SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
8 février 2011 8 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1250 Schriftelijke vraag nr. 5-1250

de Guido De Padt (Open Vld)

van Guido De Padt (Open Vld)

à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________________
Personnes handicapées - Participation au travail - Évolution - Mesures Personen met een handicap - Arbeidsparticipatie - Evolutie - Maatregelen 
________________
handicapé
intégration des handicapés
statistique officielle
administration publique
emploi réservé
travailleur handicapé
gehandicapte
integratie van gehandicapten
officiële statistiek
overheidsadministratie
gereserveerde arbeidsplaats
werknemer met een beperking
________ ________
8/2/2011Verzending vraag
30/3/2011Antwoord
8/2/2011Verzending vraag
30/3/2011Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1242
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1243
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1244
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1245
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1246
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1247
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1248
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1249
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1251
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1252
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1253
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1254
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1255
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1256
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1257
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1258
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1259
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1260
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1261
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1262
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1263
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1242
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1243
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1244
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1245
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1246
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1247
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1248
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1249
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1251
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1252
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1253
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1254
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1255
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1256
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1257
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1258
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1259
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1260
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1261
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1262
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1263
________ ________
Question n° 5-1250 du 8 février 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1250 d.d. 8 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Depuis 2006, le gouvernement fédéral s'est engagé à augmenter la participation au travail de personnes handicapées. Afin de mettre l'accent sur ce but et de le concrétiser, l'arrêté royal du 5 mars 2007 organisant le recrutement de personnes handicapées dans certains services publics fédéraux dispose que d'ici 2010, chaque public fédéral doit mettre au travail des personnes handicapées à concurrence de 3 % de ses effectifs.

Il ressort d'une étude du European Disability Forum qu'il existe encore trop de discrimination sur le lieu de travail à l'égard des moins valides. Les pouvoirs publics (fédéraux) devraient jouer un rôle pionner à cet égard. Malheureusement, ils le font de manière totalement insuffisante. Depuis 2009, la Commission d'accompagnement pour le recrutement de personnes avec un handicap dans la fonction publique fédérale contrôle le respect de l'objectif de 3%. Le premier rapport d'évaluation (2009) de la commission mentionne que le taux d'emploi des personnes handicapées n'atteint que 0,9%, ce qui est nettement inférieur au quota de 3%.

L'autorité flamande a fait à peine mieux avec 1,1%. Ces chiffres sont dramatiques car ils ne représentent rien par rapport aux 10% de personnes handicapées que compte l'ensemble de la population. De plus, il reste encore beaucoup à faire si nous voulons atteindre l'objectif de 4,5% d'ici 2015. Ces chiffres indicatifs sont fixés dans le cadre de la politique d'égalité des chances mais de cette manière, on ne s'en approche même pas.

Les pouvoir publics devraient prendre l'initiative à ce sujet, augmenter la diversité sur le lieu du travail et réduire les stéréotypes négatifs en insistant fortement sur la question.

Je souhaite une réponse aux questions suivantes.

1) Combien de personnes handicapées travaillent-elles dans les différents services publics fédéraux qui relèvent de vos compétences? Quel pourcentage de l'ensemble des effectifs représentent-elles? Quel était ce chiffre en 2006?

2) Combien de personnes handicapées ont-elles été engagées en 2006, 2007, 2008, 2009 et 2010? Je souhaite une répartition par service public et par niveau de qualification des personnes.

3) Pensez-vous pouvoir enregistrer de meilleurs résultats dans les prochaines années eu égard aux objectifs fixés?

4) Prévoyez-vous des mesures telles qu'une réserve de recrutement spécifique, des adaptations des conditions de travail, des campagnes de recrutement ciblées, etc. ?

5) Quelles mesures sont-elles prises lorsqu'il apparaît que certains services publics ne recrutent pas suffisamment de personnes handicapées?

 

Sinds 2006 engageert de federale regering zich om de arbeidsparticipatie van personen met een handicap te verhogen. Om deze doelstelling kracht bij te zetten en te concretiseren, werd bij wijze van het koninklijk besluitvan 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in sommige federale overheidsdiensten, bepaalt dat tegen het jaar 2010 elke federale overheidsdienst 3 % van de betrekkingen voorziet voor personen met een handicap.

Uit een studie van Het Business & Disability Forum blijkt dat er nog te veel discriminatie bestaat op de werkvloer ten aanzien van mindervaliden. De (federale) overheid zou hierin een voortrekkersrol moeten spelen. Jammer genoeg gebeurt dit absoluut onvoldoende. Sinds 2009 ziet de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap in het federaal openbaar ambt toe op de doelstelling van 3 %. In het eerste evaluatieverslag (2009) van de Commissie valt te lezen dat de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap slechts 0,9 % bedraagt, met andere woorden ruim onder het quotum van 3 %.

De Vlaamse overheid strandde met 1,1 % nauwelijks hoger. Dramatische cijfers, aangezien dit in het niets verzinkt in vergelijking met de 10 % gehandicapte personen in de totale bevolking. Bovendien valt er nog een zeer lange weg af te leggen als we het streefcijfer van 4,5 % tegen 2015 willen halen. Deze richtcijfers werden vooropgesteld in het kader van het Gelijkekansenbeleid, maar worden op deze manier zelfs niet benaderd.

De overheid zou in deze kwestie het voortouw moeten nemen, de diversiteit op de werkvloer verhogen en de negatieve stereotypen doen verzwakken, door hier sterk op in te zetten.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoeveel mensen met een handicap werken in de verschillende federale overheidsdiensten en de instellingen die onder uw bevoegdheid vallen? Hoeveel bedraagt hun aandeel in het totale personeelsbestand? Hoeveel bedroeg dit cijfer in 2006?

2) Hoeveel mensen met een handicap werden aangeworven in de jaren 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010? Graag kreeg ik een opsplitsing naar de verschillende overheidsdiensten en kwalificatieniveau van de personen.

3) Denkt u de komende jaren terrein goed te maken met het oog op de vooropgestelde doelstellingen?

4) Voorziet u maatregelen zoals bijvoorbeeld een specifiek wervingsreserve, aanpassingen van de arbeidsomstandigheden, doelgerichte wervingscampagnes en dergelijke meer?

5) Welke maatregelen worden er genomen indien blijkt dat bepaalde overheidsdiensten onvoldoende werk maken van de aanwerving van personen met een handicap?

 
Réponse reçue le 30 mars 2011 : Antwoord ontvangen op 30 maart 2011 :

Bureau d’Intervention et de Restitution belge (BIRB) :

1. En 2010, aucune personne handicapée n’était employée au BIRB. Les personnes handicapées qui y travaillaient, sont toutes parties à la pension. Le pourcentage de personnes handicapées employées auprès du Bureau s’élève donc à zéro.

2. Aucune, mais le BIRB n’a encore jamais refusé –ni ne refusera – de candidat sur la seule base de son handicap.

3. Une régionalisation éventuelle des activités du BIRB a une influence négative sur la situation, étant donné que la plupart des membres du personnel travaillent au niveau fédéral et souhaitent continuer travailler au niveau fédéral. Cela implique également que, lors d’un recrutement, les candidats finissent par ne pas choisir le BIRB.

4. Il est très difficile pour le BIRB de modifier cette situation, vu les contraintes budgétaires très strictes et la situation particulière du BIRB due à la baisse de ses activités et qui ne laissent donc qu’une marge de manœuvre très étroite au niveau des possibilités de recrutement. Toutefois, si l’on devait procéder à des recrutements, les personnes handicapées n’en seraient certainement pas écartées en raison de leur handicap.

5. L’arrêté royal du 5 mars 2007 précité prévoit qu’en l’absence de mesures efficaces en vue de promouvoir l’emploi des personnes avec un handicap, un blocage des recrutements, correspondant à la différence entre le pourcentage prévu (3 %) et les équivalents temps plein avec un handicap, peut être imposé (après avis de la commission d’accompagnement pour le recrutement de personnes avec un handicap).

Centre d'Étude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques (CERVA)

1. Nous n’avons pas de personne handicapée engagée actuellement au CERVA.

2. Le CERVA n’a pas engagé de personne handicapée ces dernières années.

3. Ce chiffre risque d’être difficile à atteindre au CERVA. En effet, le plan de personnel actuel du CERVA prévoit des engagements statutaires et contractuels, essentiellement dans des services opérationnels comme des laboratoires (chercheurs, laborantins,…) et quelques personnes dans des services de support techniques ou administratifs. Ces types de profils (personnes travaillant en laboratoire ou dans des installations type L1,2 ou 3) n’attirent pas nécessairement beaucoup de personnes handicapées, la formation en techniques de pointe n’étant pas toujours accessible pour elles. L’accessibilité géographique aux bâtiments du CERVA se fait notamment en transport en commun et reste de ce fait peu attractive pour un grand nombre de candidats, à fortiori probablement encore davantage pour des personnes handicapées. Enfin, même si le CERVA est ouvert à l’engagement de personnes handicapées, nous n’avons jamais reçu de candidatures de personnes handicapées en réponse à nos annonces.

4. Le nombre de places vacantes au CERVA est très réduit. En parallèle, les départs naturels prévus ne permettront très probablement pas, d’ici 2015, de libérer un nombre de postes suffisants pour arriver au quota visé. Le fait d’organiser une réserve spécifique pour le CERVA est peu réaliste, vu là aussi, son nombre réduit de collaborateurs. Enfin, vu les autres éléments pré-cités, il sera très difficile d’attirer des personnes handicapées à venir travailler au CERVA.

5. L’arrêté royal du 5 mars 2007 précité prévoit qu’en l’absence de mesures efficaces en vue de promouvoir l’emploi des personnes avec un handicap, un blocage des recrutements, correspondant à la différence entre le pourcentage prévu (3 %) et les équivalents temps plein avec un handicap, peut être imposé (après avis de la commission d’accompagnement pour le recrutement de personnes avec un handicap).

Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA)

1. Le nombre de personnes avec un handicap, tel que défini à l’article 3 de l’arrêté royal du 5 mars 2007 organisant le recrutement de personnes handicapées dans certains services publics fédéraux, en service au sein de l’AFSCA, s’élève actuellement à dix-sept personnes.

Le pourcentage de personnes avec un handicap s’élève à 1,40 % du nombre d’équivalent temps plein. Certaines fonctions existantes au sein de l'AFSCA ne peuvent cependant pas être remplies par une personne avec un handicap, notamment les fonctions d'inspecteur et de contrôleur (soit 570 personnes physiques ou 528,3 ETP. En effet, pour pouvoir effectuer en toute sécurité les tâches qui découlent de l'exercice de ces fonctions (par exemple : manipulation du bétail, manipulation d’échantillons parfois lourds, visite de silos, d'usines en fonctionnement, etc..), l'agent doit aussi disposer d'une grande mobilité ainsi que d’une bonne acuité visuelle et auditive. Si l'on ne tient pas compte de ces fonctions, le pourcentage en ETP de personnes avec un handicap atteint au sein de l'AFSCA 2,54 %.

En 2006, l’Agence comptabilisait neuf personnes avec un handicap.

2. En 2006 et en 2007, la répartition de personnes avec un handicap, était la suivante : cinq agents dans le niveau D, deux dans le niveau C, une dans le niveau B et une dans le niveau A (soit un total de neuf personnes avec un handicap).

En 2008, la répartition a évolué comme suit : cinq agents dans le niveau D, deux dans le niveau C, une dans le niveau B et deux dans le niveau A (soit un total de dix personnes avec un handicap).

Pour 2009, les efforts fournis ont aboutis à la répartition suivante : cinq agents dans le niveau D, trois dans le niveau C, une dans le niveau B et deux dans le niveau A (soit un total de onze personnes avec un handicap).

Enfin, en 2010, le nombre de personnes avec un handicap se répartissait de la manière suivante : huit agents de niveau D, trois agents de niveau C, trois agents de niveau B et trois agents de niveau A (soit au total dix-sept personnes avec un handicap).

3. Oui, dans la mesure où l’Agence s’est inscrite dans une politique de diversité. Elle participe au réseau mis en place dans ce cadre et développe actuellement un plan de diversité.

4. L'Agence met tout en œuvre pour satisfaire au prescrit de l’arrêté royal du 5 mars 2007. Le management de l’AFSCA s’est engagé à consulter, prioritairement, les réserves de lauréats avec un handicap pour pourvoir aux fonctions administratives. Des adaptations tant matérielles qu’au niveau de l’horaire de travail ont été réalisées afin de rendre l’environnement de travail plus adapté.

5. L’arrêté royal du 5 mars 2007 précité prévoit qu’en l’absence de mesures efficaces en vue de promouvoir l’emploi des personnes avec un handicap, un blocage des recrutements, correspondant à la différence entre le pourcentage prévu (3 %) et les équivalents temps plein avec un handicap, peut être imposé (après avis de la commission d’accompagnement pour le recrutement de personnes avec un handicap).

En ce qui concerne le Service public fédéral (SPF) Économie, P.M.E., Classes moyennes et Énergie, je me réfère à la réponse apportée par mon collègue le ministre pour l’Entreprise et la Simplification à la question n° 5-1255.

En ce qui concerne le Conseil supérieur des Indépendants et des PME

1. Aucun.

2. Aucun.

3. Le CSIPME ne compte que quinze « équivalents temps plein » et, pour cette raison, n’a pas plan spécifique en matière de participation au travail de personnes handicapées. D’éventuels engagements de personnes handicapés se feront par le biais de la procédure de sélection habituelle.

4. Cf. point 3.

5. Cf. point 3.

En ce qui concerne l'Institut national d’assurances sociales pour travailleurs indépendants (INASTI)

1. a) Au 31 décembre 2010, il y avait huit agents actifs à l'INASTI qui répondaient aux critères de l'article 1er de l'arrêté royal du 5 mars 2007 organisant le recrutement de personnes handicapées dans la fonction publique administrative fédérale.

b) Ceci représente 1 % de l'effectif calculé en équivalents temps plein.

c) En 2006, cinq personnes handicapées étaient occupées à l'INASTI sur un total de 794 agents soit 0,63 % de l'effectif en personnes physiques. Une des ces personnes a pris sa pension entretemps.

2. Une personne handicapée a été engagée le 1er février 2010 en tant qu'agent contractuel de niveau D. En outre, par l'intermédiaire de l'organisation « Passwerk », deux personnes handicapées ont été recrutées sous contrat de travail par la SMALS (elles ne sont donc pas reprises dans le cadre du personnel de l’INASTI) en 2009 et en 2010 pour exercer une fonction d'ingénieur test au sein de l'INASTI. Par ailleurs, il y a lieu de signaler qu'à la suite d'un recensement interne et de la participation de l'INASTI à l'enquête "Emploi et handicap" menée en novembre 2009 par la Commission d'accompagnement pour le recrutement de personnes avec un handicap, trois agents appartenant aux niveaux C et D ont été reconnus comme personnes handicapées.

3. Au stade du recrutement, l'INASTI dépend largement du SELOR et des réserves spécifiques que ce dernier a pu ou non constituer. En tout état de cause, l'INASTI est prêt à participer, avec d'autres institutions, à des actions communes visant à promouvoir le recrutement, l'inclusion et l'épanouissement de personnes handicapées au sein de ses services.

4. A l'occasion de sélections, l'INASTI consulte la réserve spécifique de recrutement de personnes handicapées constituée par le SELOR. Afin de toucher divers publics cibles au stade du recrutement, il inclut dans ses descriptions de fonction un paragraphe relatif à l'égalité des chances. Lors de l'appel aux candidats, il invite les personnes handicapées à se faire connaître en vue de permettre au SELOR de prévoir des adaptations raisonnables en fonction du handicap.

Par ailleurs, l'INASTI tient compte, lors de la rénovation de ses locaux à Bruxelles et dans les provinces, des contingences éventuelles liées à l'occupation de personnel avec un handicap physique.

5. En ce qui concerne les mesures prévues en cas de non respect de l'obligation de mettre au travail des personnes handicapées à concurrence de 3 % de l'effectif, il y a lieu de se référer aux dispositions de l'article 3, §3, alinéa 2 de l'arrêté royal du 5 mars 2007 organisant le recrutement des personnes handicapées dans la fonction publique administrative fédérale.

En ce qui concerne la DG Indépendants du SPF Sécurité sociale :

Je ne dispose pas des données demandées pour la DG Indépendants du SPF Sécurité Sociale. En effet, je ne suis compétente que sur le plan de la matière.

Pour toutes les autres questions (personnel, logistique) relatives au SPF Sécurité Sociale, et donc aussi pour la DG Indépendants, je renvoie l’honorable membre à la réponse donnée par la ministre des Affaires Sociales.

Service public de programmation (SPP) Politique scientifique :

1. Nombre de personnes handicapées au SPP Politique scientifique (SPP PS) et dans les établissements scientifiques fédéraux (ESF) relevant de ma compétence


Institutions

nombre de personnes handicapées en 2010

% en 2010 par rapport à l'ensemble du personnel

% en 2006

SPP PS

3

1,16 %

0 %

Institut royal du Patrimoine artistique

4

2,48 %

-

Institut royal des Sciences naturelles de Belgique

5

0,91 %

1,18 %

Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique

1

0,27 %

-

Musées royaux d'Art et d'Histoire

0

0 %

0

Bibliothèque royale de Belgique

0

0 %

0

Archives générales du Royaume et Archives de l'Etat dans les provinces (AGR)

0

0 %

0

Institut d'Aéronomie spatiale de Belgique (IASB)

3

2,48 %

2,55 %

Musée royal d'Afrique centrale (MRAC)

3

1,1 %

-

Institut royal météorologique de Belgique

0

0

0,2 %

2 Si aucune procédure de sélection particulière n'a été organisée ni au sein du SPP ni dans les ESF entre 2006 et 2009, la logique préconisée lors des recrutements est celle de l’action positive. On s’assure que les candidats ont bien les compétences nécessaires et suffisantes pour exercer la fonction à pourvoir. Des personnes handicapées ont été engagées durant cette période, comme par exemple : niveau B et 1 niveau D en 2007 au MRAC, ainsi que 1 niveau B en 2008;

  • 1 niveau A en 2008 à l'IASB, ainsi que 1 niveau C en 2009;

  • 1 personne en 2009 aux AGR;

  • 1 personne en 2011 à l'IASB, portant ainsi le quota de personnes handicapées à 2,83 % cette année

3. L'objectif des 3 % n'est pas facile à atteindre, étant donné que les listes distinctes présentées par le Selor, conformément à l'arrêté royal du 5 mars 2007, sont relativement peu pourvues et ne répondent presque jamais aux attentes du SPP et des ESF en termes de recrutement et de sélection. Cependant la diversité est devenue une des pierres angulaires de la politique des ressources humaines du SPP PS.

4. En effet, le SPP PS n'a pas cessé de se tenir au courant des actions et des réflexions tenues par la Cellule Diversité de P&O via les réunions de réseau, les intervisions, les séminaires belges et internationaux, la participation à la rédaction d'articles sur la diversité (dans le magazine Fédra par exemple), ...

Dans le courant de l'année 2010, le SPP s'est doté d'un plan d'action "Diversité" diffusé sur l'intranet et dans les ESF. De nouvelles procédures de recrutement ont été mises en place, telles que la diffusion des offres d'emploi via des canaux spécifiques pour toucher un public plus large, le recours systématique aux listes distinctes de Selor, la prise en considération prioritaire des candidatures éventuelles,...

Le nouveau bâtiment dans lequel est désormais installée le SPP PS, est plus accueillant pour les personnes handicapées. Une passerelle électrique à l'entrée du bâtiment en facilite l'accès: Une fois à l'intérieur, une signalétique et des équipements appropriés leur permettent d'y circuler et d'y travailler dans des conditions normales.

5. Comme indiqué dans le plan de diversité du SPP PS, certaines mesures seront prises pour un recrutement plus efficace de personnes handicapées. Le SPP compte en effet s'adresser directement aux associations représentatives afin de mener, avec leur collaboration, des actions de sensibilisation, d'information et de formation de manière à encourager les handicapés à se présenter aux épreuves de sélection.

Belgisch interventie en restitutie bureau (BIRB)

1. In 2010 werkte er geen enkel persoon met een handicap bij het BIRB. De personen met een handicap die er werkten, zijn allen met pensioen gegaan. Het percentage tewerkstelling van personen met een handicap bij het Bureau is bijgevolg nul.

2. Geen, maar het BIRB heeft nog nooit een kandidaat geweigerd of zal ook nooit een kandidaat weigeren alleen omdat hij een handicap heeft.

3. Een mogelijke regionalisering van de activiteiten van het BIRB heeft een nadelige invloed op de toestand, vermits de meeste personeelsleden die in de federale filière werken er wensen te blijven. Dit impliceert eveneens dat bij een aanwerving de kandidaten uiteindelijk niet voor het BIRB kiezen.

4. Het is voor het BIRB zeer moeilijk om het tij te keren, gelet op de uiterst stringente budgettaire verplichtingen die slechts een kleine speelruimte laten in de aanwervingmogelijkheden. Niettemin, mocht er tot aanwerving worden overgegaan, dan zouden de personen met een handicap zeker nooit om die reden alleen worden geweigerd.

5. Het voormelde koninklijk besluit van 5 maart 2007 voorziet dat bij gebrek aan effectieve maatregelen om de werkgelegenheid van mensen met een handicap te bevorderen, een wervingsstop kan worden opgelegd die overeenkomt met het verschil tussen het verwachte percentage (3%) en de voltijdse equivalenten met een handicap (na advies van de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap).

Centrum voor onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie (CODA) :

1. Tot nu toe zijn er geen medewerkers met een handicap bij het CODA.

2. Het CODA heeft de laatste jaren geen personen met een handicap aangeworven.

3. Het zal moeilijk zijn om bij het CODA dit cijfer te bereiken. Ons huidig personeelsplan voorziet statutaire en contractuele aanwervingen, voornamelijk in operationele diensten zoals laboratoria (onderzoekers, laboranten, ...) en enkele personen in de ondersteunende technische of administratieve diensten. Deze profielen (personen die in laboratoria of in installaties type L1, 2 of 3 werken) trekken onvermijdelijk niet veel gehandicapte personen aan, gezien de technische opleiding niet altijd voor hen toegankelijk is. De geografische toegankelijkheid tot de gebouwen van het CODA gebeurt vooral met het openbaar vervoer en blijft daardoor weinig aantrekkelijk voor een groot aantal kandidaten, en waarschijnlijk nog minder voor gehandicapte personen. Tenslotte, ook al stelt het CODA de vacatures open voor gehandicapte personen, dan nog stellen we vast dat op onze aankondigingen nooit kandidaten met een handicap solliciteren.

4. Het aantal vacatures bij het CODA is heel laag. De voorziene uitdiensttredingen zullen het waarschijnlijk niet mogelijk maken om voor 2015 een voldoende aantal vacatures te openen om het gewenste quotum te behalen. Het organiseren van een specifieke wervingsreserve is weinig realistisch gezien het klein aantal medewerkers. Kortom, gezien de eerder genoemde elementen zal het zeer moeilijk zijn om personen met een handicap aan te trekken om bij het CODA te werken.

5. Het vermelde koninklijk besluit van 5 maart 2007 bepaalt dat wanneer geen efficiënte maatregelen worden getroffen om de tewerkstelling van personen met een handicap te bevorderen een blokkering van de aanwervingen kan worden opgelegd die overeenstemt met het verschil tussen het vastgelegde percentage (3 %) en de voltijds equivalenten met een handicap (na advies van de begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap).

Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) :

1. Bij het FAVV zijn momenteel 17 personen met een handicap, zoals omschreven in artikel 3 van het koninklijk besluit van 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in sommige federale overheidsdiensten, in dienst.

Het percentage personen met een handicap bedraagt 1,40 % van het aantal voltijdequivalenten. Sommige functies bij het FAVV kunnen echter niet worden vervuld door iemand met een handicap, met name de functies van inspecteur en van controleur (namelijk 570 personen die overeenkomen met 528,3 VTE). Om de taken die samenhangen met de uitoefening van die functies veilig te kunnen uitoefenen (bijvoorbeeld met vee omgaan, soms zware monsters hanteren, silo’s en bedrijven inspecteren, producten controleren enz ...) moet de ambtenaar immers erg mobiel zijn en een scherp zicht en gehoor hebben. Als men die functies niet meerekent, bedraagt het percentage personen met een handicap bij het FAVV, uitgedrukt in VTE 2,54 %.

In 2006 telde het Agentschap negen personen met een handicap.

2. In 2006 en in 2007 was de verdeling van de personen met een handicap als volgt : vijf personeelsleden in niveau D, twee in niveau C, een in niveau B en een in niveau A (dus in totaal negen personen met een handicap).

In 2008 was de verdeling als volgt : vijf personeelsleden in niveau D, twee in niveau C, een in niveau B en twee in niveau A (dus in totaal tien personen met een handicap).

De inspanningen die vanaf 2008 werden gedaan resulteerden in de volgende verdeling voor 2009 : vijf personeelsleden in niveau D, drie in niveau C, een in niveau B en twee in niveau A (dus in totaal elf personen met een handicap).

In 2010, ten slotte, was het aantal personen met een handicap als volgt verdeeld : acht personeelsleden in niveau D, drie personeelsleden in niveau C, drie personeelsleden in niveau B en drie personeelsleden in niveau A (dus in totaal zeventien personen met een handicap).

3. Ja. Het neemt deel aan het netwerk, opgericht in het kader van het diversiteitsbeleid en ontwikkelt thans een eigen diversiteitsplan.

4. Het Agentschap stelt alles in het werk om te voldoen aan de voorschriften van het koninklijk besluit van 5 maart 2007. Het management van het FAVV heeft zich ertoe verbonden bij voorrang de reserves van laureaten met een handicap te consulteren om administratieve functies op te vullen. Zowel op materieel vlak als met betrekking tot de werktijden, werden aanpassingen doorgevoerd om de werkomgeving beter geschikt te maken.

5. Het vermelde koninklijk besluit van 5 maart 2007 bepaalt dat wanneer geen efficiënte maatregelen worden getroffen om de tewerkstelling van personen met een handicap te bevorderen een blokkering van de aanwervingen kan worden opgelegd die overeenstemt met het verschil tussen het vastgelegde percentage (3 %) en de voltijdequivalenten met een handicap (na advies van de begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap).

Wat betreft de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenstand en Energie, verwijs ik naar het antwoord van mijn collega de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen op de vraag nr. 5-1255.

Wat betreft de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO

1. Geen.

2. Geen.

3. De HRZKMO telt slechts viijftien voltijdse equivalenten en heeft daarom geen specifiek plan met betrekking tot de arbeidsparticipatie van personen met een handicap. Eventuele aanwervingen van personen met een handicap zullen via de normale selectieprocedure verlopen.

4. Verwijzing naar punt 3.

5. Verwijzing naar punt 3.

Wat het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandige (RSVZ) betreft:

1.a) Op 31 december 2010 waren er bij het RSVZ acht personeelsleden werkzaam die aan de criteria van artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in het federaal administratief openbaar ambt voldeden.

b) Dit vertegenwoordigt 1 % van het effectief in voltijdse equivalenten.

c) In 2006 waren er vijf personen met een handicap tewerkgesteld bij het RSVZ op een geheel van 794 personeelsleden, hetzij 0,63 % van het effectief in fysieke eenheden. Eén hiervan ging ondertussen met pensioen

2. Een persoon met een handicap werd op 1 februari 2010 aangeworven in de hoedanigheid van contractueel personeelslid van niveau D. Daarenboven werden via de organisatie “Passwerk” twee personen met een handicap in het kader van een arbeidsovereenkomst door SMALS aangeworven ( ze zijn dus niet opgenomen in het personeelskader van het RSVZ) in 2009 en 2010, met het oog op het bekleden van een functie van testingenieur bij het RSVZ. Daarbij moet nog worden vermeld dat als gevolg van een interne telling en de medewerking van het RSVZ aan de enquête “Tewerkstelling en handicap” die in november 2009 werd verwezenlijkt door de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap, drie personeelsleden van de niveaus C en D werden erkend als personen met een handicap.

3. Bij de aanwerving hangt het RSVZ in ruime mate af van SELOR en van de specifieke reserves die deze laatste al dan niet kon aanleggen. Wat er ook van zij, het RSVZ is bereid met andere instellingen deel te nemen aan gemeenschappelijke acties bedoeld om de aanwerving, de integratie en de ontplooiing van personen met een handicap in de diensten te bevorderen.

4. Naar aanleiding van selecties raadpleegt het RSVZ de specifieke wervingsreserve van personen met een handicap samengesteld door SELOR. Om bij de aanwerving diverse doelgroepen te bereiken, neemt het in zijn functiebeschrijvingen een paragraaf op over de gelijkheid van kansen. Wanneer de kandidaten worden opgeroepen, verzoekt het de personen met een handicap zich te melden om SELOR in de gelegenheid te stellen in redelijke aanpassingen te voorzien op grond van de handicap.

Daarbij houdt het RSVZ, naar aanleiding van de vernieuwing van zijn kantoren in Brussel en de provincies, rekening met de eventuele verplichtingen gebonden aan de tewerkstelling van personeel met een lichamelijke handicap.

5 Wat de maatregelen betreft waarin wordt voorzien in geval van niet-naleving van de verplichting om personen met een handicap aan te werven naar rata van 3 % van het effectief, moet worden verwezen naar de bepalingen van artikel 3, §3, 2de lid, van het koninklijk besluit van 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in het federaal administratief openbaar ambt.

Wat de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid betreft :

Aangezien ik enkel inhoudelijk bevoegd ben voor de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid, beschik ik niet over de gevraagde gegevens. Voor alle andere onderwerpen (personeel, logistiek) met betrekking tot de FOD Sociale Zekerheid, en dus ook tot de DG Zelfstandigen, is het de Minister van Sociale Zaken die bevoegd is.

Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid :

1. Aantal tewerkgestelde personen met een handicap bij de POD Wetenschapsbeleid (POD WB) en in de federale wetenschappelijke instellingen (FWI):


Instellingen

aantal tewerkgestelde personen met een handicap in 2010

% in 2010 van het totale personeelsbestand

% in 2006

POD WB

3

1,16 %

0 %

Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium

4

2,48 %

-

Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen

5

0,91 %

1,18 %

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

1

0,27 %

-

Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis

0

0 %

0

Koninklijke Bibliotheek van België

0

0 %

0

Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën (AR)

0

0 %

0

Belgisch Instituut voor Ruimte-aeronomie (BIRA)

3

2,48 %

2,55 %

Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA)

3

1,1 %

-

Koninklijk Meteorologisch Instituut van België

0

0

0,2 %

2. Ook al werd noch bij de POD, noch in de FWI's een specifieke selectieprocedure georganiseerd tussen 2006 en 2009, wordt bij de indienstnemingen aangedrongen op positieve actie en zich ervan vergewist dat de kandidaten wel de nodige en de toereikende competenties hebben om de toe te wijzen functie uit te oefenen. In die periode werden personen met een handicap in dienst genomen, zoals bijvoorbeeld:

  • 1 niveau B en 1 niveau D in 2007 bij het KMMA, alsook 1 niveau B in 2008

  • 1 niveau A in 2008 bij het BIRA, alsook 1 niveau C in 2009

  • 1 persoon in 2009 bij het AR;

  • 1 persoon in 2011 bij het BIRA, zodat het aandeel van personen met een handicap dat jaar 2,83 % bedroeg

3. De 3 %-doelstelling is moeilijk haalbaar, daar de verschillende door Selor aangereikte lijsten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 maart 2007, relatief weinig informatie bevatten en haast nooit tegemoetkomen aan de verwachtingen van de POD en de FWI's op het gebied van werving en selectie. Diversiteit is nochtans uitgegroeid tot een van de hoekstenen van het humanresourcesbeleid van de POD WB.

4. De POD WB heeft zich immers altijd op hoogte gehouden van de acties en de reflecties van de Cel diversiteit van de FOD P&O via netwerkvergaderingen, intervisies, seminaries in België en in het buitenland, bijdragen aan de redactie van artikelen over diversiteit (in het tijdschrift Fedra bijvoorbeeld),

In de loop van 2010 heeft de POD een actieplan "Diversiteit" uitgewerkt dat op het intranet en in de FWI's werd verspreid. Er werden nieuwe wervingsprocedures ingevoerd, zoals de verspreiding van het jobaanbod via specifieke kanalen om een ruimer publiek te bereiken, het systematische beroep op de verschillende lijsten van Selor, het prioritair in aanmerking nemen van eventuele kandidaatstellingen

Het nieuwe gebouw waarin de POD WB voortaan is gehuisvest, is toegangsvriendelijker voor personen met een handicap, dankzij een elektrische platformlift. Binnen bieden een passende bewegwijzering en geschikte uitrusting hun de mogelijkheid zich vrij te bewegen en te werken in normale omstandigheden.

5. Zoals opgegeven in het diversiteitsplan van de POD WB, worden sommige maatregelen genomen om de werving van personen met een handicap efficiënter te doen verlopen. De POD plant immers zich rechtstreeks te wenden tot representatieve verenigingen om, samen met hen, bewustmakings-, informatie- en opleidingsacties op het getouw te zetten, teneinde personen met een handicap ertoe aan te zetten zich op te geven voor selectieproeven.