5-2217/3

5-2217/3

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

18 JULI 2013


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel


Evocatieprocedure


Wetsontwerp tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEER ANCIAUX EN MEVROUW MATZ


I. INLEIDING

Deze optioneel bicamerale wetsontwerpen werden op 12 juni 2013 ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers als wetsontwerpen van de regering (stukken Kamer, nrs. 53-2878/1 en 53-2879/1).

De Kamer heeft de wetsontwerpen aangenomen op 17 juli 2013 en op 18 juli 2013 overgezonden naar de Senaat. De Senaat heeft de wetsontwerpen op dezelfde dag geëvoceerd.

In toepassing van het artikel 27, 1., tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de bespreking ervan reeds aangevat voor de eindstemming in de Kamer.

De commissie heeft twee vergaderingen gewijd aan de bespreking van deze wetsontwerpen, te weten op 17 en 18 juli 2013.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER PIETER DE CREM, VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING

Sinds 2007, het jaar van de laatste grote wijzigingen aan het statuut van de militairen, zijn de omstandigheden waarin Defensie haar opdrachten uitvoert sterk gewijzigd. De technologische evolutie en de permanente inzet van personeelsleden van Defensie in een internationale omgeving stelt het departement voor grote uitdagingen. Daarnaast evolueert ook de maatschappij : studies tonen bijvoorbeeld aan dat de loyauteit van jongeren ten aanzien van de werkgever is gewijzigd. Daarom moet niet alleen het huidige personeelsstatuut aangepast worden, maar moet er ook actie genomen worden om in de toekomst voldoende jongeren aan te trekken op de arbeidsmarkt.

Het regeerakkoord van 2011 bepaalt terzake het volgende : « Om een gezonde leeftijdsstructuur te bekomen en de operationaliteit te waarborgen zal een nieuw statuut voor beroepsmilitairen opgesteld worden, dat onder meer jonge militairen voor een korte duur laat rekruteren. De herziening van het militair statuut zal bijgevolg worden verdergezet, onder meer wat betreft de mogelijkheid om een militaire loopbaan van het korte type in te voeren, zonder afbreuk te doen aan een belangrijke vereenvoudiging van deze reglementering. »

In uitvoering van dit regeerakkoord en om tegemoet te komen aan de noden van Defensie wordt een wetsontwerp voorgelegd dat de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht zal moderniseren op het vlak van de personeelsstructuur, het personeelsmanagement, de militaire geschiktheid, de interne werving en de overgang

Het tweede wetsontwerp dat wordt voorgelegd zal een statuut « beperkte duur » (BDL) instellen. Dit statuut zal het mogelijk maken om jongeren voor een duur tot acht jaar aan Defensie te binden, wat een gunstig effect zal hebben op de leeftijdspiramide. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan onder andere de attractiviteit van deze militaire loopbaan, de mogelijkheid tot mobiliteit en de opleiding.

Beide wetsontwerpen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden daar de loopbaan van een militair korte duur kan overvloeien in een loopbaan als militair van het actief kader.

Het lijkt aangewezen om de dringendheid van de inwerkingtreding van de voorliggende wetsontwerpen te benadrukken. Het huidige artikel 272 bepaalt immers dat de wet van 28 februari 2007 tegen uiterlijk 31 december 2013 in werking treedt. Op deze datum zullen dan ook, via de opheffingsbepalingen, alle huidige wetten die het personeelsstatuut van de militairen bepalen, worden opgeheven. Bijgevolg zou een wetgevende achterstand dienaangaande betekenen dat vanaf 1 januari 2014 niet langer enige consistente en bijgewerkte wettelijke grondslag zou bestaan voor het statuut van de militairen. De regelgevingsteksten zijn een tweede reden die de urgentie van de inwerkingtreding verantwoordt. Tegen 31 december 2013 moeten immers alle uitvoeringsbesluiten en andere regelgevingen concreet vorm hebben gekregen.

Wat de financiële impact betreft, werd bij de realisatie van de modernisering van het personeelsstatuut continu aandacht besteed aan de budgettaire realiteit. Een gunstig advies voor beide wetsontwerpen werd verleend door de inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij het departement van Landsverdediging. Tijdens de transitiefase zijn de budgettaire gevolgen van de wet van 28 februari 2007 minimaal. Op langere termijn heeft de combinatie van de voornoemde wet van 2007 met het statuut beperkte duur een positieve budgettaire impact.

Welke zijn nu de krachtlijnen van de actualisering van de wet van 2007 en dus van het nieuwe statuut van de militairen ? Teneinde een beter overzicht te geven van de inhoud van het ontwerp die echt nieuw is, wordt als bijlage bij de memorie van toelichting van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 een concordantietabel opgenomen.

De personeelsstructuur wordt gewijzigd. Recente onderzoeken over de arbeidsmarkt tonen aan dat 25 à 30 % van de studenten een bachelordiploma bezitten. Dit niveau, niveau B, bestond al bij de ambtenaren maar nog niet bij Defensie. De invoering van het niveau bachelor stelt Defensie in staat een betere marktconforme verloning aan te bieden voor dit veelgevraagde niveau en bovendien een groter aantal jongeren aan te spreken. Het bachelordiploma kan toegang verschaffen tot twee personeelscategorieën, elk met een onderscheiden loopbaantraject. De officier van niveau B zal tal van basisfuncties uitvoeren in de eenheden en op kleine staven. De onderofficier van niveau B zal eerder een deskundige zijn die wordt tewerkgesteld in functies waarvoor een specifieke technische kennis nodig is en waarin een zekere stabiliteit vereist is. Deze benadering draagt rechtstreeks bij tot een verhoogde soepelheid van het personeelsbeleid.

Een tweede verandering betreft het competentiemanagement. De invoering van militaire vakrichtingen zal rekening houden met de specificiteit van het militaire beroep. Dit maakt een efficiënter personeelsbeleid mogelijk, en er komt een grotere synergie met organisaties buiten Defensie dank zij het gebruik van eenzelfde woordenschat inzake competenties.

De permanente evaluatie van militairen op professioneel, fysiek en medisch vlak wordt een feit. Dit systeem was trouwens al ingeschreven in de wet van 2007. Het brengt de militairen onder in geschiktheidscategorieën die aangegeven worden met de letters A, B, C of D. Categorie D is de enige waarin de militair het risico loopt Defensie te moeten verlaten. Maar dat is niet het doel van dit systeem; het doel is de bekwaamheid van de militair te waarborgen om operationele risico's zo klein mogelijk te maken.

Interne aanwerving, met andere woorden horizontale en vertikale interne overplaatsing, heeft een bijzondere aandacht gekregen. Men heeft immers vastgesteld dat het aantal personen dat Defensie tijdens de opleiding vroegtijdig verlaat, spectaculair daalt wanneer de militair van statuut kan veranderen : tussen EVMI, het statuut van bepaalde duur en het statuut van beroepsmilitair of tussen personeelscategorieën : vrijwilligers, onderofficieren en officieren.

Interne overplaatsing is een transfer die de mogelijkheid biedt van herklassering als lid van het burgerpersoneel binnen het Departement voor militairen die de hoedanigheid van militair verliezen wegens een ongeval of ziekte, opgelopen in dienst en door het feit van de dienst. Deze interne overplaatsing is ongetwijfeld een positieve maatregel voor het personeel dat het slachtoffer is van een ongeval bij Defensie.

Het laatste grote beginsel is de verlenging van sommige termijnen. De termijn tussen het ontslag op aanvraag en de vraag om herintegratie binnen Defensie wordt verlengd van één tot drie jaar. Dit biedt de militair die ontslag vraagt meer tijd om andere professionele mogelijkheden te zoeken.

Een nieuw statuut betekent eveneens de uitwerking van transitiemaatregelen voor het bestaande personeel. Ook daaraan werd bijzondere aandacht besteed. De uitgewerkte maatregelen zijn gebaseerd op twee principes : administratieve eenvoud en interne billijkheid. Zo zullen de nieuwe regels voor de militaire geschiktheid niet van toepassing zijn op militairen, voor zover ze professioneel blijven voldoen, ouder dan vijfenveertig jaar. Voor de militairen jonger dan vijfenveertig jaar wordt een ruime transitieperiode van vijf jaar ingeschreven, die elke militair zal toelaten zich aan te passen aan de principes van militaire geschiktheid.

Verder zullen de aanvullingsmilitairen verdwijnen en wordt eveneens afgestapt van het onherroepelijk karakter van verzaking met een graduele bedenktijd qua deelname of niet aan de vervolmakingscursussen. Er werd ook een weddebeschermingsmechanisme ingebouwd bij de inschaling van de aanvullingsofficieren in het niveau B en de actuele onderofficieren niveau 2+ zullen op correcte wijze worden ingeschaald in de nieuwe vlakke loopbaan van de onderofficieren niveau B.

Ten slotte, wat betreft de militairen die onder het statuut van de beperkte duur vallen, is het noodzakelijk om stil te staan bij de begeleidingsmaatregelen waarvan deze militairen gebruik kunnen maken op het einde van de overeenkomst. Er zijn drie grote luiken. In functie van de behoeften van Defensie zullen deze militairen op het einde van hun dienstneming kunnen deelnemen aan de interne werving. De overplaatsing naar een openbare werkgever, het tweede luik, waar de partnerakkoorden inzake overplaatsing van militairen met sommige werkgevers bestaan, wordt ook opengesteld voor de militairen « beperkte duur ». Bovendien zal Defensie vanaf de inlijving van de eerste kandidaat beperkte duur overeen periode van vijf jaar beschikken om akkoorden met andere openbare werkgevers af te sluiten. Het derde luik betreft de professionele heroriëntering naar de privé sector. Voor deze vorm van uitwerving zijn dienstfaciliteiten ingesteld zoals : een opleidingsverlof, één maand heroriënteringsverlof, financiële steun onder de vorm van een opleidingskrediet en van een vertrekpremie. Dat de meeste brevetten en getuigschriften die militairen behalen tijdens hun loopbaan reeds worden erkend door de bevoegde diensten in de private sector, is zonder meer een pluspunt.

III. ALGEMENE BESPREKING

De heer De Groote hekelt de snelheid waarmee de voorliggende wetsontwerpen door de Raad van State, de Kamer van volksvertegenwoordigers en nu ook de Senaat, zijn gejaagd. Het is onwaarschijnlijk vast te stellen dat de Senaat zelfs nog niet eens over één dag voorbereiding zal kunnen beschikken voor de bespreking ervan. Spreker begrijpt enigszins de hoogdringendheid van deze wetsontwerpen (de inwerkingtreding van het gemengde loopbaanconcept), maar de huidige werkwijze getuigt niet van respect voor de Senaat.

Defensie is niet alleen een departement dat gewoon is te besparen en bij elke besparingsronde aangesproken wordt, maar ook een departement dat grote uitdagingen probeert aan te pakken (onder andere de leeftijdspiramide en het personeelsverloop). De omstandigheden waarbinnen Defensie moet opereren, veranderen voortdurend, net als de technische evolutie en de permanente inzetbaarheid van de personeelsleden. De voorliggende wetsontwerpen zijn belangrijk voor de betere inzetbaarheid van de strijdkrachten bij buitenlandse missies. De grote vraag blijft of een wijziging van de statuten voldoende zal zijn om de loopbaan bij Defensie echt aantrekkelijk te maken.

De heer De Groote is van mening dat statutenwijzigingen nodig zijn om een militaire loopbaan aantrekkelijker te maken. Zijn fractie pleit al lang voor een (ver)korte carrière bij Defensie, maar het succes van dit verhaal valt nog af te wachten. Ook mag het hier niet bij blijven. Defensie moet zich verder inzetten om de aantrekkelijkheid van een militaire loopbaan te vergroten en moet ook werken aan de communicatie met de jeugd. Het is belangrijk zo transparant en duidelijk mogelijk te zijn over wat er van postulanten verwacht wordt, welke proeven ze moeten afleggen, welke plichten ze hebben, van welke rechten ze kunnen genieten, welke voordelen ze hebben, ... Dit vergt nu veel puzzelwerk, terwijl in het buitenland de informatie vaak met een muisklik van het internet kan gehaald worden, zonder al te veel zoekwerk. De uitvoering van het loopbaanconcept heeft ons immers getoond dat de verdere uitwerking van zeer groot belang is. Het gaat er niet alleen om kandidaten aan te werven, maar ook om ze nadien in militaire dienst te houden. Wat is de jaarlijkse doelstelling van de minister hieromtrent ?

Wat betreft de doorstromingsmogelijkheden voor militairen met een loopbaan van beperkte duur, stelt spreker zich vragen over de garanties met betrekking tot de effectieve doorstroming. Spreker pleit voor concrete afspraken met andere openbare diensten en privésectoren om de militairen concrete garanties te kunnen bieden bij hun overstap na hun loopbaan bij het Defensie. Een voorbeeld is het Luxemburgs model : daar krijgen militairen voorrang bij een betrekking bij de politie, douane, civiele bescherming, het gevangeniswezen, ...

Enkele elementen van deze wetsontwerpen zijn dan eerder bedenkelijk, zoals de wijzigingen aan de wet van 1938 betreffende het gebruik der talen in het leger. Er is geen enkele reden om die wijzigingen door te voeren, meer nog ze maken de wet zelfs minder sluitend. Waarom stellen dat een militair moet slagen voor een examen grondige kennis en niet « ten minste 50 % behalen » ? Kan de minister uitleggen waarom deze bepalingen zijn gewijzigd ?

Ook is het discriminerend dat er geen rekening wordt gehouden met de medische ongeschiktheid na een ongeval tijdens het woon-werkverkeer. Volgens spreker hebben militairen die medisch ongeschikt zijn geraakt door een ongeval op weg naar de kazerne evenwel recht om intern overgeplaatst te worden als militairen die het slachtoffer zijn van een ongeval op een militair domein of tijdens een militaire operatie.

Het is een goede zaak dat Defensie meer rekening zal houden met de operationele geschiktheid van de militairen bij hun evaluatie. We stellen vast dat — na een overgangsperiode van vijf jaar — het niet-deelnemen aan sportproeven of het falen erin, niet meer zonder gevolgen zal blijven.

De heer Hellings betreurt eveneens dat een hervorming van het statuut van militairen van deze omvang door de Senaat op een drafje behandeld wordt. Deze haast is begrijpelijk omdat militairen vrezen dat het dossier van hun statuut met de verkiezingen van 2014 op de lange baan geschoven wordt. Bovendien heeft de Raad van State niet van alle teksten kennis kunnen nemen.

Het is evenwel positief dat men wil moderniseren. Men wil jongeren aantrekken om de leeftijdspiramide om te keren. Spreker herinnert aan het debat drie jaar geleden over de vrijwillige militaire dienst dat precies hetzelfde beoogde : jongeren aantrekken bij Defensie. Maar terwijl de vrijwillige militaire dienst jongeren wilde integreren in Defensie, beogen de overgangsbepalingen van het wetsontwerp ter invoering van de militaire loopbaan van korte duur net het tegenovergestelde. Hoe kan men beide stelsels naast elkaar laten bestaan ? Vermeldenswaard is wel dat, in tegenstelling tot de vrijwillige militaire dienst, het wetsontwerp tot invoering van de militaire loopbaan van korte duur een volwaardig statuut en een degelijke verloning biedt aan de jongeren.

Een manier om de militaire loopbaan aantrekkelijker te maken en de leeftijdspiramide om te keren is het invoeren van een gemengde loopbaan. Op deze manier zou men van Defensie naar een andere sector, privé of openbaar, kunnen overstappen. Kan de minister uitleg geven over akkoorden met andere federale overheidsdiensten (FOD), of met bedrijven of gewestelijke besturen, waar militairen hun bekwaamheid die ze bij Defensie verworven hebben, kunnen laten gelden ?

Is er voldoende aandacht voor de fysieke bekwaamheid van jongeren, gelet op het feit dat er slechts één sportmonitor is voor honderdtachtig militairen ?

Mevrouw Arena meent dat deze wetsontwerpen een meerwaarde hebben zowel voor de aanwerving als voor het uitgavenbeheer. De wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht heeft, samen met het concept van de gemengde loopbaan, de modernisering van het statuut van militairen inderdaad in gang gezet.

Wat de omkering van de leeftijdspiramide betreft, hoe kan men toezien op een correct evenwicht tussen jonge recruten en meer ervaren militairen ? Oudere militairen zijn enerzijds fysiek minder performant, maar anderzijds beheersen zij hun vak perfect. Hoe kan men de kennisoverdracht en het evenwicht tussen beide leeftijdscategorieën waarborgen ?

Spreekster verwijst naar het advies van de Raad van State betreffende artikel 209 van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel, dat luidt als volgt : « Artikel 141 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Art. 141. De interne overplaatsing is van toepassing op elke militair die op beslissing van de militaire commissie voor geschiktheid en reform of door de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform op medisch vlak definitief ongeschikt werd verklaard, en waarbij deze commissies van oordeel zijn dat de lichamelijke schade het gevolg is van een ongeval of ziekte opgelopen in dienst en door hetfeit van de dienst, met uitzondering van de ongevallen voorgevallen op de weg naar en van het werk. » »(stuk Kamer, nr. 5-2879/1, p. 431).

De Raad van State ziet hierin een probleem : « Het is de afdeling Wetgeving niet onmiddellijk duidelijk om welke reden, vanuit het oogpunt van het gelijkheidsbeginsel, personen die het slachtoffer zijn van een ongeval op de weg naar of van het werk, worden uitgesloten van het systeem van interne overplaatsing. De steller van het voorontwerp behoort dit verschil in behandeling te verantwoorden in de bespreking van het artikel. » (stuk Kamer, nr. 5-2879/1, p. 321).

Op welke wijze heeft de regering rekening gehouden met dit advies ?

Artikel 86 verwijst naar het feit dat de evaluatie van militairen kan worden toevertrouwd aan een externe organisatie. Kan men dat ook doen voor de werving ? Spreekster denkt hier bij voorkeur aan een partnerschap met Selor.

De heer Anciaux wenst te weten of de voorliggende wetsontwerpen gedragen worden door de personeelsleden van Defensie. Hoe is het intern sociaal overleg binnen het leger tot stand gekomen ?

Verder heeft de heer Anciaux een vraag over de verworven rechten : als een militair verandert van statuut of schaal, worden dan de rechten die hij heeft opgebouwd, zoals weddebescherming, als verworven beschouwd ?

Spreker vraagt ook meer uitleg bij de inleidende uiteenzetting van de minister waarbij hij stelt dat : « De termijn tussen het ontslag op aanvraag en de vraag om herintegratie binnen Landsverdediging wordt verlengd van één tot drie jaar. Dit biedt de militair die ontslag vraagt meer tijd om andere professionele mogelijkheden te zoeken. » Betekent dit dat men het ontslag van de betrokken militair kan tegenhouden ?

Ten slotte onderstreept de heer Anciaux dat de minister heeft gesteld dat er geen wijzigingen ten gronde zijn van de taalwetgeving. Waarom worden er dan een aantal wettelijke bepalingen omgezet in koninklijke besluiten ?

Antwoorden van de minister

Na het regeerakkoord werd onmiddellijk begonnen met het schrijven van deze wetsontwerpen. De besluitvorming omvat echter een hele reeks stappen : er zijn de onderhandelingen met de vakorganisaties, het advies van de Inspectie van Financiën en de akkoorden die met de andere regeringsleden moeten worden gesloten (bijvoorbeeld over pensioenen, begroting en openbaar ambt). De meerderheid heeft beslist de bepalingen op 1 januari 2014 in werking te laten treden, vandaar de hoogdringendheid.

De besluitvorming aangaande het aantal rekruteringen berust op een aantal factoren, waarvan de belangrijkste het regeerakkoord is, dat bepaalt dat Defensie moet beschikken over dertigduizend militairen. Andere factoren zijn bijvoorbeeld de budgettaire realiteit of de opleidingscapaciteit. De komende maanden zal de minister de rekruteringen van 2014 bepalen op basis van de parameters die op dit moment gekend zijn. Het spreekt voor zich dat de goedkeuring van de twee voorliggende wetsontwerpen een essentieel element zal vormen bij de besluitvorming.

Het artikel 286 van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel (stuk nr. 5-2217/1) voorziet in de opheffing van twee bepalingen in de taalwetgeving, maar deze opheffing doet geen afbreuk aan de bezorgdheid van de wetgever om de gewenste kennis van de beide landstalen voor kandidaat-officieren te verankeren. In 2009 en 2010 werden deze bepalingen opgenomen in de artikelen 24, 33, 35, 36 en 39 van het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van militairen.

Ter informatie voegt de minister eraan toe dat bij elke sectieproef bij Defensie een uitsluitingsdrempel en een gewicht van toepassing is. De uitsluitingsdrempel is de minimumscore waaronder een sollicitant niet geslaagd is voor de selectieproef en wordt uitgesloten voor de vacature. Het gewicht heeft betrekking op het relatief belang van de proef in de bepaling van de eindscore voor de vacature. De vorken waarin deze drempel en het gewicht zich situeren, worden voor alle selectieproeven bepaald in de bijlage A bij het voornoemde koninklijk besluit en dus ook de selectieproeven eerste en tweede landstaal. De schrapping van deze bepalingen is dus een zuivere technische aanpassing die geen wijziging teweegbrengt aan de gevraagde taalvereisten.

Eén van de essentiële aspecten voor het slagen van het nieuwe statuut, is een attractieve uitstroom van de BDL militairen. Er moet derhalve verder gezocht worden naar vormen van prioritaire en gestructureerde aanwerving van deze militairen door andere departementen en dit op basis van hun profiel. Het is de taak van Defensie om te zorgen voor een optimale matching tussen de specifieke kwaliteiten van de militairen en de door de partners-werkgevers vooropgestelde functieprofielen. De de nieuwe ontvangt in ieder geval werkgever-werknemers met ervaring, competenties en waarden die vandaag al door nieuwe werkgevers van ex-militairen geapprecieerd worden.

De militairen zijn niet alleen gedisciplineerd, accuraat en efficiënt, ze worden tijdens hun volledige loopbaan ook opgeleid en getraind om hun opdrachten uit te voeren. De minister is ervan overtuigd dat de militairen heel wat troeven hebben op de arbeidsmarkt.

Door de invoering van het BDL-statuut zullen de inspanningen van Defensie inzake professionele heroriëntering in de eerste plaats toegespitst zijn op dit statuut. Tijdens de periode waarin de dienstneming beëindigd wordt — of zelfs later indien nodig — zullen de BDL-militairen kunnen genieten van een gepersonaliseerd begeleidingsprogramma. Akkoorden terzake werden reeds gesloten met de VDAB, de FOREM, ACTIRIS en Bruxelles Formation.

De BDL-militair zal een duidelijker zicht krijgen op zijn troeven en zijn kansen om werk te vinden door een analyse en geldigverklaring van de competenties en opleidingen die hij gevolgd heeft bij Defensie. Daartoe zal Defensie een individuele portfolio ter beschikking stellen met de beschrijving van de functies die de betrokkene heeft uitgeoefend, in voorkomend geval vervolledigd door de brevetten en de nuttige opleidingen betreffende de valoriserende professionele opleidingen die de militair heeft gevolgd. Indien nodig of wenselijk zal een schema worden opgesteld van aanvullende kwalificerende opleidingen. De BDL-militair zal vervolgens kunnen genieten van een gepersonaliseerd beroepsomschakelingsprogramma en zal, in voorkomend geval, een specifieke sollicitatietraining volgen.

Hun zin voor discipline en organisatie, hun beschikbaarheid en flexibiliteit, leiderschap, evenals onbetwistbare lichamelijke en medische geschiktheden, zijn troeven die deze bijzondere doelgroep, naast gevalideerde competenties, kenmerken.

De twee statuten, beroepsmilitair en beperkte duur, zullen naast elkaar functioneren door op een dynamische wijze met elkaar te ageren. De interne werving vormt een brug en is hierbij het cement tussen de beide statuten. Zowel voor de sollicitant als voor Defensie wordt een win-win situatie beoogd.

Niet alle sollicitanten van vandaag zijn op zoek naar een levenslange carrière. Ze zoeken eerder naar een werkervaring die past bij hun levensfase. Waar de life time employment bij een vorige generatie een troef was, ervaart de huidige generatie dit soms als een last.

Anderzijds wenst de militaire autoriteit de gemiddelde leeftijd van de militairen te verlagen en wenst ze te beschikken over ervaren personeel dat de stabiliteit en de continuïteit binnen de structuur zal waarborgen.

Het statuut van de beperkte duur en de interne overgang van dit statuut naar het beroepsstatuut van het kader zullen een antwoord bieden op de twee uitdagingen. De kandidaat kan opteren voor een beperkte engagementsperiode en de militaire autoriteit kan rekenen op de overgang van ervaren militairen.

Wat de fysieke proeven betreft, benadrukt de minister dat ze niet als doel hebben om van iedere militair een topatleet te maken die aan de Olympische Spelen zou kunnen deelnemen. Het doel is wel degelijk om erover te waken dat de militair heel zijn loopbaan lang beschikt over een basisconditie die aangepast is aan het ambt dat hij uitoefent. Niemand stelt zich vragen over de fysieke proeven die worden afgelegd door de kandidaten die militair willen worden. Is het derhalve niet logisch dat van de militair verwacht mag worden dat hij heel zijn loopbaan lang beschikt over een basisconditie, en dit uitsluitend vanwege het gezegde « mens sana in corpore sano » ? Een vliegtuigtechnicus moet eveneens over uithoudingsvermogen beschikken om zijn werk langdurig te kunnen uitvoeren tijdens een militaire operatie. Indien dat nodig zou blijken, zou hij of zij zichzelf echter voldoende vlug moeten kunnen beschermen. Dat is de essentie van fysieke geschiktheid.

Om van die fysieke geschiktheid een statutaire maatregel te maken, zijn een aantal aanpassingen nodig; niet enkel van de militair die deze testen zal moeten afleggen, maar eveneens van Defensie, zoals bijvoorbeeld de opleiding van sportinstructeurs en de installatie van de nodige infrastructuur. Om die redenen werd artikel 405 ingevoegd in het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel (stuk Senaat, nr. 5- 2217/1) dat luidt als volgt : « Op de datum van inwerkingtreding van deze bepalingen wordt elke militair geacht tot de geschiktheidscategorie A te behoren op het vlak van de postbeoordeling en van de beoordeling van de fysieke geschiktheid. » Bij de invoering van de wet start iedereen dus met de geschiktheidscategorie A. Elke militair blijft gedurende vijf jaar in deze geschiktheidscategorie op het vlak van de beoordeling van de fysieke geschiktheid. Pas vanaf 1 januari 2019 kunnen de fysieke tests een statutair gevolg hebben. Rekening houdend met de voorziene procedure zal een militair ten vroegste op 1 januari 2022, omwille van fysieke redenen, in geschiktheidscategorie D belanden.

Wat het intern overleg betreft, onderstreept de minister dat de voorliggende wetsontwerpen alleen betrekking hebben op het militaire personeel. Er heeft sociaal overleg plaatsgehad met de representatieve en erkende vakorganisaties. Er zijn eerst een aanzienlijk aantal technische vergaderingen geweest, waarbij uitleg werd verschaft over specifieke vragen (over leeftijd, categorieën, opbouw, de billijkheidsregels, de transitieperiode, ...). Nadien volgden de besprekingen binnen het wetgevende kader, met een formele besluitvorming tot gevolg en een akkoord met de representatieve vakorganisaties. Met andere woorden, de wetsontwerpen worden gedragen door de vakorganisaties. De minister verwijst verder naar zijn inleidende uiteenzetting waar de voordelen van deze nieuwe wetgeving zijn uiteengezet.

De evaluatie van de outsourcing is enkel van toepassing voor bepaalde functies waarvan de expertise ontbreekt binnen Defensie, zoals bijvoorbeeld de aanwerving van een chirurg voor de medische component.

Wat de vraag over de bedenktijd na ontslag betreft, stipt de minister aan dat het hier om een periode van drie jaar gaat waarbinnen de militair de mogelijkheid heeft om terug te keren naar defensie (vroeger was dit slechts één jaar).

De minister onderstreept ten slotte dat de verworven rechten erkend blijven. Zo zijn er aanvullingsofficieren die overgaan naar het niveau B maar die op het niveau A betaald zullen blijven.

Replieken van de commissieleden

De heer De Groote blijft de discriminatie betreuren tussen de militairen die het slachtoffer zijn van een ongeval opgelopen tijdens woon-werkverkeer en de militairen die een ongeval hebben opgelopen binnen de militaire dienst.

Ten slotte vraagt spreker zich af wat, inzake de taalwetgeving, de toegevoegde waarde is van het omzetten van een aantal wetsbepalingen in een koninklijk besluit.

IV. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN EN STEMMINGEN

A. Wetsontwerp tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur (5-2216/1)

Er worden geen amendementen ingediend op dit wetsontwerp.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

B. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel (5- 2217/1)

Artikel 85

De heren De Groote en Vanlouwe dienen het amendement nr. 1 (stuk Senaat, nr. 5-2217/2) in dat ertoe strekt het voorgestelde punt 7 te vervangen.

De heer De Groote legt uit dat dit amendement wil vermijden dat militairen op bepaalde (sleutel- en management) functies beslissingen zullen nemen die leiden tot quick-wins, maar mogelijks schadelijk zijn op langere termijn. Deze voorgestelde wijziging beoogt te bewerkstelligen dat de desbetreffende militairen langer rekenplichtig warden gehouden voor hun beslissingen, ook nadat ze de post niet meer bezetten.

Nadat een evaluatiecommissie zich over de feiten heeft gebogen, kan worden besloten om de militair voor de volgende postbeoordeling een « onvoldoende » te geven, met alle gevolgen vandien voor de geschiktheidscategorie en rangschikking van de militair. Via de gebruikelijke kanalen kan weliswaar beroep worden aangetekend door de beoordeelde militair tegen de beslissing van de evaluatiecommissie.

Het amendement wordt verworpen met 7 stemmen tegen 2.

Artikel 209

De heren De Groote en Vanlouwe dienen het amendement nr. 2 (stuk Senaat, nr. 5-2217/2) in dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 141 te vervangen.

De heer De Groote is van oordeel dat militairen die een ongeval krijgen op weg naar of van het werk, evenveel recht hebben om intern overgeplaatst te worden als militairen die lichamelijke schade hebben opgelopen als gevolg van een ongeval of ziekte opgelopen in dienst en door het feit van de dienst. Daarom strekt dit amendement ertoe de uitzondering op het woon-werkverkeer uit het artikel 209 weren.

Het amendement wordt verworpen met 7 stemmen tegen 2.

Artikel 286

De heren De Groote en Vanlouwe dienen het amendement nr. 3 (stuk Senaat, nr. 5-2217/2) in dat ertoe strekt dit artikel te schrappen.

De heer De Groote onderstreept dat hij ten allen tijde wil vermijden dat de taalwet van 1938, en in het bijzonder de bepalingen met betrekking tot het examen grondige kennis, zou worden afgezwakt.

Het amendement wordt verworpen met 6 stemmen tegen 2, bij één onthouding.

Artikel 290

De heren De Groote en Vanlouwe dienen het amendement nr. 4 (stuk Senaat, nr. 5-2217/2) in dat ertoe strekt dit artikel te schrappen.

De heer De Groote verwijst naar de verantwoording bij het amendement nr. 3

Het amendement wordt verworpen met 7 stemmen tegen 2.

Artikel 291

De heren De Groote en Vanlouwe dienen het amendement nr. 5 (stuk Senaat, nr. 5-2217/2) in dat ertoe strekt dit artikel te schrappen.

De heer De Groote verwijst naar de verantwoording bij het amendement nr. 3

Het amendement wordt verworpen met 8 stemmen tegen 2.


Het wetsontwerp in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Bert ANCIAUX. Vanessa MATZ. Karl VANLOUWE.

Teksten aangenomen door de commissie :

1) Wetsontwerp tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur (5-2216/1)

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-2878/6).

2) Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel (5- 2217/1)

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-2879/7).