2-426/1 | 2-426/1 |
5 MEI 2000
De wijziging van het Wetboek van strafvordering ten gevolge van de wet-Franchimont heeft in ons strafrechtelijk systeem de grondslagen gelegd voor een slachtofferrecht. Om alle betrokken partijen gelijke middelen te geven voor de verdediging van hun belangen in het strafproces, biedt de nieuwe wet nu zowel aan de slachtoffers als aan de daders van het schadeverwekkende feit de mogelijkheid om inzage te verkrijgen in het onderzoeksdossier.
Dat is zeker een niet te verwaarlozen vooruitgang. Met deze regeling is men er echter niet in geslaagd een obstakel op te ruimen dat in heel wat gevallen moeilijk te overwinnen is voor de slachtoffers die hun rechten voor de rechtbank moeten verdedigen, namelijk de kostprijs van de rechtspleging.
Wanneer de slachtoffers in hun hoedanigheid van burgerlijke partij een afschrift wensen van het dossier of van delen ervan, staan ze voor een buitensporig hoge kostprijs voor de fotokopieën die thans vastgesteld is op 30 frank per gefotokopieerde bladzijde. Als men weet dat een misdrijf aan een gerechtelijk onderzoek wordt onderworpen wegens de omvang of de complexiteit van de zaak en dat deze behandeling over het algemeen aanleiding geeft tot een zeer omvangrijk dossier, dan kan men al vermoeden dat de kosten van een afschrift van dit dossier voor de burgerlijke partijen in vele gevallen een obstakel vormen of een echte rem zetten op de mogelijkheid van de slachtoffers om hun verdediging op correcte wijze te voeren in het aanstaande proces.
Men kan zich dan ook zorgen maken over deze toestand die haaks staat op de huidige ontwikkeling van ons strafrecht wanneer men vaststelt dat de hervormingen van het gerecht die de afgelopen jaren ingevoerd zijn, een versterking van het slachtofferrecht op het oog hebben en een vlottere toegang tot het gerecht voor iedereen.
Dit voorstel heeft tot doel die toestand te verhelpen in een aantal omstandigheden die naar ons aanvoelen bijzonder tegen de borst stuiten wegens de delicate situatie waarin slachtoffers verkeren.
De moeilijke toegang tot het strafproces samen met de hoge kostprijs wordt schrijnend onrechtvaardig wanneer de slachtoffers, als burgerlijke partij, ouders zijn van een vermoord of vermist kind.
Naast alle problemen die verbonden zijn aan de « secundaire victimisatie », leven die ouders met een bijzondere frustratie die voortkomt uit het gevoel dat men niet in staat is zijn kind te beschermen. Deze frustratie vloeit ook voort uit de pijnlijke vaststelling dat de maatschappij zelf, met haar structuren van politie en gerecht, evenmin in staat geweest is het vermoorde of vermiste kind te beschermen. Ten slotte voelen de ouders zich opnieuw schuldig bij de gedachte dat het voor hen financieel moeilijk, zo niet onmogelijk is om de rechten van hun kind te doen gelden na het misdrijf waarvan het kind het slachtoffer is geworden. Ze hebben het gevoel dat de maatschappij, die reeds betrokken is geweest bij hun drama, hen verhindert om hun ouderlijke verantwoordelijkheid te dragen.
Dit voorstel bepaalt dan ook dat voor de gevallen waarin de vervolgde feiten betrekking hebben op de dood of de verdwijning van een kind, het strafdossier gratis ter beschikking van de ouders wordt gesteld wanneer dezen zich burgerlijke partij stellen.
Zonder ook maar enige rangorde te willen opmaken in de afschuw van de misdaad of een gradatie te willen bepalen in de geleden smart, wordt toch door een grote meerderheid van de bevolking, zo niet door iedereen algemeen aanvaard, dat misdaden tegen kinderen het maatschappelijk bewustzijn het zwaarst kwetsen. Met deze mogelijkheid tot vrije toegang tot het dossier voor een welbepaalde categorie van slachtoffers menen we dan ook dat de voorgestelde regeling perfect aansluit bij dat maatschappelijk bewustzijn. Voor de bescherming van minderjarigen zijn in het strafrecht dat op dit ogenblik voor dit bijzonder deelaspect aan een grondige herziening toe is toch ook zwaardere straffen in het vooruitzicht gesteld naargelang een zelfde feit ten aanzien van een meerderjarige dan wel ten aanzien van een minderjarige gepleegd is. Dit onderscheid van straffen toont wel degelijk aan dat alles wat betrekking heeft op de persoon van het kind, voor de wetgever bijzonder gevoelig ligt. Dit voorstel sluit volkomen aan bij die gevoeligheid.
De tekst stelt voor het dossier kosteloos ter beschikking te stellen voor de ouders van vermoorde of vermiste kinderen zonder dat zij als burgerlijke partij blijk moeten geven van enige onvermogendheid, zoals normaal gezien vereist is in geval van gerechtelijke bijstand.
Aangezien alles beperkt blijft tot een aantal gevallen, die gelukkig relatief zelden voorkomen in het totaal van de gepleegde misdaden, zouden de kosten voor de begroting ten gevolge van deze kosteloze kopieën zeer redelijk blijven.
Ten slotte zij opgemerkt dat de voorgestelde kosteloosheid zowel voor de correctionele rechtbank als voor het hof van assisen geldt, maar alleen in de gevallen waar er sprake is van vermiste of vermoorde kinderen.
Jean-Pierre MALMENDIER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 6ter, § 4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, wordt aangevuld als volgt :
« Wanneer het onderzochte feit betrekking heeft op de dood of de verdwijning van een minderjarige, kunnen de rechthebbenden van deze minderjarige, in hun hoedanigheid van burgerlijke partij, evenwel kosteloos een afschrift van het dossier verkrijgen. »
Art. 3
Artikel 127, derde lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 12 maart 1998, wordt aangevuld als volgt :
« Wanneer het onderzochte feit betrekking heeft op de dood of de verdwijning van een minderjarige, kunnen de rechthebbenden van deze minderjarige, in hun hoedanigheid van burgerlijke partij, kosteloos een afschrift van het dossier verkrijgen. »
Art. 4
Artikel 223, tweede lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 19 augustus 1920, wordt aangevuld als volgt :
« Wanneer het ten laste gelegde feit betrekking heeft op de dood of de verdwijning van een minderjarige, kunnen de rechthebbenden van deze minderjarige, in hun hoedanigheid van burgerlijke partij, kosteloos een afschrift van het dossier verkrijgen. »
Art. 5
Artikel 305, tweede lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 1998, wordt aangevuld als volgt :
« Wanneer de misdaad de dood of de verdwijning van een minderjarige tot gevolg heeft gehad, wordt evenwel in elke stand van het geding kosteloos een afschrift van het dossier gegeven aan de rechthebbenden van de minderjarige, in hun hoedanigheid van burgerlijke partij. »
Jean-Pierre MALMENDIER. Jeannine LEDUC. Marie-José LALOY. Kathy LINDEKENS. Jacky MORAEL. Georges DALLEMAGNE. Paul WILLE. |