5-1830/1

5-1830/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

7 NOVEMBER 2012


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 119bis van de Nieuwe gemeentewet, wat de administratieve sancties betreft

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne c.s.)


TOELICHTING


1. Nut van de administratieve sancties

Het gerechtelijk apparaat heeft het moeilijk om coherent en snel te reageren op de overlast in onze steden en gemeenten. Nachtlawaai, beschadiging van publieke en particuliere goederen, graffiti, diefstal zonder geweld, beledigingen enzovoort blijven helaas maar al te vaak onbestraft. De strafrechtelijke structuur is immers te log voor de behandeling van deze weliswaar kleine maar het dagelijks leven van de bevolking verzurende zaken. Bij veroordelingen tot een gevangenisstraf van drie jaar en minder, worden die straffen bovendien zelden uitgezeten. Ook werden in Brussel tussen 2005 en 2010 haast 70 % van de misdrijven geseponeerd.

De administratieve sancties vormen een van de oplossingen voor dat tekort aan straffen. Artikel 119bis van de Nieuwe gemeentewet bepaalt immers : « De gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor overtredingen van zijn reglementen of verordeningen, tenzij voor dezelfde overtredingen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie straffen of administratieve sancties worden bepaald ».

Dat middel, dat de lokale overheden ter beschikking staat, maakt het mogelijk coherent en snel te reageren op de van weinig burgerzin getuigende baldadigheden die in een gemeente worden gepleegd en die nadelig inwerken op de levenskwaliteit van de bevolking.

2. Arsenaal aan sancties

2.1. Bestaande administratieve sancties

In de huidige stand van de wetgeving zijn er vier soorten administratieve sancties :

— de administratieve geldboete (met een maximum van 250 euro);

— de administratieve schorsing van een door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning;

— de administratieve intrekking van een door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning;

— de tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting.

2.2. Noodzaak van nieuwe sancties

Die vier mogelijkheden zijn zeker interessant, maar de indieners zouden het opportuun vinden de lijst uit te breiden tot andere administratieve sancties die eveneens de mogelijkheid bieden op te treden tegen bepaalde ongewenste en schadelijke feiten, die nu al te vaak onbestraft blijven.

De indieners stellen dus voor het aantal gemeentelijke administratieve sancties zo snel mogelijk op te voeren, teneinde de straffeloosheid en de banalisering van de kleine criminaliteit alsook de overlast in het dagelijks leven doeltreffender te bestrijden. Het is tevens de bedoeling hiermee ook de overbelasting van het gerechtelijk apparaat te verminderen en de achterstand van de rechtbanken te verkleinen. Veiligheid vormt voor alle burgers de eerste der vrijheden. De indieners roepen een cultuur van laksheid een halt toe, ook bij de adolescenten.

Daartoe zouden de gemeenten die nieuwe mogelijkheden in hun gemeentereglementen en -verordeningen moeten opnemen. Het gaat voor die overheden dus niet om een verplichting, maar veeleer om een middel dat hun ter beschikking wordt gesteld, als zij dat wensen te doen en als deze maatregel een reactie kan zijn op een voor hen specifiek vraagstuk.

2.3. Eerste nieuwe sanctie : een plaatsverbod voor niet-besloten of besloten voor het publiek toegankelijke plaatsen

Iemand zou op grond van een plaatsverbod de toegang tot bepaalde voor het publiek toegankelijke plaatsen worden ontzegd omdat hij een van de gemeentelijke reglementen of verordeningen niet heeft nageleefd.

Een dergelijk plaatsverbod zal men dus kunnen gebruiken als een sanctie die aangeeft dat een gemeentelijke norm niet in acht is genomen. Wie op een welbepaalde plaats moeilijkheden heeft veroorzaakt, zou dus niet langer op die plaats het hem verweten gedrag kunnen herhalen. Het maakt het dus mogelijk er een zekere rust te bewaren. De openbare orde wordt aldus gevrijwaard.

Zo zou een jongere die in een gemeente de wekelijkse markt verstoort, daar voor de duur van de sanctie niet meer mogen komen. De maatregel heeft ook tot doel hem over de gevolgen van zijn daad te doen nadenken. Bovendien zal die maatregel doorgaans meer invloed hebben dan de betaling van een geldsom, die niet hij maar zijn ouders voor hem zouden betalen.

2.4. Tweede nieuwe sanctie : de invoering van opgelegde dienstverlening

Voor de indieners van deze tekst is dit het andere middel voor de gemeenten om ongewenst gedrag te bestraffen.

De indieners stellen voor om snel en doeltreffend bestraffend op te treden via de mogelijkheid om de onruststoker dienstverlening op te leggen. Hij zou de gemeenschap een dienst moeten verlenen om de veroorzaakte schade te herstellen. De bedoeling is een bepaald gedrag te corrigeren, de betrokkene bewust te maken van de ernst van zijn daden en de gemeentelijke overheden de mogelijkheid te bieden snel en doeltreffend te reageren als hun reglementen en verordeningen worden overtreden. Het gaat uiteraard om onbetaald werk in een vereniging, een lokale overheidsdienst of een openbare instelling van de gemeente.

Bovendien kan dienstverlening aan de maatschappij in sommige gevallen ook nuttiger zijn dan de betaling van een geldboete. De dader meer betrekken bij het herstel van de veroorzaakte schade is een van de doelstellingen van de indieners.

2.5. Procedure inzake de voorgestelde nieuwe sancties

De procedure inzake het plaatsverbod en opgelegde dienstverlening zal dezelfde zijn als die welke geldt voor de administratieve geldboeten.

3. Verlaging van de leeftijd van de beoogde minderjarigen en verdubbeling van het maximumbedrag van de geldboeten

De indieners van dit wetsvoorstel zijn van mening dat de wet in overeenstemming met de werkelijkheid moet worden gebracht, om nog doeltreffender te kunnen optreden. Zij stellen voor de minimumleeftijd van de jongeren aan wie een administratieve sanctie kan worden opgelegd, te verlagen van zestien tot veertien jaar en het maximumbedrag van de administratieve geldboeten te verdubbelen, om aldus doeltreffender te kunnen optreden.

Zowel in de grote steden als in de dorpen wordt overlast vaak veroorzaakt door adolescenten tussen veertien en zestien jaar. Artikel 119bis, § 2, laatste lid, van de Nieuwe gemeentewet bepaalt echter dat een administratieve sanctie alleen aan personen ouder dan zestien jaar kan worden opgelegd. Adolescenten tussen veertien en zestien jaar die overlast veroorzaken, zouden bijvoorbeeld een plaatsverbod opgelegd kunnen krijgen, maar het ontbreekt de gemeenten aan instrumenten om tegen die personen op te treden. De jongeren weten dat maar al te goed en maken misbruik van die lacune. Bovendien kunnen alle jongeren, of ze nu veertien of zestien jaar zijn, de ernst en de draagwijdte van hun daden inzien. Evenzo zijn zij oud genoeg om de gevolgen van hun daden te dragen. Uiteraard moet de inachtneming van hun rechten daarbij te allen tijde gewaarborgd zijn.

Daarnaast achten de indieners het maximumbedrag van de geldboete (250 euro) ontoereikend. Het bedrag van een geldboete zal in sommige gevallen immers pas een ontradend effect hebben wanneer het hoog genoeg ligt.

Er wordt derhalve voorgesteld dat bedrag te verhogen, te weten een verdubbeling. Bovendien moeten veelplegers van overlast zwaarder kunnen worden gestraft.

Door het maximumbedrag van de geldboete op te trekken tot 500 euro heeft de sanctionerende ambtenaar bovendien een grotere beoordelingsmarge. Zo zal hij, voor elk geval afzonderlijk, bij het bepalen van de geldboete rekening kunnen houden met de sociaaleconomische achtergrond van de dader.

Diezelfde redenering gaat ook op voor de maximale geldboete die aan minderjarigen kan worden opgelegd; ook dat bedrag moet worden verdubbeld en aldus opgetrokken tot 250 euro.

4. Eenvormige toepassing door de politiezones

Waken over de veiligheid van elke burger is een van de kerntaken van de diverse overheden, waarbij de gemeenten voorop staan.

In meergemeentenpolitiezones kan het gebeuren dat de politiemensen bepaalde misdrijven wel kunnen vaststellen in de ene gemeente, maar niet in een andere gemeente van dezelfde zone. Bovendien kan de strafmaat verschillen van gemeente tot gemeente. Waarom zou een bepaald misdrijf zwaarder zijn naargelang het in deze of gene gemeente wordt gepleegd ?

De indieners van dit wetsvoorstel zijn van mening dat binnen een zelfde politiezone gemeentereglementen eenvormig moeten zijn wat de administratieve sancties betreft. Onderling afwijkende gemeentereglementen zijn niet alleen inopportuun, zij zijn ook ongerechtvaardigd ten aanzien van de doelstellingen van de wet.

Inopportuun, want uit het oogpunt van de efficiency bestaat er hoegenaamd geen enkele reden het aanbrengen van tags anders te bestraffen in Brussel dan in Bergen, in een grote stad dan in een kleine stad, in stedelijk gebied dan op het platteland. Ongerechtvaardigd, want de wet strekt er dan wel toe te voorzien in een alternatief voor de trage werking en de onaangepastheden van de gerechtelijke mechanismen, hij wil geenszins een situatie scheppen waarbij er uiteindelijk evenveel strafreglementen als gemeenten in België zouden zijn.

Die verschillen maken het werk van de vaststellende ambtenaren behoorlijk lastig; zij moeten immers weten welke bepalingen in welke gemeenten gelden en zich bovendien voortdurend afvragen op het grondgebied van welke gemeente zij zich bevinden — wat niet altijd makkelijk is, zeker niet in de regio Brussel.

De indieners zijn er zich evenwel van bewust dat de gemeenten hun autonomie moeten kunnen behouden. Veeleer dan die uniformiteit op te leggen, willen zij daarom bewerkstelligen dat de betrokken gemeenten onderling overleg plegen, meer bepaald via de politieraad, om er aldus voor te zorgen dat in de meergemeentenpolitiezones eenvormige administratieve sancties gelden.

5. Snellere respons — Algemene inkorting van de termijnen

De indieners van dit wetsvoorstel zijn voorts van mening dat de sanctieprocedure op diverse punten moet worden hervormd.

De meerwaarde van de gemeentelijke administratieve sancties bestaat er immers vooral in dat de gemeenten sneller dan het gerecht kunnen reageren op verstoring van de openbare orde, zoals overlast. Aldus kan de gemeente er mee voor zorgen dat daders zich minder straffeloos en burgers zich minder onveilig voelen.

Volgens de indieners kan met het bestaande stelsel niet snel genoeg op de feiten worden gereageerd; er geldt immers een termijn van één maand om de feiten ter kennis te brengen van het parket en vervolgens van twee maanden voordat de gemeenten kunnen optreden, want zolang moeten ze afwachten of het parket uitdrukkelijk een negatieve beslissing treft, dan wel niets onderneemt.

Tussen de feiten (bijvoorbeeld het beschadigen van een omheining, het aanbrengen van tags of nachtlawaai) en de sanctie verloopt dus een termijn van minstens drie maanden. Pas daarna kan de gemeente reageren op die feiten. Die termijn is wellicht te lang. Of een interventie door de gemeente in plaats van het gerecht op dat ogenblik nog enige meerwaarde heeft, is lang niet zeker.

In het licht van die omstandigheden wordt voorgesteld alle termijnen in te korten. De termijn waarbinnen het misdrijf ter kennis moet worden gebracht van het parket, zou worden ingekort tot vijftien dagen, terwijl de termijn waarbinnen het parket moet aangeven of het al dan niet vervolgt of de latentieperiode (waarna de gemeente kan optreden ingeval het parket stilzit) voortaan één maand zou bedragen. Dat betekent dat de gemeente dubbel zo snel zou kunnen reageren als nu, dus na anderhalve maand in plaats van na drie maanden.

Bovendien worden met deze tekst nog kortere termijnen in uitzicht gesteld ingeval de daders op heterdaad worden betrapt. Aangezien bij betrapping op heterdaad de feiten meteen worden vastgesteld, kunnen die feiten ook sneller ter kennis worden gebracht van het parket, dat vervolgens sneller zal kunnen reageren : daarvoor zou telkens een termijn gelden van één week, zodat de gemeente binnen een termijn van vijftien dagen een sanctie kan opleggen.

6. Doelstellingen van het wetsvoorstel

Samengevat streeft dit wetsvoorstel de volgende doelstellingen na :

1. ervoor zorgen dat de gemeenten gebruik kunnen maken van twee nieuwe administratieve sancties : plaatsverbod en opgelegde dienstverlening;

2. de wet in overeenstemming met de werkelijkheid brengen, om nog doeltreffender te kunnen optreden :

a. door de minimumleeftijd van de jongeren aan wie een administratieve sanctie kan worden opgelegd, te verlagen van zestien tot veertien jaar, en door het maximumbedrag van de administratieve geldboeten te verdubbelen;

b. door in de meergemeentenpolitiezones te werken met eenvormige gemeentereglementen betreffende de administratieve sancties en de geldboeten die in elke gemeente van die zone van kracht zijn;

c. door de proceduretermijnen in te korten wanneer het de bedoeling is een sanctie op te leggen, om sneller en doeltreffender te kunnen optreden, en door te voorzien in nog kortere termijnen in geval de pleger van het misdrijf op heterdaad wordt betrapt.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2, 1º

Deze bepaling strekt ertoe in de meergemeentenpolitiezones het overleg tussen de gemeenten te stimuleren (met name via de politieraad) om, wat de administratieve sancties betreft, binnen die zone te werken met een zelfde gemeentereglement. Onderling afwijkende gemeentereglementen zijn niet alleen inopportuun, zij zijn ook ongerechtvaardigd ten aanzien van de doelstellingen van de wet. Inopportuun, want uit het oogpunt van de efficiency bestaat er hoegenaamd geen enkele reden het aanbrengen van tags anders te bestraffen in Brussel dan in Bergen, in een grote stad dan in een kleine stad, in stedelijk gebied dan op het platteland. Ongerechtvaardigd, want de wet strekt er dan wel toe te voorzien in een alternatief voor de trage werking en de onaangepastheden van de gerechtelijke mechanismen, hij wil geenszins een situatie scheppen waarbij er uiteindelijk evenveel strafreglementen als gemeenten in België zouden zijn. Die verschillen maken het werk van de vaststellende ambtenaren behoorlijk lastig; zij moeten immers weten welke bepalingen in welke gemeenten gelden en zich bovendien voortdurend afvragen op het grondgebied van welke gemeente zij zich bevinden — wat niet altijd makkelijk is, zeker niet in de regio Brussel.

Artikel 2, 2º

Dit artikel is erop gericht het maximumbedrag van de geldboete, thans 250 euro, op te trekken tot 500 euro. Door dat maximumbedrag te verhogen heeft de sanctionerende ambtenaar bovendien een grotere beoordelingsmarge. Zo zal hij, voor elk geval afzonderlijk, bij het bepalen van de geldboete rekening kunnen houden met de sociaaleconomische achtergrond van de dader. Het bedrag van een geldboete zal in sommige gevallen immers pas een ontradend effect op de betrokkenen hebben wanneer het bedrag hoog genoeg ligt. Bovendien moeten veelplegers van overlast zwaarder kunnen worden gestraft.

Artikel 2, 3º

Het plaatsverbod is een middel dat de gemeenten zouden kunnen aanwenden om onruststokers te beletten op bepaalde plaatsen in de gemeente de rust te verstoren. De toegang tot een niet-besloten of besloten voor het publiek toegankelijke plaats beletten, zorgt er niet alleen voor dat het risico op ordeverstoring kleiner wordt en dat de openbare orde wordt gevrijwaard, maar het houdt ook een sanctie in die voor de betrokkene een concreet gevolg heeft, namelijk dat hij zich niet meer naar goeddunken op die plaats mag ophouden. Met name in de kleine plattelandsgemeenten zijn de onruststokers vaak goed bekend bij de politie en de lokale overheden.

Een (niet-besloten of besloten) « voor het publiek toegankelijke plaats » wordt omschreven in artikel 1, § 7, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. Het betreft « elke plaats waar andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn toegang hebben ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd ». Die plaats zal duidelijk moeten worden omschreven in de beslissing, zodat de betrokkene precies weet waar hij/zij zich niet meer mag ophouden. Dat verbod zou uiteraard van beperkte duur zijn. De indieners bepalen die op maximum drie maanden — die termijn kan dus korter zijn. De duur van het verbod zal geval per geval moeten worden beoordeeld door de ambtenaar die de sanctie oplegt, naargelang de ernst van de feiten en de persoon aan wie hij een sanctie moet opleggen.

Artikel 2, 4º

Dit artikel beoogt een andere snelle en doeltreffende sanctie in te stellen, met name de mogelijkheid om de onruststoker dienstverlening op te leggen. Hij zou de gemeenschap een dienst moeten verlenen om de veroorzaakte schade te herstellen.

De bedoeling is een bepaald gedrag te corrigeren, de betrokkenen bewust te maken van de ernst van hun daden en de gemeentelijke overheden de mogelijkheid te bieden snel en doeltreffend te reageren als hun reglementen en verordeningen worden overtreden.

Bovendien kan dienstverlening aan de maatschappij in sommige gevallen ook nuttiger zijn dan de betaling van een geldboete. De dader meer betrekken bij het herstel van de veroorzaakte schade is een van de doelstellingen van de indieners.

Artikel 2, 5º

Voor het plaatsverbod en de opgelegde dienstverlening geldt dezelfde procedure als voor de administratieve geldboeten.

Net als de administratieve sancties zullen het plaatsverbod en de dienstverlening worden opgelegd door de ambtenaar die behoort tot een van de categorieën die worden bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en die daartoe werd aangewezen door de gemeenteraad. Gelet op zijn functie wordt die ambtenaar geacht in alle objectiviteit een beslissing te nemen en een maatregel op te leggen die in verhouding staat tot de gepleegde feiten.

Artikel 2, 6º, a

Dit artikel verlaagt de leeftijdsgrens van zestien naar veertien jaar. Zowel in de grote steden als in de dorpen wordt overlast vaak veroorzaakt door adolescenten tussen veertien en zestien jaar. Artikel 119bis, § 2, laatste lid, van de Nieuwe gemeentewet bepaalt echter dat een administratieve sanctie alleen aan personen ouder dan zestien jaar kan worden opgelegd.

Alle adolescenten, of ze nu veertien of zestien jaar zijn, kunnen evenwel de ernst en de draagwijdte van hun daden inzien. Evenzo zijn zij oud genoeg om de gevolgen van hun daden te dragen.

Uiteraard moet de inachtneming van hun rechten daarbij te allen tijde gewaarborgd zijn.

Artikel 2, 6º, b

Net als in verband met het verhogen van het maximumbedrag van de administratieve geldboeten, is het opportuun dat de aan de minderjarige opgelegde boete op hem een ontradend effect heeft. Ook moet de ambtenaar die de sanctie oplegt, een beoordelingsmarge worden gelaten waardoor hij die sanctie geval per geval kan aanpassen, met inachtneming van de situatie van de minderjarige en zijn familiale context. Daarom wordt ook het maximumbedrag van 125 euro verdubbeld.

Artikel 2, 7º

Thans is de termijn tussen het plegen van de feiten en het opleggen van de sanctie minimum drie maanden. Die termijn is wellicht te lang voor bijvoorbeeld het beschadigen van een omheining, het aanbrengen van tags of het veroorzaken van nachtlawaai. Of een interventie door de gemeente in plaats van het gerecht na drie maanden nog enige meerwaarde heeft, is lang niet zeker. In het licht van die omstandigheden wordt voorgesteld alle termijnen in te korten. De termijn waarbinnen het misdrijf ter kennis moet worden gebracht van het parket, zou worden ingekort tot vijftien dagen, terwijl de termijn waarbinnen het parket moet aangeven of het al dan niet vervolgt of de latentieperiode (waarna de gemeente kan optreden ingeval het parket stilzit) voortaan één maand zou bedragen. Bovendien worden met deze tekst nog kortere termijnen in uitzicht gesteld ingeval de daders op heterdaad worden betrapt. Aangezien bij betrapping op heterdaad de feiten meteen worden vastgesteld, kunnen die feiten ook snel ter kennis worden gebracht van het parket, dat vervolgens snel zal kunnen reageren : daarvoor zou telkens een termijn gelden van één week, zodat de gemeente binnen een termijn van vijftien dagen een sanctie kan opleggen.

Artikel 2, 8º tot 15º

De punten 8º tot 15º brengen technische wijzigingen aan om de andere bepalingen van artikel 119bis aan te passen aan de voormelde wijzigingen.

Artikel 2, 16º

De wet voorziet niet in de totstandkoming van een databank. Door de instelling van het plaatsverbod is een dergelijke databank des te meer gerechtvaardigd : de politiemensen moeten immers kunnen weten of al eerder een administratieve sanctie werd opgelegd aan iemand die wegens verstoring van de openbare orde wordt aangehouden. De gegevens samenbrengen in een centraal bestand zal de doeltreffendheid van de regeling vergroten en zal een beter beheer ervan mogelijk maken. De Koning regelt de toegang tot die gegevens en bepaalt hoe lang ze worden bijgehouden.

Artikel 3 tot 5

Voor deze artikelen verwijzen de indieners naar de bovenstaande commentaren. Ze passen immers het Gerechtelijk Wetboek en de wet op de jeugdbescherming aan de voormelde bepalingen aan.

Christine DEFRAIGNE.
Gérard DEPREZ.
Armand DE DECKER.
Alain COURTOIS.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK 1

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2

Wijziging van de Nieuwe gemeentewet

Art. 2

In artikel 119bis van de Nieuwe gemeentewet, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999 en het laatst gewijzigd bij de wet van 25 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. paragraaf 1 wordt aangevuld met het volgende lid :

« De gemeenten die tot een zelfde politiezone behoren, plegen overleg om dezelfde, in het vorige lid bepaalde administratieve straffen of sancties op te leggen. »;

2. in § 2, tweede lid, 1º, worden de woorden « 250 euro » vervangen door de woorden « 500 euro »;

3. paragraaf 2, tweede lid, wordt aangevuld met een 5º, luidende :

« 5º onverminderd artikel 133, een tijdelijk plaatsverbod van maximum drie maanden, hetgeen het verbod behelst zich op een besloten dan wel niet-besloten plaats te bevinden die toegankelijk is voor het publiek en die duidelijk afgebakend is; onder « besloten of niet-besloten plaats die toegankelijk is voor het publiek » moet elke plaats worden verstaan waartoe andere personen toegang hebben dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn, ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd; »;

4. paragraaf 2, tweede lid, wordt aangevuld met een 6º, luidende :

« 6º onverminderd de artikelen 37ter, 37quater, 37quinquies van het Strafwetboek en artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering, dienstverlening van maximum vijfenveertig uren. »;

5. paragraaf 2, vierde lid, wordt vervangen door wat volgt :

« De administratieve geldboete, het plaatsverbod en de dienstverlening worden opgelegd door de ambtenaar die behoort tot een van de categorieën vastgelegd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en die daartoe is aangewezen door de gemeenteraad, hierna « de ambtenaar » genoemd. Die ambtenaar mag niet dezelfde zijn als degene die op grond van § 6 de strafbare feiten vaststelt. »;

6. in § 2, zevende lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a. de woorden « zestien jaar » worden vervangen door de woorden « veertien jaar »;

b. de woorden « 125 euro » worden vervangen door de woorden « 250 euro »;

7. paragraaf 7, 2º, wordt vervangen door wat volgt :

« 2º indien de overtreding enkel met een administratieve sanctie strafbaar is, wordt het origineel van de vaststelling aan de ambtenaar overgezonden uiterlijk binnen vijftien dagen nadat de overtreding werd vastgesteld; in geval van betrapping op heterdaad bedraagt de termijn acht dagen; gebeurt dat niet, dan kan geen administratieve sanctie worden opgelegd; »;

8. paragraaf 8, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt :

« Indien de overtreding beboet kan worden met een administratieve sanctie als bedoeld in § 2, tweede lid, 1º, 5º, 6º, of met een straf bepaald bij de artikelen 327 tot 330, 398, 448, 461 en 463 van het Strafwetboek, kan de ambtenaar enkel een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening opleggen wanneer de procureur des Konings binnen de termijn van één maand te kennen heeft gegeven dat dit volgens hem aangewezen is en dat hijzelf geen gevolg aan de feiten zal geven. In geval van betrapping op heterdaad bedraagt die termijn vijftien dagen. »;

9. paragraaf 8, tweede lid, wordt vervangen door wat volgt :

« Indien de overtreding bestraft kan worden met een administratieve sanctie als bedoeld in § 2, tweede lid, 1º, 5º, 6º, of met een straf bepaald bij de artikelen 526, 534bis, 534ter, 537, 545, 559, 1º, 561, 1º en 563, 2º en 3º, van het Strafwetboek, beschikt de procureur des Konings over een termijn van één maand, of van vijftien dagen in geval van betrapping op heterdaad, te rekenen van de dag van de ontvangst van het origineel van het proces-verbaal, om de ambtenaar in te lichten dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart of vervolging werd ingesteld, dan wel dat hij oordeelt het dossier te moeten seponeren bij gebrek aan toereikende bezwaren. Deze mededeling doet de mogelijkheid vervallen voor de ambtenaar om een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening op te leggen. Vóór het verstrijken van deze termijn kan de ambtenaar geen administratieve geldboete, plaatsverbod of dienstverlening opleggen. Na het verstrijken ervan kunnen de feiten enkel nog administratiefrechtelijk worden bestraft. De ambtenaar kan evenwel een administratieve geldboete opleggen vooraleer deze termijn is verstreken indien de procureur des Konings, vóór die termijnverstrijking, te kennen heeft gegeven dat hij, zonder het materieel element van de overtreding in twijfel te trekken, geen gevolg aan de feiten zal geven. »;

10. paragraaf 9bis, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt :

« Wanneer een persoon beneden de achttien jaar ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd dat wordt bestraft met een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening, geeft de ambtenaar daarvan kennis aan de stafhouder van de orde van advocaten, zodat ervoor gezorgd wordt dat betrokkene kan worden bijgestaan door een advocaat. »;

11. paragraaf 10, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt :

« Na verloop van de termijn vermeld in § 9, eerste lid, 2º, of vóór het verstrijken van deze termijn wanneer de overtreder te kennen geeft de feiten niet te betwisten of, in voorkomend geval, na de mondelinge verdediging van de zaak door de overtreder of zijn raadsman, kan de ambtenaar de bij de politieverordening bepaalde administratieve geldboeten, plaatsverbodsbepalingen of vormen van dienstverlening opleggen. »;

12. paragraaf 10, vijfde lid, wordt vervangen door wat volgt :

« De ambtenaar kan niet langer een administratieve geldboete, plaatsverbod of dienstverlening opleggen na het verstrijken van deze termijn. Hij kan een afschrift van het proces-verbaal of van de vaststelling die is opgemaakt door de personen bedoeld in § 6, tweede lid, alsmede een afschrift van zijn beslissing, overzenden aan elke belanghebbende partij die daartoe voorafgaandelijk een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot hem heeft gericht. »;

13. paragraaf 11 wordt vervangen door wat volgt :

« § 11. De beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van een termijn van één maand vanaf de kennisgeving van die beslissing, tenzij wanneer hoger beroep wordt aangetekend overeenkomstig § 12. »;

14. in § 12 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a. het eerste lid wordt vervangen door wat volgt :

« Ingeval een aangewezen provincieambtenaar beslist geen administratieve geldboete, plaatsverbod of dienstverlening op te leggen, kan de gemeente of de overtreder binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing bij verzoekschrift beroep instellen bij de politierechtbank volgens de burgerlijke procedure. »;

b. het derde lid wordt vervangen door wat volgt :

« De politierechtbank of de jeugdrechtbank doet, in het kader van een openbaar debat met uiteenzetting door alle partijen, uitspraak over het beroep dat werd ingesteld tegen de administratieve sancties als bedoeld in § 2, tweede lid, 1º, 5º en 6º. Zij oordeelt over de wettigheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete, het plaatsverbod of de dienstverlening. Zij kan de beslissing van de ambtenaar bevestigen dan wel herzien. »;

15. paragraaf 13, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt :

« De Koning regelt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de procedure tot aanwijzing door de gemeente van de ambtenaar die wordt belast met het opleggen van de administratieve geldboete, het plaatsverbod of de dienstverlening, alsmede de wijze waarop de administratieve geldboete wordt geïnd en de dienstverlening wordt georganiseerd. »;

16. dit artikel wordt aangevuld met een § 14, luidende :

« § 14. De gemeente die administratieve geldboeten vastlegt, zet een gegevensbank op in verband met de natuurlijke personen of rechtspersonen aan wie ze worden opgelegd. Die gegevensbank bevat de naam, de voornaam, het adres, de maatschappelijke zetel als het om een vennootschap gaat, evenals de opgelegde administratieve sanctie. Het beheer van de gegevens, de toegang ertoe en de bewaartermijn ervan worden bij koninklijk besluit vastgesteld in overleg met de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer als bedoeld in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens. »

HOOFDSTUK 3

Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 3

Artikel 601ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999, wordt vervangen door wat volgt :

« Art. 601ter. De politierechtbank neemt kennis van :

1º het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe gemeentewet;

2º het beroep tegen de beslissing tot het niet-opleggen van een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe gemeentewet;

3º het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening door de daartoe door de Koning aangewezen ambtenaar, voor feiten als omschreven in de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. »

HOOFDSTUK 4

Wijziging van de wet betreffende de jeugdbescherming

Art. 4

Artikel 36, 5º, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, hersteld bij de wet van 7 mei 2004, wordt vervangen door wat volgt :

« 5º van het hoger beroep ingesteld bij kosteloos verzoekschrift tegen een beslissing tot het opleggen of niet opleggen van een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 119bis, § 2, tweede lid, 1º, 5º of 6º, van de Nieuwe gemeentewet, aan minderjarigen die de volle leeftijd van veertien jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten; ».

Art. 5

In artikel 38bis, 1º, van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2006, wordt het cijfer « zestien » vervangen door het cijfer « veertien ».

4 juli 2012.

Christine DEFRAIGNE.
Gérard DEPREZ.
Armand DE DECKER.
Alain COURTOIS.