Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6573

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 27 januari 2010

aan de minister van Justitie

Rechtbanken - Personeelsformaties - Evenwichtige verdeling

judiciële rechtspraak
magistraat

Chronologie

27/1/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 25/2/2010)
19/3/2010Rappel
15/4/2010Antwoord

Herkwalificatie van : schriftelijke vraag 4-1366
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1366

Vraag nr. 4-6573 d.d. 27 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Begin januari 2010 deed de rechtbank van eerste aanleg in Dendermonde een oproep om meer rechters te krijgen. Ze werd daarin gesteund door het parket en de balie van Dendermonde. Volgens de minister is het niet nodig de personeelsformatie in het bewuste arrondissement uit te breiden.

Vandaar mijn vragen:

1. Kan de minister mij zeggen hoeveel rechters momenteel tewerkgesteld zijn per rechtbank van eerste aanleg per arrondissement? Wat is de toestand met betrekking tot de parketmagistraten en -juristen?

2.Hoeveel rechters/parketmagistraten geeft dat per 100.000 inwoners?

3. Welke arrondissementen hebben het kleinst aantal magistraten per 100.000 inwoners en welke zijn het best bedeeld?

4. Zijn de eventuele verschillen gestoeld op objectieve criteria (aantal betwistingen, …)?

5. Wil hij de huidige kaders in alle gerechtelijke arrondissementen behouden, met de eventuele aanwezige kaderverschillen? Is er in sommige arrondissementen nog ruimte voor bijkomende rechters, of is dat onmogelijk, gelet op de budgettaire toestand?

6. Is hij bereid om de oefening te maken voor een meer evenwichtige verdeling van de kaders?

7. Wat is de toestand met betrekking tot de implementatie van de werklastmeting en dit zowel voor de zetel als voor het parket?

Antwoord ontvangen op 15 april 2010 :

1.2.3. In bijlage de gegevens met betrekking tot het kader van de magistraten, de bevolkingsaantallen per arrondissement en de verhouding per 100.000 inwoners.

- Zijn op grond van deze criteria het best bedeeld:
Marche-E.F., Neufchateau en Eupen.

- Zijn op grond van deze criteria het minst bedeeld:
Leuven, Tongeren en Turnhout.

Het bevolkingsaantal is slechts een factor met een zekere relativiteit duiding geeft aan de werklast.

4. Bij de wet van 20 juli 1998, die een laatste globale kaderuitbreiding doorvoerde voor alle rechtbanken, werden daarom objectieve criteria gebruikt andere dan bevolkingscijfers. Voor de rechtbank van eerste aanleg werden de arrondissementen onderling vergeleken op basis van verschillende criteria.

Voor de toekenning en verdeling van de bijkomende magistraten in de kaders werden wat de burgerlijke kamers betreft het aantal inleidingen en beroepen in verkeerszaken als criteria gehanteerd, en dit in functie van een gemiddelde belasting van 665 zaken per magistraat. Voor de correctionele kamers vertrok men van het gemiddeld aantal vonnissen en het aantal pv’s opgemaakt door de politiediensten, waarbij men uitging van een gemiddelde belasting van 400 correctionele zaken per magistraat.

Bijkomende elementen die mee gewicht gaven aan de verdeling van magistraten waren het aantal onderzoeksrechters en jeugdrechters per rechtbank, de aanwezigheid van een hof van assisen en de aanwezigheid van grootstedelijke criminaliteit in deze of gene arrondissement. Arrondissementen waar deze twee laatste elementen aanwezig waren, hadden recht op twee bijkomende rechters in de rechtbank van eerste aanleg.

Voor het parket van rechtbank van eerste aanleg ging men uit van een verhouding van het aantal parketmagistraten/rechters (zonder fiscale substituten) van 9/10. Er werden correcties voorzien van 1 voor grote arrondissementen 2 voor Brussel, met een minimum van 6 substituten per arrondissement (met uitzondering van Eupen). Grensarrondissementen (Ieper, Brugge, Dinant, Dendermonde, Verviers) kregen een substituut bij.

5. Door de budgettaire restricties is er geen ruimte voor toevoeging van bijkomende magistraten. De optimale aanwending van de beschikbare middelen wint hierdoor nog aan belang. Een concreet zicht op de verdeling van de werklast wordt daarom noodzakelijk.

6. Mijn voorganger Jo Vandeurzen heeft de werklastmeting binnen de zetel gelanceerd met het protocol uit juni 2008. Het college van procureurs-generaal werkt reeds langer aan een werklastmeting bij de parketten. Die oefening voor een meer evenwichtiger verdeling is bezig en als minister steun ik die oefening ten volle.

Maar deze oefening gebeurt niet op basis van bevolkingscijfers. Dit cijfer heeft de schijn van objectiviteit omdat het uitgaat van de veronderstelling dat het gekende bevolkingscijfer van een arrondissement, een indicatie is van het aantal zaken in dat arrondissement. Vaak werd het gebruikt als surrogaat omdat men geen optimaal zicht had op het aantal zaken in de rechtbanken.

Maar in 1998 heeft men reeds gekeken naar het aantal zaken in de rechtbanken. Het gebruik van het aantal zaken en vonnissen is een verbetering ten opzichte van het bevolkingscijfer, maar nog niet ideaal. Het is een louter kwantitatieve benadering, die weinig rekening houdt met de diversiteit van de zaken.

De werklastmeting zoals ze nu plaats vindt bij het openbaar ministerie en bij de zetel, beoordeelt de werklast en personeelsbehoefte op een complexere en verfijndere manier. Zij meet met name de tijd die magistraten en personeel nodig hebben om een bepaald type dossier te behandelen, het aantal dossiers van dat type en de tijd die magistraten en personeel ter beschikking hebben om aan dossiergebonden arbeid te doen. Deze meeting gebeurt voor een hele reeks type zaken en is dus zeer gedetailleerd. De verhouding tussen het aantal voltijdse equivalenten die nodig zijn om de werkhoeveelheid te verzetten en de voltijdse equivalenten aanwezig in de rechtbank die aan de dossiers kunnen werken, geven een cijfer van de personeelsbehoefte van een bepaalde rechtbank.

7. U heeft destijds in de atomiumwerkgroep een overzicht ontvangen van de stand van zaken van de werklastmeting bij het openbaar ministerie en bij de zetel. Ik herneem hier nog even de belangrijkste elementen. Het Openbaar Ministerie staat het verst. Reeds vanaf eind 2004 tot midden 2006 werd een werklastmeetinstrument op maat van het Openbaar Ministerie ontwikkeld. Vervolgens wijzigde de focus van ontwikkeling naar de toepassing van het werklastmeetinstrument. In het najaar 2006 werd daartoe in de schoot van het College van Procureurs-generaal het Vast Bureau Werklastmeting samengesteld. Het Vast Bureau heeft op basis van een SWOT-analyse haar traject planmatig uitgestippeld en uitgeschreven in een beleidsplan 2007-2014.

Momenteel zijn reeds jaarlijks werklastmetingsrapporten beschikbaar van de politieparketten en de parketten-generaal.

Heden wordt gefocust op het streven naar een eerste werklastmetingsrapport voor de correctionele secties van de parketten van eerste aanleg, de grootste sectie wat betreft werklastmeting. In het eerste deel van 2010 wordt een eerste resultaat verwacht. De werklast van het Openbaar Ministerie zou dan voor plusminus 85 % in kaart zijn gebracht.

In volgorde komen vervolgens de kleinere jeugdsectie en de burgerlijke sectie aan de beurt. Als aan de burgerlijke sectie gewerkt wordt, worden ook de arbeidsauditoraten en auditoraten-generaal in de scope betrokken.

Het Vast Bureau Werklastmeting wil haar werking en instrument ook permanent verbeteren. In die zin werd in november 2009 een strategisch seminarie georganiseerd met de bedoeling een grote methodologische stap voorwaarts te zetten met als resultaat tweede-generatie-rapporten. In 2010 zal gewerkt worden naar deze tweede-generatie-rapporten die meer dienen bij te dragen tot efficiënte en uniforme werkprocessen, tot toekomstgerichte personeelsplanning én die het mogelijk maken moeten maken dat de minister van Justitie en het Openbaar ministerie op termijn beheersovereenkomsten afsluiten zoals ook voorzien in de hervormingsplannen rond de hertekening.

Bij de Zetel is het project daadwerkelijk gestart in september 2008 op basis van een protocol van 4 juni 2008 dat door mijn voorganger Jo Vandeurzen is afgesloten met de (uitgebreide) Vaste vergadering korpschefs van de Zetel. Er is gestart met de werklastmeting bij de hoven van beroep waartoe twee proefprojecten werden geselecteerd, het Hof van beroep van Antwerpen en het Hof van Beroep van Bergen.

Eind 2009 heeft men een eerste becijfering gedaan van de werklast verbonden aan de activiteiten van deze hoven van beroep voor de behandeling van correctionele zaken, met inbegrip van de zaken behandeld door de kamers van inbeschuldigingstelling. In de loop van 2010 zal eveneens de werklast worden bepaald van de burgerlijke activiteiten en zal de meting worden uitgebreid tot alle de hoven van beroep. Tegelijk zal ook het model van werklastmeetinstrument worden voorgesteld.

Intussen wordt met de Vaste vergadering van de korpschefs in het kader van de verlenging van het protocol een vervolgagenda bepaald. Voorstel is om de werklastmeting dit jaar op te starten bij de arbeidsrechtbanken, dit eveneens op basis van een aantal proefprojecten die nog moeten worden aangeduid. Tevens zal worden nagegaan welke voorbereidingen reeds kunnen worden genomen om de werklastmeting op te starten in de andere types van rechtscolleges. Op basis hiervan zal later dit jaar een meer nauwkeurige agenda worden bepaald.

Een en ander hangt immers ook nauw samen met de verdere planning en uitrol van de informatisering, omdat dit mee bepalend is voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van de gegevens nodig voor de werklastmeting.

Aan de Commissies Justitie van de Wetgevende Kamers heb ik tevens laten weten dat de verantwoordelijken binnen de rechterlijke orde voor de ontwikkeling en meting van de werklast steeds bereid zijn om hierover zelf elke gewenste toelichting te geven aan het Parlement.



MAGISTRATUUR

PARKETJURISTEN

REFERENDARISSEN

Gerechtelijk
arrondissement

Bevolkingsaantallen
KB 01/10/2008

OM
Kader

verhouding
op 100.000 inwoners

zetel
Kader

verhouding
op 100.000 inwoners

Kader

verhouding
op 100.000 inwoners

Kader

verhouding
op 100.000 inwoners

Antwerpen

969.563

56

5,78

64

6,60

25

2,58

2

0,21

Mechelen

319.107

14

4,39

15

4,70

2

0,63

0,5

0,16

Turnhout

427.037

14

3,28

16

3,75

2

0,47

0,5

0,12

Hasselt

447.117

17

3,80

19

4,25

3

0,67

1

0,22

Tongeren

379.573

14

3,69

15

3,95

2

0,53

1

0,26

Brussel

1.632.907

92

5,63

105

6,43

60

3,67

18

1,10

Leuven

475.816

18

3,78

20

4,20

4

0,84

1

0,21

Nivelles

373.492

16

4,28

18

4,82

4

1,07

1

0,27

Dendermonde

610.050

28

4,59

31

5,08

3

0,49

2

0,33

Gent

597.473

36

6,03

41

6,86

3

0,50

3

0,50

Oudenaarde

200.961

10

4,98

11

5,47

3

1,49

1

0,50

Brugge

487.110

25

5,13

27

5,54

2

0,41

1

0,21

Ieper

127.024

7

5,51

7

5,51

2

1,57

1

0,79

Kortrijk

427.768

19

4,44

21

4,91

1

0,23

0

0,00

Veurne

108.585

6

5,53

7

6,45

2

1,84

1

0,92

Eupen

74.169

4

5,39

6

8,09

1

1,35

1

1,35

Huy

143.748

8

5,57

9

6,26

1

0,70

2

1,39

Liège

633.405

42

6,63

48

7,58

13

2,05

4

0,63

Verviers

202.400

11

5,43

11

5,43

2

0,99

2

0,99

Arlon

107.753

6

5,57

7

6,50

2

1,86

0

0,00

Marche-E.F.

70.643

6

8,49

6

8,49

2

2,83

1

1,42

Neufchâteau

85.688

6

7,00

7

8,17

1

1,17

0

0,00

Dinant

168.886

10

5,92

10

5,92

2

1,18

1

0,59

Namur

296.494

15

5,06

17

5,73

3

1,01

1

0,34

Charleroi

571.382

37

6,48

40

7,00

8

1,40

2

0,35

Mons

423.356

23

5,43

26

6,14

8

1,89

1

0,24

Tournai

305.359

14

4,58

16

5,24

6

1,96

1

0,33

Totalen

10.666.866

554

620

167

50