2-1420/1

2-1420/1

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

14 JANUARI 2003


Voorstel van resolutie betreffende de nood aan een wettelijk kader inzake de uithuisplaatsing van daders van intrafamiliaal geweld

(Ingediend door mevrouw Meryem Kaçar c.s.)


TOELICHTING


In het begin van de jaren '70 doorbrak de vrouwenbeweging internationaal de stilte en het taboe rond fysiek, seksueel en psychisch geweld. Uit getuigenissen van vrouwen bleek, dat de ervaringen van slachtoffers van intrafamiliaal geweld veel gemeenschappelijks hadden. Geweld op vrouwen werd niet langer gezien als een individueel probleem van het slachtoffer.

Ondanks tal van inspanningen is dit thema echter nog steeds pijnlijk actueel. Geweld « op straat » wordt nog altijd strenger aangepakt dan geweld thuis. De privé-sfeer is de facto nog steeds een « rechteloos domein » voor vrouwen en kinderen. Het rechtssysteem blijkt vaak te hoogdrempelig voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld.

Intrafamiliaal geweld laat een leven lang diepe sporen na. Het heeft een negatieve invloed op de gezondheid en het emotionele welzijn van de slachtoffers. Intrafamiliaal geweld werkt ook ontwrichtend voor kinderen, ook als de agressie niet rechtstreeks tegen hen gericht is. Diverse wetenschappelijke onderzoeken tonen aan dat ook getuige zijn van geweld voor kinderen traumatiserend is. Kinderen die getuige zijn van geweld in het gezin, vertonen dikwijls dezelfde symptomen als fysiek of seksueel misbruikte kinderen. Aandacht voor en bescherming van kinderen uit een gewelddadig gezin zijn van groot belang, ook als ze zelf geen fysiek letsel opgelopen hebben. Bij eventuele beschermingsmaatregelen moeten hun veiligheid en welzijn primeren, waarbij de ontwrichting van hun leefwereld (school, vrijetijdsactiviteiten, ...) zoveel mogelijk vermeden moet worden.

Een samenleving die intrafamiliaal geweld tolereert, faalt niet alleen in haar taak om al haar leden te beschermen, maar belemmert bovendien de volledige ontplooiing van een aanzienlijk aantal onder hen. Dit resulteert in hoge financiële kosten ­ bijvoorbeeld de kosten voor medische zorgen aan slachtoffers, van arbeidsongeschiktheid ­ en een aanzienlijk verlies van maatschappelijk kapitaal.

Geweld op vrouwen en kinderen moet aan de kaak gesteld blijven. Het uitblijven van een maatschappelijk ingrijpen legitimeert de facto intrafamiliaal geweld. Hierdoor beschouwen daders zich als straffeloos, wat het gewelddadig gedrag nog versterkt. Slachtoffers op hun beurt voelen zich in de steek gelaten, wat hun onzekerheid en onmacht verergert.

Uit het bovenstaande blijkt dat intrafamiliaal geweld geen individuele zaak is en evenmin een nieuw fenomeen. Het gaat bovendien om een omvangrijk probleem in alle bevolkingslagen en sociale klassen. Het is dan ook een maatschappelijk probleem dat om een maatschappelijke oplossing vraagt.

In de jaren '70 deed de vrouwenbeweging baanbrekend werk met de oprichting van vluchthuizen. Vrouwen die nergens terecht konden om hun gewelddadige relatie te ontvluchten, vonden er een veilige plek. Langzamerhand groeit echter het besef dat een slachtoffer dat naar een vluchthuis moet vluchten, een dubbel slachtoffer is : niet alleen is zij het slachtoffer van het geweld, bovendien is zij het slachtoffer van de ontwrichting die voortvloeit uit het noodgedwongen verlaten van haar vertrouwde omgeving. Vrouwen en kinderen hebben recht op veiligheid, niet alleen in een vluchthuis, maar overal en vooral in het huis waar ze wonen. De nadelige gevolgen van intrafamiliaal geweld mogen niet afgewenteld worden op de slachtoffers en hun kinderen.

Het is noodzakelijk dat de politie op het ogenblik van een crisis zo kan interveniëren dat de veiligheid en de rust van het slachtoffer gegarandeerd kunnen worden. In navolging van het Oostenrijks model kan dit gebeuren door middel van het toekennen aan de politie van de wettelijke mogelijkheid om de dader meteen uit huis te plaatsen en hem of haar een ­ in de tijd vrij beperkt (1) ­ contactverbod op te leggen. Een onmiddellijke reactie van de politie is niet alleen noodzakelijk voor de veiligheid van het slachtoffer, maar is ook een duidelijk signaal aan de dader dat het geweld maatschappelijk niet getolereerd wordt. Opdat deze regeling efficiënt zou zijn, is het absoluut noodzakelijk dat elke overtreding van het contactverbod onmiddellijk door de politie bestraft kan worden. In Oostenrijk kunnen de uithuisplaatsing en het contactverbod op verzoek van het slachtoffer en door middel van een gerechtelijke procedure voor enkele maanden verlengd worden.

Meryem KAÇAR.
Marie NAGY.
Iris VAN RIET.
Sabine de BETHUNE.
Myriam VANLERBERGHE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE

De Senaat,

A. Overwegende dat de rechten van vrouwen en kinderen volledig, onvervreemdbaar en onverbreekbaar deel uitmaken van de universele rechten van de mens;

B. Gelet op de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 10 december 1948, het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen van 18 december 1979, de Verklaring van de VN inzake de uitbanning van geweld tegen vrouwen van 20 december 1993 en het Kinderrechtenverdrag van 20 november 1989;

C. Gelet op de verklaring en het Actieplatform van de vierde VN-Wereldvrouwenconferentie in Peking in september 1995, met name het strategisch doel D inzake geweld op vrouwen;

D. Gelet op de wet van 4 juli 1989 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het misdrijf verkrachting, de wet van 24 november 1997 strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan en de wet van 30 oktober 1998 tot invoeging van een artikel 442bis in het Strafwetboek houdende strafbaarstelling van belaging;

E. Overwegende dat vrouwen en kinderen vooral in de privé-sfeer het slachtoffer worden van geweld;

F. Overwegende dat bij intrafamiliaal geweld een snelle en doeltreffende interventie noodzakelijk is om de veiligheid en de rust van het slachtoffer en eventuele kinderen te herstellen en te garanderen;

G. Overwegende dat beschermingsmaatregelen bij een crisisinterventie in gevallen van intrafamiliaal geweld ook gericht moeten zijn op de veiligheid en het welzijn van de kinderen, waarbij de ontwrichting van hun leefwereld zoveel mogelijk vermeden moet worden;

Vraagt de regering :

1. een wettelijk kader uit te werken voor de uithuisplaatsing van daders als een politioneel middel tot crisisinterventie in gevallen van intrafamiliaal geweld;

2. een wettelijk kader uit te werken voor het opleggen van een tijdelijk contactverbod aan de dader als een politioneel middel tot crisisinterventie in gevallen van intrafamiliaal geweld;

3. de mogelijkheid te creëren dat een bevel van uithuisplaatsing onmiddellijk door de politie ter kennis wordt gebracht van de gespecialiseerde hulpverleningsdiensten;

4. met betrekking tot de hulpverlening aan slachtoffers en daders in gevallen van uithuisplaatsing samenwerkingakkoorden te sluiten met de bevoegde overheden.

12 december 2002.

Meryem KAÇAR.
Marie NAGY.
Iris VAN RIET.
Sabine de BETHUNE.
Myriam VANLERBERGHE.

(1) In Oostenrijk gaat het om een periode van tien dagen.