5-1569/3

5-1569/3

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

11 JUNI 2012


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER MAHOUX C.S.

Art. 2

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 2. In het opschrift van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de woorden « , tot oprichting van een begrotingsfonds Taalpremies » ingevoegd tussen de woorden « de hoofdstedelijke functie van Brussel » en de woorden « en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 ». ».

Verantwoording

Volgens de Raad van State (advies 51.220/AV, randnr. 3) lijkt het niet nuttig in het opschrift van de wet van 10 augustus 2001 « een Fonds » ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel te vervangen door « fondsen », aangezien artikel 2, tweede lid, van de voormelde wet nog steeds bepaalt dat het Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel de twee deelfondsen omvat. De Raad van State beveelt aan (advies 51.220/AV, randnr. 4) om, aangezien voorgesteld wordt een nieuw begrotingsfonds op te richten, het opschrift van de wet van 10 augustus 2001 dienovereenkomstig te wijzigen.

Nr. 2 VAN DE HEER MAHOUX C.S.

Art. 9

In het voorgestelde artikel 5ter, in de Franse tekst, de woorden « prélèvement sur les recettes de l'impôt des personnes physiques » vervangen door de woorden « prélèvement sur le produit de l'impôt des personnes physiques ».

Verantwoording

De Raad van State heeft opgemerkt (advies 51.220/AV, randnr. 5) dat ter wille van de terminologische eenvormigheid en de rechtszekerheid het beter zou zijn in de Franse tekst de uitdrukking « prélèvement sur le produit de l'impôt des personnes physiques » te bezigen in plaats van de woorden « prélèvement sur les recettes de l'impôt des personnes physiques ».

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 11 van het voorstel; hieraan wordt tegemoetgekomen in amendement nr. 3.

Nr. 3 VAN DE HEER MAHOUX C.S.

Art. 11

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 11. In de tabel die gevoegd is bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen, laatst gewijzigd bij de wet van 19 juni 2011, worden volgende wijzigingen aangebracht :

1º het opschrift van het « Fonds ter financiering van sommige verrichte uitgaven die verbonden zijn aan de veiligheid voortvloeiend uit de organisatie van de Europese Toppen te Brussel » wordt vervangen als volgt :

« Fonds ter financiering van sommige verrichte uitgaven die verbonden zijn aan de veiligheid voortvloeiend uit de organisatie van de Europese Toppen te Brussel, evenals van de uitgaven voor veiligheid en preventie die verbonden zijn aan de nationale en internationale hoofdstedelijke functie van Brussel. »;

2º de rubriek 13 — Binnenlandse zaken, wordt aangevuld als volgt :

« Benaming van het organiek begrotingsfonds :

4 — X Fonds voor de financiering van de taalpremies

Aard van de toegewezen ontvangsten :

Een voorafneming op de opbrengsten van de personenbelasting, met toepassing van artikel 5ter van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van Fondsen ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

Aard van de gemachtigde uitgaven :

Toelagen aan de administraties van de Brusselse diensten of instellingen bedoeld in artikel 5quater van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van Fondsen ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen voor de financiering van de taalpremies. ». ».

Verantwoording

De Raad van State heeft opgemerkt (advies 51.220/AV, randnr. 6) dat het opschrift van het « Fonds ter financiering van sommige verrichte uitgaven die verbonden zijn aan de veiligheid voortvloeiend uit de organisatie van de Europese Toppen te Brussel » eveneens zou moeten worden gewijzigd in de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 « houdende oprichting van begrotingsfondsen ».

Zoals vermeld in amendement nr. 2, heeft de Raad van State opgemerkt dat (advies 51.220/AV, randnr. 5) dat ter wille van de terminologische eenvormigheid en de rechtszekerheid het beter zou zijn in de Franse tekst de uitdrukking « prélèvement sur le produit de l'impôt des personnes physiques » te bezigen in plaats van de woorden « prélèvement sur les recettes de l'impôt des personnes physiques ».

Om wetgevingstechnische redenen wordt het volledige voorgestelde artikel 11 hernomen, met toevoeging van de naamswijziging van het Fonds ter financiering van sommige verrichte uitgaven die verbonden zijn aan de veiligheid voortvloeiend uit de organisatie van de Europese Toppen te Brussel, en met de wijziging, in de Franse tekst, van de terminologie (« prélèvement sur le produit de l'impôt » in plaats van « prélèvement sur les recettes de l'impôt »).

Philippe MAHOUX.
Wouter BEKE.
Armand DE DECKER.
Bert ANCIAUX.
Marcel CHERON.
Bart TOMMLEIN.
Francis DELPÉRÉE.
Freya PIRYNS.

Nr. 4 VAN DE HEER VANLOUWE EN MEVROUW MAES

Art. 6

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 6. In artikel 5 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de zin « Over de aanwending van de middelen bedoeld in artikel 4 wordt beslist door de federale leden van de Samenwerkingscommissie na advies van de Samenwerkingscommissie. » wordt opgeheven;

2º de eerste zin wordt aangevuld met de woorden « bestaande uit de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap en het Brusselse Hoodstedelijke Gewest ». »

Verantwoording

Dit amendement hangt samen met amendement nr. 2 op het voorstel van bijzondere wet 5-1568/1 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en waarbij de Vlaamse en Franstalige Gemeenschap betrokken worden in de samenwerkingscommissie bedoeld in artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen.

Gelet op het feit dat naast de Federale staat en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ook de Vlaamse en Franstalige Gemeenschap deel zullen uitmaken van deze overlegcommissie, past het om ook in de wet van 10 augustus 2001 te verwijzen naar deze nieuwe samenstelling van de overlegcommissie.

Op deze wijze kan tegemoet gekomen worden aan de doelstelling om een bepaalde extra financiering te voorzien voor Brussel voorzover deze extra middelen kunnen worden bestemd voor een reeks specifieke beleidsdoelstellingen (mobiliteit, veiligheid, ...).

Dit amendement ligt ook in lijn met de doelstelling geformuleerd in het CD&V Verkiezingsprogramma 2010 : « Waar Brussel het bindteken zou moeten zijn tussen de grote Gemeenschappen die België rijk is, is het vandaag vaak een splijtzwam. Als hoofdstad, als tweetalige en meertalige stad en economisch centrum kan Brussel echter geen eiland, los van Vlaanderen en Wallonië, zijn. Daarom stelt CD&V voor om : De Federale overheid, onder meer in het kader van het Beliris-Samenwerkingsakkoord aangaande de hoofdstedelijke en internationale rol van Brussel, meer aandacht te laten besteden aan de betrokkenheid van de beide grote Gemeenschappen bij de uitbouw van de hoofdstedelijke rol van Brussel. »

Karl VANLOUWE.
Lieve MAES.

Nr. 5 VAN DE HEER LAEREMANS

Artikel 1

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In één van de welbekende vijf Vlaamse resoluties van 1999, met name in de resolutie betreffende de uitbouw van de financiële en fiscale autonomie in de volgende staatshervorming (Parl. St. Vlaams Parlement, nr. 1340 (1998-1999)) wordt uitdrukkelijk het volgende gesteld : « Om het Hoofdstedelijke Gewest toe te laten zijn hoofdstedelijke functie volwaardig op te nemen, zullen de deelstaten moeten bijdragen tot de financiering van deze functie, waarbij zij zeggenschap en controle moeten hebben op de aanwending van deze middelen ». Hier wordt dus gesteld dat Vlaanderen wel degelijk wil bijdragen aan de financiering van zijn hoofdstad, maar dat dit gepaard moet gaan met de nodige zeggenschap en controle vanwege de Vlaamse deelstaat.

Ook de Vlaamse regering sprak zich in een gelijkaardige zin uit. In de Octopusnota van februari 2008, die werd opgenomen in de Vlaamse regeerverklaring van 13 juli 2009, en dus integraal tot het Vlaams regeerakkoord behoort, koppelde Vlaams minister-president Kris Peeters daar evenwel een aantal voorwaarden aan : « Onvermijdelijk zal bij een discussie over Brussel ook het kerntakendebat moeten gevoerd worden. Misschien worden bepaalde gemeentelijke taken om redenen van efficiëntie beter uitgeoefend op het niveau van het Gewest of moet de mogelijkheid tot een herschikking van het aantal gemeenten tot een kleiner aantal worden onderzocht. Deze elementen moeten onderwerp van discussie zijn. » Hier lezen we dus een pleidooi om over te gaan tot een rationalisering van de Brusselse instellingen.

Vergelijkt men deze standpunten met wat er in de zesde staatshervorming omtrent Brussel aan hervormingen naar voor wordt geschoven, dan kan men alleen maar vaststellen dat het een heel andere richting uitgaat. Zoals we hieronder nog zullen betogen, is een rationalisering van de instellingen nauwelijks aan de orde. De financiering gebeurt nog altijd vanuit het federale niveau. En van enige controle op de besteding van de middelen is minder dan ooit sprake. Bovendien kan men zich vragen stellen bij de politieke opportuniteit van de toekenning van bepaalde extra middelen.

Zoals bekend is de royale bijkomende financiering van Brussel in de zesde staatshervorming het gevolg van Franstalig-Brusselse beweringen dat de Brusselse instellingen ondergefinancierd zouden zijn, een stelling die evenwel zeer omstreden is, zowel wetenschappelijk als politiek.

Wetenschappelijk werden de Brusselse aanspraken begin 2011 reeds ernstig in vraag gesteld door onder meer Geert Jennes van het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving (VIVES) in zijn studie « Een Kritische Evaluatie van de Studie-Vanraes : 720 mio extra voor Brussel ». Volgens deze studie zijn de meerkosten die Brussel beweert te hebben « een aanzienlijke overschatting » van de realiteit. De auteur geeft daarvoor vier redenen aan : 1. een aantal bestaande kostencompensaties wordt over het hoofd gezien, 2. voor sommige kosten wordt tweemaal compensatie gevraagd, 3. bepaalde gemiste inkomsten zijn het gevolg van de institutionele keuze van Brussel om een gewest te zijn, 4. aan de uitgavenzijde kan heel wat worden bespaard wanneer men de Brusselse uitgavenstructuur vergelijkt met die van de drie andere Belgische gewesten.

Politiek gesproken hebben de Vlamingen van hun kant altijd volgehouden dat de Brusselse instellingen niet zozeer ondergefinancierd zijn, maar wel dat de organisatie ervan hopeloos inefficiënt en daardoor kostenverslindend is. In een poging om deze kritiek te pareren werd in het institutionele akkoord omtrent een zesde staatshervorming dan ook een hoofdstukje (hoofdstuk 2.6) over de « intra-Brusselse vereenvoudiging » voorzien. Iedereen is het er evenwel over eens, althans toch langs Vlaamse zijde, dat de ingrepen die daarin worden voorgesteld grotendeels van cosmetische aard zijn en dat de werkelijke maatregelen die zouden moeten worden genomen, zijn uitgebleven.

Een ander probleem met deze wet, is dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wel heel wat extra geld toegestopt krijgt, maar dat het, weliswaar binnen de perken van de materies waarvoor de gelden bedoeld zijn, zonder veel federale inspraak autonoom over de besteding daarvan kan beslissen. Daar waar ze al bestond, wordt de federale inspraak immers verder afgebouwd. Dat is onder meer het geval met de middelen die ter beschikking worden gesteld voor de veiligheid in Brussel : daar waar de aanwending van deze middelen tot op heden werd beslist door de federale overheid, komt deze beslissingsbevoegdheid voortaan toe aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zelf.

Samenvattend kan dus worden gesteld dat het de Franstalige politieke agenda is, die het in dit dossier ruimschoots heeft gehaald : de inefficiënte en geldverslindende Brusselse instellingen worden royaal geherfinancierd, hoofdzakelijk op kosten van de federale, dus in essentie Vlaamse, belastingbetaler, om zijn overtal aan instellingen verder op inefficiënte wijze te kunnen laten draaien, terwijl er van een herstructurering en sanering van de instellingen tot een meer efficiënt en meer kostenverantwoord geheel nauwelijks of geen sprake is. De systematische sabotage van de taalwetgeving door de Brusselse francofonie wordt niet afgestraft, maar integendeel beloond met extra geld.

De uiterst royale bijkomende financiering van Brussel is bovendien nog om andere politieke redenen totaal onaanvaardbaar. Het gaat niet op dat op een ogenblik dat de federale overheid in acute geldnood verkeert, zij heel wat bijkomende middelen moet genereren om de Brusselse instellingen van financiële middelen te voorzien die niet echt noodzakelijk zijn indien deze stad goed bestuurd zou worden. Het gaat evenmin op dat Vlaanderen in het financieringsluik van de zesde staatshervorming er zeer bekaaid van afkomt en mee daardoor de broeksriem zal moeten aanhalen, terwijl het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest royaal geherfinancierd wordt en alle financiële zorgen kan vergeten.

Nr. 6 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 2

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 5.

Nr. 7 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 3

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 5.

Nr. 8 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 4

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 5.

Nr. 9 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 5

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 5.

Nr. 10 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 6

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 5.

Nr. 11 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 7

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 5.

Daar komt nog bij dat de grootst mogelijke vraagtekens moeten worden geplaatst bij de financiering door de federale overheid, dus grotendeels door de Vlaamse belastingbetaler, van het uitbetalen van taalpremies voor de Brusselse plaatselijke en gewestelijke ambtenaren. Er moet in dit verband immers worden aan herinnerd dat de taalwet in bestuurszaken, voor wat de Brusselse plaatselijke besturen betreft, al tientallen jaren een omzeggens veralgemeende tweetaligheid van de ambtenaren voorschrijft vanuit de overweging dat Brussel de hoofdstad van het land is en als dusdanig de beide grote landstalen en alle burgers van dit land op voet van gelijkheid moet behandelen. Het is evenwel algemeen bekend dat de Franstalig-Brusselse bestuurders er de voorbije tientallen jaren alles aan gedaan hebben om de toepassing van de taalwetgeving zoveel mogelijk te saboteren, wat er onder meer op neerkwam dat massaal personeel werd aangeworven dat niet over de nochtans wettelijk vereiste kennis van de tweede taal beschikte. In 2008 bijvoorbeeld, de laatste ons bekende gegevens in dat verband, werd niet minder dan 63 % van het in dienst genomen gemeentepersoneel aangeworven in strijd met de taalwet in bestuurszaken; voor de OCMW's liep dat getal in het vernoemde jaar zelfs op tot 91 % ! Dit incivieke beleid van de plaatselijke besturen was en is alleen mogelijk door het even incivieke beleid van de toezichthoudende overheden, met name van de Brusselse Hoofdstedelijke regering en van het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Ondanks meerdere arresten van de Raad van State waarin gesteld wordt dat beide toezichthoudende instanties benoemingen in de plaatselijke besturen die in strijd zijn met de taalwet in bestuurszaken, verplicht moeten vernietigen, gebeurt dit omzeggens niet. Voor hetzelfde jaar 2008 werden namelijk 0 % van de (omwille van taalredenen) illegale benoemingen in de Brusselse gemeenten en 0,1 % van deze benoemingen in de OCMW's door resp. de bevoegde minister van de Brusselse Hoofdstedelijke regering en de bevoegde collegeleden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vernietigd (1) .

Het is dan ook een totaal verkeerd signaal dat dit volgehouden beleid van sabotage van de toepassing van de taalwetgeving nu wordt beloond middels het toestoppen van federaal geld. Het enige federale signaal dat in dit verband gepast zou zijn, zou het afnemen zijn van de toezichthoudende bevoegdheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wat betreft de toepassing van de taalwetgeving door de Brusselse plaatselijke besturen en dit opnieuw in federale handen onder te brengen (2) .

Nr. 12 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 8

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 11.

Nr. 13 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 9

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 11.

Nr. 14 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 10

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 11.

Nr. 15 VAN DE HEER LAEREMANS

Art. 11

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 11.

Bart LAEREMANS.

(1) De problematiek wordt uitvoerig geschetst in de toelichting van het voorstel van resolutie van de heer Joris Van Hauthem betreffende de niet-toepassing van de taalwetgeving in de plaatselijke besturen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (Parl. St. Vlaams Parlement, 2009-2010, nr. 491/1).

(2) Zoals bijvoorbeeld uitgewerkt in het wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet en van de wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, teneinde de naleving en de controle op de naleving van de taalwet in bestuurszaken in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad te verbeteren, inzonderheid wat het toezicht op het personeelsbeleid van de lagere besturen betreft en het daarmee samenhangende voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, teneinde de naleving en de controle op de naleving van de taalwet in bestuurszaken in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad te verbeteren, inzonderheid wat het toezicht betreft op het personeelsbeleid van de lagere besturen (Parl. St. Senaat, 2011-2012, nrs. 1350/1 en 1351/1).