5-2034/1 | 5-2034/1 |
16 APRIL 2013
De jongste weken kwam de dienst Veiligheid van de Staat een aantal keren in opspraak naar aanleiding van verschillende aanwijzingen dat deze dienst verkozen politici en/of parlementsleden schaduwt. Eerst lekten vertrouwelijke rapporten uit waaruit blijkt dat de Veiligheid van de Staat al jaren de contacten van politici met religieuze organisaties zoals Scientology volgt. In de rapporten werden verschillende parlementsleden met naam en toenaam genoemd. Zowel de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, de heer Alain Winants, als minister van Justitie Annemie Turtelboom, onder wie de Veiligheid van de Staat ressorteert, beweerden toen bij hoog en bij laag dat de Staatsveiligheid geen parlementsleden volgt en dat er evenmin dossiers tegen hen bestaan. Vervolgens onthulde gewezen politiecommissaris en voormalig Vlaams Belang-medewerker Bart Debie dat hij jarenlang als informant contacten had met de Staatsveiligheid over het reilen en zeilen binnen het Vlaams Belang. De Staatsveiligheid houdt dus wel degelijk dossiers bij over bepaalde partijen en politici. Daaruit blijkt dat de minister ofwel niet op de hoogte is van deze praktijken ofwel liegt. Als klap op de vuurpijl toonde de Franstalige openbare omroep RTBF op zijn website twee foto's waarop een map is te zien met het opschrift « Dewinter Filip ». Deze foto's zijn volgens de RTBF genomen op het bureau van Winants. Een dag eerder had Winants nochtans naar aanleiding van de onthullingen van Debie beweerd dat Filip Dewinter nooit door de Staatsveiligheid werd geschaduwd of gescreend. De Staatsveiligheid zou immers niet geïnteresseerd zijn in individuele politici vanuit hun functie.
Sinds 2009 bestaat er een richtlijn dat de Staatsveiligheid de bevoegde minister moet inlichten als een politicus opduikt in een onderzoek of het voorwerp uitmaakt van een analyse. Als de minister van Justitie niet op de hoogte was van voormelde gevallen, betekent dat dus dat de Staatsveiligheid deze richtlijn met de voeten treedt en volstrekt op eigen houtje heeft gehandeld. De vraag is bovendien of er buiten deze gevallen nog andere zijn waarin het doen en laten van partijen en politici wordt gevolgd. Het is ongehoord dat in een democratische rechtsstaat democratisch verkozen partijen en hun parlementsleden worden gevolgd door de inlichtingendiensten. Het inschakelen van spionnen die vanuit het parlement als parlementsmedewerker rapporteren aan de Staatsveiligheid over de politieke activiteiten en contacten van een parlementslid is een praktijk die thuishoort in een of ander totalitair regime, maar niet in een zogenaamd democratisch land als België. Het inwinnen van vertrouwelijke informatie over de politieke activiteiten en contacten van een parlementslid en zijn partij heeft maar één doel : het destabiliseren van de betrokken politicus en zijn partij. De Staatsveiligheid moet de veiligheid van de burgers beschermen, maar beschermt in de praktijk vooral de bestendiging van het regime. Door parlementsleden te volgen en te schaduwen ontpopt de Staatsveiligheid zich als een politieke inlichtingendienst van het regime en de aan de macht zijnde partijen.
Teneinde deze kwalijke praktijken een halt toe te roepen en klaarheid te scheppen over de modi operandi van de Staatsveiligheid, wordt voorgesteld een onderzoekscommissie op te richten.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Yves BUYSSE. | |
Filip DEWINTER. | |
Bart LAEREMANS. |
Artikel 1
Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld die belast wordt met het onderzoek naar gevallen waarin de dienst Veiligheid van de Staat democratisch verkozen partijen en hun parlementsleden schaduwt.
In het bijzonder dient de commissie te onderzoeken :
1º welke partijen en welke politici worden of werden geschaduwd of gevolgd door de dienst Veiligheid van de Staat;
2º of de minister van Justitie dan wel de volledige regering op de hoogte was van deze praktijken vooraleer zij aan het licht kwamen;
3º wie de opdracht gaf tot het schaduwen of volgen van de betrokken partijen of politici;
4º welke informatie er precies wordt verzameld, wat er met deze informatie gebeurt en wie er toegang toe heeft;
5º wat de modi operandi zijn van de dienst Veiligheid van de Staat bij het vergaren van de informatie over de betrokken partijen en politici;
6º of de dienst Veiligheid van de Staat de bestaande richtlijnen in acht neemt, die onder meer voorschrijven dat de minister van Justitie wordt ingelicht wanneer parlementsleden het voorwerp uitmaken van een onderzoek, en wie in voorkomend geval verantwoordelijk is voor de overtreding van de richtlijnen.
Art. 2
De commissie dient ook aanbevelingen te doen over het eventuele voortbestaan, de rol en het optreden van een dienst Staatsveiligheid in de toekomst.
Art. 3
De commissie bestaat uit negen leden, die de Senaat aanwijst uit haar leden, overeenkomstig de regel van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties.
Art. 4
De parlementaire onderzoekscommissie mag, binnen de door het Bureau van de Senaat vastgestelde begrotingsbeperkingen, alle maatregelen nemen die nuttig zijn om haar werkzaamheden met de nodige nauwkeurigheid te verrichten.
Ze mag daartoe een beroep doen op deskundigen, in voorkomend geval in het kader van een arbeidsovereenkomst of een aannemingsovereenkomst. De duur van die overeenkomsten mag die van de werkzaamheden van de parlementaire onderzoekscommissie niet overschrijden.
Art. 5
De commissie beschikt voor het overige over alle bevoegdheden, rechten en plichten die door de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek aan parlementaire onderzoekscommissies krachtens artikel 56 van de Grondwet verleend worden.
Art. 6
De parlementaire onderzoekscommissie brengt binnen drie maanden na haar oprichting verslag uit aan de Senaat.
21 februari 2013.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Yves BUYSSE. | |
Filip DEWINTER. | |
Bart LAEREMANS. |