5-2233/1

5-2233/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

25 JULI 2013


Wetsvoorstel met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet

(Ingediend door de heren Philippe Mahoux, Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, mevrouw Martine Taelman, de heer Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel heeft tot doel om ter uitvoering van het Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming van 11 oktober 2011 de nodige aanpassingen aan te brengen aan de wetten die worden aangenomen volgens de verplicht bicamerale procedure. Het wetsvoorstel dient daarom samen te worden gelezen met het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1) en het wetsvoorstel met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2234/1) alsook de voorstellen tot herziening van de artikelen 5, 11bis, 23, 41, 135bis, 142, 144, 151, 162, 170 en 180 van de Grondwet alsook het voorstel tot invoeging van een artikel 39bis in de Grondwet (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nrs. 5-2235/1 tot 5-2244/1) die gelijktijdig met dit wetsvoorstel in het Parlement werden ingediend. De toelichting bij het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1) geeft een algemeen overzicht van de bevoegdheidsoverdrachten in het kader van de Zesde Staatshervorming.

Dit wetsvoorstel heeft tot doel de nodige wijzigingen aan te brengen aan het Gerechtelijk Wetboek (1.), aan de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap ter uitvoering van het Institutioneel akkoord voor de Zesde Staatshervorming (2.), en heeft verder betrekking op de uitbreiding van de bevoegdheid van de Raad van State, om de afdeling bestuursrechtspraak de mogelijkheid te geven om een schadevergoeding tot herstel toe te kennen aan de verzoekende partij of aan een tussenkomende partij indien ze daarom vraagt (3.), de versterking van het Brusselse veiligheidsbeleid (4.) en het Overlegcomité (5.).

1. Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 2, artikel 3 en artikel 27 van dit wetsvoorstel hebben betrekking op de uitvoering van het deel van het Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming van 11 oktober 2011 dat betrekking heeft op de communautarisering van de organisatie en de bevoegdheden met betrekking tot de strafuitvoering, die worden uitgeoefend door de justitiehuizen. Het wijzigt de artikelen 196bis en 196quater van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op het selectiecomité en het evaluatiecomité voor de assessoren die zetelen in de strafuitvoeringsrechtbanken.

Er wordt derhalve voorzien in een betrokkenheid van de gemeenschappen door de deelname van de directeurs-generaal van de justitiehuizen aan de selectie van de assessoren van de strafuitvoeringsrechtbanken.

Met het oog op een zekere coherentie wordt voor het evaluatiecomité voorzien in een soortgelijke betrokkenheid van de gemeenschappen.

Artikel 2 en artikel 3 van dit wetsvoorstel dienen daarom samen te worden gelezen met het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1)

2. Wijzigingen van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap

Artikel 4 en artikel 5 brengen diverse wijzigingen aan in de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap ten gevolge van de wijzigingen aan de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen door het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1).

3. Wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State

Overeenkomstig het Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming van 11 oktober 2011 strekt dit wetsvoorstel ertoe het de Raad van State mogelijk te maken om een schadevergoeding tot herstel toe te kennen aan de verzoekende partij of aan een tussenkomende partij indien ze daarom vraagt.

Artikel 6 en artikel 7 van dit wetsvoorstel dienen daarom samen te worden gelezen met het voorstel tot herziening van artikel 144 van de Grondwet (Parl. St., zitting 2012-2013, nr. 5-2242/1)

4. Versterking veiligheidsbeleid Brussel

Het Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming van 11 oktober 2011 voorziet eveneens in diverse institutionele maatregelen om het veiligheidsbeleid in Brussel te versterken.

Daartoe bevat dit wetsvoorstel diverse maatregelen om de efficiëntie van het veiligheidsbeleid in Brussel te versterken (zie artikelen 8 tot 23). Er wordt verwezen naar de toelichting van het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, wat de aspecten tot versterking van de veiligheid in Brussel betreft.

5. Het Overlegcomité

Het Institutioneel Akkoord voorziet in de versterking van de rol van het Parlement en stelt dat de huidige staatshervorming ook de behoefte aan coördinatie versterkt tussen de Federale Staat en de deelstaten. Er zal bijzondere aandacht geschonken worden aan de wijze waarop het debat georganiseerd zal worden over de verplichte internationale programma's (zoals de Europese convergentieprogramma's) waarvoor verschillende beleidsniveaus bevoegd zijn.

In dit kader zullen de rol en werking van het Overlegcomité wettelijk worden verduidelijkt als centraal punt voor overleg, samenwerking en impulsen van gecoördineerde strategieën, onder andere om aan de Europese doelstellingen te voldoen, met naleving van de bevoegdheden van eenieder.

Het Parlement zal toegang krijgen tot de agenda en beslissingen van het Overlegcomité. De werkingsprocedures zullen worden geformaliseerd opdat de regeringen tijdig de standpunten kunnen voorbereiden die ze in het Overlegcomité zullen verdedigen.

Men zal ook bijzondere aandacht schenken aan de voorstelling van regelmatige rapporten over de activiteiten van de interministeriële conferenties en de daarmee samenhangende discussies.

Artikelen 24 tot 26 voorzien in een aantal verduidelijkingen van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen inzake de werkingsregels van het Overlegcomité en de toegang van parlementsleden tot de documenten van dit Comité.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Deze wet beoogt de Brusselse agglomeratie bevoegdheden toe te kennen. Op dit punt vindt hij zijn grondslag dus in artikel 165, § 1, van de Grondwet. Ze regelt bijgevolg ook hier een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Artikel 2

Dit artikel wijzigt het Gerechtelijk Wetboek in het kader van de communautarisering van de organisatie en de bevoegdheden met betrekking tot de strafuitvoering, die worden uitgeoefend door de justitiehuizen.

Krachtens dit artikel wordt artikel 196bis, tweede en derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, die betrekking hebben op de samenstelling van het selectiecomité van de assessoren van de strafuitvoeringsrechtbank gewijzigd.

Het tweede lid wordt aangevuld opdat de leidende ambtenaar van de justitiehuizen of van de dienst die er de opdrachten van overneemt, zou kunnen deelnemen aan de selectie van de assessoren.

Het derde lid wordt aangevuld teneinde rekening te houden met de specifieke taalkenmerken in het rechtsgebied Luik. Aldus wordt voor de organisatie van de examens in het rechtsgebied van het hof van beroep te Luik voorzien in een vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap en de Franse Gemeenschap.

Artikel 3

Krachtens dit artikel wordt artikel 196quater van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het evaluatiecomité van de assessoren gewijzigd.

Met het oog op de coherentie zijn de aangebrachte wijzigingen identiek aan de wijzigingen aangebracht in artikel 196bis van hetzelfde Wetboek.

Artikel 4

Dit artikel brengt diverse wijzigingen aan in artikel 5 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap ten gevolge van de wijzigingen aan de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen door het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1).

Dit artikel heeft tot doel om artikel 6quinquies van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat overeenkomstig artikel 34 van het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming wordt ingevoegd (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1), toepasbaar te maken op de Duitstalige Gemeenschap.

Verder strekt dit artikel ertoe het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1) dat er onder meer toe strekt om in een overgangsperiode te voorzien gedurende dewelke de gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een beroep zullen kunnen doen op de bestaande uitbetalingsinstellingen teneinde, tegen vergoeding, het administratief beheer en de uitbetaling van de gezinsbijslagen te blijven verzekeren, alsook om, wat betreft de bevoegdheidsoverdrachten met betrekking tot de gezondheidszorg, in een overgangsperiode te voorzien inzake de maximumfactuur, van toepassing te maken op de Duitstalige Gemeenschap.

Artikel 5

Dit artikel strekt ertoe de wijzigingen die door het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1) worden aangebracht aan artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen van overeenkomstige toepassing te verklaren op de Duitstalige Gemeenschap, voorzover deze wijzigingen betrekking hebben op de bevoegdheden van de Duitstalige Gemeenschap.

Artikel 6 en artikel 7

De voorgestelde artikelen brengen wijzigingen aan aan de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Thans moet een partij die door de Raad van State in het gelijk wordt gesteld maar van wie het nadeel niet volledig wordt hersteld door de nietigverklaring van de handeling, een nieuwe vordering instellen bij de burgerlijke rechtbanken. Daardoor moet een nieuwe rechter heel het dossier opnieuw bestuderen, wat opnieuw gerechtskosten en proceduretermijnen met zich meebrengt.

Overeenkomstig het Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming van 11 oktober 2011 strekt dit wetsvoorstel ertoe het de Raad van State mogelijk te maken om een vergoeding toe te kennen aan de verzoekende partij of aan een tussenkomende partij indien ze daarom vraagt. De tussenkomende partij heeft echter alleen de mogelijkheid om dit verzoek te formuleren als ze de verzoekende partij ondersteunt en de nietigverklaring van de handeling vordert, aangezien het verzoek tot vergoeding een accessorium is van het beroep tot nietigverklaring. In alle andere gevallen blijft het gemeen recht van de burgerlijke aansprakelijkheid van toepassing.

Deze nieuwe bevoegdheid van de Raad van State laat toe dat de partij die een onwettigheid door de Raad van State heeft laten vaststellen, kan vermijden om vervolgens de zaak bij een burgerlijke rechtbank aanhangig te moeten maken om een vergoeding te krijgen voor het nadeel dat ze omwille van deze akte heeft geleden. De keuze voor deze procedure ontneemt haar echter de mogelijkheid om nog een dergelijke burgerlijke aansprakelijkheidsrechtsvordering in te stellen om het herstel van het nadeel te krijgen.

Evenwel moeten de partijen die dit wensen de mogelijkheid behouden om zich, zoals dat nu het geval is, tot de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde te wenden om een herstel te krijgen op basis van de artikelen 1382 tot 1386 van het Burgerlijk Wetboek. De schadevergoeding tot herstel onderscheidt zich immers van het herstel van de schade op basis van artikelen 1382 tot 1386 van het Burgerlijk Wetboek. Bovendien bestaat er geen mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen de arresten van de Raad van State. De betrokken partij zal er dus voor moeten kiezen om ofwel te opteren voor een burgerlijke aansprakelijkheidsrechtsvordering, ofwel voor een schadevergoeding tot herstel die wordt toegekend door de Raad van State, met in dat geval het voordeel inzake proceseconomie en tijdswinst. Evenwel, zodra deze keuze is gemaakt, vindt het « electa una via »-principe toepassing. Hetzelfde principe geldt wanneer een partij heeft gekozen voor een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering : in dit geval, kan er geen schadevergoeding tot herstel meer aan de Raad van State worden gevraagd.

Om onnodige werklast te vermijden, zowel voor de partijen als voor het auditoraat van de Raad van State, wordt erin voorzien de betrokken partijen de mogelijkheid te laten om het arrest van de Raad van State over het verzoekschrift tot nietigverklaring af te wachten alvorens het verzoek tot vergoeding te formuleren. Het verzoek moet dus uiterlijk zestig dagen na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid wordt vastgesteld, worden ingediend.

Het begrip « herstelvergoeding » komt al voor in artikel 11 van de gecoördineerde wetten van de Raad van State (huidig contentieux van de herstelvergoeding), waar ze echter wordt toegekend in een andere context aangezien ze geen onwettigheid veronderstelt van de handeling die aan de basis ligt van de schade, maar enkel « buitengewone » schade veroorzaakt door een administratieve overheid. Deze vergoeding kan enkel bestaan in de toekenning van een geldsom en niet in een herstel in natura (1) , wat haar onderscheidt van het herstel van de schade op basis van de artikelen 1382 tot 1386 van het Burgerlijk Wetboek, dat in eerste orde het herstel in natura veronderstelt (2) . In het kader van dit contentieux beschikt de Raad van State over een zeer ruime beoordelingsbevoegdheid. Hij kan naargelang het geval een volledig of gedeeltelijk herstel van de buitengewone schade toekennen volgens wat hem billijk lijkt. Het enige voorbehoud is dat de toegekende vergoeding in principe niet hoger mag liggen dan de in het voorafgaande verzoek gevraagde vergoeding (3) .

De in de voorgestelde bepaling bedoelde vergoeding is dus op dit begrip geïnspireerd, maar ze verschilt er ook van in bepaalde opzichten. Het karakter van het herstel van de schade wordt aldus benadrukt, eerder dan het begrip van de uitspraak « naar billijkheid ». Er werd echter gekozen voor het behoud van de verplichting voor de Raad van State om rekening te houden met « alle omstandigheden van openbaar en particulier belang ». Deze verplichting is onder andere gerechtvaardigd door de noodzaak om een evenwicht te behouden tussen de partij die de nietigverklaring vordert en de verwerende partij, in die zin dat die laatste niet over de mogelijkheid beschikt om de volgens haar meest voordelige procedurele weg te kiezen, aangezien ze gebonden is door de keuze van de partij die de vergoeding vraagt. De schadevergoeding tot herstel die wordt toegekend met toepassing van deze bepaling onderscheidt zich dus zowel van het herstel van de schade op basis van de artikelen 1382 tot 1386 van het Burgerlijk Wetboek als van de herstelvergoeding « naar billijkheid » van artikel 11 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, hoewel ze gemeenschappelijke punten heeft met deze twee begrippen. Het gaat dus om een autonoom begrip waarvan aan de Raad van State de zorg wordt overgelaten om geleidelijk aan de modaliteiten te bepalen in zijn rechtspraak.

Het verzoek tot vergoeding zal niet enkel kunnen worden geformuleerd wanneer de Raad van State een akte, een reglement of een stilzwijgend afwijzende beslissing nietig verklaart, maar ook voor alle schade die ontstaat door een in een arrest vastgestelde onwettigheid. Deze nuance werd ingevoerd om te vermijden dat bepaalde proceduremodaliteiten, in het bijzonder de bestuurlijke lus (thans in ontwerp), zouden kunnen worden geïnterpreteerd alsof ze de partij die het nadeel heeft geleden omwille van de onwettige akte, maar uiteindelijk hersteld na de zogenaamde lus de mogelijkheid zou ontzeggen om vergoed te worden voor haar nadeel. Er moet ook worden aangenomen dat wanneer een partij hangende de procedure haar belang verliest bij het verdwijnen van een handeling uit de rechtsorde, onder andere omwille van een evolutie in haar persoonlijke situatie, dit niet betekent dat ze geen nadeel heeft geleden omwille van de onwettigheid van deze handeling en dat ze geen legitiem belang behoudt bij het beroep. Aangezien de Raad van State de bevoegdheid heeft gekregen om het nadeel geleden door een akte, een reglement of een stilzwijgend afwijzende beslissing, te vergoeden, komt het hem toe om in elk geval te oordelen over de wettigheid als er wordt beweerd dat de aangehaalde onwettigheid een nadeel heeft veroorzaakt dat kan leiden tot een dergelijke vergoeding.

Tot slot heeft de toevoeging van artikel 11bis in de opsomming van de bepalingen bedoeld in artikel 30, § 1, eerste lid, tot doel de Koning te machtigen bij een in Ministerraad overlegd besluit de rechtspleging te bepalen die van toepassing is op het verzoek tot vergoeding. In het besluit zullen onder andere de modaliteiten en termijnen moeten worden verduidelijkt die van toepassing zijn bij de uitwisseling van de memories en de indiening van het verslag van de auditeur over de vragen die specifiek met dit verzoek verband houden. De rechtspleging zal uiteraard verzoenbaar moeten zijn met de in de wet vastgestelde verplichting om te oordelen over het verzoek tot vergoeding binnen de twaalf maanden na het verzoek.

Artikel 8 en artikel 9

Deze bepalingen wijzigen diverse bepalingen van het Kieswetboek om rekening te houden met de afschaffing van de functie van gouverneur van het arrondissement Brussel-Hoofdstad.

Artikel 10

Dit artikel brengt wijzigingen aan aan de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten.

Krachtens artikel 6, § 1, VIII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, kan de federale overheid onder meer de overheden van de agglomeraties belasten met « opdrachten ». Op basis van deze bepaling vertrouwt dit artikel de Brusselse agglomeratie de bevoegdheden toe die in de Waalse en Vlaamse provincies door de federale wet aan de provinciegouverneurs worden toevertrouwd en die momenteel door de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden uitgeoefend. Dat is onder meer het geval voor hun bevoegdheden inzake ordehandhaving en civiele veiligheid. Deze bepaling moet samen worden gelezen met artikel 2 van het wetsvoorstel met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2234/1) dat de provinciewet wijzigt, waarbij de functie van gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt afgeschaft. In het kader van de Brusselse agglomeratie worden de organen die de aldus aan de agglomeratie overgedragen bevoegdheden zullen uitoefenen, door de bijzondere wet bepaald, overeenkomstig artikel 166, § 2, van de Grondwet.

Het spreekt voor zich dat wanneer bijzondere wetten er expliciet in voorzien dat de opdrachten die aan de gouverneurs worden toevertrouwd, uitsluitend aan de gouverneurs van de Waalse en Vlaamse provincies worden toevertrouwd en niet aan de overheid die deze functie uitoefent op het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, deze bepaling niet inhoudt dat deze opdrachten hun worden toevertrouwd. Dat is het geval voor bepaalde opdrachten die door de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid aan de provinciegouverneurs worden toegewezen wat de hulpzones betreft, opdrachten die niet kunnen worden uitgeoefend in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, aangezien in dit arrondissement de bijstandsopdrachten door een instelling van openbaar nut worden verzekerd die is opgericht in toepassing van artikel 5 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.

Wanneer daarentegen in bijzondere wetten bevoegdheden worden toegekend aan de provinciegouverneurs, zonder andere verduidelijking, zal er voortaan moeten worden van uitgegaan dat deze bevoegdheid door de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de agglomeratie wordt uitgeoefend.

Het artikel vertrouwt de agglomeratie opdrachten toe inzake de coördinatie van de veiligheid. Het gaat in de eerste plaats om de monitoring en de registratie van de criminaliteit, onverminderd de bestaande bevoegdheden van de Federale Overheidsdiensten Binnenlandse Zaken en Justitie. De minister-president, door artikel 58 van het voorstel van bijzondere wet (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1) aangesteld als orgaan om deze bevoegdheid van de agglomeratie uit te oefenen, wordt aldus verantwoordelijk voor de coördinatie van de lokale veiligheidsmonitorings, de uniforme registratie van de criminaliteit in Brussel en de permanente monitoring van de straatcriminaliteit en andere prioritaire vormen van criminaliteit. De agglomeratie zal bovendien bevoegd zijn om een gewestelijk veiligheidsplan op te stellen, dat de zonale veiligheidsplannen moet coördineren. Dit plan maakt het voorwerp uit van bepalingen tot wijziging van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

De agglomeratie zal ook als opdracht hebben het samenvoegen van bepaalde administratieve diensten van de politiezones aan te moedigen (bijvoorbeeld : juridische diensten, overheidsopdrachten, informatica) en zal het beroep op de aankoopcentrale voor de aankoop van materiaal aanmoedigen.

Het specifiek toezicht dat momenteel door de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt uitgeoefend op de begrotingen van de politiezones van dit arrondissement, wordt aan de agglomeratie toegewezen.

De agglomeratie zal ook bevoegd zijn voor de coördinatie van de preventie op heel het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Ten slotte zal de agglomeratie een tekst moeten voorleggen voor de harmonisering van de gemeentelijke politiereglementen, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de gemeenten.

Artikel 11

Dit artikel wijzigt artikel 5, § 2, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen. Deze bepaling voorziet erin dat « de gouverneur van de provincie of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bij politiebesluit de nadere regels [bepaalt] inzake het aanbrengen van verkiezingsaffiches en het organiseren van gemotoriseerde optochten ». Dit voorstel vervangt de woorden « of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » door de woorden « of de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ». Krachtens deze laatste bepaling zal het dan gaan om de minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke regering.

Artikel 12

Artikel 9bis van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt voorziet in de toekenning van subsidies aan de gouverneur « voor de coördinatie van hun veiligheids- en preventiebeleid ». In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad zullen deze subsidies voortaan worden toegekend aan de Brusselse agglomeratie.

Artikel 13

Deze bepaling wijzigt de definitie van « gouverneur » in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus : de bevoegdheden van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad zullen voortaan worden uitgeoefend door de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de agglomeratie van Brussel-Hoofdstad, met name de Brusselse Hoofdstedelijke regering.

Artikel 14 tot artikel 16

Deze bepalingen brengen wijzigingen aan aan de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

Ze voorzien in de uitwerking van een gewestelijk veiligheidsplan voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad om een geïntegreerd stedelijk veiligheidsbeleid te verzekeren. De Brusselse regering zal erop moeten toezien dat dit plan op het nationaal veiligheidsplan en op de zonale veiligheidsplannen wordt afgestemd. Het gewestelijk veiligheidsplan voor de Brusselse agglomeratie zal rekening moeten houden met het nationaal veiligheidsplan (zie het voorgestelde artikel 37bis van wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ingevoegd door artikel 16 van dit voorstel). De zonale veiligheidsplannen van de zones van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad zullen tegelijk rekening moeten houden met het nationaal veiligheidsplan (artikel 37, eerste lid, eerste zin, van dezelfde wet) en met het gewestelijk veiligheidsplan voor de Brusselse agglomeratie (artikel 37, eerste lid, tweede zin, van dezelfde wet, ingevoegd door artikel 14 van dit voorstel).

De gewestelijke veiligheidsraad die hiertoe zal worden samen geroepen bestaat uit de procureur des Konings van Brussel of zijn afgevaardigde (met name de adjunct-procureur des Konings van Brussel), de bestuurlijke directeur-coördinator en de gerechtelijk directeur van de federale politie, de voorzitters van de politiecolleges en de korpschefs van de politiezones van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

Artikel 17 tot artikel 23

Deze bepalingen wijzigen de wet van 15 mei 2007 om te voorzien dat de bevoegdheden die aan de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden toevertrouwd, voortaan zullen worden toevertrouwd aan de bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie, die is aangeduid door artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989. Overeenkomstig het voorstel van bijzondere wet (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1), waarbij dit artikel wordt gewijzigd, zal deze overheid een hoge ambtenaar zijn die door de Brusselse Hoofdstedelijke regering wordt aangeduid op eensluidend advies van de federale regering, vermits deze hoge ambtenaar taken zal vervullen ten bate van de federale overheid.

Artikel 24 tot artikel 26

De voorgestelde bepalingen wijzigen de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

De wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen vermeldt tot op heden enkel de samenstelling van het Overlegcomité, de bevoegdheid van het Overlegcomité om interministeriële conferenties op te richten, en zijn rol in het kader van de voorkoming en regeling van belangenconflicten en in het geval bepaalde voorgeschreven procedureregels niet zijn nageleefd.

De activiteiten van het Overlegcomité zijn echter veel ruimer dan wat de wet op dit ogenblik voorziet. In het Overlegcomité worden de verschillende dossiers besproken die, in het kader van een goed bestuur, een samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus noodzakelijk maken en die moeten worden afgetoetst wat de verschillende bevoegdheden betreft. Het Overlegcomité is dan ook het centraal punt voor overleg, samenwerking en coördinatie tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, om met naleving van eenieders bevoegdheden, individuele of gezamenlijke doelstellingen te verwezenlijken.

In de praktijk vinden overleg, samenwerking en coördinatie plaats op formele en informele wijze.

Zo geldt het protocol van 6 juli 2005 tot regeling van de onderscheiden vormen van medewerking tussen de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen voor alle samenwerkingsvormen waarvan sprake is in de wetten tot hervorming der instellingen, alsmede ingevolge andere wets- en reglementaire bepalingen.

Daarnaast worden een aantal dossiers ambtshalve ingeschreven op de agenda van het Overlegcomité :

1º de opvolging van de omzetting van de Europese richtlijnen;

2º de opvolging van de bijeenroepingen en van de werkzaamheden van de Interministeriële conferenties;

3º de opvolging van de samenwerkingsakkoorden. Daartoe meldt elk lid van het Comité de staat van vooruitgang van de samenwerkingsakkoorden waarbij hij betrokken partij is. Dit houdt in dat de Centrale Secretarie van het Overlegcomité wordt ingelicht over de stand van zaken van ieder samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de betrokken regeringen, maar ook over de stand van zaken van de wetgevende akten houdende instemming die in bepaalde gevallen vereist zijn zowel op het vlak van de betrokken regeringen als op dat van de betrokken Parlementen.

De leden van het Overlegcomité kunnen alle punten op de agenda brengen waarvan zij de bespreking wensen. In de praktijk betreft het veelal de hiervoor vermelde overlegprocedure, ontwerpen van samenwerkingsakkoord en dossiers waarbij meerdere entiteiten betrokken zijn.

Hoewel artikel 31, § 1, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen de samenstelling van het Overlegcomité vastlegt, bepaalt het huishoudelijk reglement zijn werking en onder meer : de procedure en de na te leven termijnen om de punten op de agenda te plaatsen, de dossiers die automatisch op de agenda worden geplaatst, de vergader- en beslissingsmodaliteiten van het Comité, de bekendmakingstermijnen van de beslissingen, de mededelingsmodaliteiten van de agenda en de definitieve beslissingen aan het Parlement.

Zo heeft op dit laatste punt het overlegcomité op 5 maart 2008 het huishoudelijk reglement gewijzigd om erin te voorzien dat de federale regering en alle regeringen van de gemeenschappen en de gewesten kunnen beslissen de agenda en de notificaties mee te delen aan hun Parlement.

Elke regering die bevoegd is voor haar eigen werking en de relaties met het Parlement moet immers beslissen over de mededeling en de modaliteiten daarvan.

De Ministerraad heeft deze beslissing genomen tijdens zijn zitting van 21 januari 2008.

Volgens hun eigen modaliteiten kunnen de verschillende regeringen van de gemeenschappen en gewesten gelijkaardige beslissingen nemen.

Om de regeringen meer tijd te bieden, werden de termijnen waarin het huishoudelijk reglement voorziet om de punten op de agenda te plaatsen, eveneens door het Overlegcomité aangepast tijdens de zitting van 28 maart 2012, met als doel de regeringen in staat te stellen de standpunten die ze voor het Overlegcomité zullen verdedigen, tijdig voor te bereiden dankzij de voorafgaande beraadslaging. De opstellers van het Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming van 11 oktober 2011 streefden eveneens die doelstelling na.

De bedoeling van het huidige voorstel is de rol van het Overlegcomité in de wet te verankeren om het juridische kader te laten overeenstemmen met de politieke werkelijkheid die zich in de loop der jaren binnen het Overlegcomité heeft ontwikkeld.

Het voorstel verleent eveneens een wettelijke basis aan het huishoudelijk reglement van het Overlegcomité.

Met naleving van de door elk van de regeringen vastgestelde uitvoeringsmodaliteiten bepaalt dit huishoudelijk reglement ten minste :

1. de mededelingsmodaliteiten van de agenda en de beslissingen van het Overlegcomité aan de verschillende Parlementen;

2. de formalisering van de procedures opdat de regeringen tijdig de standpunten kunnen voorbereiden die ze in het Overlegcomité zullen verdedigen.

Artikel 27

Deze wet zal in werking treden op 1 juli 2014. Deze datum stemt overeen met de voorgestelde datum van inwerkingtreding voor het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (Parl. St., Senaat, zitting 2012-2013, nr. 5-2232/1).

Philippe MAHOUX.
Dirk CLAES.
Christine DEFRAIGNE.
Bert ANCIAUX.
Marcel CHERON.
Martine TAELMAN.
Francis DELPÉRÉE.
Freya PIRYNS.

WETSVOORSTEL


TITEL I

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

TITEL II

Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2

In artikel 196bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het tweede lid, wordt een vierde streepje ingevoegd luidende :

« — de leidende ambtenaar van de Justitiehuizen of van de dienst die er de opdrachten van overneemt. »;

2º het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin :

« Het selectiecomité is wat het rechtsgebied van het hof van beroep van Luik betreft, samengesteld uit de Franstalige en Duitstalige leidende ambtenaar van de Justitiehuizen of van de dienst die er opdrachten van overneemt. »

Art. 3

In artikel 196quater, § 1, van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid, wordt een vierde streepje ingevoegd luidende :

« — de leidende ambtenaar van de Justitiehuizen of van de dienst die er de opdrachten van overneemt. »;

2º het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin :

« Het evaluatiecomité is wat het rechtsgebied van het hof van beroep van Luik betreft, samengesteld uit de Franstalige en Duitstalige leidende ambtenaar van de Justitiehuizen of van de dienst die er opdrachten van overneemt. »

TITEL III

Wijzigingen van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap

Art. 4

In artikel 5, § 1, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, vervangen bij de wet van 18 juli 1990 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de woorden « 6quinquies, » worden ingevoegd tussen de woorden « 6bis, » en de woorden « 8 tot 12 »;

2º de woorden « 14 tot 16 en 99 » worden vervangen door de woorden « 14 tot 16, 94 § 1bis en § 1ter, en 99 ».

Art. 5

In artikel 55bis van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 mei 1993, worden de woorden « 4sexies, 4septies, 4octies, 4decies, 4undecies, » ingevoegd tussen de woorden « 4bis, 4ter, » en de woorden « 5 en 6 ».

TITEL IV

Wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973

Art. 6

In titel III, hoofdstuk 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende :

« Art. 11bis. Elke verzoekende of tussenkomende partij die de nietigverklaring van een akte, een reglement, of een stilzwijgend afwijzende beslissing vordert met toepassing van artikel 14, § 1 of § 3, kan aan de afdeling bestuursrechtspraak vragen om haar bij wijze van arrest een schadevergoeding tot herstel toe te kennen ten laste van de steller van de handeling indien zij een nadeel heeft geleden omwille van de onwettigheid van de akte, het reglement of de stilzwijgend afwijzende beslissing, met inachtneming van alle omstandigheden van openbaar en particulier belang.

Het verzoek tot schadevergoeding moet uiterlijk worden ingediend zestig dagen na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid werd vastgesteld. Er wordt een uitspraak gedaan over het verzoek tot schadevergoeding binnen de twaalf maanden na de indiening ervan.

De partij die het verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, kan geen burgerlijke aansprakelijkheidsvordering meer instellen om het herstel van hetzelfde nadeel te bekomen.

Elke partij die een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering instelt of heeft ingesteld, kan aan de afdeling bestuursrechtspraak geen vergoeding voor hetzelfde nadeel meer vragen. »

Art. 7

In artikel 30, § 1, eerste lid van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1996, 18 april 2000 en 15 september 2006, wordt het woord « 11bis, » ingevoegd tussen de woorden « 11, » en « 12 ».

TITEL V

Versterking van het veiligheidsbeleid in Brussel

HOOFDSTUK I

Wijzigingen van het Kieswetboek

Art. 8

In artikel 130, vijfde lid, van het Kieswetboek, ingevoegd bij de wet van 11 maart 2003, worden de woorden « de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 9

In artikel 240 van hetzelfde Wetboek, vergangen bij de wet van 16 juli 1993, worden de woorden « De gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

HOOFDSTUK II

Wijzigingen van de wet van van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten

Art. 10

In artikel 4 van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, gewijzigd bij de wet van 21 augustus 1987, wordt een § 2ter ingevoegd, luidende :

« § 2ter. De Brusselse agglomeratie :

1º oefent de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 128 en 129 van de provinciewet, alsook de bevoegdheden die in specifieke wetten worden toegekend aan de provinciegouverneur, behalve indien deze specifieke wetten er anders over beschikken;

2º coördineert de veiligheidsbeleidslijnen en verzekert en coördineert in dat kader de monitoring en de registratie van de criminaliteit;

3º werkt het gewestelijk veiligheidsplan uit, bedoeld in artikel 37bis van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

4º oefent het toezicht uit op de begrotingen van de politiezones;

5º moedigt het samenvoegen van administratieve diensten van de politiezones aan, alsook het beroep door deze diensten op de aankoopcentrale voor de aankoop van materiaal;

6º coördineert de preventiebeleidslijnen;

7º stelt een harmoniserende tekst voor de politiereglementen voor, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de gemeenten. »

HOOFDSTUK III

Wijzigingen van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen

Art. 11

In artikel 5, § 2, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, ingevoegd bij de wet van 2 april 2003, worden de woorden « of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « of de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

HOOFDSTUK IV

Wijzigingen van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt

Art. 12

In artikel 9bis van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005, worden de woorden « en aan de gouverneur van het bestuurlijk arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « en aan de Brusselse agglomeratie ».

HOOFDSTUK V

Wijzigingen van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

Art. 13

In artikel 2 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de woorden « of de gouverneur van het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « of de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheden van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 14

In artikel 37 van dezelfde wet wordt tussen de eerste en de tweede zin een zin ingevoegd, luidende :

« In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt bovendien rekening gehouden met het gewestelijk veiligheidsplan bedoeld in artikel 37bis. »

Art. 15

In titel II, hoofdstuk I, van dezelfde wet, wordt een afdeling 3bis ingevoegd, luidende : « Afdeling 3bis. Specifieke bepaling voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad ».

Art. 16

In afdeling 3bis, ingevoegd door artikel 15, wordt een artikel 37bis ingevoegd, luidende :

« Art. 37bis. Om een geïntegreerd stedelijk veiligheidsbeleid te verzekeren op het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, wordt een gewestelijk veiligheidsplan uitgewerkt door de Brusselse agglomeratie alvorens de zonale veiligheidsplannen van de zones van het arrondissement worden goedgekeurd, en rekening houdend met het nationaal veiligheidsplan.

Daartoe roept het bevoegde orgaan van de agglomeratie een gewestelijke veiligheidsraad samen, die bestaat uit het parket van Brussel, de bestuurlijke directeur-coördinator en de gerechtelijk directeur van de federale politie, de voorzitters van de politiecolleges en de korpschefs van de politiezones van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

Deze raad wordt regelmatig samengeroepen om de uitvoering van het gewestelijk veiligheidsplan bedoeld in het eerste lid op te volgen. »

HOOFDSTUK VI

Wijzigingen van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid

Art. 17

In artikel 2, § 1, 3º, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid worden de woorden « met uitzondering van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « met uitzondering van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 18

In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in paragraaf 3, worden de woorden « de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie »;

2º in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden « de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 19

In artikel 12 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie »;

2º in het tweede lid worden de woorden « van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 20

In artikel 13 van dezelfde wet worden de woorden « van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 21

In artikel 108 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de eerste zin worden de woorden « de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie »;

2º in de tweede zin worden de woorden « hij richt » vervangen door de woorden « ze richten »;

3º in de derde zin worden de woorden « de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 22

In artikel 153, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

Art. 23

In artikel 186 van dezelfde wet worden de woorden « de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » vervangen door de woorden « de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie ».

TITEL VI

Wijzigingen van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

Art. 24

In titel II, hoofdstuk II, afdeling 1, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wordt een artikel 31/1 ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 31/1. Het Overlegcomité is het centraal punt voor overleg, samenwerking en coördinatie tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, om met naleving van eenieders bevoegdheden, individuele of gezamenlijke doelstellingen te verwezenlijken. »

Art. 25

In titel II, hoofdstuk II, van dezelfde wet, wordt een afdeling 2bis ingevoegd, luidende « Afdeling 2bis. — Werking van het Overlegcomité ».

Art. 26

In afdeling 2bis, ingevoegd bij artikel 25, wordt een artikel 31ter ingevoegd, luidende :

« Art. 31ter. Het Overlegcomité stelt een huishoudelijk reglement op waarin de nadere werkingsregels van het Comité zijn vermeld.

Met naleving van de door elk van de regeringen vastgestelde uitvoeringsmodaliteiten bepaalt dit huishoudelijk reglement ten minste :

— de mededelingsmodaliteiten van de agenda en de beslissingen van het Comité aan de verschillende Parlementen;

— de formalisering van de procedures opdat de regeringen tijdig de standpunten kunnen voorbereiden die ze in het Overlegcomité zullen verdedigen. »

TITEL VII

Slotbepaling

Art. 27

Deze wet treedt in werking op 1 juli 2014.

21 juli 2013.

Philippe MAHOUX.
Dirk CLAES.
Christine DEFRAIGNE.
Bert ANCIAUX.
Marcel CHERON.
Martine TAELMAN.
Francis DELPÉRÉE.
Freya PIRYNS.

(1) Raad van State, Bossu t. Belgische staat, nr. 17273 van 13 november 1975.

(2) Cass. 26 juni 1980, Pas., 1980, I, p. 1342, concl. J. Velu, APT, 1981, noot D. Déom.

(3) Raad van State, Silay t. Belgische Staat, nr. 133 634 van 7 juli 2004.