwegende dat de Conferentie van de Verenigde Naties over de minst ontwikkelde landen, die in Brussel van 13 tot 20 mei 2001 plaatsvond, opnieuw duidelijk gemaakt heeft dat de globalisering niet noodzakelijk positieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de armste landen en dat meer en meer mensen belanden in onaanvaardbare armoede;

G. overwegende dat bij gebrek aan een efficiënte regulering, de geliberaliseerde markt op wereldniveau de burgerlijke en politieke rechten miskent, alsook de economische, sociale en culturele rechten, het milieu, de ethiek en de bescherming van de consumenten;

H. overwegende dat, wat het milieu betreft, de preambule van het Verdrag tot oprichting van de WTO de optimale benutting van de hulpbronnen, de duurzame ontwikkeling en de milieubescherming als fundamentele doelstellingen van de organisatie vooropstelt;

I. overwegende dat alle leden van de WTO zich tijdens de eerste ministerconferentie van de WTO in Singapore verbonden hebben om de fundamentele normen van de IAO na te leven, en dat het sindsdien onmogelijk is gebleken een akkoord te bereiken over de te nemen maatregelen ter naleving van deze verbintenis;

J. overwegende dat de regels betreffende de werking, de besluitvorming en het bijleggen van geschillen nadelig zijn voor ontwikkelingslanden;

K. overwegende dat de WTO op het vlak van de democratie tekortschiet aangezien alle landen in concreto niet op gelijke voet behandeld worden;

L. overwegende dat dit tekort verergerd wordt door het feit dat de nationale en regionale parlementen onvoldoende betrokken worden bij de onderhandelingen binnen de WTO;

M. overwegende dat de WTO een ondoorzichtige instelling blijft, wat vele burgers als onrustwekkend ervaren;

N. overwegende bijgevolg dat de aanzet tot een nieuwe multilaterale onderhandelingsronde eerst gegeven kan worden indien het programma ervan in de eerste plaats tot doel heeft de globalisering een menselijker tintje te geven;

O. overwegende dat het onaanvaardbaar zou zijn dat een nieuwe onderhandelingsronde op gang gebracht wordt die er opnieuw op gericht is de markten te openen, waarbij in de marge enkele vage overwegingen op sociaal vlak en op het vlak van het milieu geformuleerd worden;

verzoekt de regering :

1. in samenspraak met de gemeenschappen en gewesten het standpunt nader te bepalen dat zij op 15 december 2000 meegedeeld heeft in haar prioriteitennota voor het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, door ervoor te zorgen dat België pas deelneemt aan een nieuwe onderhandelingsronde indien deze erop gericht is :

­ rekening te houden met de specifieke belangen van de ontwikkelingslanden, door aan de landen met een zwakke industriële structuur dank zij een flexibele vorm van vrijhandel de mogelijkheid te geven hun ontluikende industrie te beschermen,

­ de wanverhoudingen ten nadele van de ontwikkelingslanden die de vorige WTO-akkoorden tot stand hebben gebracht, te blijven rechtzetten;

­ bij een nieuwe liberalisering van de wereldhandel evaluaties van de effecten op sociaal vlak en op het milieu in te bouwen,

­ de regels inzake handeldrijven af te stemmen op de milieu-eisen opdat onder meer de multilaterale milieu-overeenkomsten zwaarder doorwegen dan die regels en het voorzorgsbeginsel in de oprichtingsovereenkomst van de WTO komt te staan,

­ bij te dragen tot de naleving van de fundamentele sociale rechten zoals bepaald in de basisverdragen van de IAO (verbod op dwangarbeid en kinderarbeid, vakbondsvrijheid en collectieve onderhandelingen, non-discriminatie),

­ duidelijk te stellen dat de regels van de WTO niet verhinderen dat er labels komen die een sociaal verantwoorde productie promoten,

­ meer inspanningen te leveren om de samenwerking tussen het secretariaat van de IAO en de WTO op een formele wijze te regelen,

­ de diensten die een universele erkenning van de gelijkheid tussen de mensen inhouden, zoals de gezondheidszorg, het onderwijs en de tewerkstellingssector, buiten het toepassingsgebied van de GATS te plaatsen,

­ het behoud te waarborgen van de bijna uitzonderingsregel die geldt voor cultuur in het kader van de algehele libelarisering van de handel in goederen en diensten,

­ de kwestie van de elektronische handel te behandelen door ervoor te zorgen dat deze activiteit niet aan de fiscaliteit ontsnapt en dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wettelijk beschermd wordt,

­ ervoor te zorgen dat een multifunctionele en duurzame landbouw behouden en bevorderd wordt door handelsreglementen uit te vaardigen die overeenstemmen met de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling, de milieubescherming, de voedselveiligheid, de bestrijding van de armoede en de plattelandsontwikkeling,

­ de TRIPS-akkoorden te herzien teneinde het onevenwicht te herstellen dat nu in het voordeel speelt van de houders van intellectuele eigendomsrechten door het recht op leven en op gezondheid te laten primeren op de regels van het intellectuele eigendom, door de parallelle import van gepatenteerde geneesmiddelen zonder het akkoord van de eigenaars van de patenten te vergemakkelijken zodat ontwikkelingslanden gemakkelijker toegang verkrijgen tot essentiële geneesmiddelen, door het patenteren van levende organismen te verbieden en door de regels van de WTO in overeenstemming te brengen met de internationale Conventie over de biodiversiteit;

2. erop toe te zien dat een nieuwe commerciële onderhandelingsronde gepaard gaat met een democratisering van de WTO door ervoor te zorgen dat alle lidstaten beschikken over een gelijke toegang tot informatie en over gelijke kansen om aan de onderhandelingen deel te nemen, door de nationale en regionale parlementen ruimer te betrekken bij de onderhandelingen en door de sociale partners en het maatschappelijk middenveld te betrekken bij het bepalen van het standpunt dat de regering eventueel zal verdedigen;

3. erop toe te zien dat een nieuwe onderhandelingsronde de kwestie regelt van de potentiële conflicten tussen de regels van de internationale handel en de andere internationale verbintenissen van Staten in essentiële domeinen als de sociale rechten of de milieubescherming, door een hiërarchie van normen op te stellen waarbij deze laatste de voorrang krijgen op commerciële normen;

4. de democratisering van de WTO op te nemen in een ruimere hervorming van het internationale multilaterale stelsel teneinde de samenhang in het beheer van de openbare wereldorganisaties te versterken en het concept van een goed beheer op wereldniveau te bevorderen.

Marie-José LALOY.
Jean CORNIL.
Philippe MAHOUX.
Myriam VANLERBERGHE.