1-310/2 | 1-310/2 |
21 MEI 1996
Evocatieprocedure
Art. 7
In het eerste lid van het voorgestelde artikel 3bis , de woorden « of die voldoende gegoed is » invoegen na de woorden « die over voldoende inkomsten beschikt ».
Verantwoording
Er valt niet in te zien waarom iemand die een beperkt inkomen heeft, maar aanzienlijk onroerende of andere goederen zich geen borg zou mogen stellen. De term « gegoed » is ontleend aan de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (art. 2018-2019).
Art. 7
In het eerste lid van het voorgestelde artikel 3bis de woorden « twee jaar » vervangen door de woorden « zes maanden ».
Verantwoording
Een tenlasteneming gedurende twee jaar is wel erg zwaar. Het gaat immers over garanties bij de toegang voor een kort verblijf van ten hoogste drie maanden.
Wie zich garant stelt voor de reiskosten en voor de kosten van levensonderhoud want wat zijn anders de « kosten van verblijf » over een periode van zes maanden toont voldoende aan dat hij de bezoeker kent en betrouwt. Het gaat immers om een verbintenis die al gauw een paar honderdduizend frank kan gaan kosten. De periode op 2 jaar brengen legt een te zware financiële druk op de betrokkene. Bij een onverwacht gebeuren de gast wordt zwaar ziek of heeft een ongeval mag wel een beroep op de steun van de borg worden gedaan, maar de verbintenis moet nog enigszins in te schatten zijn.
Art. 7
Tussen het eerste en tweede lid van het voorgestelde artikel 3bis , de volgende bepaling invoegen :
« De tenlasteneming kan eveneens gedaan worden door een vennootschap, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921.
De Koning bepaalt de nadere voorwaarden waaraan deze rechtspersonen moeten voldoen en kan eveneens publiekrechtelijke rechtspersonen, die hij aanwijst, tot tenlastneming machtigen. »
Verantwoording
Er valt niet in te zien waarom een tenlasteneming niet zou kunnen gebeuren door een verzekeringsmaatschappij of andere vennootschap, of door een andere betrouwbare rechtspersoon. Misbruik of fraude wordt immers voorkomen door de Koning bevoegdheid te geven nadere regels te bepalen ten aanzien van solvabiliteit en betrouwbaarheid.
De toevoeging over de publiekrechtelijke instellingen heeft onder meer tot doel een wettelijke basis te verlenen aan de tussenkomst van een fonds of enige andere reglementering die door de minister aangekondigd werd (zie onder meer Kamerverslag, stuk 364/7, blz. 23).
Art. 11
De laatste drie leden van het voorgestelde artikel 7 doen vervallen.
Verantwoording
Een opsluiting van twee maanden moet volstaan voor iemand die geen misdrijf heeft gepleegd.
Dit is de huidige situatie en er zijn geen gegevens voorhanden voor een grondige evaluatie, op grond waarvan een verlenging noodzakelijk zou zijn.
Art. 11
Het voorgestelde artikel 7 aanvullen met de volgende bepaling :
« De vreemdeling, die op grond van deze bepaling wordt opgesloten dient binnen 24 uur, en in een taal die hij verstaat, op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de inhoud van het bevel om het grondgebied te verlaten indien er een is betekend. »
Verantwoording
Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 5.2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat op alle arrestanten van toepassing is.
De bepaling kan aan dit wetsontwerp worden gekoppeld, nu het niet bicameraal lijkt te zijn.
Toch is de bepaling nauw verwant met de procedureregeling, die in het « monocamerale » ontwerp wordt geregeld, zodat het amendement ook daar wordt ingediend.
Art. 22
Het voorgestelde artikel 29 aanvullen met de volgende bepaling :
« De vreemdeling, die op grond van deze bepaling wordt opgesloten dient binnen 24 uur, en in een taal die hij verstaat, op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de inhoud van het bevel om het grondgebied te verlaten indien er een is betekend. »
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 5.
Art. 32
Het voorgestelde artikel 51/5 aanvullen met de volgende bepaling :
« De vreemdeling, die op grond van deze bepaling wordt opgesloten dient binnen 24 uur, en in een taal die hij verstaat, op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de inhoud van het bevel om het grondgebied te verlaten indien er een is betekend. »
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 5.
Art. 58
De voorgestelde § 3 van artikel 74/5 aanvullen met de volgende bepaling :
« De vreemdeling, die op grond van deze bepaling wordt opgesloten dient binnen 24 uur, en in een taal die hij verstaat, op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de inhoud van het bevel om het grondgebied te verlaten indien er een is betekend. »
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 5.
Art. 59
De voorgestelde § 2 van artikel 74/6 aanvullen met de volgende bepaling :
« De vreemdeling, die op grond van deze bepaling wordt opgesloten dient binnen 24 uur, en in een taal die hij verstaat, op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de inhoud van het bevel om het grondgebied te verlaten indien er een is betekend. »
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 5.
Art. 11
In het voorgestelde artikel 7 het derde lid (« Ten dien einde kan de vreemdeling ... ») vervangen als volgt : « Indien dit strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de maatregel en niet langer dan daartoe strikt noodzakelijk is, kan de vreemdeling opgesloten worden. De duur van die hechtenis mag twee maanden niet overschrijden. »
Verantwoording
De strikte noodzakelijkheid moet niet alleen betrekking hebben op de duur van de hechtenis, maar ook op de hechtenis zelf. Het is immers mogelijk dat de vreemdeling voldoende garanties biedt dat hij het land vrijwillig zal verlaten hij kan bijvoorbeeld al in het bezit zijn van een reisbiljet. In die gevallen wordt ook nu in principe geen vrijheidsberoving toegepast, maar door dit uitdrukkelijk in de wet in te schrijven voegen we een wettelijke garantie toe, waarop de raadkamer bij een eventueel beroep ook toezicht kan houden.
Art. 19
De voorgestelde tekst beperken tot de eerste volzin.
Verantwoording
Twee maanden opsluiting dient normaal te volstaan voor iemand die geen misdrijf heeft gepleegd. Er zijn geen gegevens voorhanden die een grondige evaluatie van deze, thans geldende maximumduur mogelijk zouden maken, en die tot de noodzaak van een verlenging zouden doen besluiten.
Art. 22
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De huidige tekst van artikel 29 beperkt de hechtenis tot twee maanden. Dit moet volstaan, te meer omdat het artikel verwijst naar de mogelijke hechtenis op grond van strafbare feiten.
Er zijn geen gegevens voorhanden op grond waarvan een grondige evaluatie gedaan zou kunnen worden, en die tot een verlenging zouden moeten leiden.
Art. 37
Het voorgestelde artikel 54, § 3, vervangen als volgt :
« § 3. De minister van Justitie of zijn gemachtigde kan de vreemdeling die het rijk binengekomen is zonder te voldoen aan de in artikel 2 gestelde voorwaarden en die de hoedanigheid van vluchteling heeft aangevraagd, verplichten in een bepaalde plaats te verblijven terwijl zijn aanvraag in onderzoek is.
In uitzonderlijk ernstige omstandigheden kan de minister of zijn gemachtigde, indien hij zulks nodig acht voor de bescherming van de openbare orde of de veiligheid van het land, de betrokkene voorlopig ter beschikking stellen van de Regering. »
Verantwoording
Er wordt voorgesteld de tekst van artikel 54, zoals die ingevoerd werd bij de wet van 15 december 1980, en van kracht was tot de wijziging van de wet van 6 mei 1993, opnieuw in te voeren. Er wordt evenwel de mogelijkheid voorzien van een delegatie van bevoegdheid naar de gemachtigde minister.
Dit beoogt een tweevoudig doel, enerzijds een einde maken aan het « spreidingsplan », en anderzijds het niet doen goedkeuren van de wijziging voorgesteld door het wetsontwerp.
Wat dit laatste betreft, wordt verwezen naar de talrijke kritieken geuit tijdens de hoorzittingen in de Kamer.
Wat het spreidingsplan betreft, de ervaring heeft geleerd dat het moeilijk uit te voeren is, duur en niet-efficiënt (daar het een bijzondere administratie in het leven roept) en dat het problemen tussen O.C.M.W.'s veroorzaakt. De bedoeling was de kandidaat-vluchtelingen ertoe aan te zetten effectief te gaan wonen in de toegewezen gemeente, waar het O.C.M.W. betaalt, doch in de praktijk gebeurt dit niet, en dit ondanks de stimuli door de wet voorzien zowel voor de kandidaat-vluchteling als voor het O.C.M.W. (advies Raad van State, karmerstuk 364/1 95-96).
Vaak geeft het O.C.M.W. van de toegewezen gemeente er de voorkeur aan een extra vergoeding uit te betalen om de reiskosten te dekken eerder dan voor de vreemdeling een woning te zoeken in de gemeente zelf : het komt erop aan de asielzoeker uit het straatbeeld te houden. Met andere woorden de concentratie, die men wou tegengaan, duurt onverminderd voort. Het is aldus beter terug te keren naar de normale spelregels, en de vreemdeling in te schrijven in de gemeente waar hij werkelijk verblijft.
Inderdaad, het is niet aan te bevelen dat de plaats van inschrijving verschillend is van de plaats waar men werkelijk verblijft.
Art. 49
Het 2º in § 2 van het voorgestelde artikel 61 doen vervallen.
Verantwoording
Het is niet redelijk een student het recht op verder verblijf te ontzeggen, omdat hij geen middelen van bestaan meer heeft. Dit slaat immers onder meer op studenten wier land van herkomst om politieke redenen, of gewoon omdat ze, zoals vele andere landen, geen middelen meer hebben, of te bureaucratisch functioneren, hun studiebeurs intrekken of niet meer uitbetalen. Het kan ook gaan om studenten wier familie door economische of familiaal onheil worden getroffen. Kortom, het bestraft per definitie de minst vermogenden of studenten afkomstig uit de armste landen, en heeft niets te maken met het ongewenste verschijnsel dat studenten uit arme landen niet naar hun land van oorsprong willen terugkeren, omdat het leven bij ons meer ontplooiingskansen biedt.
Art. 49
Het 3º in § 2 van het voorgestelde artikel 61 doen vervallen.
Verantwoording
Het is niet redelijk een student het recht op verder verblijf te ontzeggen, omdat hij geen middelen van bestaan heeft. Dit slaat immers onder meer op studenten wier land van herkomst om politieke redenen, of gewoon omdat ze, zoals vele andere landen, geen middelen meer hebben, of te bureaucratisch functioneren, hun studiebeurs intrekken of niet meer uitbetalen. Het kan ook gaan om studenten wier familie door economische of familiaal onheil worden getroffen. Kortom, het bestraft per definitie de minst vermogenden of studenten afkomstig uit de armste landen.
Art. 55
A. Het voorgestelde artikel 74/4 doen vervallen.
Verantwoording
Het is in een rechtsstaat niet aanvaardbaar :
1. dat aan personeel van een vervoersonderneming, zonder enige politiebevoegdheid, de bevoegdheid wordt gegeven om de identiteits- en verblijfsdocumenten van een passagier te controleren.
2. dat dit personeel een dergelijke verplichting wordt opgelegd. Het zadelt hen op met een verantwoordelijkheid, die zij niet aankunnen en waarvoor zij noch de kennis noch de wettelijke garanties hebben.
B. Dit artikel doen luiden als volgt :
« Artikel 74/4 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1987, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
« De bepalingen van artikel 74/2 en van dit artikel worden niet toegepast, indien de vervoerder, rekening houdend met de gegevens waarover hij beschikt, te goeder trouw mocht aannemen dat de passagier in België, of in het derde land waarnaar hij reisde, als vluchteling in de zin van het in artikel 49 bedoelde Verdrag van Genève wenste te worden erkend en dat hij ernstige gronden scheen aan te voeren om als zodanig te woren erkend. »
Verantwoording
De Conventie van Genève verplicht ons ertoe vluchtelingen op te nemen. Door de toegang tot ons land af te sluiten voor er enige bevoegde controle over een verklaring als vluchteling van de betrokkene heeft kunnen plaatsvinden, wordt de mogelijkheid om asiel aan te vragen sterk uitgehold.
In geval van redelijke twijfel gaat het niet op een vervoerder strafrechtlijk en/of financieel te straffen, omdat hij gehandeld heeft in de geest van de Conventie van Genève.
Juist de personen, die echt vervolgd worden of daarvoor een gegronde vrees koesteren, moeten vaak hun land in allerijl verlaten zonder de formaliteiten te kunnen vervullen die het aanvragen van een visum vereist. Zij kunnen zich dikwijls niet veroorloven dit in het zicht van hun eigen overheid te doen, die hun ook vaak geen paspoort zal willen afleveren.
Art. 58
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De huidige tekst is beter. Indien na 2 maanden de ontvankelijkheid van het asielverzoek nog niet is gebleken of de terugdrijving niet kon uitgevoerd worden, is het niet meer redelijk verantwoord de betrokkene nog verder opgesloten te houden. Er zijn geen gegevens voorgelegd die een grondige evaluatie mogelijk zouden maken en die een verlenging van de termijn noodzakelijk maken.
Art. 59
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het huidige stelsel, met een opsluiting van ten hoogste twee maanden moet volstaan. Er zijn geen gegevens voorgelegd die een grondige evaluatie mogelijk zouden maken en die een verlenging van de termijn noodzakelijk maken.
Art. 69
Paragraaf 3 van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Indien de mogelijkheid van hechtenis tot 8 maanden verlengd wordt, dan moet die aal zo relatieve beperking alleszins de algemene regel van § 1 volgen en onmiddellijk toegepast worden. Het gaat niet op daar een « proefperiode » van onbepaalde hechtenis aan vooraf te laten gaan en dit verzwaart nodeloos de wetgevingsprocedure. Bovendien laat artikel 70 dan nog toe de werking van de nieuwe wet pas na 7 maanden te laten intreden. Dat wil zeggen dat enige evaluatie op 1 januari 1998 gewoon onmogelijk zal zijn.
Eddy BOUTMANS. Pierre JONCKHEER. |
Art. 6
Het 6º van het voorgestelde artikel 3 doen vervallen.
Verantwoording
De tekst is onduidelijk. Het ontwerp geeft de minister de mogelijkheid om vreemdelingen terug te drijven enkel vanuit politieke motieven.
Art. 7
In het eerste lid van het voorgestelde artikel 3bis de woorden « gedurende een termijn van twee jaar » vervangen door de woorden « gedurende een periode van één jaar ».
Verantwoording
De tenlasteneming gebeurt vaak door mensen die volkomen te goeder trouw handelen. Als men de termijn op twee jaar brengt bestaat het risico dat de mensen helemaal ontmoedigd worden en niemand meer bereid is ook maar iets te doen.
Met zo'n lange termijn loopt men het gevaar dat nog meer mensen voor de illegaliteit kiezen. Dit kan toch de bedoeling van de wet niet zijn.
Art. 9
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De periode van drie werkdagen is te kort. Bovendien legt het een onnodig en verwarrend onderscheid op tussen E.U.-onderdanen, die over 8 werkdagen beschikken, en niet E.U.-onderdanen.
Art. 11
Het 3º van het eerste lid van het voorgestelde artikel 7 vervangen als volgt :
« 3º wanneer hij door zijn gedrag de openbare orde of de nationale veiligheid heeft geschaad. »
Verantwoording
De begrippen « geacht worden » en « kunnen schaden » zijn te vaag en bieden geen rechtszekerheid. De formulering in het oorspronkelijke artikel dient daarom behouden te blijven.
Art. 11
Het 4º van het eerste lid van het voorgestelde artikel 7 doen vervallen.
Verantwoording
De begrippen « geacht worden » en « kunnen schaden » zijn te vaag en bieden geen rechtszekerheid. Het ontwerp geeft de minister de mogelijkheid om vreemdelingen het bevel te geven het land te verlaten enkel vanuit politieke motieven.
Art. 11
In het voorgestelde artikel 7 het vierde, vijfde en zesde lid doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde maatregel schendt het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. De maatregel schendt het proportionaliteitsbeginsel daar de vasthouding zonder beperking in tijd niet in verhouding staat met het gestelde doel.
Daarenboven zijn de criteria waarop de minister zich kan baseren om de detentie te verlengen erg vaag en laten zij willekeur toe.
Art. 11
Het voorgestelde artikel 7 aanvullen als volgt :
« De Koning bepaalt een bijzondere regeling met betrekking tot bijzondere of kwestbare categorieën van personen. »
Verantwoording
In het ontwerp worden geen voorzieningen getroffen voor bijzondere of kwestbare groepen zoals families die verenigd dienen te blijven, alleenstaande vrouwen met kinderen, zieken, gehandicapten, ouderen ... Voor hen zouden in elk geval bijzondere regelingen moeten worden getroffen, rekening houdend met hun specifieke eigenschappen en kwetsbaarheid.
Art. 11bis (nieuw)
Een artikel 11bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Artikel 9, derde lid, van dezelfde wet wordt aangevuld door de volgende bepaling :
« De minister beslist, rekening houdend met de duur van het verblijf, de persoonlijke en familiale of de medische situatie van de betrokkene en de aard van de integratie in de samenleving. »
Verantwoording
Teneinde meer rechtszekerheid te waarborgen.
Art. 11ter (nieuw)
Een artikel 11ter (nieuw) invoegen, luidende :
« Artikel 9 van dezelfde wet wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
« Wanneer de minister de machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 9, derde lid, weigert, vermeldt hij op de weigeringsbeslissing in welk opzicht de vreemdeling niet beantwoordt aan de vereiste voorwaarden, rekening houdend met de elementen die aangehaald worden in het vorig lid. »
Verantwoording
Een meer dwingend systeem van motivering door de Dienst Vreemdelingen is essentieel om willekeur en onrechtvaardige beslissingen te vermijden.
Art. 16bis (nieuw)
Een artikel 16bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Artikel 18bis van dezelfde wet, wordt opgeheven. »
Verantwoording
Artikel 18bis dient afgeschaft te worden. Het is totaal ondoeltreffend gebleken, met perverse effecten.
Art. 19
Dit artikel doen luiden als volgt :
« 1º Artikel 25, vierde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993, wordt vervangen als volgt :
« De vreemdeling wordt te dien einde ter beschikking van de Regering gesteld voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de maatregel, zonder dat de duur van de terbeschikkingstelling twee maanden te boven mag gaan eventueel verlengd met de duur van het onderzoek van het verzoek tot herziening. »
2º Artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993, wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende :
« Het besluit van de minister waarbij een teruggewezen of uitgezette vreemdeling ter beschikking van de Regering wordt gesteld, met het oog op zijn terugleiding naar de grens, moet melding maken van de uitzonderlijk ernstige omstandigheden waardoor die beslissing zich laat verantwoorden. »
3º Artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993 wordt aangevuld met een zesde lid, luidende :
« De Koning bepaalt een bijzondere regeling met betrekking tot bijzondere of kwetsbare categorieën van personen. »
Verantwoording
1º De voorgestelde maatregel schendt het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. De maatregel schendt het proportionaliteitsbeginsel daar de vasthouding zonder beperking in tijd niet in verhouding staat met het gestelde doel.
Daarenboven zijn de criteria waarop de minister zich kan baseren om de detentie te verlengen erg vaag en laten zij willekeur toe.
2º Cass., 28 januari 1987, A.C., 1986-1987, 688. Dit verhoogt de rechtszekerheid.
3º In het ontwerp worden geen voorzieningen getroffen voor bijzondere of kwestbare groepen zoals families die verenigd dienen te blijven, alleenstaande vrouwen met kinderen, zieken, gehandicapten, ouderen... Voor hen zouden in elk geval bijzondere regelingen moeten worden getroffen, rekening houdend met hun specifieke eigenschappen en kwetsbaarheid.
Art. 20
Het voorgestelde artikel 27 aanvullen met een vierde lid luidende :
« De Koning bepaalt een bijzondere regeling met betrekking tot bijzondere of kwetsbare categorieën van personen. »
Verantwoording
In het ontwerp worden geen voorzieningen getroffen voor bijzondere of kwetsbare groepen zoals families die verenigd dienen te blijven, alleenstaande vrouwen met kinderen, zieken, gehandicapten, ouderen... Voor hen zouden in elk geval bijzondere regelingen moeten worden getroffen, rekening houdend met hun specifieke eigenschappen en kwetsbaarheid.
Art. 22
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde maatregel schendt het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. De maatregel schendt het proportionaliteitsbeginsel daar de vasthouding zonder beperking in tijd niet in verhouding staat met het gestelde doel.
Daarenboven zijn de criteria waarop de minister zich kan baseren om de detentie te verlengen erg vaag en laten zij willekeur toe.
Art. 22bis (nieuw)
Een artikel 22bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Artikel 32 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
« Het advies van de commissie is verplicht inzake de aanvraag tot uitzonderlijk verblijf op het grondgebied. Dit advies wordt gegeven uiterlijk binnen de maand na indiening van de vraag tot advies. »
Art. 27
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Er is geen enkele plausibele reden waarom de beslissing tot weigering van vernieuwing van een verblijfsvergunning niet langer onderworpen moet worden aan het voorafgaand advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen. Hetzelfde geldt voor de uitzetting voorzien in artikel 44bis.
Art. 40
In het voorgestelde punt 2ºbis van artikel 57/6, eerste lid, de woorden : « alsmede in hoofde van de vreemdeling wiens persoonlijk gedrag later wijst op een gebrek aan vrees voor vervolging » doen vervallen.
Verantwoording
Dit opent de weg voor volkomen willekeur en is niet objectief te beoordelen.
Art. 44
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De commissaris-generaal en zijn adjuncten beschikken over autonome beslissingsmacht.
De commissaris-generaal is een onpartijdige en onafhankelijke overheid die alleen verantwoordelijk is voor de beslissing die hij moet nemen. De minister is er toe gehouden het nodige personeel ter beschikking te stellen. Een beheersplan zou de autonomie en onafhankelijkheid in het gedrang brengen.
De Vaste Beroepscommissie voor de Vluchtelingen is een administratief rechtscollege. Het uitoefenen van controle door middel van een door de ministerraad goed te keuren beheersplan is in strijd met de wettelijk gewaarborgde onafhankelijkheid en neutraliteit en met de scheiding der machten. De maatregel draagt enkel bij tot het kwantitatief aspect (het wegwerken van de achterstand) terwijl geen maatregelen worden genomen om de kwaliteit van de procedures te verbeteren.
Art. 49
Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 61 aanvullen als volgt :
« In de gevallen vermeld onder 2º en 3º moet de minister hiervoor verplicht advies vragen aan de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking. Op basis van dit advies kan de minister uitzonderingen toestaan. »
Art. 51
In de voorgestelde § 2 van artikel 63/3 de woorden « of beslissen dat een verder onderzoek noodzakelijk is » invoegen na de woorden « ... beslissing bevestigen ».
Verantwoording
Het verlaten van de plaats door de vreemdeling kan geen invloed uitoefenen op de belissingsvrijheid van de commissaris-generaal of zijn adjuncten.
Art. 53bis (nieuw)
Een artikel 53bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Na hoofdstuk 2 van titel III van dezelfde wet wordt een hoofdstuk 2bis (nieuw) ingevoegd, met als opschrift « Aanvraag tot uitzonderlijk verblijf op het grondgebied », dat de volgende artikelen omvat :
Artikel 67/2. De beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen waarbij het dringend beroep zoals bepaald in hoofdstuk 1bis van titel III van deze wet wordt afgewezen en de weigering tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling door de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen, zoals bepaald in afdeling 3 van hoofdstuk 2 van titel II van deze wet, zijn vatbaar voor een aanvraag tot uitzonderlijk verblijf op het grondgebied, onder de in artikel 67/3 gestelde voorwaarden.
Artikel 67/3. § 1. De aanvraag tot uitzonderlijk verblijf op het grondgebied wordt gericht aan de in artikel 32 vermelde Commissie van advies voor vreemdelingen. Deze aanvraag wordt ingediend binnen drie dagen na kennisgeving van de in artikel 67/2 vermelde beslissingen.
§ 2. De Commissie van advies voor vreemdelingen geeft advies aan de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft. Dit advies moet gegeven worden binnen de maand na ontvangst van de aanvraag tot uitzonderlijk verblijf op het grondgebied.
§ 3. De Commissie van advies voor vreemdelingen kan de aanvraag tot uitzonderlijk verblijf op het grondgebied slechts gunstig adviseren indien de vreemdeling tegelijkertijd de volgende voorwaarden vervult :
1º De aanvraag van de vreemdeling om als vluchteling te worden erkend dateert van voor 1 januari 1995;
2º Tussen de datum van aanvraag tot erkenning van het statuut als vluchteling en de beslissingen bepaald in artikel 67/2 is ten minste twee jaar verlopen;
3º De vreemdeling moet een wettelijke professionele activiteit van én minimum een halftijdse betrekking én minimum 12 maanden kunnen bewijzen aan de hand van de officiële documenten;
4º De vreemdeling moet een redelijke kennis van de streektaal kunnen bewijzen.
§ 4. De Commissie van advies voor vreemdelingen brengt haar advies ter kennis van de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft.
Artikel 67/4. Ingeval van ongunstig advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen bevestigt de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft de in artikel 67/2 gestelde beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen.
Artikel 67/5. § 1. Ingeval van gunstig advies van de Commissie beschikt de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft over een termijn van vijf werkdagen, vanaf de ontvangst van het advies, om een beslissing te treffen aangaande de aanvraag tot het uitzonderlijk verblijf op het grondgebied.
§ 2. De in paragraaf 1 vermelde beslissing moet met redenen omkleed zijn en moet ter kennis gebracht worden van de Commissie van advies voor vreemdelingen en van de aanvrager die hiervan bij een ter post aangetekende of per bode bezorgde brief tegen ontvangstbewijs een afschrift ontvangen heeft binnen de in § 1 bepaalde termijn van vijf werkdagen.
Wanneer de vreemdeling woonplaats heeft gekozen bij zijn raadsman, kan de kennisgeving ook geldig worden verstuurd per faxpost.
Artikel 67/6. § 1. De beslissing van de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft, tot bevestiging van het ongunstig advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen, én de beslissing waarbij hij afwijkt van het gunstig advies, leiden tot het eventueel verderzetten van de procedure tot terugleiding van de vreemdeling naar de grens van het land dat hij is ontvlucht en waar, volgens zijn verklaring, zijn leven, zijn fysieke integriteit of zijn vrijheid in gevaar zouden verkeren.
§ 2. De beslissing van de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft, tot bevestiging van het gunstig advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen, stelt de vreemdeling gelijk met de vreemdelingen die gemachtigd worden om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven.
De bepalingen van titel I, hoofdstuk 3, van deze wet zijn op hem van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67/7. Vanaf de indiening van de aanvraag tot uitzonderlijk verblijf op het grondgebied tot de kennisgeving van de beslissing van de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft aan de aanvrager, mag geen enkele maatregel tot verwijdering van het grondgebied worden uitgevoerd en mag geen zodanige maatregel ten opzichte van de vreemdeling worden genomen wegens de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de beslissing waartegen dat verzoek is ingediend. »
Verantwoording
De toestand van kandidaat-vluchtelingen, die reeds vele maanden en soms jaren op definitief uitsluitsel van de bevoegde diensten wachten, blijft bestaan. Sommigen onder hen pogen zich ondertussen zo goed en zo kwaad als mogelijk te integreren.
Als dusdanig kan het gebeuren dat een reeds behoorlijk geïntegreerde asielzoeker na lange tijd te horen krijgt dat zijn of haar aanvraag tot het bekomen van de status van vluchteling werd afgewezen. Terecht moet men zich de vraag stellen of recht en rechtvaardigheid dan niet gevaarlijk ver uit elkaar zijn gegroeid, des te meer daar een belangrijke oorzaak van die schrijnende toestanden de trage en inefficiënte werking van de openbare diensten betreft.
Met deze voorstellen willen we een menswaardige oplossing voorstellen voor deze gevallen. Kern van dit voorstel is dat vreemdelingen, wier aanvraag tot het bekomen van de status van vluchteling definitief werd afgewezen door de bevoegde diensten, maar die zich ondertussen tijdens de onbehoorlijk lange duurtijd van de procedure (van minimum twee jaar) op een ernstige manier hebben weten te integreren in onze samenleving, een regularisatie kunnen bekomen.
Art. 54bis (nieuw)
Een artikel 54bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Artikel 69, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Indien hij echter ook een verzoek tot herziening heeft ingediend bedoeld bij artikel 63 en hoofdstuk 2 van deze titel, of een aanvraag tot uitzonderlijk verblijf bedoeld in artikel 32 van hoofdstuk 2bis van deze titel, wordt de behandeling van het beroep tot nietigverklaring opgeschort tot wanneer de minister die de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft over het verzoek of de aanvraag uitspraak zal hebben gedaan. »
Art. 55
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Nog meer dan in de bestaande wet legt dit artikel aan private personen verplichtingen op die tot de bevoegdheid van de openbare macht behoren en waartoe deze personen de nodige kennis en opleiding missen. Er wordt van hen verwacht te oordelen of mensen kennelijk over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken, de openbare rust, de openbare orde of de veiligheid van het land in gevaar kunnen brengen...
Dit artikel is in strijd met het non-refoulementbeginsel dat bepaalt dat men de vluchtmogelijkheden niet absoluut mag beperken.
Art. 58
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde maatregel schendt het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. De maatregel schendt het proportionaliteitsbeginsel daar de vasthouding zonder beperking in tijd niet in verhouding staat met het gestelde doel.
Daarenboven zijn de criteria waarop de minister zich kan baseren om de detentie te verlengen erg vaag en laten zij willekeur toe.
De tekst van artikel 74/5, § 5, van de wet kan best behouden blijven.
Art. 58bis (nieuw)
Een artikel 58bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Artikel 74/5 van dezelfde wet wordt aangevuld met een zesde paragraaf, luidende :
« De Koning bepaalt een bijzondere regeling met betrekking tot bijzondere of kwetsbare categorieën van personen. »
Verantwoording
In het ontwerp worden geen voorzieningen getroffen voor bijzondere of kwetsbare groepen zoals families die verenigd dienen te blijven, alleenstaande vrouwen met kinderen, zieken, gehandicapten, ouderen... Voor hen zouden in elk geval bijzondere regelingen moeten worden getroffen, rekening houdend met hun specifieke eigenschappen en kwetsbaarheid.
Art. 59
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde maatregel schendt het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. De maatregel schendt het proportionaliteitsbeginsel daar de vasthouding zonder beperking in tijd niet in verhouding staat met het gestelde doel.
Daarenboven zijn de criteria waarop de minister zich kan baseren om de detentie te verlengen erg vaag en laten zij willekeur toe.
Art. 61
Het laatste lid van het voorgestelde artikel 74/8 doen vervallen.
Verantwoording
Het komt niet toe aan de Koning afwijkingen op wetten toe te staan.
Art. 65
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het voorgestelde artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976, betreffende de OCMW's, hypothekeert op ernstige wijze de mogelijkheid van de betrokken vreemdeling een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid en is in strijd met artikel 23 van de Grondwet.
Art. 65
Het tweede lid van het voorgestelde artikel 57, § 2 doen vervallen.
Verantwoording
Het is niet aan de Koning dit te bepalen, noch ligt het in zijn mogelijkheden.
Art. 65
In het voorgestelde artikel 57, § 2, vierde lid, de woorden « een maand » vervangen door de woorden « twee maanden ».
Verantwoording
Een periode van twee maanden is ook de termijn die de overheid voor zichzelf voorbehoudt om de repatriëring geregeld te krijgen.
Bert ANCIAUX. |
Art. 29
Het 1º van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het gaat niet op de asielverklaring slechts gedurende acht dagen toe te staan.
De vreemdeling, die tijdelijk naar ons land is gekomen, kan immers het verloop van de situatie in zijn land afwachten, als daar bijvoorbeeld een staatsgreep dreigt of ernstige politieke moeilijkheden.
Hem verplichten om onmiddellijk de vluchtelingenstatus aan te vragen zet de betrokkene voor het blok en kan contraproductief zijn, door « bewarende » aanvragen uit te lokken, en onrechtvaardig, door de vreemdeling die niet onmiddellijk een aanvraag heeft ingediend, als de situatie in zijn land plotseling verslechtert, als bijvoorbeeld zijn familie of politieke vrienden voorwerp van vervolging zijn geworden enz.
Art. 65
Aan het derde lid van het voorgestelde artikel 57, § 2, de volgende bepaling toevoegen : « Deze bepaling wordt evenwel niet toegepast op de vreemdeling, bedoeld bij artikel 63/5, vierde lid van de wet van 15 december 1980, ten aanzien van wie de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bevestigd heeft dat hij niet kan worden teruggestuurd naar het land dat hij is ontvlucht, omdat daar zijn leven, zijn fusieke integriteit of zijn vrijheid in gevaar zou verkeren. »
Verantwoording
Hiermee wordt ingegaan op een verzoek van het H.C.R. (Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen), dat er terecht op gewezen heeft dat de positie van mensen, die om veiligheidsredenen niet naar hun land kunnen terugkeren, maar die anderzijds niet als vluchteling worden erkend wellicht op grond van een procedurele reden erg ongelukkig is en geen uitsluiting van maatschappelijke hulp wettigt.
Art. 70
Dit artikel vervangen als volgt :
« Met uitzondering van dit artikel, treden de bepalingen van deze wet in werking op de door de Koning vast te stellen data en niet eerder dan dat, waar nodig in samenwerking met de Gemeenschappen, een regeling zal zijn uitgewerkt voor de behoorlijke huisvesting en opvang van niet begeleide minderjarige vreemdelingen.
Verantwoording
De invoering van de nieuwe wettelijke bepalingen is als men die al noodzakelijk acht niet speciaal dringend.
Wel dringend is alleszins, vanuit humanitair en sociaal-preventief oogpunt, dat er een oplossing komt voor de ama's (alleenstaande minderjarige asielzoekers) en andere, ook « illegale » jongeren, die niet uitgewezen mogen worden (op grond van het Verdrag voor de rechten van het kind, dat op dit stuk van directe toepassing is), maar voor wie anderzijds ook niet in een specifieke opvang is voorzien. De minister bevestigt zelf dat sommige toestanden onaanvaardbaar zijn, nu kinderen soms noch door de jeugdrechtbanken, noch door de gemeenschapsinstellingen opgevangen worden. Het is dan ook wenselijk de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen alleszins te laten wachten, tot de nodige regelingen zijn gevonden voor deze onaanvaardbare misstand.
Art. 65
Dit artikel vervangen als volgt :
« Artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wet van 30 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 2. In afwijking van de andere bepalingen van deze wet, wordt, ten aanzien van vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven, de dienstverlening beperkt tot de materiële en medische dienstverlening die nodig is om in het levensonderhoud te voorzien.
In dat geval kan de materiële dienstverlening door uitkeringen in natura worden verzekerd. »
Verantwoording
Van tal van zijden wordt erop aangedrongen de stringente beperkingen op de maatschappelijke, en vooral medische, hulpverlening, die onder meer zijn ingevoegd door de programmawet van 30 december 1992, niet te handhaven en ze zeker niet nog te verscherpen. Ze hebben immers onder meer tot gevolg dat ernstige medische problemen, ook bij kinderen en zwangere vrouwen, verwaarloosd worden, en dat daardoor de later vereiste « dringende » hulp vaak veel duurder wordt.
De thans in de wet ingeschreven verplichting voor het O.C.M.W. om de minister kennis te geven van dergelijke hulpverlening aan illegalen heeft bovendien tot gevolg dat dezen zelfs de dringendste medische hulp niet meer aanvragen.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 52)
Art. 65
Het voorgestelde artikel 57, § 2, aanvullen met een nieuw lid, luidende :
« De bepalingen van deze paragraaf worden niet toegepast ten aanzien van minderjarigen. »
Verantwoording
Ten aanzien van minderjarigen gelden de verplichtingen die België in het Verdrag inzake de rechten van het Kind heeft aangegaan.
Zo onder meer : dat bij alle maatregelen die kinderen treffen, de belangen van het kind de eerste overweging moeten zijn (art. 3.1); dat het kind verzekerd wordt van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn (art. 3.2); dat geen enkel kind zijn recht op toegang tot voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden (art. 24.1).
Aangezien deze bepalingen niet zonder meer directe werking hebben, komt het juist de wetgever toe erover te waken dat zij in het nationale recht worden verwerkt.
Welnu, niemand kan beweren dat de in het huidige artikel 57 van de O.C.M.W.-wet gestelde regels, laat staan de voorgestelde wijzigingen van het regeringsontwerp, de belangen van de betrokkenen als hoofdoogmerk hebben; bijgevolg mogen zij ten aanzien van kinderen niet onverminderd worden toegepast.
Eddy BOUTMANS. José DARAS. |
Art. 6
In het voorgestelde artikel 3, 6º, de woorden « op eensluidend advies van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen » doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 11
In het voorgestelde artikel 7 :
A. in het 4º, de woorden « op eensluidend advies van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen » doen vervallen;
B. het laatste lid doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 19
In het voorgestelde artikel 25, vierde lid, de laatste zin doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 22
De laatste zin van het voorgestelde artikel 29 doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 31
Paragraaf 5 van het voorgestelde artikel 51/3 doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 39
In het voorgestelde artikel 57 de woorden « die niet gevestigd is in het Rijk en » doen vervallen.
Verantwoording
De vreemdeling van wie de hoedanigheid van vluchteling werd ingetrokken, en de staatlozen waarvan sprake, moeten door de minister of diens gemachtigde kunnen worden uitgewezen, ongeacht of zij gevestigd zijn in het Rijk of niet.
Art. 41
In de voorgestelde tekst, in het 1º, de woorden « of door een vaste bijzitter die tot de andere taalrol behoort en die overeenkomstig artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken of overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken bewijst dat hij de taal van de rechtspleging kent » doen vervallen.
Verantwoording
Door deze passage kan beroep gedaan worden op tweetalige bijzitters. Gezien de negatieve ervaringen met tweetaligheid, of althans de Belgische interpretatie in de praktijk van dit gegeven, achten wij dit niet wenselijk.
Art. 55
Het voorgestelde artikel 74/4 vervangen als volgt :
« Art. 74/4. De openbare of private vervoerder die een passagier in het Rijk brengt, die niet in het bezit is van de in artikel 2 voorgeschreven stukken, of die zich bevindt in een van de in artikel 3 bedoelde gevallen, moet hem vervoeren of laten vervoeren naar zijn land van oorsprong, of naar elk ander land waar hij toegelaten kan worden.
De in het eerste lid bedoelde vervoerder is verplicht de passagier onverwijld terug te nemen. Hij is bovendien hoofdelijk aansprakelijk met deze laatste voor de betaling van de kosten van huisvesting, verblijf, gezondheidszorgen en terugzending van de passagier. »
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 58
In het voorgestelde artikel 74/5, § 3, de laatste zin doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 59
In het voorgestelde artikel 74/6, § 2, de laatste zin doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 62
Dit artikel vervangen als volgt :
« In artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 juni 1993 worden na de woorden « in de feiten die ze voltooid hebben » de volgende woorden ingevoegd :
« of hij die wetens en willens een vreemdeling helpt of poogt te helpen het grondgebied van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnen te komen of aldaar verblijven, zulks in strijd met de wetgeving van deze Staat betreffende de binnenkomst en het verblijf van de vreemdelingen. »
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 65
In het voorgestelde artikel 57, § 2, het tweede lid doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Art. 66
In het 2º van dit artikel het laatste lid van de voorgestelde tekst doen vervallen.
Verantwoording
Het is niet wenselijk dat, zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij het systeem van de werkloosheidsuitkeringen, taken die enkel en alleen onder de verantwoordelijkheid van de Staat dienen te vallen, aan private instellingen worden toevertrouwd.
Art. 69
Paragraaf 3 van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt er toe de oorspronkelijke tekst van het ingediende ontwerp opnieuw in te voeren.
Door BUELENS. |
Art. 11
In het voorgestelde artikel 7, het vierde lid vervangen als volgt :
« De minister of zijn gemachtigde kan echter de duur van deze opsluiting telkens met een periode van twee maanden verlengen, zonder dat de globale duur ervan twaalf maanden mag overschrijden, wanneer de nodige stappen met het oog op de verwijdering van de vreemdeling werden genomen, binnen zeven werkdagen na de opsluiting van de vreemdelingen. »
Verantwoording
Aangezien het om een administratieve maatregel gaat, die een vrijheidsbeperkend karakter heeft, is het aangewezen, om humanitaire redenen, een maximumtermijn voor deze hechtenis in te bouwen naar buitenlands voorbeeld (Duitsland : 12 maanden; Zwitserland : 9 maanden). Daarnaast is het niet opportuun criteria als « vereiste zorgvuldigheid » of « effectieve verwijdering » te expliciteren; deze zijn in voorkomend geval immers vanzelfsprekend.
Art. 19
In het voorgestelde artikel 25, vierde lid, de tweede volzin vervangen als volgt :
« De minister of zijn gemachtigde kan echter de duur van deze opsluiting telkens met een periode van twee maanden verlengen, zonder dat de globale duur ervan twaalf maanden mag overschrijden, wanneer de nodige stappen met het oog op de verwijdering van de vreemdeling werden genomen, binnen zeven werkdagen na de opsluiting van de vreemdelingen. »
Verantwoording
Aangezien het om een administratieve maatregel gaat, die een vrijheidsbeperkend karakter heeft, is het aangewezen, om humanitaire redenen, een maximumtermijn voor deze hechtenis in te bouwen naar buitenlands voorbeeld (Duitsland : 12 maanden; Zwitserland : 9 maanden). Daarnaast is het niet opportuun criteria als « vereiste zorgvuldigheid » of « effectieve verwijdering » te expliciteren; deze zijn in voorkomend geval immers vanzelfsprekend.
Art. 22
De voorgestelde aanvulling van artikel 29 vervangen als volgt :
« De minister of zijn gemachtigde kan echter de duur van deze opsluiting telkens met een periode van twee maanden verlengen, zonder dat de globale duur ervan twaalf maanden mag overschrijden, wanneer de nodige stappen met het oog op de verwijdering van de vreemdeling werden genomen, binnen zeven werkdagen na de opsluiting van de vreemdelingen. »
Verantwoording
Aangezien het om een administratieve maatregel gaat, die een vrijheidsbeperkend karakter heeft, is het aangewezen, om humanitaire redenen, een maximumtermijn voor deze hechtenis in te bouwen naar buitenlands voorbeeld (Duitsland : 12 maanden; Zwitserland : 9 maanden). Daarnaast is het niet opportuun criteria als « vereiste zorgvuldigheid » of « effectieve verwijdering » te expliciteren; deze zijn in voorkomend geval immers vanzelfsprekend.
Art. 32
In het voorgestelde artikel 51/5, § 3, het laatste lid als volgt aanvullen :
« De minister of zijn gemachtigde kan echter de duur van deze opsluiting telkens met een periode van twee maanden verlengen, zonder dat de globale duur ervan twaalf maanden mag overschrijden, wanneer de nodige stappen met het oog op de verwijdering van de vreemdeling werden genomen, binnen zeven werkdagen na de opsluiting van de vreemdelingen. »
Verantwoording
Aangezien het om een administratieve maatregel gaat, die een vrijheidsbeperkend karakter heeft, is het aangewezen, om humanitaire redenen, een maximumtermijn voor deze hechtenis in te bouwen naar buitenlands voorbeeld (Duitsland : 12 maanden; Zwitserland : 9 maanden). Daarnaast is het niet opportuun criteria als « vereiste zorgvuldigheid » of « effectieve verwijdering » te expliciteren; deze zijn in voorkomend geval immers vanzelfsprekend.
Art. 58
In het voorgestelde artikel 74/5, § 3, de tweede volzin vervangen als volgt :
« De minister of zijn gemachtigde kan echter de duur van deze vasthouding van de in paragraaf 1, 2º, bedoelde vreemdeling, tegen wie een uitvoerbare beslissing tot weigering van toegang tot het grondgebied of een uitvoerbare bevestigende beslissing tot weigering van toegang tot het grondgebied werd uitgevaardigd, telkens met een periode van twee maanden verlengen, zonder dat de globale duur ervan twaalf maanden mag overschrijden, wanneer de nodige stappen met het oog op de verwijdering van de vreemdeling werden genomen, binnen zeven werkdagen na de opsluiting van de vreemdelingen. »
Verantwoording
Aangezien het om een administratieve maatregel gaat, die een vrijheidsbeperkend karakter heeft, is het aangewezen, om humanitaire redenen, een maximumtermijn voor deze hechtenis in te bouwen naar buitenlands voorbeeld (Duitsland : 12 maanden; Zwitserland : 9 maanden). Daarnaast is het niet opportuun criteria als « vereiste zorgvuldigheid » of « effectieve verwijdering » te expliciteren; deze zijn in voorkomend geval immers vanzelfsprekend.
Art. 59
In het voorgestelde artikel 74/6, § 2, de tweede volzin vervangen als volgt :
« Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde vreemdeling het voorwerp uitmaakt van een uitvoerbare beslissing tot weigering van toegang tot het grondgebied of van een bevestigende beslissing, kan de minister of zijn gemachtigde echter de duur van deze vasthouding telkens met een periode van twee maanden verlengen, zonder dat de globale duur ervan twaalf maanden mag overschrijden, wanneer de nodige stappen met het oog op de verwijdering van de vreemdeling binnen zeven werkdagen, werden genomen. »
Verantwoording
Aangezien het om een administratieve maatregel gaat, die een vrijheidsbeperkend karakter heeft, is het aangewezen, om humanitaire redenen, een maximumtermijn voor deze hechtenis in te bouwen naar buitenlands voorbeeld (Duitsland : 12 maanden; Zwitserland : 9 maanden). Daarnaast is het niet opportuun criteria als « vereiste zorgvuldigheid » of « effectieve verwijdering » te expliciteren; deze zijn in voorkomend geval immers vanzelfsprekend.
Art. 65
In het voorgestelde artikel 57, § 2, het tweede lid doen vervallen.
Verantwoording
De invulling van het begrip « dringende medische hulp » dient te ressorteren onder de beoordelingsbevoegdheid van de arts en kan voorzeker niet bepaald worden door de Koning.
Hugo COVELIERS. |