5-1791/1 (Sénat) 53-2469/001 (Kamer)

5-1791/1 (Sénat) 53-2469/001 (Kamer)

Belgische Senaat en Kamer van volksvertegenwoordigers

ZITTING 2012-2013

12 SEPTEMBER 2012


De toestand in de Democratische Republiek Congo


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING VAN DE SENAAT EN DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN VAN DE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW ARENA (S), DE HEER DE BRUYN (S), MEVROUW BOULET (K) EN DE HEER DALLEMAGNE (K)


I. INLEIDING

Op 12 september 2012 heeft de heer Didier Reynders, Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, een uiteenzetting gehouden over de situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC) tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Senaat en de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, naar aanleiding van zijn reis naar Congo en Rwanda van 19 tot 26 augustus 2012.

II. UITEENZETTING VAN DE HEER DIDIER REYNDERS, VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN EUROPESE ZAKEN

De minister is in de periode van 19 tot 26 augustus 2012 naar Kinshasa, Lubumbashi, Bukavu, Goma, Gisenyi en Kigali geweest. Tijdens die rondreis heeft hij de volgende Congolese personen ontmoet : president Kabila, de heer Matata, eerste minister, de heer Raymond Tshibanda, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Justin Kalumba, minister van Vervoer, de voorzitter van de Nationale Assemblee, vertegenwoordigers van MONUSCO (United Nations Organisation Stabilisation Mission in the Democratic Republic Congo), van de oppositie en van het middenveld. Aan Rwandese kant had de minister ontmoetingen met president Kagame en mevrouw Louise Mushikiwabo, minister van Buitenlandse Zaken. Het doel van deze reis was niet om aan bemiddeling te doen, maar om te luisteren en de twee landen aan te moedigen om tot een onderhandelde en vreedzame oplossing te komen voor de huidige crisis.

De dringendste maatregelen zijn die welke een einde moeten maken aan de rebellie in Noord-Kivu en aan het geweld, en die bovendien de integriteit van het Congolese grondgebied waarborgen. De M23 beweging (de rebellenbeweging van 23 maart) heeft in de regio al een regering samengesteld en een bestuur ingericht. Ook is zij begonnen met het innen van belastingen. Deze opstand heeft er voor gezorgd dat er zeer zwaar geweld is gepleegd. Ook heeft de huidige situatie een hele reeks andere gewapende groepen zoals Mai-Mai en FDLR, doen heropstaan of versterkt.

De minister benadrukt dat stilstand in de huidige situatie betekent dat de DRC gedestabiliseerd kan raken en de sancties kunnen escaleren, onder andere door de hulp aan bepaalde Staten op te schorten.

De presidenten van Congo en Rwanda hebben allebei opnieuw bevestigd dat zij een bilaterale en regionale dialoog willen organiseren en uitdiepen, om een eind te maken aan de opstand. Zij wensen een aantal fundamentele thema's te bespreken en meer bepaald de situatie van de vluchtelingen, kwesties van land, het recht op nationaliteit, de bestrijding van de straffeloosheid, hoe de grens tussen beide landen bewaakt moet worden, de ontginning van grondstoffen (olie, aardgas) en grensoverschrijdende samenwerkingsplannen. België en andere partners zouden dit proces kunnen begeleiden, ook op het vlak van de controle bij de uitvoering ervan.

De boodschap van de minister aan de Rwandese overheid was heel duidelijk : Rwanda mag zich niet tevreden stellen met het stopzetten van het geweld, maar dient de opstand ook publiekelijk te veroordelen en duidelijk kenbaar maken dat het de territoriale integriteit van de DRC wenst te respecteren. Het land moet ook bijdragen aan het vinden van een oplossing op regionaal vlak.

Van zijn kant dient de DRC grote inspanningen te leveren zodat de rebellen niet opnieuw in het leger worden opgenomen en dient er een nationaal leger te worden opgericht met één hoofdbevelhebber en dat volledig professioneel is. België steunt deze inspanningen trouwens door opleidingen aan te bieden. De DRC moet bovendien een vreedzame oplossing vinden, waarbij zij die dit wensen op andere manieren in de samenleving kunnen worden opgenomen. Ook moet de hele hervorming van de veiligheidssector ondersteund worden, meer bepaald van het leger, de politie en het gerecht, om over het gehele grondgebied opnieuw een rechtsstaat te installeren.

De internationale conferentie over het gebied van de Grote Meren (ICGLR) is een regionaal initiatief dat wordt voortgezet.

Op 7 en 8 september was er in Kampala een top van de Staatshoofden, waar president Kagamé echter niet aanwezig was. Men dient ervoor te zorgen dat de actie die op regionaal vlak wordt gevoerd niet enkel dient om vertragende maatregelen door te voeren. Het is immers essentieel om druk te blijven uitoefenen op de betrokken Staten. Een internationale neutrale macht blijft de oplossing die volgens de regio de beste is om de toestand te kalmeren en de integriteit van het Congolese grondgebied te herstellen, maar het kan even duren voor dit werkelijkheid wordt. Dit proces dient versneld te worden. Als er een dergelijke macht wordt geïnstalleerd, moet dit gebeuren in samenwerking met MONUSCO.

Het gezamenlijke mechanisme van controle op het embargo tegen de wapenverkoop zal op vrijdag 14 september in Goma opnieuw worden gelanceerd. Men dient de denkwijze waarmee die een eind wil maken aan het geweld te ondersteunen.

Ook het probleem van de bestrijding van de straffeloosheid staat centraal in het debat. Er dient hiervoor absoluut een doeltreffende oplossing te komen, die de steun van de regio kan krijgen. Het geweld in Noord Kivu houdt namelijk verband met het feit dat er op internationaal niveau sprake is om Bosco Ntaganda te arresteren. De presidenten van de DRC en van Rwanda hebben hieromtrent een duidelijk standpunt ingenomen.

Het MONUSCO mandaat heeft in de eerste plaats tot taak de bevolking te beschermen. In die context heeft MONUSCO operaties tegen de rebellen uitgevoerd en beschermt het de dichtstbevolkte centra, zoals de stad Goma. In het nieuwe mandaat wordt ook de nadruk gelegd op de hervorming van de veiligheidsdiensten.

Die verschillende elementen zullen besproken worden tijdens de 67ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die begint op 18 september 2012.

De humanitaire situatie in het Oosten van het land is verschrikkelijk. Dit geldt niet alleen voor Noord-Kivu maar ook voor de aangrenzende gebieden, aangezien het vacuum dat ontstond nadat de rebellen bestreden waren, wordt opgevuld door gewapende groepen die zeer gewelddadig zijn tegenover de plaatselijke bevolking.

België steunt de programma's van de grote humanitaire organisaties en ook een aantal projecten die lopen via de budgetten voor de consolidering van de vrede. De minister heeft tijdens zijn bezoek ook vluchtelingenkampen bezocht.

De minister heeft meer bepaald een bezoek gebracht aan het Panzi ziekenhuis te Bukavu, waar Dr Mukwege (die voor zijn actie de prijs van de Koning Boudewijnstichting heeft gekregen) vrouwen helpt die slachtoffer zijn geweest van seksueel geweld. België steunt dit ziekenhuis ook.

Tijdens de laatste top in Kampala van 7 en 8 september 2012 werd niet veel vooruitgang geboekt om de crisis op te lossen. Men moet echter druk blijven uitoefenen op Rwanda om het land aan te moedigen mee te werken aan een oplossing.

Tijdens de recente vergadering van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken in Cyprus werd er, op een informele vergadering, "Gymnich" genaamd, benadrukt dat er sterke diplomatieke druk moet worden uitgeoefend en wel op dezelfde manier op alle actoren. De Rwandese autoriteiten moeten worden verzocht op zoek te gaan naar een oplossing. Dit dient gecoördineerd te gebeuren, op Europees en op internationaal niveau.

De verschillende groepen binnen de EU zullen in de komende dagen overleg plegen over een gecoördineerde aanpak van de problematiek van de budgetsteun aan Rwanda, het Europees Ontwikkelingsfonds, de militaire samenwerking en de beslissingen binnen de ontwikkelingsbanken die Rwanda betreffen.

Het is voor België uiterst belangrijk om, samen met Europese partners te beslissen of zulke maatregelen moeten genomen worden maar ook om samen te beslissen wat verwacht wordt van Rwanda en welke acties een einde zouden brengen aan deze maatregelen. Eenmaal men verzeild geraakt in een logica van sancties, is het moeilijk om eruit te geraken. Het zou veel beter zijn voor Rwanda om die sancties te vermijden.

De minister onderstreept dat het belangrijk is om druk uit te oefenen op de twee landen : op Rwanda om te stoppen met de directe of indirecte steun aan de rebellie en mee te werken aan de oplossing op het terrein alsook aan de dialoog over de toekomst, en op Congo om zijn leger te hervormen en de rechtstaat in te stellen op zijn hele grondgebied. Als dit niet wordt opgevolgd zal er een debat moeten plaatsvinden om de ontwikkelingshulp aan deze landen bij wijze van sanctie eventueel te verminderen of geheel stop te zetten. België blijft ook het proces in New York (sanctiecomité) van dichtbij opvolgen.

De minister heeft er bij de Congolese autoriteiten sterk op aangedrongen dat de hervorming van het kiessysteem nog steeds dringend door het parlement moet worden behandeld. De voorzitter van het parlement heeft bevestigd dat men er zich tijdens de volgende sessie zou mee bezighouden, dat de hervorming de samenstelling van de CENI zou beïnvloeden (evenwicht meerderheid/oppositie, deelname van het middenveld) en ook de procedures zou omvatten, meer bepaald het scannen van de PV's en de waarneming tot de bekendmaking van de resultaten.

De minister heeft herinnerd aan het belang van de provinciale en plaatselijke verkiezingen voor de vernieuwing van de Senaat en de verankering van de democratie op het niveau dat het dichtst bij de burgers staat.

Verder heeft de minister er bij de Congolese autoriteiten ook op aangedrongen dat er een echte dialoog zou komen tussen meerderheid en oppositie. Het aanwijzen van een woordvoerder van de oppositie zou nuttig zijn, maar de oppositie moet dan onderling wel akkoord zijn en de meerderheid moet hem de ruimte laten.

Op het vlak van de mensenrechten heeft de minister gepleit voor een betere bescherming van die rechten in het algemeen en voor het aannemen van de geplande wetten, waardoor er een onafhankelijke commissie voor de rechten van de mens zou worden opgericht met een echt mandaat en echte middelen, alsook het aannemen van een wet inzake de NGO's. Ook heeft hij onderstreept hoe belangrijk het is dat er in de zaak Floribert Chebeya, intussen van symbolische waarde geworden, een transparant en geloofwaardig proces wordt gehouden. De minister heeft de uitwijzing van Thierry Michel betreurd en gepleit voor zijn terugkeer naar de DRC. Door hem uit te wijzen is er waarschijnlijk meer onrust ontstaan in Europa dan er werd voorkomen in de DRC.

De minister toonde zich verheugd over het neerleggen van de instrumenten ter ratificatie van de organisatie voor de harmonisatie van het zakenrecht in Afrika (Organisation pour l'harmonisation du droit des affaires en Afrique of OHADA), zoals hij had gevraagd bij zijn bezoek in maart 2012. Hij heeft daarnaast nog opgeroepen tot de ratificering van het Verdrag voor de bescherming en de bevordering van investeringen. Dit zou kunnen leiden tot een klimaat dat gunstig is voor zaken en tot een betere economische governance.

De minister heeft ook de algemene afgevaardigde bestuurder ontmoet van het Congolees instituut voor Natuurbescherming, een organisatie die meer bepaald belast is met de bescherming van het Virungapark. De huidige situatie in Noord-Kivu heeft uiteraard gevolgen voor het beheer van het park, aangezien de rebellen binnen het park zelf verblijven, maar ook omdat er een hele reeks groepen zijn die het park bezet houden. Er vinden allerlei vormen van smokkel plaats, waaronder ivoor van olifanten, en er is zelfs illegaal toerisme, met tour operators die reizen organiseren in het gezelschap van de rebellen. Door die situatie wordt het zoeken naar olie ten minste tijdelijk bemoeilijkt. Op dit moment heeft België nog geen formeel verzoek ontvangen van de DRC om het land te helpen zijn verplichtingen tegenover UNESCO na te komen. België steunt overigens wel het Trust Fund voor de beschermde gebieden in de DRC.

In Rwanda heeft de minister het herdenkingsmonument bezocht van de genocide van 1994 en het monument voor de Belgische para's die er gedood zijn en heeft hij gevraagd of de toegankelijkheid van dat laatste monument kan worden verbeterd. Hij gaf ook te kennen dat België het project om het herdenkingsmonument te Kigali te vergroten, steunt. Ons land bekijkt de mogelijkheid om via het huidige Belgische voorzitterschap van de Taskforce for International Cooperation on Holocaust Education, Remembrance and Research (ITF — International Taskforce Holocaust de contacten te vergemakkelijken tussen de verschillende verantwoordelijken voor de monumenten in Washington, Jeruzalem, en zelfs in België, met de mensen in Rwanda.

De minister besluit zijn uiteenzetting door de nadruk te leggen op de grote rol die ons land kan spelen in het opnieuw opnemen van een dialoog, zodra de opstand in het Oosten van Congo is beëindigd.

III. GEDACHTEWISSELING

Mevrouw Lijnen begrijpt dat de minister de weg kiest van de diplomatie maar blijft zeer bezorgd over de toestand in Congo en Rwanda.

Het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR), geeft een aantal getuigenissen vrij over de wreedheden in Oost-Congo. Het betreft standrechtelijke executies van burgers, seksueel misbruik waaronder verkrachtingen, folterpraktijken, dwangarbeid en rekrutering onder dwang van kinderen. Er zijn sinds eind april 2012 al 470.000 mensen op de vlucht. De internationale organisatie voor hulp aan kinderen « World Vision » maakte eerder bekend dat in Congo duizenden kinderen zonder familie op de vlucht zijn omdat ze willen ontsnappen aan de gedwongen rekrutering door rebellengroepen. Op 11 september 2012 publiceerde Human Rights Watch een rapport waarin ze M23-rebellen beschuldigen van oorlogsmisdaden op grote schaal. Het gaat om het doden van jongens en het verkrachten van meisjes van acht jaar. Dit rapport is gebaseerd op interviews met 190 Congolese en Rwandese getuigen, afgenomen tussen mei en september 2012.

Hervormingen op lange termijn zijn zeker essentieel, maar men moet er nu voor zorgen dat het geweld in Oost-Congo zo vlug mogelijk ophoudt. De minister pleegt met zijn collega's binnen de Europese Unie overleg over het stopzetten van ontwikkelingshulp en hij zou er zelfs de voorkeur aan geven om ontwikkelingssteun te stoppen eerder dan de militaire steun. Om de bevolking te sparen, moet echter de mogelijkheid onderzocht worden om de budgettaire steun staken. Op korte termijn kan dan een krachtig signaal gegeven worden door onmiddellijk de militaire steun stop te zetten.

Hoe reageert de minister op de beschuldiging van oorlogsmisdaden aan het adres van M23 en zal er een internationaal aanhoudingsbevel worden uitgevaardigd tegen de betrokkenen ? Dit zou ook een duidelijke stellingname zijn van de internationale gemeenschap.

Binnen welke termijn wordt van Rwanda een krachtig signaal verwacht dat het de steun aan de rebellie zal stoppen ? In Europees verband kan er een termijn worden opgelegd, afdwingbaar met sancties.

Het is belangrijk de diplomatieke weg te bewandelen, maar vandaag nu is de toestand zo dramatisch dat er op korte termijn beslissingen genomen moeten worden.

Tenslotte verwijst mevrouw Lijnen naar recente nieuwsberichten waarin gesteld wordt dat een delegatie van M23 onder leiding van de heer Stanislas Baleke op rondreis is in Europa, waarbij Brussel, Parijs, Londen en Berlijn werden aangedaan. Heeft deze delegatie ook contact gehad of gezocht met de diensten van de minister of de minister zelf ? Weet de minister wie ze ontmoet heeft in ons land ?

Senator De Bruyn vindt dat de minister een correct en volledig verslag heeft gebracht van zijn bezoek. Spreker is getroffen door het grote verschil tussen de diplomatische benadering waar de minister aan gehouden is, en de schrijnende realiteit op het veld, waardoor het soms zeer moeilijk wordt om de diplomatieke aanpak te begrijpen. Uit de rapporten aangehaald door mevrouw Lijnen blijkt dat er dringend verandering moet komen. De toestand van 2006 wordt nog maar eens herhaald en er is dus geen pasklaar antwoord.

De minister heeft steeds gesteld dat een Europese consensus wordt nagestreefd voor het opleggen van sancties. Indien de Verenigde Naties echter in de loop van de volgende maanden niet tot een akkoord komt, zal Europa dan overwegen eigenhandig sancties op te leggen en zal België daarin het voortouw nemen ? Zijn er landen die dit willen afremmen ?

Het nut van de regionale troepenmacht op initiatief van de landen uit de regio, blijft onduidelijk. Kunnen een extra paar duizend militairen zorgen voor een veilige grensregio want er is al een grote troepenmacht ter plaatse. Werd er reeds overwogen om de opdracht van de MONUSCO uit te breiden ?

Er werd tegen Bosco Ntaganda al een aanhoudingsmandaat uitgevaardigd, maar er is blijkbaar een manifeste onwil om hem uit te leveren. Heeft de minister dit onderwerp aangekaart en zijn er namen genoemd ?

Tenslotte drukt spreker zijn verrassing uit over een interview met de heer Louis Michel, voormalig Belgisch minister van Buitenlandse Zaken, verschenen in « Zondag » van 9 september 2012 onder de titel « Kagame is een groot leider ». Hieruit blijkt, volgens spreker, een zeer groot gebrek aan medemenselijkheid. Ging het hier om een eigen initiatief van de heer Michel of was het in opdracht en werd overleg gepleegd met de diensten van de minister of met de diensten van mevrouw Ashton, Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ? In hoeverre draagt dit de goedkeuring van de minister mee en wat zijn de gevolgen van dit interview op het terrein ?

Mevrouw de Bethune stelt dat de minister er terecht op gewezen heeft dat er dringend een einde moet komen aan de aanslepende rebellie. Veel oplossingen die nu naar voren worden geschoven zijn eigenlijk dezelfde als jaren geleden en brengen geen verbetering van de toestand, wel integendeel.

De analyse van de inmenging en ondersteuning door Rwanda van de rebellenbeweging in Oost-Congo wordt in het VN-rapport zeer duidelijk gemaakt en er worden zelfs namen genoemd, wat zeer uitzonderlijk is. Ook het gebrek aan goed bestuur in Congo is nefast en spreekster steunt de analyse van de minister inzake het leger. De MONUSCO-troepen kunnen niet beletten dat er zich drama's afspelen.

De vraag rijst of de oplossing erin bestaat te pleiten voor verdere dialoog en meer troepenmacht. Men kan niet tegen dialoog zijn en een effectieve troepenmacht heeft zijn nut, maar dit vormt vandaag geen afdoende antwoord op het drama. De voorbije jaren hebben aangetoond dat enkel dialoog en meer troepen niet tot resultaten leidden. Er moet met sancties gedreigd worden.

De minister wil dreigen met internationaal gecoördineerde sancties tegen Rwanda. Indien dergelijke internationale consensus echter uitblijft, moet ons land toch trachten sancties op te leggen, gekoppeld aan een duidelijke timing. Hierdoor zal men resultaten kunnen boeken. Het mogelijk stopzetten van budgethulp is een heel effectieve maatregel die de bevolking zelf niet onmiddellijk raakt.

Ook in Congo moet de dialoog via onderhandelingen worden voortgezet, maar tegelijk moet de druk verhoogd worden. De minister heeft terecht gewezen op het probleem bij het leger, dat vooral nood heeft aan goed bestuur, gerealiseerd binnen een duidelijke timing.

Het is verder ook belangrijk dat de Congolese autoriteiten er bijvoorbeeld in het geval van Bosco Ntaganda op gewezen worden dat hij voor het Internationaal Strafhof kan worden gebracht en berecht.

Kan de minister een stand van zaken geven van de provinciale en lokale verkiezingen in Congo ? Welke houding neemt de internationale gemeenschap aan inzake de problemen die hier rijzen ?

De heer Morael is van mening dat de situatie op het terrein dramatisch is maar hij deelt de hoop van de minister op beterschap. Sinds april 2012 is er geen enkele verbetering waarneembaar en geen enkele van de actoren wil toegevingen doen, alhoewel M23 zich recent wat discreter opstelt.

Om een neutrale interventiemacht te installeren zijn minstens 3 maanden nodig. Noch de kwestie van de financiering van dergelijke macht, noch de kwestie van het mandaat ervan zijn al geregeld. Om snel resultaten te boeken moet dus vooral een politieke en diplomatieke oplossing gezocht worden maar noch in Kinshasa, noch in Kigali, bestaat er een echte politieke wil om dit conflict te beëindigen.

De Belgische steun aan het Congolese leger kan enkel mogelijk zijn als deze laatste akkoord gaat om minstens een aanzet tot hervorming te geven. Dit geldt ook voor de militaire rechtbanken, waarvan het gezag in vraag wordt gesteld. Spreker is er niet van overtuigd dat de formatie van een derde brigade zou bijdragen tot een hervorming van het leger.

Wat de top van de Francofonie betreft, stelt de heer Morael vast dat Kinshasa de meeste delicate problemen voor zich uitschuift. Het uitstel van de aankondiging van de nieuwe samenstelling van de CENI en van de oproeping van John Numbi in het proces Chebeya zijn maar enkele voorbeelden. Dit zou België en Frankrijk ertoe moeten aanzetten aan Kinshasa duidelijke standpunten te vragen in deze dossiers.

De situatie in het Virunga Park is inderdaad onrustwekkend en houdt verband met de aanwezigheid van gewapende milities. De natuurlijke rijkdommen van het park maken het niet enkel een politiek maar ook een economisch belangrijk gebied. De bodemonderzoekers van het bedrijf Soco International lieten zich begeleiden in het Virunga park om zich te « beschermen » tegen de bewakers van het park. Dit is toch echt wel de omgekeerde wereld.

Spreker pleit niet voor de stopzetting van de ontwikkelingssamenwerking want dit zou in de eerste plaats de bevolking treffen. Door een exhaustief onderzoek van de verschillende takken van de Belgische samenwerking in Rwanda en Congo kan duidelijk worden hoe men druk kan uitoefenen.

Men mag zich niet tevreden stellen met een kalender die zou inhouden dat de eerste effecten pas binnen drie maanden zichtbaar zouden zijn. België moet zich op één lijn plaatsen met de Westerse partners, de VN en de Afrikaanse Unie om maximale druk uit te oefenen op Kinshasa en Kigali. De Belgische strategie zal drastisch moeten veranderen want ons land heeft Kinshasa er in het verleden nooit op gewezen dat het de verkeerde richting uitging.

Mevrouw Boulet stelt vast dat België, ondanks zijn deskundigheid, in vergelijking met andere landen een relatief bescheiden invloed uitoefent op de DRC en Rwanda. Ons land heeft in het veld de juiste houding aangenomen, maar het moet ook een krachtige boodschap aan de internationale gemeenschap brengen, want de nood is hoog.

Meer dan eens heeft de minister herhaald dat Rwanda deel moest uitmaken van de oplossing van het probleem. Moet men echter dat engagement niet voorzien van een termijn en van voldoende krachtige sancties indien het niet wordt geëerbiedigd ? Volgens de spreekster zouden er binnen de Rwandese regering conflicten zijn, waarbij enkele leden de opvolging van president Kagame zouden voorbereiden.

Werd het mandaat van de MONUSCO, dat onlangs nog werd verlengd, gewijzigd in het licht van de gebeurtenissen op het terrein, en indien niet, waarom ?

Gelooft men werkelijk dat men een internationale, neutrale strijdmacht kan installeren ? Is de bevolking voorstander van dergelijke oplossing ? Wat zijn de intenties van onze regering inzake het toekennen van humanitaire hulp ?

Moet men ten slotte geen werk maken van de decentralisering van de macht in de DRC ? Wordt daarover een debat gevoerd ?

De heer Anciaux stelt vast dat er in het debat enige wanhoop en cynisme is geslopen. Het loutere feit dat de minister naar Congo en Rwanda is geweest, heeft minstens de indruk gewekt dat er iets kan ondernomen worden in de strijd tegen de misdaden. Met welk gezag kan België vandaag optreden en kan ons land de internationale gemeenschap mobiliseren om actie te ondernemen ? Is het verstandig om, zoals de minister heeft gedaan, de basis voor stabiliteit, welvaart en vrede gedeeltelijk te leggen bij twee regimes die een democratisch deficit vertonen ?

Zijn wij als land wel geloofwaardig indien we er zelf niet in slagen om alle zweem van eigenbelang weg te nemen ? De minister zegt terecht dat de doelstelling is om plunderingen, illegale handel en geweld aan te pakken. Moeten we niet eerst zelf de zogenaamde legale plunderingen aanpakken om dit met enige geloofwaardigheid te kunnen verkondigen aan de bevolking en aan de betrokkenen ? De zaak kan maar ernstig aangepakt worden indien Europa en België een grote vorm van voluntarisme aan de dag leggen. Congo is zowat het rijkste land van de wereld maar dit komt niet bepaald ten goede aan de bevolking. Waar gaan de opbrengsten naartoe, behalve naar de machthebbers ?

In hoeverre zijn de voorstellen van de minister echt haalbaar ? Vanzelfsprekend moet de strijd tegen de schending van de mensenrechten en tegen het brutale geweld keihard gevoerd worden. Deze strijd zou echter enkel bestaan in het opleggen van sancties maar gaat dit niet ten koste van de bevolking ? Hoe kan de internationale gemeenschap overtuigd worden om in eigen vlees te snijden ten voordele van de plaatselijke bevolking ? Hoe kunnen sancties opgelegd worden die niet enkel hypocriet zijn ?

De minister moet duidelijk maken dat zijn bezoek niet tot wanhoop mag leiden maar integendeel een echte en concrete vooruitgang op het terrein beoogt.

De heer Miller dankt de minister voor het diplomatiek werk dat geleverd wordt. België werd door beide presidenten ontvangen en kon zo zijn standpunt duidelijk maken op het hoogste niveau. Het is echter evident dat de minister dit verschrikkelijke dossier nog lang zal moeten opvolgen en dat zijn bezoek slechts een etappe is.

Het is vooral belangrijk te weten welke effecten het bezoek van de minister op Europees en internationaal niveau heeft. De minister moet een duidelijke stelling aannemen. Spreker twijfelt er niet aan dat de minister in de eerste plaats de belangen van de plaatselijke bevolking voor ogen zal hebben. De minister heeft ter plaatse de democratie sterk verdedigd die een garantie vormt voor de naleving van de mensenrechten van de plaatselijke bevolking.

Kan de minister meer uitleg geven over het vervolg op internationaal en Europees gebied ? Wat is zijn evaluatie van het lopende verkiezingsproces ?

Het belang van de top van de Francofonie in Kinshasa kan niet genoeg benadrukt worden. Kan de minister zeggen wie deel zal uitmaken van de Belgische delegatie ? Hij herinnert eraan dat de — Nederlandstalige — eerste ministers steeds aanwezig geweest zijn op voorgaande toppen.

Mevrouw Tilmans heeft kunnen vaststellen dat een klein land als Rwanda geconfronteerd wordt met een groeiende bevolking. Congo is daarentegen een gigantisch land dat zeer moeilijk bestuurbaar is. Men moet een duurzame oplossing vinden voor deze basisproblematiek die de regio van de Grote Meren treft.

De heer Vanlouwe merkt op dat de minister, niet alleen in de Senaatscommissie maar ook in Kinshasa, heeft opgeroepen tot respect voor de territoriale integriteit van de DRC. Hij heeft er in Kinshasa ook op aangedrongen dat de Congolese autoriteiten de moed moeten hebben om voor eigen deur te vegen en met name werk moeten maken van de installatie van democratie en de rechtsstaat in het ganse land. Zonder afbreuk te doen aan het belang hiervan moet er toch vastgesteld worden dat er tot op heden relatief weinig engagementen waarneembaar zijn.

Er werd in de Senaatscommissie ook meermaals gediscussieerd over de verkiezingen. De heer Vanlouwe wil het verband benadrukken tussen de verkiezingen, de verantwoordelijkheid van Kinshasa en de bestaande onwil om in te grijpen in het Oosten van het land.

Hij verwijst in dit verband naar professor Vlassenroot, die stelt dat er niet kan ontkend worden dat Rwanda een probleem is, maar niet de hoofdzaak vormt. De hoofdzaak ligt in het totaal gebrek aan politieke wil in Kinshasa om de problemen in het Oosten van het land aan te pakken. Spreker hoopt daarom dat de minister inziet dat het Congolese regime niet zomaar het slachtoffer is van de toestand in Kivu, maar zelf ook verantwoordelijkheid draagt.

Wie zal België vertegenwoordigen op de top van de Francofonie in Kinshasa en is het eigenlijk wel gepast dat ons land daar zal aanwezig zijn ? Het valt immers op dat bepaalde dossiers, zoals het proces Chebaya en de hervormingen van de kiescommissie CENI, op de lange baan worden geschoven. Dit zou toch echt wel iets te maken kunnen hebben met de top van de Francofonie. Hoe valt de beginselverklaring van de Francofonie, met name de ondersteuning van democratie, te rijmen met de huidige situatie ?

De heer Coëme vraagt of de MONUSCO zich niet heeft opgesloten in het kader van zijn opdracht. Is dat kader niet te eng om een oplossing te bieden voor de huidige toestand ? Moet de MONUSCO geen doorslaggevendere rol krijgen ? Welke houding zal ons land aannemen tijdens de volgende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ?

Spreker wenst ook dat de minister uitlegt wat hij bedoelt met een « internationale, neutrale strijdmacht ».

De huidige humanitaire toestand in de DRC is dramatisch. Hoe kan onze regering 250.000 vluchtelingen helpen ?

De Belgische minister van Landsverdediging heeft onlangs aangekondigd dat hij van plan was de opleiding te organiseren van een derde bataljon van het Congolese leger. Heeft de ministerraad dat punt onderzocht en goedgekeurd ?

Spreker vraagt wat het standpunt van België zal zijn over de rol van de Rwandese autoriteiten inzake het Internationaal Strafhof.

Tevens meent het lid dat ons land de Congolese autoriteiten sterk onder druk moet blijven zetten opdat ze de cohesie van het leger versterken, het gebrek aan discipline verhelpen en erop toezien dat de soldij betaald wordt.

Spreker besluit en dringt erop aan dat België zich verantwoordelijk gedraagt en erop toeziet dat de DRC internationaal in het centrum van de belangstelling staat.

Mevrouw Arena vraagt hoe de minister op internationaal vlak zal pleiten voor een verbetering van de doeltreffendheid van de MONUSCO. Hoe kan ook de werking van de Conférence Internationale sur la Région des Grands Lacs (CIRGL) verbeterd worden ?

Hoe kunnen de processen van traceerbaarheid verbeterd worden om onder meer de evidente samenhang van de mijnsmokkel en M23 te achterhalen ?

Hoe reageert de Belgische regering op de aankondiging van het uitstel van de vernieuwde samenstelling van de CENI ? Wat is het standpunt over de regering omtrent de gebrekkige werking van Congolese leger en betreffende het instellen van een derde bataljon dat door de minister van Defensie wordt overwogen ? Inzake de heersende straffeloosheid en het proces Chebaya werd ook vastgesteld dat het proces wordt uitgesteld tot na 14 oktober omwille van de top van de Francofonie. Wat is het standpunt van de Belgische regering hierover ?

Welke boodschap zal de Belgische diplomatie overbrengen inzake het wanbeleid van de regering ?

Gelet op deze ongunstige situatie, is het volgens mevrouw Arena niet aangewezen om een uitgebreide Belgische vertegenwoordiging op de top van de Francofonie te hebben

De heer Dallemagne deelt in grote lijnen de vaststellingen over de dramatische toestand in Centraal-Afrika. Hij beklemtoont dat er duidelijke taal moet worden gesproken, want, zo onderstreept hij, onverschilligheid kan dodelijke gevolgen hebben.

Spreker meent dat het optreden van de MONUSCO een totale flop is gebleken. Het mandaat van de MONUSCO, dat uiterst gedetailleerd is gedefinieerd, wordt regelmatig versterkt, zonder dat men daarmee het minste resultaat bereikt, terwijl die strijdmacht 19 000 manschappen telt en reeds 1,4 miljard US-dollars heeft gekost. Er moet definitief een einde worden gemaakt aan wat spreker hypocrisie noemt, want die heeft een dubbel gevolg : de MONUSCO slaagt er niet in de bevolking te beschermen, maar wekt wel de illusie dit te kunnen doen.

De Europese en Afrikaanse Staten moeten zich inzetten voor de bescherming van de bevolking door te zorgen voor een geloofwaardige en efficiënte internationale strijdmacht.

Er zijn bewijzen voor de betrokkenheid van Rwanda in het conflict. Het is dus belangrijk elke twijfel over onze wil om dat gekuip te veroordelen, op te heffen.

Het is beter collectieve sancties te treffen, maar het uitblijven van dergelijke sancties mag ons niet beletten te handelen, onder andere door de begrotingshulp die Rwanda momenteel geniet (30 % van de Belgische ontwikkelingssamenwerking) te schrappen, want die middelen kunnen worden gebruikt om de opstand in Oost-Congo te financieren.

Rwanda is een belangrijk exporteur van grondstoffen. De toename van die uitvoer bewijst dat het gedeeltelijk om rijkdommen gaat die in de DRC gewonnen werden. Het is dus essentieel dat er een systeem wordt opgezet waardoor de grondstoffen kunnen worden getraceerd. De minister moet die zaak bij de VN-Veiligheidsraad aankaarten. Een embargo valt niet uit te sluiten.

Het lid is verheugd dat de DRC het OHADA-verdrag geratificeerd heeft. Wat is de stand van zaken van het verdrag voor de bescherming en de bevordering van investeringen ?

Wat de mensenrechten betreft, werd een akkoord gesloten over een gezamenlijk onderzoek met de Verenigde Naties, nadat er een rapport werd gepubliceerd dat verscheidene mensenrechtenschendingen aan het licht bracht. Wat is de stand van zaken daar ?

De Britse regering sprak geruststellende woorden over het Nationaal Virungapark. De ambassadeur van het Verenigd Koninkrijk in Congo heeft echter verklaard dat de petroleummaatschappij South Africa Congo Oil (Soco) aan de ontwikkeling van het land deelneemt. Tevens heeft president Kabila beloofd dat de UNESCO-regels zouden worden nageleefd, maar dat is duidelijk niet het geval.

Heeft de Belgische regering werkelijk beslist een derde bataljon van het Congolese leger op te leiden ? De heer Dallemagne merkt hierbij op dat de reeds opgeleide bataljons de opmars van de rebellen bij gebrek aan logistieke steun niet hebben kunnen stuiten.

Hoe ver staat men met de hervorming van het verkiezingsproces, die de autoriteiten in de gelegenheid moet stellen de rechten van de bevolking beter te eerbiedigen ?

Ten slotte meent spreker meent dat de vertegenwoordiging van ons land op de Top van de Francofonie in Kinshasa van hoog niveau moet zijn. Niettemin moeten wij erop toezien dat onze aanwezigheid niet wordt geïnterpreteerd als een onvoorwaardelijke steunbetuiging aan het regime. Moeten we bijgevolg niet proberen te bepalen welke resultaten van die top mogen worden verwacht ?

De heer Van der Maelen stelt vast dat ons land alleen staat met zijn standpunt dat het sancties tegen Rwanda nog niet wil overwegen. Hij verwijst onder andere naar het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad en naar het eenparige standpunt van de Europese Unie in deze zaak, iets waar het lid zich over verheugt.

Spreker meent een spanningsveld waar te nemen tussen de minister en de aanwezige parlementsleden. Volgens hem is de houding van de minister tegenover respectievelijk de DRC en Rwanda in verband met het conflict in Noord-Kivu niet evenwichtig genoeg. De situatie verschilt immers sterk tussen beide landen. Terwijl de DRC er niet in slaagt zijn leger correct te laten functioneren om de opstand aan te pakken, is Rwanda een sterke Staat die een zorgvuldig voorbereide strategie volgt. We moeten dus reageren. De MONUSCO zal niet in staat zijn de rebellen, die Rwandese steun blijven genieten, met een militaire aanpak tegen te houden.

Spreker is tevreden over de bemiddelingsinspanningen van België, maar spoort de Belgische overheid aan niet zelfingenomen te zijn : ons politiek gewicht is ontoereikend. In hoeverre zal men op Europees niveau tot een gemeenschappelijk standpunt kunnen komen om te handelen ? Het lid onderstreept dat spoed vereist is en herinnert eraan dat sinds de jaren 1990 ongeveer 5 miljoen mensen het leven verloren hebben. Hij dringt erop aan dat ons land zijn stem in de internationale fora laat horen.

Ten slotte vraagt de heer Van der Maelen of de minister informatie heeft over de heer Eugène Diomi Ndongala, voorzitter van de Démocratique chrétienne, die verdwenen is in de DRC ?

De heer Schoofs stelt vast dat ons land — zoals overigens de meeste Europese landen — elke invloed in centraal Afrika verloren heeft aan grootmachten zoals de Verenigde Staten, Rusland of China. Moeten we niet overwegen onze ontwikkelingssamenwerking in die landen te beëindigen en onze inspanningen voortaan te concentreren op de internationale instanties om hun aandacht op de dramatische toestand in de DRC te vestigen, in plaats van verklaringen zonder gevolgen te blijven afleggen ?

IV. ANTWOORDEN VAN MINISTER

De minister wijst erop dat de Top van de Francofonie niet alleen over Congo gaat, maar een internationale ontmoeting van de Francofonie is, die plaatsvindt in Kinshasa. Ons land zal er als lid van de Organisation Internationale de la Francophonie aan deelnemen en dat geldt ook voor de Fédération Wallonie-Bruxelles.

De minister wenst dat men termijnen vastlegt om tot een oplossing te komen in de DRC, maar we moeten realistisch blijven. De minister wijst er immers op dat ons land geen lid is van het sanctiecomité voor Rwanda van de Verenigde Naties, noch van de Veiligheidsraad en dat zijn invloed in dit dossier dus beperkt is. Men moet trouwens ook goed beseffen dat er door het sanctiecomité nog geen enkele maatregel werd genomen tegen Rwanda.

Over de financiële aspecten van de ontwikkelingshulp aan Rwanda kan worden gedebatteerd. België zal de Europese en internationale consensus in deze zaak volgen.

Wat de DRC en Rwanda betreft, kan ons land zijn humanitaire interventies opvoeren, wat het overigens reeds doet. Wat de militaire samenwerking betreft, kan de opleiding van een nieuw URR-bataljon door België, die voor oktober 2013 gepland is, met enkele maanden worden vervroegd.

De minister begrijpt het gevoel van mislukking dat sommigen hebben ten opzichte van de MONUSCO. Hij meent echter dat de MONUSCO-interventie in Goma tot een gunstig resultaat heeft geleid, dat hij de vluchtelingen die voor de gevechten op de loop waren, heeft geholpen en dat hij in het zuiden van Kivu waarschijnlijk heeft bijgedragen tot de geleidelijke verbetering van de toestand. Momenteel is er bij de landen die contingenten aan de MONUSCO leveren geen politieke wil om verder te gaan dan het beschermen van de bevolking. Zijn logistieke mogelijkheden kunnen op termijn echter worden gebruikt door de neutrale strijdmacht die door het CIRGL wordt vooropgesteld, maar de totstandkoming van die strijdmacht vergt tijd en ze is geen alternatief voor de MONUSCO. Ze zal waarschijnlijk geheel of gedeeltelijk moeten steunen op de MONUSCO, die reeds in het veld aanwezig is. Alle modaliteiten zoals mandaat, financiering, bijdragen van manschappen, instemming van de Veiligheidsraad, coördinatie, commando, enz. moeten nog worden vastgelegd.

De minister heeft in de DRC bij de Congolese autoriteiten enige wil ontwaard om het klimaat te verbeteren (zoals blijkt uit het indienen van de instrumenten ter ratificatie van OHADA), maar de toestand blijft toch diffuus. Wat de landbouw betreft, loopt er een debat over een mogelijke wijziging van de landbouwwet, maar wat dat betreft is er nog niets definitief.

De oppositie en het maatschappelijk middenveld vragen een diepgaande hervorming van de CENI, maar momenteel is nog niet gestemd over de teksten houdende die hervorming. In diezelfde electorale context meldt de minister dat de hervorming van de gerechtelijke autoriteiten evenmin al is goedgekeurd.

Over de verdwijning van Eugène Diomi Ndongala, voorzitter van de « Démocratie chrétienne » kan de minister bevestigen dat hij werd gearresteerd maar hij beschikt nog niet over verdere informatie in verband met de redenen hiervan. Dit wordt van nabij opgevolgd door onze ambassade in Kinshasa.

Het ontwerp van decentralisering van de Congolese Staat omvat immers de opdeling in meer provincies, maar dat is niet erg dringend. Er moeten nu lokale en provinciale verkiezingen worden georganiseerd in de best mogelijke omstandigheden, omdat die verkiezingen het mogelijk maken dat er een nieuwe politieke generatie opstaat en vooral zal zorgen voor de verankering van de democratie op lokaal niveau.

In het ziekenhuis van Panzi, in Bukavu, heeft de minister slachtoffers van seksueel geweld ontmoet. Wanneer men de gelegenheid krijgt die vrouwen in levende lijve te ontmoeten, krijgt men een heel andere indruk van dat drama.

De DRC en Rwanda behoren tot de belangrijkste partners van België inzake ontwikkelingssamenwerking. Door zijn deskundigheid en zijn historische rol wordt ons land door de internationale gemeenschap aangezocht om zijn mening over de problemen van Centraal-Afrika te geven en vooral om dat dossier op de internationale agenda te houden.

De minister meent dat het belangrijk is dat België zich aansluit bij de Europese coördinatie inzake de ontwikkelingshulp aan centraal Afrika, waaronder de DRC en Rwanda.

De minister besluit dat een optreden slechts succesvol kan zijn met de steun van de betreffende landen, vooral door meer regionale coöperatie. Europa zelf was voor de beweging van de Europese eenmaking het toneel van bloedige conflicten en kan dus getuigenis afleggen van de ervaring dat het de eigen conflicten heeft opgelost door een geleidelijke regionale integratie.

De rapporteurs, De voorzitters,
Marie ARENA (S.), Piet DEBRUYN (S.), Juliette BOULET (K.), Georges DALLEMAGNE (K.) Karl VANLOUWE (S.), François-Xavier de DONNEA (K.)