2-244/15 | 2-244/15 |
23 JANUARI 2001
(Subamendement op amendement nr. 15 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het voorgestelde artikel vervangen als volgt :
« Art. 4. De voorafgaande verklaring die een meerderjarige schriftelijk heeft opgesteld voor het geval dat hij niet meer bij bewustzijn is en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is, waarin hij zijn wil te kennen geeft dat een arts in dat geval een euthanasie verricht, heeft slechts indicatieve waarde. Indien de patiënt in deze voorafgaande verklaring een vertrouwenspersoon heeft aangewezen, moet deze de arts inlichten over het bestaan van een dergelijke verklaring. »
Verantwoording
Dit artikel 4 moet duidelijker worden geredigeerd. Indien het artikel gehandhaafd blijft, is het niet raadzaam te vermelden dat elkeen een dergelijke verklaring kan opstellen, want dit spreekt vanzelf, maar moet wel duidelijk bepaald worden dat indien er een dergelijke verklaring bestaat, deze slechts indicatieve waarde kan hebben voor de arts, temeer omdat de patiënt per definitie niet meer in staat is zijn wil te bevestigen of te ontkennen, zoals het geval is voor de patiënt die bij bewustzijn is (artikel 3).
Zo kan de eventueel door de persoon aangewezen vertrouwenspersoon diens plaats niet innemen voor een dergelijke belangrijke beslissing. Zijn rol moet beperkt blijven tot het inlichten van de arts over de wilsbeschikking van de patiënt.
(Subamendement op amendement nr. 15 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :
« Art. 4. Elke meerderjarige kan schriftelijk, op de manier die hij geschikt acht, richtlijnen opstellen met betrekking tot de omstandigheden van zijn levenseinde voor het geval hij niet meer in staat zou zijn zijn wensen kenbaar te maken. Dit document heeft een indicatieve waarde voor de arts. »
Verantwoording
Deze tekst neemt de formulering over van een van de voorgestelde bepalingen uit het « voorstel betreffende de begeleiding bij het levenseinde » waarmee de senatoren Zenner, de T' Serclaes, Galand, Destexhe en Hordies op 9 juni 2000 een bijdrage wilden leveren tot het debat.
Deze tekst volgt op de voorstellen over het recht op informatie en op toestemming, en betreft de hypothese waarin de patiënt zijn wil niet meer kan uiten. Voor de indieners van het amendement spreekt het vanzelf dat zo'n document slechts een indicatieve waarde kan hebben wanneer de patiënt niet meer in staat is zijn wil te bevestigen. Het kan nooit een rechtvaardiging zijn voor euthanasie toegepast op een bewusteloze patiënt.
(Subamendement op amendement nr. 15 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het achtste lid van het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :
« Die verklaring alsmede eventueel de naam van de vertrouwenspersoon die de patiënt heeft aangewezen, wordt in het dossier van de patiënt bij zijn huisarts bewaard. »
Verantwoording
Het lijkt logischer dat een wilsverklaring bewaard wordt in het medisch dossier van de patiënt bij zijn huisarts. Volgens de geldende regels moet de huisarts bij een ziekenhuisopname van de patiënt door de behandelende geneesheer op de hoogte worden gebracht. Bovendien is het nuttig dat de huisarts een gesprekspartner is voor de patiënt die een dergelijke verklaring met kennis van zaken wil opstellen.
Nathalie de T' SERCLAES. |
(Subamendement op amendement nr. 15 van mevrouw Leduc c.s.)
Art. 4
Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :
« § 1. Elke handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige persoon kan, voor het geval dat hij zijn wil niet meer kan uiten, schriftelijk zijn voorkeur voor of zijn bezwaren tegen bepaalde medische handelingen kenbaar maken.
Hij kan daarin onder meer vooraf zijn wil te kennen geven dat een arts euthanasie toepast indien deze arts er zich van verzekerd heeft :
dat hij lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
hij niet meer bij bewustzijn is;
en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.
In de wilsverklaring kunnen een of meer vertrouwenspersonen in volgorde van voorkeur aangewezen worden, die de behandelende arts op de hoogte brengen van de wil van de patiënt. Elke vertrouwenspersoon vervangt zijn of haar in de wilsverklaring vermelde voorganger in geval van weigering, verhindering, onbekwaamheid of overlijden. De behandelende arts van de patiënt, de geraadpleegde arts en de leden van het verplegend team kunnen niet als vertrouwenspersoon optreden.
De wilsverklaring kan op elk moment worden opgesteld. Zij moet schriftelijk worden opgemaakt ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt en moet gedateerd en ondertekend worden door degene die de verklaring aflegt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(en).
Indien de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen fysiek blijvend niet in staat is om een wilsverklaring op te stellen en te tekenen, kan hij een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel voordeel heeft bij het overlijden van de betrokkene, aanduiden, die zijn verzoek schriftelijk opstelt in aanwezigheid van een tweede meerderjarige persoon, aangeduid door de betrokkene. De wilsverklaring vermeldt dat de betrokkene niet in staat is te tekenen en waarom. De twee aangewezen personen dienen de verklaring te dateren en te tekenen.
Met de wilsverklaring wordt alleen rekening gehouden indien zij minder dan vijf jaar vóór het ogenblik waarop betrokkene zijn wil niet meer kan uiten, is opgesteld of bevestigd.
De wilsverklaring kan op elk moment aangepast of ingetrokken worden.
De Koning bepaalt hoe de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.
§ 2. De arts die euthanasie toepast, ten gevolge van een wilsverklaring zoals voorzien in § 1, pleegt geen misdrijf indien deze arts er zich van verzekerd heeft :
dat de patiënt lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
dat hij niet meer bij bewustzijn is;
en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is;
en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij vooraf :
1º een andere arts raadplegen over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiënt en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt de patiënt. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. Indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen brengt de behandelende arts deze vertrouwenspersoon op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging.
De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen;
2º indien er een verplegend team is dat in regelmatig contact staat met de patiënt, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met het team of leden van dat team;
3º indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, het verzoek van de patiënt met hem bespreken;
4º indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met de naasten van de patiënt die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen.
De wilsverklaring, alsook alle handelingen van de behandelende arts en het resultaat ervan met inbegrip van het verslag van de geraadpleegde arts, worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt. »
Verantwoording
De wijzigingen aan de artikelen 4 en 4bis strekken ertoe de wet in overeenstemming te brengen met de aangenomen tekst van artikel 3.
Het leek ook logischer om de artikelen 4 en 4bis samen te voegen tot een nieuw artikel 4 met een eerste en een tweede paragraaf, die euthanasie na een wilsverklaring behandelen, parallel met artikel 3 dat bepaalt onder welke voorwaarden euthanasie niet strafbaar is.
De eerste paragraaf behandelt de voorwaarden voor het opstellen van deze wilsverklaring en biedt de betrokkene de mogelijkheid een of meer vertrouwenspersonen aan te wijzen om hem te vertegenwoordigen.
Het amendement bepaalt ook de inhoud van deze verklaring, namelijk de wil van de betrokkene om euthanasie toe te passen als de arts vaststelt :
1. dat de patiënt lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
2. dat hij niet meer bij bewustzijn is, met andere woorden in een coma ligt;
3. en dat deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.
Artikel 4, § 1, derde lid :
De term « gemandateerde » wordt vervangen door « vertrouwenspersoon »; de indieners van het voorstel hadden geenszins de bedoeling de vertrouwenspersoon bevoegdheid te geven in de zin van artikel 1984 van het Burgerlijk Wetboek.
De « vertrouwenspersoon » kan niet handelen in naam van de betrokkene, maar de arts die de patiënt behandelt, is wel verplicht deze persoon in te lichten over de raadpleging die wordt beschreven in artikel 4, § 2, eerste lid. De arts is ook verplicht het verzoek van de patiënt te bespreken met deze vertrouwenspersoon en met de naasten van de patiënt die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen.
Artikel 4, § 1, vierde lid :
Conform artikel 3 wordt verduidelijkt dat minstens een van de twee getuigen geen materieel belang heeft bij het overlijden van de betrokkene.
Artikel 4, § 1, vijfde lid :
Indien de betrokkene door een fysieke handicap niet in staat is te schrijven, kan hij derden aanwijzen die zijn verzoek schriftelijk kunnen opstellen.
In dit lid wordt enkel een fysieke en technische onbekwaamheid om te schrijven bedoeld.
Het amendement bepaalt dat de betrokkene twee personen kan aanwijzen, van wie er minstens één geen enkel voordeel heeft bij zijn overlijden.
Artikel 4, § 1, zevende lid :
Het is belangrijk te benadrukken dat de verklaring te allen tijde kan worden aangepast of ingetrokken.
Artikel 4, § 1, achtste lid :
Er wordt voorgesteld dat de Koning bepaalt hoe de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd, herbevestigd of ingetrokken en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.
Een vergelijkbare procedure wordt momenteel toegepast in het kader van de wet betreffende het wegnemen en transplanteren van organen (wet van 13 juni 1986).
Artikel 4, § 2 :
Parallel met artikel 3 wordt hier duidelijk gesteld dat de arts die euthanasie toepast, geen misdrijf pleegt indien hij handelde volgens de in dit wetsvoorstel voorgeschreven voorwaarden. Deze voorwaarden hebben betrekking op de wilsverklaring, de toestand van de patiënt en het naleven van de voorgeschreven procedure.
(Subamendement op amendement nr. 16 van de heer Monfils c.s.)
Art. 4bis
Het voorgestelde artikel 4bis doen vervallen.
Verantwoording
Zie amendement nr. 291.
Jeannine LEDUC. Myriam VANLERBERGHE Jacinta DE ROECK. Jan REMANS. Philippe MONFILS. Philippe MAHOUX. |