5-1941/1

5-1941/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

23 JANUARI 2013


Voorstel van resolutie tot invoering van de automatische toekenning van gratis juridische bijstand en rechtsbijstand aan iemand die als « slachtoffer van mensenhandel » wordt erkend

(Ingediend door de heer Gérard Deprez c.s.)


TOELICHTING


Artikel 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand bepaalt het volgende : « De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig kosteloos zijn voor wie over onvoldoende inkomsten beschikt en voor de met hen gelijkgestelde personen. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het bedrag van die inkomsten, de over te leggen bewijsstukken en wie gelijkgesteld wordt met de personen met onvoldoende inkomsten. »

Het koninklijk besluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juli 2006 en 26 april 2007 en van 31 augustus 2011 bepaalt in artikel 1, § 2, het volgende : « Wordt, behoudens tegenbewijs, beschouwd als een persoon wiens inkomsten onvoldoende zijn : 1º de gedetineerde; 2º de beklaagde bedoeld in de artikelen 216quinquies tot 216septies van het Wetboek van strafvordering; 3º de geesteszieke die het voorwerp heeft uitgemaakt van een maatregel voorzien in de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke; 4º de vreemdeling, wat betreft de indiening van het verzoek tot machtiging van verblijf, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die genomen werd met toepassing van de wetten betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op voorlegging van bewijsstukken; 5º de asielaanvrager of de persoon die een aanvraag indient van het statuut van ontheemde, op voorlegging van bewijsstukken; 6º de persoon tijdens de procedure van collectieve schuldenregeling, op voorlegging van de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6 van het Gerechtelijk Wetboek, alsmede de persoon belast met overmatige schulden op voorlegging van een verklaring van hem waaruit blijkt dat de toekenning van de rechtsbijstand of van de juridische tweedelijnsbijstand aangevraagd wordt met het oog op de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling. »

Iemand met het statuut van slachtoffer van mensenhandel is dus niet opgenomen in de lijst van personen die, behoudens tegenbewijs, beschouwd worden als personen wier inkomsten onvoldoende zijn.

Nochtans bepaalt richtlijn 2011/36/EU (1) van het Europees Parlement en van de Raad van 5 april 2011 in artikel 12, § 2, het volgende : « De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers van mensenhandel onverwijld toegang hebben tot juridisch advies en, overeenkomstig de rol die hun rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, tot vertegenwoordiging in rechte, ook voor het instellen van een schadevordering. Juridisch advies en vertegenwoordiging in rechte moeten kosteloos zijn als het slachtoffer over onvoldoende financiële middelen beschikt. »

Volgens het jaarverslag 2011, « Mensenhandel en mensensmokkel, Het geld dat telt », van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding kregen honderddrieëndertig mensen het statuut van slachtoffer van mensenhandel en begeleiding van één van de gespecialiseerde centra voor slachtoffers van mensenhandel in 2011.

In de praktijk krijgt iemand met het statuut van slachtoffer van mensenhandel een attest van immatriculatie van zes maanden. Met die kaart kan men zich inschrijven in het OCMW en sociale bijstand krijgen. De betrokkene zal dus met de documenten die hij kan overleggen, probleemloos kunnen aantonen dat hij behoeftig is en gratis juridische bijstand krijgen.

Toch betreuren wij dat mensen die erkend worden als slachtoffer van mensenhandel en zich willen laten bijstaan door een advocaat, stappen moeten ondernemen om hun behoeftigheid aan te tonen bij het bureau voor juridische bijstand. Het zou logischer zijn om de betrokkene, gelet op alle bestaande maatregelen om hem te beschermen, automatisch het statuut en de hoedanigheid van begunstigde van juridische bijstand te geven. Vooral omdat richtlijn 2011/36/EU bepaalt dat juridische bijstand « onverwijld » moet worden toegekend aan mensen die erkend worden als slachtoffer van mensenhandel.

Gérard DEPREZ.
Christine DEFRAIGNE.
Jacques BROTCHI.
Alain COURTOIS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. wijst erop dat samenwerking met de slachtoffers essentieel is in de strijd tegen netwerken van mensenhandel en mensensmokkel;

B. erkent dat het statuut van slachtoffer van mensenhandel en meer in het bijzonder voor slachtoffers uit de lidstaten van Europese Unie weinig aantrekkelijk is aangezien de toekenning van een verblijfsvergunning voor hen niet noodzakelijk is;

C. verwijst naar artikel 12, § 2, van richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad,

Vraagt de regering het koninklijk besluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te wijzigen, waarbij artikel 1, § 2, wordt aangevuld met een punt 7, luidende : « de persoon die erkend wordt als slachtoffer van mensenhandel of mensensmokkel bij overlegging van bewijsstukken. »

7 december 2012.

Gérard DEPREZ.
Christine DEFRAIGNE.
Jacques BROTCHI.
Alain COURTOIS.

(1) Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad.