Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-23

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 9 augustus 2010

aan de minister van Landsverdediging

Vakantieopvang georganiseerd binnen het ministerieel departement voor de kinderen van personeelsleden

kinderoppas
inkomstenbelasting
belastingaftrek
ministerie
overheidsapparaat

Chronologie

9/8/2010Verzending vraag
14/9/2010Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-14
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-15
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-16
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-17
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-18
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-19
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-20
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-21
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-22
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-24
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-25
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-26
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-27
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-28

Vraag nr. 5-23 d.d. 9 augustus 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Programmawet van 8 april 2003 voerde met ingang vanaf 1 januari 2003, in een nieuw artikel 52bis in het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, de mogelijkheid in om de sommen die een werkgever (verkrijger van winst of baten) betaalde ten gunste van een collectieve voorziening voor kinderopvang onder bepaalde voorwaarden aan te kunnen merken als beroepskosten.

Het was de bedoeling om met dit nieuw ingevoerde systeem privé-partners uit te nodigen om de uitbreiding van het aantal opvangplaatsen financieel te ondersteunen. De stimulans bestaat erin om de in het kader van dit partnerschap gestorte uitgaven als beroepskosten aan te merken (zie toelichting Programmawet 8 april 2003, Parl. St. Kamer, nr. 50 2343/001, blz. 47).

Ook de publieke sector organiseert echter bepaalde initiatieven van kinderdagopvang of vakantieopvang. Zo heeft de VRT en de UZ Gent een eigen kinderdagverblijf en ook verschillende ziekenhuizen vangen de kinderen van hun personeelsleden op. De Vlaamse Gemeenschap organiseert eveneens kinderopvang in de vakanties voor de kinderen van haar personeelsleden. Ongetwijfeld bestaan er ook op federaal niveau initiatieven.

Om deze redenen had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1.) Organiseert het departement waarvoor de minister verantwoordelijk is kinderdagopvang of vakantieopvang voor zijn personeelsleden of personeelsleden van andere overheidsinstanties?

2.) Zo ja, kan de minister een overzicht geven van het aantal opvangplaatsen?;

3.) Zo ja, kan de minister aangeven onder welke voorwaarden de personeelsleden aanspraak kunnen maken op de kinderdagopvang of vakantieopvang?

Antwoord ontvangen op 14 september 2010 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door haar gestelde vragen.

1. De Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie van het ministerie (CDSCA) van Landsverdediging organiseert kinderdagopvang voor kinderen jonger dan drie jaar. CDSCA beschikt hiervoor over acht kinderdagverblijven.

Aan de personeelsleden van Defensie, die problemen hebben met de kinderopvang tijdens de schoolvakanties, wordt eveneens de mogelijkheid geboden om de kinderen op te vangen binnen de militaire kwartieren, mits toestemming van de korpscommandant van de eenheid. Het gaat wel degelijk om een noodoplossing en niet om een vervanging van de bestaande opvangstructuren. De organisatie van de kinderopvang moet verenigbaar blijven met het normaal functioneren van een eenheid, heeft geen structureel karakter en mag geen aanleiding geven tot het creëren van bijkomende functies.

2. Er zijn in het totaal 327 voltijdse opvangplaatsen beschikbaar voor de acht kinderdagverblijven van het departement.

3. Om van de kinderdagverblijven te genieten moet minstens één van de ouders deel uitmaken van het departement Defensie of van de instellingen onder de voogdij van de minister van Defensie. Al deze personeelsleden kunnen aanspraak maken op de kinderopvang voor zover zij het intern huishoudelijk reglement respecteren.