BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
20 mei 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3488

de Sabine de Bethune (CD&V)

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen
________
Vrijwilligers in het buitenland - Werkloosheidsreglementering - Statuut van coöperant-jonge werkzoekende - Situatie voor mensen ouder dan vijftig
________
ontwikkelingshulp
internationaal vrijwilliger
werkloze
werkloosheidsverzekering
werkloosheid
________
20/5/2009Verzending vraag
22/10/2009Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3489
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-902
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3488 d.d. 20 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op basis van artikel 97 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering kan men een vrijstelling krijgen van een aantal toekenningsvoorwaarden van de werkloosheidsvergoeding zoals onder meer de beschikbaarheid op de arbeidsmarkt voor de periode dat men in buitenland verblijft. Het gaat in het bijzonder om:

de volledig werkloze die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en die in het buitenland zijn beroepservaring vrijwillig ten dienste stelt (§ 1);

de volledig werkloze gerechtigd op wachtuitkeringen actief als coöperant-jonge werkzoekende (§ 2);

de volledig werkloze die deelneemt aan een humanitaire actie uitgevoerd door een erkende organisatie (§ 3).

Deze vrijstelling is onderworpen aan een aantal voorwaarden. Zo moet de activiteit van de vijftig plusser worden verricht in het kader van een door de minister van Ontwikkelingssamenwerking aanvaarde bilaterale overeenkomst of erkend project van een erkende niet-gouvernementale organisatie (NGO).

Het statuut van de coöperant-jonge werkzoekende werd in 1996 ingevoerd om jonge werkzoekenden de kans te geven een beroepservaring op te doen in een ontwikkelingsland. Een erkende NGO kan via een door de minister van Ontwikkelingssamenwerking aanvaarde overeenkomst of project een coöperant-jonge werkzoekende uitsturen voor vier à twaalf maanden. De wachtuitkering wordt verder uitbetaald en aangevuld met een maandelijkse vergoeding alsook een premie voor administratie- en reiskosten.

Volgens mijn informatie zou het statuut van de coöperant-jonge werkzoekende op vandaag niet meer bestaan. Over de projecten voor vijftig plussers heb ik geen informatie.

Daarom had ik de geachte minister willen vragen:

1.Zijn er vandaag nog geldende bilaterale overeenkomsten of erkende projecten waarbij de werkloze vijftig plusser vrijwilligerswerk verricht in het buitenland? Zo ja, kan hij de erkende projecten of overeenkomsten benoemen? Hoeveel vrijwilligers namen hier aan deel in de jaren 2007 en 2008? Zijn er ook voordelen verbonden aan deze overeenkomsten of projecten voor de werkloze zoals bij het statuut van de coöperant-jonge werkzoekende? Zo ja, welke?

2.Bestaat het statuut van coöperant-jonge werkzoekende nog op vandaag? Zo ja, kan hij de erkende projecten benoemen? Hoeveel vrijwilligers maakten van dit statuut gebruik in de jaren 2007 en 2008? Zo nee, sinds wanneer werd dit statuut afgevoerd?

Antwoord ontvangen op 22 oktober 2009 :

1. Aangaande de activiteiten van een vijftigplusser (artikel 97, §1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering) worden er nog steeds vrijstellingen toegekend.

Het betreft vrijstellingen voor activiteiten die verricht kunnen worden:

  • ofwel in het kader van een door de minister van Tewerkstelling en Arbeid aanvaarde bilaterale overeenkomst;

  • ofwel in het kader van een project van ontwikkelingssamenwerking voorgesteld door een Niet-gouvernementele organisatie (NGO) van ontwikkelingssamenwerking en erkend door de verantwoordelijke minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Ik heb geen weet van door mij of door mijn vorige collega’s van Tewerkstelling en Arbeid goedgekeurde bilaterale overeenkomsten. De vrijstellingen gegeven door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA) betreffen derhalve enkel projecten voor ontwikkelingssamenwerking voorgesteld door een NGO voor ontwikkelingssamenwerking.

Indien aan de betrokken werkloze de vrijstelling wordt toegekend behoudt hij zijn werkloosheidsuitkeringen en:

  • mag hij een voorgestelde dienstbetrekking weigeren;

  • moet hij niet meer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt;

  • moet hij niet meer ingeschreven zijn als werkzoekende;

  • moet hij geen controlekaart meer in zijn bezit hebben;

  • moet hij niet meer in België verblijven tijdens de periode van vrijstelling.

Informatie aangaande de erkende projecten en/of bijkomende voordelen toegekend aan deze vrijwilligers die niet binnen mijn bevoegdheid vallen kan U vragen aan mijn collega, de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

2. De bepalingen aangaande de vrijstelling van bepaalde voorwaarden voor coöperant-jonge werkzoekenden zijn nog steeds opgenomen in de voormelde werkloosheidsreglementering en zijn onverminderd van toepassing (artikel 97, §2).

Waar U echter waarschijnlijk naar refe-reert betreft het koninklijk besluit van 29 april 1996 betreffende de erkenning, betoelaging en subsidiëring van personen en van niet-gouvernementele organisaties inzake het uitzenden van jonge werkzoekenden in erkende samenwerkingsprojecten of in het kader van bilaterale overeenkomsten. Dit koninklijk besluit werd echter opgeheven door het koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de subsidiëring van programma’s en projecten voorgelegd door de erkende niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties.(Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2006).

Na de opheffing van het koninklijk besluit van 29 april 1996 geschiedt de uitzending van de betreffende jongeren in het kader van cofinancieringsprogramma’s ingediend door NGO’s of NGO- consortiums en dit in toepassing van voormeld koninklijk besluit van 24 september 2006. Dit doet evenwel geen afbreuk aan de bepalingen binnen de werkloosheidsreglementering.

De bevoegde minister aangaande de bepalingen opgenomen in deze koninklijke besluiten betreft mijn collega, de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.

De door U aangehaalde problematiek heeft trouwens reeds vroeger het voorwerp uitgemaakt van een vraag van Mevrouw Hilde Vautmans in de commissie van Buitenlandse Zaken (CRIV 51 COM 992 van 7 juni 2006).

Voor cijfergegevens verwijs ik U naar mijn antwoord op uw parlementaire vraag nr. 4-3455 van 11 mei 2009.