4-581/1

4-581/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

26 FEBRUARI 2008


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 22bis van de Grondwet, tot invoeging van een lid betreffende de bescherming van bijkomende rechten van het kind

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad nr. 131, tweede uitgave van 2 mei 2007)


VOORSTEL VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.


TOELICHTING


Tijdens de zittingsperiode 1999-2003 is in de Grondwet een nieuw artikel 22bis ingevoegd, dat ertoe strekt elk kind het recht op morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit te verzekeren. Tijdens de parlementaire voorbereiding van deze grondwetswijziging bleek dat vrijwel alle senatoren verder wilden gaan en het Verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind, goedgekeurd te New York, in de Grondwet wilden opnemen.

Volgens een meerderheid in rechtsleer en rechtspraak (1) was dit verdrag immers niet rechtstreeks toepasbaar in onze Belgische rechtsorde. De opname in de Grondwet zou dus een grote stap vooruit zijn inzake de erkenning van de rechten van het kind.

Een dergelijke wijziging strookte echter niet met de verklaring tot herziening van de Grondwet die werd bekendgemaakt op 5 mei 1999.

Om die reden maakt de verklaring tot herziening, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 april 2003, artikel 22bis van de Grondwet voor herziening vatbaar, teneinde aan dat artikel een lid toe te voegen betreffende de bescherming van aanvullende rechten van het kind. Het op 20 oktober 2003 door senator Nathalie de T' Serclaes ingediende voorstel tot herziening (stuk Senaat nr. 3-265/1) strekte er dan ook toe de werkzaamheden die waren aangevat tijdens de zittingsperiode daarvóór, voort te zetten en de grondbeginselen van het Verdrag inzake de rechten van het kind op te nemen in de Grondwet.

Over dit wetsvoorstel is uitvoerig gedebatteerd in de Senaat; op 28 oktober 2004 werden daarover deskundigen gehoord (2) . De Senaatscommissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft vervolgens een werkgroep opgericht die was samengesteld uit de indienster van het voorstel tot herziening (mevrouw Nathalie de T' Serclaes) en twee rapporteurs (mevrouw Sabine de Bethune en de heer Francis Delpérée), ingevolge de hoorzitting met de professoren Van Drooghenbroeck, Lemmens en Meulders-Klein en de daaropvolgende gedachtewisseling (3) . Die werkgroep heeft geleid tot het opstellen van een « consensusamendement » (amendement nr. 1, stuk Senaat, nr. 3-265/2, blz. 1 en 2).

Dat op 17 november 2004 ingediende amendement vervangt het enige artikel van het aanvankelijk door mevrouw Nathalie de T' Serclaes ingediende voorstel tot herziening door de volgende tekst :

« Enig artikel. — Artikel 22bis, tweede lid, van de Grondwet wordt vervangen als volgt :

« Het kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen.

Het kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen.

Het belang van het kind moet de eerste overweging zijn bij elke beslissing die het kind aangaat.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de rechten van het kind. ». ».

De heer Francis Delpérée heeft bij subamendement voorgesteld het voormelde vierde lid te vervangen door de volgende bepaling : « Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing die het kind aangaat. » (amendement nr. 2, Stuk Senaat nr. 3-265/2, blz. 2).

De Senaat heeft de uit die twee amendementen bestaande tekst, die artikel 22bis van de Grondwet uitbreidt tot de grondbeginselen van het Verdrag inzake de rechten van het kind, nagenoeg eenparig aangenomen op 9 december 2004.

Hoewel het herzieningsontwerp de dag nadien aan de Kamer van volksvertegenwoordigers werd overgezonden (wetsontwerp DOC 51-1501/001), werd de door de Senaat aangenomen tekst pas een jaar later, in december 2005, door de Kamercommissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de instellingen overgezonden aan de werkgroep die belast was met het onderzoek van Titel II van de Grondwet, met het verzoek in te gaan op de vragen die de volksvertegenwoordigers hadden geopperd omtrent de door de senatoren aangenomen grondwettelijke bepaling.

De werkgroep « Titel II » heeft in maart 2006 een verslag ingediend (4) . De werkgroep kwam ter zake tot het besluit dat :

« — het voorliggende ontwerp tot herziening van de Grondwet de verklaring van de wetgevende macht die in het Belgisch Staatsblad van 10 april 2003 is bekendgemaakt niet schendt;

— de ontworpen bepalingen niet rechtstreeks van toepassing zouden zijn;

— de commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen zich hierover moet uitspreken of het politiek opportuun is dit ontwerp tot herziening van de Grondwet goed te keuren en vooruit te lopen op een eventuele toekomstige codificatie van titel II van de Grondwet. » (blz. 6).

Het verslag heeft dus alle aangehaalde technische knelpunten weggewerkt, en kwam tot het besluit dat geenszins bezwaar kon worden gemaakt tegen de voorgestelde wijziging van artikel 22bis, die « hoewel (...) [zij] geen significante juridische vooruitgang in zich draagt, (...) niettemin een belangrijk symbolisch signaal [geeft] wat de plaats betreft die de kinderen en hun rechten krijgen binnen de Belgische samenleving. (uittreksel uit de tweede nota van de deskundigen Velaers en Van Drooghenbroeck, blz. 24 van het verslag).

Hoewel dit verslag in maart 2006 werd bekendgemaakt, werd het pas op het einde van de zittingsperiode aan de Kamercommissie voor de Herziening van de Grondwet voorgelegd.

Pas de laatste twee weken van de vorige zittingsperiode werd de tekst immers opnieuw op de agenda van die commissie gezet. Feit is dat de commissie, bij gebrek aan reële politieke wil, niet over de tekst heeft kunnen stemmen. Tevens is het betreurenswaardig dat die tekst de enige — in de Senaat aangenomen en aan de Kamer overgezonden — constitutionele tekst is die zijn beslag in de zittingsperiode 2003-2007 niet heeft gekregen.

Krachtens de verklaring tot herziening van de Grondwet van 2 mei 2007 kan men gelukkig opnieuw aan de slag. Ter staving ten gronde van dit herzieningsvoorstel, alsook om in te spelen op de argumenten die in de vorige zittingsperiode her en der naar voren werden gebracht bij de bespreking in Kamer en Senaat, verwijzen de indieners van dit voorstel naar de door de Kamer en de Senaat bekendgemaakte stukken, en in het bijzonder naar het verslag namens de Senaatscommissie voor de Institutionele Aangelegenheden (uitgebracht door mevrouw de Bethune en de heer Delpérée) (stuk Senaat 3-265/3, 2004-2005), alsook naar het verslag (in de vorm van een drukproef) van de werkgroep belast met het onderzoek van titel II van de Grondwet van de Kamer van volksvertegenwoordigers, dat werd uitgebracht nadat de commissie voor de Herziening van de Grondwet de in de Senaat aangenomen tekst ter advies naar die werkgroep had overgezonden.

De indieners van dit voorstel tot herziening van de Grondwet leggen een tekst voor die volledig identiek is aan die waarover in de Senaat in de vorige zittingsperiode een consensus werd bereikt. Zodoende kan de bespreking ter aanneming van een tekst over de rechten van het kind, tot uitbreiding van het bestaande artikel 22bis van de Grondwet, overeenkomstig de verklaring tot herziening van de Grondwet worden hervat.

Sabine de BETHUNE
Armand DE DECKER
Martine TAELMAN
Anne-Marie LIZIN
Myriam VANLERBERGHE
Francis DELPÉRÉE
Isabelle DURANT
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON
Hugo VANDENBERGHE.

VOORSTEL


Enig artikel

Artikel 22bis van de Grondwet wordt aangevuld met de volgende leden :

« Het kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen.

Het kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen.

Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing die het kind aangaat.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de rechten van het kind. ».

1 februari 2008.

Sabine de BETHUNE
Armand DE DECKER
Martine TAELMAN
Anne-Marie LIZIN
Myriam VANLERBERGHE
Francis DELPÉRÉE
Isabelle DURANT
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON
Hugo VANDENBERGHE.

(1) Zie het advies van professor Paul Lemmens in het verslag over de herziening van titel II van de Grondwet, om nieuwe bepalingen in te voegen die de bescherming van de rechten van het kind op morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit verzekeren (stuk Senaat, nr. 2-21/4, 1999/2000, blz. 63-64).

(2) Zie het verslag namens de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, uitgebracht door mevrouw de Bethune en de heer Delpérée, Stuk Senaat nr. 3-265/3, 2004/2005, blz. 9-45.

(3) Zie het verslag namens de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, uitgebracht door mevrouw de Bethune en de heer Delpérée, Stuk Senaat nr. 3-265/3, 2004/2005, blz. 52-58.

(4) Dit 25 pagina's tellende verslag van maart 2006 bestaat in de vorm van een drukproef, en is geen officieel stuk geworden (DOC 51 1501/000).