2-623/1 | 2-623/1 |
15 JANUARI 2001
Het wetsvoorstel heeft tot doel de pecuniaire gevolgen van het bepaalde in het nieuwe artikel 60bis van de bijzondere wet op het Arbitragehof te regelen en het geldelijk statuut van de referendarissen bij het Arbitragehof opnieuw gelijk te stellen met het geldelijk statuut van de referendarissen bij de Raad van State.
Artikel 1
Het betreft een aangelegenheid waarvoor Kamer en Senaat op gelijke voet bevoegd zijn.
Artikel 2
Met dit artikel wordt beoogd de gelijkschakeling te herstellen tussen de pecuniaire loopbaan van de referendarissen bij het Arbitragehof en die van de referendarissen bij de Raad van State, zoals zij uitdrukkelijk werd gewild door de wetgever bij de goedkeuring van de wet van 6 januari 1989 betreffende de wedden en pensioenen van de rechters, de referendarissen en de griffiers van het Arbitragehof en zoals zij bestond tussen de inwerkingtreding van die wet en die van de wet van 25 mei 1999.
Die gelijkschakeling werd immers doorbroken door de wet van 25 mei 1999 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, van de wet van 5 april 1955 inzake de wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State, alsook van het Gerechtelijk Wetboek, waarbij in artikel 71, § 3, a) en b), van voormelde gecoördineerde wetten op de Raad van State, het woord « dertien » telkens werd vervangen door het woord « elf ».
Artikel 3
In dit artikel wordt bepaald dat de rechter die overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof in functie blijft, verder zijn wedde als rechter geniet en niet zijn pensioen.
Artikel 4
Dit artikel regelt de datum van inwerkingtreding van de wet, die, zoals voor de inwerkingtreding van artikel 60bis van de bijzondere wet, is vastgesteld op 1 maart 2001.
Artikel 2 treedt evenwel reeds in werking op 1 oktober 2000, datum waarop voor enkele referendarissen de gelijkschakeling van het pecuniair statuut toepasbaar is geworden.
Armand DE DECKER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 1, laatste lid, van de wet van 6 januari 1989 betreffende de wedden en pensioenen van de rechters, de referendarissen en de griffiers van het Arbitragehof worden de woorden « tien » en « dertiende » respectievelijk vervangen door de woorden « acht » en « elfde ».
Art. 3
Artikel 4 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « De voorzitters en rechters van het Arbitragehof die hun functie uitoefenen krachtens artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, genieten hun wedde overeenkomstig de bepalingen vastgesteld in deze wet, en niet hun pensioen. »
Art. 4
Deze wet treedt in werking op 1 maart 2001, met uitzondering van artikel 2, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2000.
Armand DE DECKER.
Ludwig CALUWÉ. Jean-Marie HAPPART. Marcel CHERON. Frans LOZIE. Michel BARBEAUX. Philippe MONFILS. |