5-1815/3 | 5-1815/3 |
9 APRIL 2013
Nr. 1 VAN DE HEER CHERON C.S.
Artikel 1/1 (nieuw)
Een artikel 1/1 invoegen, luidende :
« Art. 1/1. Artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt aangevuld met het volgende lid :
« In het samenwerkingsakkoord, dat overeenkomstig het tweede lid instemming heeft gekregen bij de wet of het decreet, kan er echter in worden voorzien dat de uitvoering ervan zal worden verzekerd door uitvoerende samenwerkingsakkoorden die gelden zonder dat de instemming bij de wet of het decreet vereist is. ». »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Wat ten slotte de mogelijkheid betreft om samenwerkingsakkoorden te laten uitvoeren door de uitvoerende macht, volgt thans inderdaad uit het genoemde artikel 92bis dat, wanneer uitvoeringsakkoorden maatregelen inhouden die op hun beurt de Staat, de gemeenschap of het gewest zouden kunnen bezwaren of de Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, ook deze akkoorden de instemming dienen te verkrijgen van de betrokken Parlementen. Ook hier zou het echter kunnen volstaan om het genoemde artikel 92bis te wijzigen teneinde het mogelijk te maken dergelijke « uitvoerende samenwerkingsakkoorden » te sluiten zonder dat de betrokken Parlementen ook met deze samenwerkingsakkoorden hun instemming dienen te betuigen, nadat zij reeds hebben ingestemd met het samenwerkingsakkoord dat er de juridische basis van vormt. »
Het amendement voorziet erin dat de uitvoerende samenwerkingsakkoorden natuurlijk enkel tot doel kunnen hebben de samenwerkingsakkoorden uit te voeren, die, door de instemmingswet of het instemmingsdecreet, er de wetgevende basis van vormen.
De afdeling wetgeving heeft artikel 92bis, § 1, eerste lid, namelijk altijd zo geïnterpreteerd dat het de anticipatieve instemmingen verbood, wat elke van een samenwerkingsakkoord afgeleide norm uitsluit die als gevolg heeft de Belgen persoonlijk te binden of, naar gelang van het geval, de Federale Staat, de gemeenschap of het gewest te belasten.
Het amendement vereenvoudigt aldus de samenwerking, ook met de federale Staat.
Nr. 2 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 92bis/1, § 1, aanvullen met het volgende lid :
« De overeenkomstig het voorgaande lid aangenomen decreten hebben als opschrift « gezamenlijk decreet van » gevolgd door de benaming van alle entiteiten die deze decreten goedkeuren. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Aangezien een gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie impliceert dat twee of meer decreten of ordonnanties, met weliswaar een identieke inhoud, door verschillende Parlementen worden aangenomen, dient dit in het opschrift van de desbetreffende decreten of ordonnanties tot uiting te komen, door bijvoorbeeld te preciseren « Gezamenlijk decreet van de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap ». Indien het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betrokken zijn, die beiden ordonnanties uitvaardigen, dient dit uiteraard eveneens in het opschrift tot uiting te komen. Uit de toelichting bij het voorstel blijkt dat dit wel degelijk de bedoeling is. Deze regel dient evenwel uitdrukkelijk in de bijzondere wet te worden bepaald. »
Artikel 42 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bepaalt het volgende : « Titel IVbis « Samenwerking tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten » van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ». Overeenkomstig deze bepaling zal het opschrift van de overeenkomstig het voorgestelde artikel 92bis/1 aangenomen wettelijke normen bijvoorbeeld « gezamenlijk decreet en ordonnantie van de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » zijn. Hetzelfde geldt mutatis mutandis wanneer de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deel zal uitmaken van deze nieuwe vorm van samenwerking.
Dit maakt het voorwerp uit van twee andere amendementen.
Nr. 3 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 92bis/1, § 2, zevende lid, aanvullen met de woorden « na te hebben vastgesteld dat een identieke tekst is aangenomen door alle respectievelijke Parlementen ».
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Aangezien er slechts van een gezamenlijk decreet of een gezamenlijk decreet en ordonnantie sprake kan zijn indien alle betrokken Parlementen een identieke tekst hebben aangenomen, zouden de betrokken Regeringen slechts tot bekrachtiging en afkondiging ervan mogen overgaan nadat zij samen hebben vastgesteld dat een identieke tekst door hun respectievelijke Parlementen is aangenomen. Dit dient uitdrukkelijk in het voorstel van bijzondere wet te worden bepaald. »
De gezamenlijke vaststelling impliceert geen gezamenlijke beraadslaging.
Nr. 4 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 92bis/1, § 3, vervangen door wat volgt :
« § 3. Onverminderd de mogelijkheid waarover de regeringen beschikken om de gezamenlijke decreten afzonderlijk elk voor zich uit te voeren, kan een gezamenlijk decreet erin voorzien dat de uitvoering ervan geheel of gedeeltelijk wordt verzekerd door gezamenlijke uitvoeringsbesluiten.
Deze gezamenlijke uitvoeringsbesluiten worden aangenomen door elk van de betrokken Regeringen, nadat ze overeenstemming bereikt hebben over hun inhoud. Ze hebben als opschrift « Gezamenlijk uitvoeringsbesluit », gevolgd door de naam van de betrokken Regeringen en het opschrift van de decreten die ze uitvoeren. »
Verantwoording
De woorden « elk voor zich » betekenen dat een gezamenlijk decreet of een gezamenlijk decreet en ordonnantie door elke regering, binnen zijn materiële en territoriale bevoegdheid, afzonderlijk uitgevoerd kan worden. Om dit te verduidelijken, wordt het woord « afzonderlijk » toegevoegd. De uitvoering door de regeringen kan uiteraard uitsluitend betrekking hebben op de uitvoering van de bepalingen van het gezamenlijk decreet die tot de bevoegdheidssfeer van de betrokken regering behoren.
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« De draagwijdte van het voorgestelde artikel 92bis/1, § 3, behoeft verduidelijking. Zo moet in de eerste plaats worden verduidelijkt dat de uitvoering door de regeringen, « elk voor zich », uitsluitend betrekking heeft op de uitvoering van de bepalingen van het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie die tot de bevoegdheidssfeer van de betrokken Regering behoren. Voorts is het niet duidelijk waarop de door het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie voorziene uitvoering door « de betrokken Regeringen » slaat. Indien daardoor in de mogelijkheid wordt voorzien om ook « gezamenlijke uitvoeringsbesluiten » uit te vaardigen, dan dient dit uitdrukkelijk te worden bepaald. Ook de wijze waarop dergelijke gezamenlijke besluiten tot stand komen, dient dan nader te worden geregeld. »
Naar analogie van wat werd gezegd over de gezamenlijke decreten, bevestigen de indieners van het voorstel dat de gezamenlijke uitvoeringsbesluiten eveneens uit eenzelfde intentie voortvloeien, die ditmaal door de regeringen wordt geuit wanneer ze het vooraf eens zijn over de inhoud (negotium) van de gezamenlijke uitvoeringsbesluiten (instrumentum) die ze vervolgens aannemen.
Nr. 5 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 92bis/1, § 4, tweede lid, vervangen door wat volgt :
« Het kan enkel worden opgeheven door een gezamenlijk decreet dat door dezelfde Parlementen wordt aangenomen of door een decreet dat wordt aangenomen door één van de betrokken Parlementen na overleg. Dit overleg vindt plaats binnen de in § 2, tweede lid, bedoelde interparlementaire commissie. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Het voorgestelde artikel 92bis/1, § 4, tweede lid, eerste zin, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt :
« Het (gezamenlijk decreet) kan slechts worden opgeheven bij een gezamenlijk decreet dat door dezelfde Parlementen wordt aangenomen of bij een decreet aangenomen door een van de betrokken Parlementen na overleg. »
De laatste hypothese, de eenzijdige opheffing door één Parlement, weliswaar na overleg, doet vragen rijzen.
Aangezien het enkel mogelijk is dat een Parlement eenzijdig het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie opheft dat het zelf heeft aangenomen, zal na een dergelijke opheffing, het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie dat door een ander Parlement is uitgevaardigd, niet zijn opgeheven. De vraag rijst dan ook welke rechtskracht het niet-opgeheven decreet of ordonnantie nog heeft. Het lijkt dan ook raadzaam om in de bijzondere wet erin te voorzien dat het gezamenlijk decreet of het gezamenlijk decreet en ordonnantie in zijn geheel van rechtswege wordt opgeheven, indien het gezamenlijk decreet of het gezamenlijk decreet en ordonnantie door één van de partijen wordt opgeheven.
Aangezien de eenzijdige beslissing van één Parlement om het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie die door dat Parlement is aangenomen, op te heffen, noodzakelijkerwijze ook gevolgen heeft voor het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie aangenomen door het andere Parlement of de andere Parlementen, is het overleg dat hierover in het voorstel van bijzondere wet wordt voorzien, inderdaad noodzakelijk. Dat overleg waarborgt evenwel niet dat er overeenstemming wordt bereikt over de opheffing. De afdeling Wetgeving is van oordeel dat de overheid die, na overleg, tot de eenzijdige opheffing wil beslissen, het beginsel van de federale loyauteit, vervat in artikel 143, § 1, van de Grondwet, dient te eerbiedigen, en derhalve moet nagaan welke gevolgen die opheffing heeft voor de andere overheden. In zijn arrest nr. 119/2004 van 30 juni 2004 stelde het Grondwettelijk Hof over dit beginsel : « B.3.3. Het beginsel van de federale loyauteit, in samenhang gelezen met het redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel, betekent dat elke wetgever ertoe gehouden is, in de uitoefening van zijn eigen bevoegdheid, erover te waken dat door zijn optreden de uitoefening van de bevoegdheden van de andere wetgevers niet onmogelijk of overdreven moeilijk wordt gemaakt. »
De opstellers van het amendement bevestigen dat het wel degelijk de bedoeling is dat de opheffing van een gezamenlijk decreet, al dan niet op initiatief van de regering of het Parlement, gebeurt met naleving van de beginselen van proportionaliteit en federale loyauteit. Om deze reden voorziet het voorstel er uitdrukkelijk in dat het slechts kan na overleg. Aangezien deze beginselen in de Grondwet zijn vervat, moeten ze niet in de tekst van het voorstel van bijzondere wet worden opgenomen.
Dit overleg zal binnen de interparlementaire commissie plaatsvinden om het voor de andere betrokken wetgevers mogelijk te maken om, in voorkomend geval, een nieuw — al dan niet gezamenlijk — decreet of ordonnantie goed te keuren om de bij de opgeheven gezamenlijke decreten of ordonnantie bepaalde aangelegenheid te regelen.
Ten slotte kan een gezamenlijk decreet natuurlijk in zijn eigen evaluatie-, herzienings- of wijzigingsmodaliteiten voorzien, met inbegrip van de termijnen binnen welke de evaluatie, herziening of wijziging kan plaatsvinden.
Nr. 6 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 2
Het voorgestelde artikel 92bis/1, § 5, vervangen door wat volgt :
« § 5. De gezamenlijke uitvoeringsbesluiten bedoeld in § 3 kunnen de geldende regelgevende bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. Ze kunnen enkel door gezamenlijke uitvoeringsbesluiten worden opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Het voorgestelde artikel 92bis/1, § 5, behoeft eveneens verduidelijking. Het komt de afdeling Wetgeving immers voor dat onder « de besluiten ter uitvoering van de gezamenlijke decreten » uitsluitend de « gezamenlijke uitvoeringsbesluiten » worden begrepen, en niet de besluiten die de regeringen « elk voor zich » kunnen nemen. Dat dient derhalve te worden gepreciseerd. »
Bovendien kunnen gezamenlijke uitvoeringsbesluiten niet het voorwerp uitmaken van een unilaterale opheffing.
Nr. 7 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 2/1 (nieuw)
Een artikel 2/1 invoegen, luidende :
« Art. 2/1. In artikel 8 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 9 februari 2003 en 21 februari 2010, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :
« Indien het Hof een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, die overeenkomstig artikel 92bis/1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen werd aangenomen, geheel of gedeeltelijk vernietigt, vernietigt het ook de overeenstemmende bepalingen die in het decreet of de decreten, of de regel(s) als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet, voorkomen die gelijktijdig werd(en) aangenomen. ». »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Aangezien de gezamenlijke decreten of gezamenlijke decreten en ordonnanties vanuit formeel oogpunt decreten of ordonnanties zijn, zouden ze, als het onderhavige wetsvoorstel aangenomen zou worden, zoals elk ander decreet of elke andere ordonnantie onderworpen zijn aan de adviesbevoegdheid van de Raad van State, afdeling Wetgeving, en aan de bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof wat betreft de beroepen tot vernietiging, de vorderingen tot schorsing en de prejudiciële vragen.
Wat dit laatste betreft, zou het echter aanbeveling verdienen om aan het Grondwettelijk Hof de mogelijkheid te bieden om na de vernietiging van een bepaling in een gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie aangenomen door één van de Parlementen, tevens de overeenstemmende bepaling in het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie aangenomen door een ander Parlement te vernietigen. »
De vernietiging door het Grondwettelijk Hof van één of meer decreten of ordonnanties die samen aangenomen werden met een ander decreet dat vernietigd wordt door het Hof ten gevolge van een hiertegen ingediend verzoek, geldt van rechtswege. Wanneer het Hof een gezamenlijk decreet geheel of gedeeltelijk vernietigt, is het dus gehouden de overeenstemmende bepalingen uit de decreten of ordonnanties die samen aangenomen werden, te vernietigen.
Nr. 8 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 4
Het voorgestelde artikel 42, tweede tot vierde lid, aanvullen met het volgende lid :
« De overeenkomstig het voorgaande lid aangenomen ordonnanties hebben naargelang de betrokken entiteiten als opschrift « gezamenlijk decreet en ordonnantie van » of « gezamenlijke ordonnantie van » gevolgd door de benaming van alle entiteiten die deze decreten of ordonnanties aannemen. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Aangezien een gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie impliceert dat twee of meer decreten of ordonnanties, met weliswaar een identieke inhoud, door verschillende Parlementen worden aangenomen, dient dit in het opschrift van de desbetreffende decreten of ordonnanties tot uiting te komen, door bijvoorbeeld te preciseren « Gezamenlijk decreet van de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap ». Indien het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betrokken zijn, die beiden ordonnanties uitvaardigen, dient dit uiteraard eveneens in het opschrift tot uiting te komen. Uit de toelichting bij het voorstel blijkt dat dit wel degelijk de bedoeling is. Deze regel dient evenwel uitdrukkelijk in de bijzondere wet te worden bepaald. »
Artikel 42 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bepaalt het volgende : « Titel IVbis « Samenwerking tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten » van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ». Overeenkomstig deze bepaling zal het opschrift van de overeenkomstig het voorgestelde artikel 92bis/1 aangenomen wettelijke normen bijvoorbeeld « gezamenlijk decreet en ordonnantie van de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » zijn. Hetzelfde geldt mutatis mutandis wanneer de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deel zal uitmaken van deze nieuwe vorm van samenwerking.
Nr. 9 VAN DE HEER CHERON C.S.
Art. 5
In punt 2º, het voorgestelde artikel 63, derde tot vijfde lid, aanvullen met het volgende lid :
« De overeenkomstig de voorgaande leden aangenomen ordonnanties hebben naargelang de betrokken entiteiten als opschrift « gezamenlijk decreet en ordonnantie van » of « gezamenlijke ordonnantie van » gevolgd door de benaming van alle entiteiten die deze decreten of ordonnanties aannemen. »
Verantwoording
Dit amendement komt tegemoet aan de volgende opmerking in het advies 52.303/AV/AG van de Raad van State :
« Aangezien een gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie impliceert dat twee of meer decreten of ordonnanties, met weliswaar een identieke inhoud, door verschillende Parlementen worden aangenomen, dient dit in het opschrift van de desbetreffende decreten of ordonnanties tot uiting te komen, door bijvoorbeeld te preciseren « Gezamenlijk decreet van de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap ». Indien het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betrokken zijn, die beiden ordonnanties uitvaardigen, dient dit uiteraard eveneens in het opschrift tot uiting te komen. Uit de toelichting bij het voorstel blijkt dat dit wel degelijk de bedoeling is. Deze regel dient evenwel uitdrukkelijk in de bijzondere wet te worden bepaald. »
Artikel 42 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bepaalt het volgende : « Titel IVbis « Samenwerking tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten » van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ». Overeenkomstig deze bepaling zal het opschrift van de overeenkomstig het voorgestelde artikel 92bis/1 aangenomen wettelijke normen bijvoorbeeld « gezamenlijk decreet en ordonnantie van de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » zijn. Hetzelfde geldt mutatis mutandis wanneer de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deel zal uitmaken van deze nieuwe vorm van samenwerking.
Marcel CHERON. | |
Dirk CLAES. | |
Philippe MAHOUX. | |
Bert ANCIAUX. | |
Christine DEFRAIGNE. | |
Martine TAELMAN. | |
Francis DELPÉRÉE. | |
Freya PIRYNS. |