5-2253/1

5-2253/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

13 SEPTEMBER 2013


Wetsvoorstel tot wijziging van het Strafwetboek teneinde kinderen te beschermen tegen cyberlokkers

(Ingediend door de heer Gérard Deprez c.s.)


TOELICHTING


De internetpenetratie en het gebruik van communicatietechnologieën blijven overal ter wereld aanzienlijk toenemen en bieden iedere burger waardevolle en ontelbare mogelijkheden. De risico's met betrekking tot kinderen en het misbruik van die technologieën blijven echter bestaan, en door de evolutie van de technologieën en het maatschappelijk gedrag ontstaan er nieuwe risico's en soorten misbruik. Voor hen die de verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid van minderjarigen bestaat de uitdaging erin die veranderingen tijdig te begrijpen en bestrijdingsstrategieën uit te werken naarmate de nieuwe risico's ontstaan. De bescherming van kinderen tegen online-inhoud en -gedrag die illegaal en schadelijk zijn, moet bijgevolg een nooit aflatende zorg zijn, want ze evolueert voortdurend.

Het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën door minderjarigen

In 2010 hield het Europees wetenschappelijk netwerk de enquête EU Kids Online (1) , gefinancierd door het programma Safer Internet van de Europese Commissie. Meer dan 25 000 jonge internetgebruikers van negen tot zestien jaar en hun ouders werden ondervraagd in vijfentwintig Europese landen. De resultaten tonen aan dat internetgebruik inmiddels wel degelijk deel uitmaakt van het dagelijks leven van kinderen : 93 % van de 9- tot 16-jarigen gaat minstens één keer per week online en 60 % doet dat dagelijks of bijna dagelijks; 59 % van de 9- tot 16-jarigen heeft een profiel op een sociale netwerksite, waarvan 26 % een profiel heeft dat toegankelijk is voor iedereen. Kinderen zetten hun eerste online stappen ook op steeds jongere leeftijd : de gemiddelde leeftijd waarop een kind voor het eerst toegang krijgt tot het internet is zeven jaar in Denemarken en Zweden en acht jaar in verschillende andere landen van Noord-Europa. Uit de enquête blijkt eveneens dat de toegang tot het internet niet steeds dezelfde is : 87 % gebruikt het thuis, 49 % in zijn of haar slaapkamer en 33 % via een mobiele telefoon of een ander draagbaar toestel.

Kinderen zijn bijgevolg actieve gebruikers van onlinetechnologieën. Vaak zijn ze de eersten om ze zich eigen te maken en te gebruiken, en dat verschijnsel doet zich steeds vaker voor. Desalniettemin geldt, zoals het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie benadrukken, het volgende : « Hoewel kinderen en jongeren vaak bekwaam kunnen omgaan met onlinetechnologieën en zij zich bewust zijn van zowel de risico's als de middelen waarmee ze deze het hoofd kunnen bieden, bezitten ze niet allemaal voldoende rijpheid om de situaties waarin zij belanden en de eventuele gevolgen van hun beslissingen goed te overzien. Bovendien delen zij zelden hun online ervaringen met hun ouders of verzorgers en vragen zij hun pas in laatste instantie om hulp. » (2)

De online omgeving biedt kinderen vele mogelijkheden tot interactiviteit en participatie. Dat betekent eveneens dat ze voor keuzes worden gesteld waarmee ze normaal gezien nog niet zouden worden geconfronteerd en die in vele gevallen hun eigen veiligheid betreffen. Bovendien komen de risico's online en offline overeen, en zelfs wanneer de meeste kinderen en adolescenten zich bewust zijn van de risico's en de te nemen voorzorgen, nemen ze ze niet noodzakelijkerwijs of handelen ze niet noodzakelijkerwijs op de meest veilige manier wanneer ze in een online omgeving communiceren. We moeten echter vaststellen dat sommige mensen het internet enkel en alleen gebruiken om kinderen uit te buiten, te manipuleren of lastig te vallen.

Uit de waarnemingen van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie blijkt dat « Een van de ernstigste risico's voor kinderen die verband houden met onlinetechnologieën [...] gevallen [zijn] waarin kinderen rechtstreeks schade wordt berokkend zoals in situaties waarin zij slachtoffer zijn van seksueel misbruik, gedocumenteerd door foto's, films of audiobestanden die vervolgens online worden verzonden (kindermisbruikmateriaal); gevallen waarin kinderen gecontacteerd worden door volwassenen die toenadering zoeken met de bedoeling hen seksueel te misbruiken (kinderlokkerij); en gevallen waarin kinderen het slachtoffer zijn van onlinepesterij (Cyberpesten). » (3)

Volgens de cijfers verstrekt door de Europese Commissie zeggen vier op de tien kinderen online met gevaren te zijn geconfronteerd zoals cyberpesten, blootstelling aan door gebruikers gegenereerde inhoud waarin anorexia of zelfverminking worden verheerlijkt of misbruik van hun persoonlijke gegevens (4) .

De enquête EU Kids Online verstrekt eveneens interessante gegevens over de risico's die kinderen online lopen. Volgens die enquête zou onlinecommunicatie met onbekenden het meest voorkomende risico zijn. Dat zou het geval zijn voor 30 % van de 9- tot 16-jarige internetgebruikers; zij zeggen dat ze op internet reeds gecommuniceerd hebben met iemand die ze niet kenden in het echte leven. Het gebeurt evenwel veel minder dat kinderen die contacten ontmoeten; 9 % van de kinderen zegt iemand na een onlinekennismaking persoonlijk te hebben ontmoet tijdens het jaar dat voorafging aan de enquête. Hoewel de 9- tot 10-jarigen dit soort ontmoeting het minst zijn aangegaan, zouden ze er het meest door van slag zijn geweest (31 % van degenen die een dergelijke offlineontmoeting hadden). Het tweede meest voorkomende risico zou volgens EU Kids Online de blootstelling zijn aan gevaarlijke boodschappen die online worden gezet door internetgebruikers. Het betreft 21 % van de 11- tot 16-jarigen : haatboodschappen (12 %), boodschappen die anorexia promoten (10 %) en oproepen tot zelfverminking (7 %), tot het nemen van drugs (7 %) of tot zelfmoord (5 %). Ten slotte zegt 15 % van de 11- tot 16-jarigen seksueel getinte beelden of boodschappen te hebben ontvangen in « peer to peer » gesprekken en bijna een kwart van degenen die een dergelijke boodschap hebben ontvangen, zegt erdoor van slag te zijn, waarvan de helft « tamelijk » of « erg ».

De enquête EU Kids Online toont eveneens aan dat meer dan de helft van de ouders niet weet dat hun kinderen worden blootgesteld aan gevaarlijke inhoud, seksueel getinte boodschappen uitwisselen of personen die ze online hebben leren kennen, ook ontmoeten in het echte leven. Hoewel de meeste ouders (70 %) vinden dat het belangrijk is om met hun kinderen te praten over hun online activiteiten en een dialoog proberen aan te gaan, gebruiken ouders relatief weinig technische controlemiddelen. Weinigen weten dat er instrumenten bestaan om de risico's te beperken : amper iets meer dan een vierde van de ouders (28 %) blokkeert of filtert bepaalde sites of bekijkt de geschiedenis van de door hun kinderen geraadpleegde sites (24 %).

De Europese instellingen en de projecten gefinancierd door de EU trachten die risico's steeds meer te voorkomen en online de veiligheid van kinderen te beschermen. In het besluit tot vaststelling van een programma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken, benadrukken het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie de noodzaak op te treden op het vlak van inhoud die schadelijk is voor kinderen en inzake illegale inhoud, maar eveneens op het vlak van onlinegedrag. Immers, « er blijft evenzeer actie noodzakelijk om te voorkomen dat kinderen het slachtoffer worden van schadelijk en illegaal gedrag dat leidt tot fysieke en psychologische schade en dat kinderen ertoe worden aangezet dergelijk gedrag te imiteren zodat zij anderen en zichzelf schade toebrengen. Er dienen bijzondere inspanningen geleverd om oplossingen te zoeken ter voorkoming dat volwassenen door middel van informatie- en communicatietechnologieën aan een kind voorstellen doen voor een ontmoeting met als vooropgezet doel het plegen van seksueel misbruik of andere zedendelicten » (5) .

Cyberkinderlokkerij oftewel kinderlokkerij via telecommunicatiemiddelen

Cyberkinderlokkerij is het gebruik van internet teneinde online te communiceren met minderjarige jongeren en hen met criminele bedoelingen te manipuleren.

Cyberlokkers gebruiken verschillende listen om in contact te komen met minderjarigen op internet. Ze maken valse identiteiten aan om deel te nemen aan discussies op forums en sociale netwerken. Deze kinderlokkers beschouwen de zoektocht naar en het belagen van een kind als een jacht en een spel. Ze besteden veel tijd, ja zelfs meerdere maanden aan het doorbreken van de barrières van een kind om het zich zodanig op zijn gemak te doen voelen dat het persoonlijke informatie deelt. Door dat manipulatieproces wordt het kind een geschikt slachtoffer. Cyberlokkers bouwen een relatie op met het kind door tegemoet te komen aan zijn emotionele noden, of lokken het gewoon door het geschenken te geven. Vele verdrietige kinderen, kinderen die alleen zijn of die zich vervelen, zullen zich tot het internet wenden om die emotionele leemte te vullen. Die kinderen zijn bijgevolg bijzonder kwetsbaar voor « manipulatie ». De persoonlijke informatie blijft niet beperkt tot het belangrijkste zoals naam, adres en telefoonnummer. Ze bevat iedere inlichting die de cyberlokker in staat stelt het kind beter te leren kennen : de naam van zijn school, van zijn vrienden of zijn persoonlijke hobby's. Cyberlokkers zijn er eveneens bedreven in emotioneel na te bootsen wat ze in het kind zien. Dat « spiegeleffect » creëert een illusie van vriendschap die de barrières opgeworpen tegen de gevaarlijke onbekende helpt doorbreken. Wanneer een kind zich bijvoorbeeld alleen voelt, zal de cyberlokker op die emotie inspelen en de leemte proberen vullen door het kind te zeggen dat hij het begrijpt en weet wat het is om je alleen te voelen, om vervolgens graag zijn vriend te willen worden. Hij zal het emotionele taalgebruik van het kind nabootsen en zal een klankbord zijn voor de emoties die hij bemerkt in de hoop de remmingen van het kind te overwinnen. Vele volwassenen begrijpen de internetwoordenschat niet en weten bijgevolg niet wat hun kinderen online zeggen. De cyberlokker daarentegen gebruikt de onlinetaal van kinderen en adolescenten. Het gebruik van die taal schept een band tussen mensen en creëert een ongeremde vertrouwelijkheid. Cyberlokkers werken dus stelselmatig, door hun tijd te nemen om het vertrouwen te winnen van hun slachtoffer. Beetje bij beetje verleiden ze het kind door het met veel genegenheid te overladen. Vol vertrouwen en in de greep van de cyberlokker zal het kind zich makkelijker laten overtuigen door degene met wie het al maandenlang praat, degene die het als zijn vertrouweling en vriend beschouwt (6) .

Sylvia Breger, een Franse criminologe gespecialiseerd in cybercriminaliteit en in de bescherming van kinderen op het internet stelt het als volgt : « Ces cyberagresseurs sont beaucoup trop malins pour s'attaquer à l'enfant immédiatement. Ils prennent leur temps, six mois, un an, pour tenter de toucher leur cible. ». Hun strategie bestaat uit « s'introduire dans le psychisme de l'enfant. Ils connaissent sur le bout des doigts la culture ado, les clips, la musique qu'ils écoutent ... Ils conversent en SMS, n'ont donc aucun de mal à se faire passer pour un pair. » (7)

Het voorbeeld van het Canadese Strafwetboek en de onderzoeken gevoerd in de Verenigde Staten en in Canada

In 2002 werd het Canadese Strafwetboek gewijzigd teneinde er nieuwe misdrijven in op te nemen die zouden helpen bij de strijd tegen kinderlokkerij met betrekking tot personen jonger dan achttien jaar.

In de zin van het Canadese Strafwetboek maakt hij die communiceert via een telecommunicatiemiddel met een persoon waarvan hij denkt dat het een kind is teneinde een misdrijf te plegen aangaande dat kind (seksuele agressie, seksuele contacten, aanzetten tot seksuele contacten, exhibitionisme, incest, kinderpornografie, bestialiteit, proxenetisme, ontvoering, ...) zich derhalve schuldig aan kinderlokkerij.

Krachtens die nieuwe wetswijziging zijn de Canadese politiediensten begonnen met zaken van kinderlokkerij bijeen te brengen en te verklaren. Teneinde de omvang van het verschijnsel te meten, werd in 2009 onderzoek verricht door het Organisme national de statistique du Canada op basis van de eerste gegevens over kinderlokkerij waarover de politie beschikte. Het toont aan dat de politie tussen 2006 en 2007 in totaal 464 signalementen ontvangen heeft in verband met zaken van kinderlokkerij. Mannen jonger dan vijfendertig jaar vertegenwoordigden 58 % van de vermoedelijke kinderlokkers (8) .

In augustus 2007 maakte de Centrale canadienne de signalement des cas d'exploitation sexuelle d'enfants sur Internet (Cyberaide.ca) een eerste verslag over kinderlokkerij publiek waarin de omvang van het probleem werd toegelicht, in het bijzonder het profiel van de slachtoffertjes en dat van de verdachte, evenals de technieken gebruikt door de misbruikers om kinderen te manipuleren en hen in hun greep te krijgen. In september 2012 maakte de Centrale canadienne een tweede verslag publiek (9) . Die tweede studie handelt over 264 signalementen van kinderlokkerij via internet komende van het publiek en verzonden aan Cyberaide.ca, van september 2007 tot juni 2011. Die signalementen kwamen soms van de slachtoffers zelf of van leden van hun familie. Bij een groot deel van die signalementen (63 %) zaten chronologische gespreksoverzichten aan de hand waarvan de onderzoekers de interacties van de cyberlokkers en de technieken die ze gebruiken om kinderen te lokken op internet, konden analyseren.

De eerste resultaten tonen het volgende aan : 85,9 % van de als slachtoffer geïdentificeerde kinderen waren meisjes. De gemiddelde leeftijd van de slachtoffers was 13 jaar. De gemiddelde leeftijd van de verdachten was 25 jaar. In 50 % van de gevallen werd het signalement doorgegeven door een lid van de familie en in 31 % van de gevallen door het slachtoffer zelf. In 24 % van de gevallen had de jongere bedreigingen ontvangen van de verdachte, die meestal dreigde met de verspreiding van beelden van de jongere die hij in zijn bezit had. In 93,4 % van de gevallen heeft de verdachte uitdrukkelijk om beelden gevraagd of werden vooraf verzonden beelden besproken. In 30 % van die laatste gevallen werd er vermeld dat de jongere beelden had verzonden aan de verdachte. In 38,6 % van de gevallen werd instant messaging genoemd als de technologie die gebruikt werd door de verdachte om het slachtoffer te lokken. In 35,5 % van de gevallen had de verdachte ofwel seksueel getinte beelden van zichzelf verzonden aan het slachtoffer, ofwel had hij het gevraagd zijn webcam aan te zetten om het vervolgens een seksueel getint beeld van zichzelf te tonen.

Ten slotte begonnen veel van de 166 geanalyseerde chronologische gespreksoverzichten met herhaalde uitnodigingen (soms tot 30 keer) vanwege de verdachte, die aan de jongere vroeg zijn webcam aan te zetten, en die voortgezet werden met boodschappen waarin om een persoonlijke ontmoeting werd gevraagd.

Die kostbare verzameling van gegevens heeft het mogelijk gemaakt de kwetsbaarheid van jongeren, hun veerkracht en de risico's waaraan ze worden blootgesteld beter te begrijpen, evenals het gedrag van de misbruikers die hen proberen uit te buiten.

In 2009 publiceerde het « Crime Against Children Research Center » van de Universiteit van New Hampshire in de Verenigde Staten de resultaten van zijn studie (10) over het profiel van op seks gerichte cyberlokkers die in 2006 in de Verenigde Staten waren aangehouden door de politie (de eerste studie was uitgevoerd in 2001). De studie toont aan dat de meeste kinderlokkers blanke (84 %) mannen (99 %) zijn die nooit eerder aangehouden zijn geweest voor misdrijven tegen minderjarigen (90 % van degenen bij wie er minderjarige slachtoffers betrokken waren en 97 % van degenen die werden aangehouden door politiemensen die zich voordeden als minderjarigen). Een opmerkelijke verandering die wordt benadrukt door deze studie betreft de verjonging van de verdachten, waarvan 40 % 18 tot 25 jaar oud is in vergelijking met 23 % in 2001. De studie toont eveneens aan dat tussen 2000 en 2006 het aantal kinderlokkers dat aangehouden werd en dat online minderjarigen had benaderd teneinde hen te bewegen tot seksuele omgang met 21 % is gestegen, terwijl het aantal kinderlokkers dat werd aangehouden na politiemensen te hebben gecontacteerd die zich voordeden als minderjarigen, gestegen is met 381 %.

Deze voorbeelden tonen aan hoezeer de goedkeuring van een repressieve wetgeving terzake, zowel in de Verenigde Staten als in Canada, de Noord-Amerikaanse politieorganisaties heeft in staat gesteld heel actief en zelfs proactief op te treden op dit vlak.

Doel van dit wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel heeft tot doel kinderen te beschermen tegen de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van online-technologieën. Het voorgestelde dispositief beoogt in het bijzonder cyberkinderlokkerij oftewel kinderlokkerij op internet te bestrijden door een bijzondere strafbaarstelling in te voeren in het Strafwetboek.

Artikel 23 van het Verdrag (11) van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, goedgekeurd op 25 oktober 2007, verplicht de lidstaten ertoe het online benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden strafbaar te stellen (online grooming). Artikel 24 van datzelfde verdrag verplicht de lidstaten ertoe de poging tot of de medeplichtigheid aan grooming strafbaar te stellen.

Ook artikel 6 van richtlijn (12) 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 vraagt de lidstaten de nodige maatregelen te treffen opdat het online benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden strafbaar zou zijn. Artikel 7 van diezelfde richtlijn vraagt de lidstaten de nodige maatregelen te treffen opdat aanzetten tot, deelname aan en poging tot grooming strafbaar worden.

De strafbaarstelling waarin de Europese teksten voorzien, betreft echter in het bijzonder het voorstellen van een ontmoeting aan een minderjarige, wanneer dat voorstel gevolgd werd door materiële handelingen die tot voornoemde ontmoeting hebben geleid. Hetgeen de Europese teksten bijgevolg beogen, zijn de feiten die duidelijk aantonen dat de kinderlokker tot een daad zal overgaan.

Voor de indieners van dit wetsvoorstel moet de volwassene die online communiceert met een minderjarige of met een persoon waarvan hij denkt dat hij minderjarig is (13) met als doel later een misdaad of wanbedrijf jegens hem te plegen, strafbaar kunnen zijn, ongeacht of die contacten uitmonden in een voorstel tot ontmoeting of niet. Het zijn het kinderlokkersgedrag tijdens de fase waarin het kind gelokt en gemanipuleerd wordt en het misbruik van de kwetsbaarheid van kinderen dat dit nieuw dispositief strafbaar wil stellen. Bovendien kunnen vele misdaden en wanbedrijven (14) gepleegd worden zonder dat er ooit een concrete ontmoeting plaatsvindt tussen het kind en de volwassene die het manipuleert.

Hoewel de Europese teksten meer bepaald de benadering van een kind met het oog op seksueel misbruik benadrukken en hoewel de misdadige bedoeling van de cyberlokker in de praktijk vaak bestaat uit het plegen van seksueel misbruik jegens de minderjarige, kan cyberkinderlokkerij daarnaast verschillende doelen hebben, zoals het Canadees voorbeeld ons laat zien. De cyberlokker kan zijn prooi immers manipuleren met het oog op seksuele agressie, exhibitionisme, kinderpornografie of proxenetisme, maar eveneens met het oog op een ontvoering, fysieke agressie, aanzetten tot haat, terroristische recrutering, sektarische recrutering, misbruik van persoonlijke gegevens, ... Daarom wensen de indieners van dit wetsvoorstel de goedkeuring van een ruimere bepaling die al die mogelijkheden omvat. Over het algemeen zal uit de inhoud van onlinegesprekken, berichten en gegevensuitwisseling via communicatietechnologieën blijken of de cyberlokker de bedoeling had een wanbedrijf of misdaad te plegen.

Gérard DEPREZ.
Christine DEFRAIGNE.
Jacques BROTCHI.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In titel VIII, hoofdstuk III, van het Strafwetboek, wordt een afdeling VIII ingevoegd, met als opschrift « Lokken van minderjarigen op internet of cyberkinderlokkerij met het oog op het plegen van een misdaad of een wanbedrijf ».

Art. 3

In afdeling VIII, ingevoegd bij artikel 2, wordt een artikel 433bis/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 433bis/1. De volwassene die door middel van informatie- en communicatietechnologieën communiceert met een kennelijk of vermoedelijk minderjarige en daarbij liegt over zijn identiteit, leeftijd en hoedanigheid of deze zaken verzwijgt, daarbij de nadruk legt op de in acht te nemen discretie, een geschenk of ongeacht welk voordeel aanbiedt of voorspiegelt, of daarbij enige andere list aanwendt om het plegen van een misdaad of een wanbedrijf te vergemakkelijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar.

Het feit dat de betrokken volwassene gelooft dat zijn gesprekspartner meerderjarig was doet het misdrijf slechts vervallen wanneer de betrokkene bewijst dat hij redelijke maatregelen getroffen heeft om zich te vergewissen van de effectieve meerderjarigheid van zijn gesprekspartner.

De straf wordt verdubbeld wanneer de in het eerste lid bedoelde feiten een gewoonte vormen. »

25 juni 2013.

Gérard DEPREZ.
Christine DEFRAIGNE.
Jacques BROTCHI.

(1) Haddon, Leslie en Livingstone, Sonia, EU Kids Online : national perspectives. EU Kids Online, The London School of Economics and Political Science, London, UK.

(2) Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken, 27 februari 2008, pagina 2.

(3) Ibidem.

(4) Persbericht van de Europese Commissie : « Digitale Agenda : Een nieuwe strategie voor veiliger internet en betere internetinhoud voor kinderen en tieners », 2 mei 2012, IP/12/445.

(5) Besluit Nr. 1351/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken, 16 december 2008, pagina 2.

(6) Conferentie over nieuwe internettechnologieën en de gevaren ervan : « Les impacts du Web 2.0 et des médias sociaux pour les adolescents en 2011 », Club Optimiste de Farnham in samenwerking met The Sûreté du Québec, april 2011.

(7) Actualité Juridique Pénale, « Cybercriminalité : la protection des mineurs sur internet », Editions Dalloz, maart 2009, pagina 112.

(8) Jennifer Loughlin en Andrea Taylor-Butts, « Child Luring through the Internet », Statistics Canada Juristat, maart 2009, vol. 29, nr. 1.

(9) Cyberaide.ca, « Statistiques sur le leurre et le processus de conditionnement en ligne », september 2012.

(10) Janis Wolak, David Finkelhor, Kimberly Mitchell, Trends in arrests of « online predators », Crime Against Children Research Center, University of New Hampshire.

(11) Artikel 23 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, 2007 (Verdrag van Lanzarote, CETS nr. 201) : « Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn voor het strafbaar stellen van het doen van een voorstel, door middel van informatie- en communicatietechnologie, door een volwassene aan een kind dat de ingevolge artikel 18, tweede lid, vastgestelde leeftijd niet heeft bereikt, tot een ontmoeting met als vooropgezet doel het plegen van een overeenkomstig artikel 18, eerste lid, onderdeel a, of artikel 20, eerste lid, onderdeel a, strafbaar gesteld feit tegen hem of haar, wanneer dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden. »

(12) Artikel 6 van richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad : « De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende opzettelijke gedragingen strafbaar worden gesteld : het doen van een voorstel door middel van informatie- en communicatietechnologie, door een volwassene aan een kind dat nog niet seksueel meerderjaig is, tot ontmoeting met het oogmerk om een van de in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 6, genoemde strafbare feiten te plegen, wordt, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden, gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar. 2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een poging door middel van informatie- en communicatietechnologie om de in artikel 5, leden 2 en 3, genoemde strafbare feiten te plegen, door een volwassene die een kind benadert dat nog niet seksueel meerderjarig is met het oogmerk kinderpornografie te verschaffen waarin dat kind wordt afgebeeld, stafbaar wordt gesteld. »

(13) Dit om gebruik te kunnen maken van de bijzondere opsporingsmethoden.

(14) Misbruik van persoonlijke gegevens bijvoorbeeld, of het verzenden van kinderpornografische beelden.