5-1677/3

5-1677/3

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

26 JUNI 2012


Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie


Evocatieprocedure


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 11 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde een gestandaardiseerde informatiefiche betreffende de bekendmaking van de tarieven voor mobiele telefonie in te voeren

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 79 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, teneinde een verplichte bevestiging vanwege de abonnee in te voeren bij elke verlenging op afstand van een overeenkomst inzake telefonie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie met het oog op de invoering van een beperking van de verbrekingsvergoeding in contracten betreffende mobiele spraaktelefoniediensten

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW MAES


INLEIDING

Het optioneel bicameraal wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend op 5 april 2012 (stuk Kamer, nr. 53-2143/1) en op 21 juni aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers met 93 stemmen tegen 26 bij 27 onthoudingen.

Diezelfde dag werd ook het verplicht bicameraal te behandelen wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, eenparig aangenomen door de 146 aanwezige leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Beide ontwerpen werden op 22 juni overgezonden aan de Senaat en op dezelfde dag werd het optioneel bicameraal ontwerp geëvoceerd.

Overeenkomstig artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de behandeling van de ontwerpen aangevat vóór de eindstemming in de Kamer. Ze heeft de ontwerpen besproken op 19 en 26 juni.

De problematiek van consumentenbescherming-mobiele telefonie in de brede zin van het woord maakt eveneens het voorwerp uit van verschillende wetsvoorstellen die in de Commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden worden behandeld.

In het kader van de bespreking van deze voorstellen werd er op 18 mei 2011 een hoorzitting georganiseerd met een aantal vertegenwoordigers uit de sector. Na deze hoorzitting vond op 6 juli 2011 een gedachtewisseling met de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen plaats, de heer Vincent Van Quickenborne. Rode draad van deze vergadering was de vermelding dat in de Ministerraad van 1 juli 2011, het zogenaamde telecompakket, met name het voorontwerp van wet voor de omzetting van de Europese richtlijnen 2009/136 en 2009/140 werd goedgekeurd. Deze vormt de basistekst van de voorliggende ontwerpen.

Gezien de nauwe samenhang werden volgende voorstellen mee in behandeling genomen :

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie met het oog op de invoering van een beperking van de verbrekingsvergoeding in contracten betreffende mobiele spraaktelefoniediensten (van de heer Peter Van Rompuy); nr. 5-1135/1.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 11 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde een gestandaardiseerde informatiefiche betreffende de bekendmaking van de tarieven voor mobiele telefonie in te voeren (van mevrouw Vanessa Matz); nr. 5-507/1.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 79 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, teneinde een verplichte bevestiging vanwege de abonnee in te voeren bij elke verlenging op afstand van een overeenkomst inzake telefonie (van mevrouw Vanessa Matz); nr. 5-530/1.

I. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN

A. Wetsontwerpen nrs. 5-1677/1 en 5-1678/1 : inleidende uiteenzetting door de heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

De herziening van de telecomwetgeving is opgelegd door de Europese Unie. Sedert de jaren 90 is het Europese kader met betrekking tot de elektronische communicatie verscheidene keren herzien met als doel geleidelijk aan meer concurrentie in te voeren in de sector. Een grondige openbare raadpleging, georganiseerd door de organen van de Europese Unie, en het onderzoek van hervormingsvoorstellen van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en diensten door het Europees Parlement en door de Raad, heeft geleid tot de aanneming en publicatie van de richtlijn 2009/136/EG « burgerrechten », die de Universele Diensten richtlijn 2002/22/EG (elektronische communicatie) en de Privacy richtlijn 2002/58/EG heeft aangepast en de richtlijn 2009/140/EG « beter regelgeven », die de Toegangsrichtlijn 2002/19 (elektronische communicatie) en de Machtigingsrichtlijn 2002/20 (elektronische communicatie) en de Kaderrichtlijn 2002/21 (elektronische communicatie) heeft gewijzigd.

Deze twee Europese richtlijnen moesten normaliter in Belgisch recht worden omgezet tegen 25 mei 2011. Uitstel werd vervolgens verleend tot 25 april 2012. De Europese Commissie is ondertussen op de hoogte dat de bespreking van het Europese telecompakket werd aangevat en wellicht voor juli 2012 in de Belgische wetgeving zal zijn opgenomen.

De wetsontwerpen werden door de vorige regering goedgekeurd in tweede lezing op hun laatste Ministerraad van 21 december 2011.

Het formeel advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer werd door de vorige regering echter niet gevraagd. Gezien nogal wat bepalingen van het wetsontwerp specifiek handelen over privacy-gerelateerde bepalingen en de Privacy-Richtlijn 2002/58 werd gewijzigd door de richtlijn 2009/136, werd alsnog het advies van de Privacy-Commissie gevraagd. Het advies van de Commissie is beschikbaar sinds 21 maart 2012. Dit advies is raadpleegbaar op de website van de Privacycommissie : www.privacycommissie.be.

De wetsontwerpen werden, zoals gevraagd, door het Overlegcomité van november 2011 na de tweede lezing opnieuw voorgelegd aan het Overlegcomité. Dit gebeurde tijdens de vergadering van het Overlegcomité van 29 februari 2012, alwaar het werd goedgekeurd.

De wetsontwerpen strekken er voornamelijk toe volgende wetten aan te passen aan de vernieuwde richtlijnen :

— het optioneel bicamerale wetsontwerp nr. 5-1677/1 « houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie » bevat 150 artikelen die volgende wetten aanpassen aan de vernieuwde richtlijnen :

• wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;

• wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij;

• wet van 13 juni 2005 betreffende elektronische communicatie;

• wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming;

• De belangrijkste wijzigingen aan de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, strekken ertoe het BIPT meer armslag te geven in de telecomsector.

In de regeringsverklaring en de beleidsnota Economie staat te lezen :

« Tegenover een geliberaliseerde markt in volle expansie en met meer en meer gevarieerde activiteiten wil de regering, samen met de regulator waarvan de instrumenten, autonomie en onafhankelijkheid zullen worden versterkt, de telecomsector strikt omkaderen. De regulator zal voor een evenwichtige regulering van alle betrokken spelers zorgen. »

Vandaag kan de Ministerraad alle beslissingen van het BIPT schorsen, behalve de beslissingen betreffende de bevoegdheden die in een koninklijk besluit worden opgelijst. Dit koninklijk besluit werd nooit uitgevaardigd.

Voortaan zal het BIPT als regulator duidelijk in volledige onafhankelijkheid kunnen beslissen over deze bevoegdheden, zoals bepaald in de Europese richtlijnen : het betreft alle beslissingen inzake geschillen tussen operatoren en marktregulering ex-ante.

De bevoegde minister zal ook zijn prioriteiten inzake telecommunicatie kunnen meegeven aan BIPT.

In de regeringsverklaring staat eveneens dat « de rol van het BIPT evenals de controle erop door het Parlement zal worden versterkt. »

In het voorliggende wetsontwerp wordt dan ook voorzien dat het Parlement rechtstreeks advies zal kunnen vragen aan het BIPT.

• Wat de wijzigingen aan de wet van 13 juni 2005 betreffende elektronische communicatie betreft, wordt herinnerd aan volgende bepaling van het regeerakkoord : « De consumentenbescherming inzake telecommunicatiediensten verbeteren, de mededinging en transparantie in de telecommunicatiesector verhogen. »

Een aantal krijtlijnen van het bestaande regelgevingskader worden aanzienlijk gewijzigd :

a) Versterking van de maatregelen met betrekking tot consumentenbescherming

Tien belangrijke wijzigingen zijn :

1º de consument zal zonder kosten kunnen opstappen bij elke tariefverhoging van zijn operator (kan vandaag niet bij indexaanpassingen);

2º de consumenten zullen kosteloos hun contract kunnen opzeggen na 6 maanden. Enkel tijdens de eerste 6 maanden van het contract kan de operator een verbrekingsvergoeding vragen, die maximaal het resterende abonnementsgeld voor de resterende periode van 6 maanden kan bedragen;

3º indien de consument bij aanvang van het contract een eindapparatuur van zijn operator heeft gekregen (bv : GSM, I-pad, ...) dient de operator een afschrijvingstabel met maximale duurtijd van 2 jaar bij het contract te voegen. Indien de consument zijn contract voor het verlopen van de afschrijving opzegt, dient hij enkel de restwaarde van de eindapparatuur te vergoeden;

4º Contracten van bepaalde duur zullen niet langer dan 24 maanden mogen duren én de consument kan altijd vragen om het contract te beperken tot 12 maanden;

5º de consument zal bij het afsluiten van zijn contract veel meer en duidelijke informatie moeten krijgen over de betrokken diensten. Zo zal de operator voor al zijn tariefplannen (via winkel en internet) een informatiefiche dienen te maken. Het BIPT bepaalt de inhoud van de informatiefiches;

6º een contract zal niet meer telefonisch kunnen worden afgesloten of verlengd, doch enkel na een schriftelijke bevestiging van de consument;

7º de consument krijgt een kosteloze waarschuwing wanneer hij een bepaald financieel plafond (voor spraaktelefonie) en een plafond voor data (sms, internet) uitgedrukt in hoeveelheid overschrijdt. Standaard zal een financieel plafond worden ingesteld. Dit zal worden bepaald door het BIPT). De consument kan zelf zijn plafonds instellen op basis van een door het BIPT opgestelde lijst;

8º gezien er steeds meer gezamenlijke verkopen worden georganiseerd van verschillende pakketten aan telecomdiensten (vaste telefonie, mobiele telefonie, internet, maar ook tv-diensten) is het belangrijk dat ook de wet van 15 mei 2007 betreffende de bescherming van de consument inzake tv-diensten op een gelijkaardige manier wordt gewijzigd als de telecomwet. Anders zouden consumenten die een telecompakket-contract bezitten, aan verschillende regels onderworpen zijn inzake bijvoorbeeld opzegvoorwaarden. Deze wet werd dienovereenkomstig aangepast om dezelfde consumentenbeschermende maatregelen in te voeren;

9º de werking van de Ethische Commissie inzake Telecommunicatie wordt versterkt. Het is immers heel belangrijk om effectief te kunnen optreden tegen de overtredingen inzake dure telefoonnummers en dure SMS-nummers, waar vooral veel jongeren gebruik van maken. De kosten voor de klacht worden gedragen door de dienstenaanbieder indien hij gesanctioneerd wordt. De Commissie wordt betrokken bij elke reglementaire wijziging inzake selectieve nummerblokkering (het gratis blokkeren van bepaalde nummerblokken op een telefoontoestel voor bijvoorbeeld volwasseninhoud of ontspanning of buitenlandse nummers) en telefoonnummers in het algemeen;

10º Op haar vraag wordt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (de Privacycommissie) betrokken bij alle vast te stellen bepalingen in de telecomwet waarbij mogelijkerwijze persoonlijke gegevens van de gebruiker dienen te worden uitgewisseld (bijvoorbeeld tussen operator en BIPT).

b) Harmonisatie van de maatregelen met betrekking tot economische regulering

Met het nieuwe kader wordt ook een verbetering van de algemene werking van de elektronische communicatiemarkt op Europees vlak beoogd.

Alle innovatie en investeringen zullen worden aangemoedigd.

Nauwere samenwerkingsmechanismen met de Europese instanties, waaronder één nieuwe Europese organisatie, BEREC (het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie), zullen zorgen voor een betere aanpak van situaties van economische machtsposities in deze sector.

c) Vereenvoudiging en uitbreiding van het stelsel van universele dienstverlening

Op termijn en onder sommige voorwaarden strekt de wet ertoe bepaalde universele dienstverleningsverplichtingen lichter te maken, ofwel omdat ze geen bestaansreden meer hebben (telefooncellen), ofwel omdat ze via andere middelen worden uitgevoerd (telefoongidsen en inlichtingendienst). Het systeem van prestaties die als sociaal element van de universele dienstverlening worden verleend, wordt grondig gemoderniseerd.

De arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 6 oktober 2010 (zie de arresten C-389/08 en C-222/08) en het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 januari 2011 (zie arrest nr. 7/2011) hebben tot gevolg gehad dat het mechanisme voor de financiering van de sociale telefoontarieven dat in de wet is vermeld, is vernietigd. Het wetsontwerp brengt de wetgeving in overeenstemming met deze arresten.

Het sociale telefoontarief, waarbij de gerechtigden vandaag kunnen kiezen tussen vaste telefonie en GSM, wordt dan weer uitgebreid naar internet.

d) Grotere efficiëntie in het beheer van de schaarse hulpbronnen

Op het gebied van het beheer van het radiospectrum gelden de neutraliteitsprincipes.

Behoudens uitzondering, zullen alle technologieën en alle diensten kunnen worden gebruikt in alle frequentiebanden.

Tal van personen worden regelmatig thuis opgebeld door verkopers, vaak 's avonds of tijdens het weekend, en wensen niet meer gestoord te worden door deze oproepen die ze als hinderlijk of opdringerig beschouwen. Het publiek heeft verwachtingen in verband met een oplossing voor dit probleem.

Daarom worden in de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming dan ook bepalingen voor het opstellen van een bel-me-niet register ingevoerd. Elkeen die niet telefonisch wil benaderd worden voor commerciële aanbiedingen, kan zich hierop laten inschrijven.

— Het verplicht bicamerale wetsontwerp nr. 5-1678 « tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector », bevat 4 artikelen tot aanpassingen aan de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en geschillenbehandeling met betrekking tot het statuut van de regulator BIPT, onder andere om grensoverschrijdende geschillen te behandelen.

B. Wetsvoorstel nr. 5-1135/1 van de heer Van Rompuy tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie met het oog op de invoering van een beperking van de verbrekingsvergoeding in contracten betreffende mobiele spraaktelefoniediensten

Het wetsvoorstel beoogt het invoeren van een wettelijke beperking met betrekking tot de verbrekingsvergoeding die verschuldigd is door de abonnee wanneer hij zijn contract voor mobiele telefonie voor bepaalde duur vroegtijdig opzegt. De maximale verbrekingsvergoeding wordt vastgesteld op 10 % van het abonnementsgeld dat nog verschuldigd was voor de resterende duur van het contract met een absoluut maximum van 15 euro.

Het instellen van een beperking op dergelijke verbrekingsvergoedingen als bepaald in dit voorstel bevordert de marktwerking binnen de mobiele telefoniesector. Het zorgt ervoor dat de telefonieoperatoren elkaar niet langer zullen beconcurreren op basis van (meestal) weinig transparante promotie-acties en tarieven, maar wel op basis van dienstverlening ten aanzien van de abonnee. Bovendien leidt de voorgestelde maatregel tot een afname van de overmatige schuldenlast.

De Commissie voor de Financiën en Economische Aangelegenheden vroeg over dit wetsvoorstel eerder het advies aan het BIPT (1) . Het BIPT stelde dat « de probleemstelling beschreven in de toelichting van het wetsvoorstel reëel is en de aangehaalde Europeesrechtelijke rechtsgrond inderdaad de basis vormt om een nationale uitvoeringsbepaling op te baseren », en dat « om de door het wetsvoorstel aangestipte problemen aan te pakken, artikel 72 (artikel 74 nieuw) van het voorligde optioneel bicameraal wetsontwerp een meer passende regeling lijkt voor te stellen ».

C. Wetsvoorstel nr. 5-507/1 van mevrouw Matz tot wijziging van artikel 11 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde een gestandaardiseerde informatiefiche betreffende de bekendmaking van de tarieven voor mobiele telefonie in te voeren

Het wetsvoorstel wil de consument de mogelijkheid geven een duidelijke keuze te maken bij het afsluiten van een overeenkomst voor mobiele telefonie. Ondanks de verschillende initiatieven van het BIPT, is er nog niet echt sprake van transparantie op de markt voor mobiele telefonie.

Mevrouw Matz wenst met het wetsvoorstel de transparantie te vergroten door de informatie voor de consument toegankelijker te maken. Daartoe wenst zij het Franse voorbeeld te volgen waarbij de verschillende operatoren een « gestandaardiseerde informatiefiche » ter beschikking stellen van de consument.

Tevens strekt het wetsvoorstel ertoe iedere operator van een mobiel netwerk ertoe te verplichten een gestandaardiseerde informatiefiche bekend te maken voor elke aanbieding. De exacte kenmerken en voorwaarden van die bekendmaking zullen door het BIPT worden vastgesteld aan de hand van het Franse voorbeeld.

D. Wetsvoorstel nr. 5-530/1 van mevrouw Matz tot wijziging van artikel 79 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, teneinde een verplichte bevestiging vanwege de abonnee in te voeren bij elke verlenging op afstand van een overeenkomst inzake telefonie

Om de talrijke betwistingen tussen consumenten en telecomoperatoren te beperken, wil mevrouw Matz met dit wetsvoorstel de verlenging van de overeenkomst ondergeschikt maken aan de terugzending van de naar behoren ondertekende bevestigingsbrief door de consument of iedere andere duurzame drager die de operator te dien einde gestuurd heeft.

Er wordt voorzien in een termijn vóór de inwerkingtreding van de nieuwe bepaling om de operatoren de mogelijkheid te bieden de consumenten correct te informeren over deze nieuwe verplichting.

II. ALGEMENE BESPREKING

Vragen en opmerkingen van de leden

Mevrouw Matz verklaart dat zij verschillende voorstellen over telecommunicatie heeft ingediend (zie stukken Senaat nrs. 5-507, 5-530, 5-583, 5-584 en 5-1069), en dat vele van deze bepalingen in het voorliggende ontwerp zijn overgenomen. Spreekster is echter nog bezorgd over de duur van de overeenkomst. Een overeenkomst mag niet langer dan vierentwintig maanden geldig zijn en de operator moet de mogelijkheid bieden om er een van twaalf maanden af te sluiten, maar het is geen verplichting. Dit lijkt het moeilijkste aspect van de schuldbemiddeling, omdat de consument zich zal binden voor een periode van twee jaar die op een bepaald moment voor hem ondraaglijk kan worden.

Wat de consumentenbescherming betreft, moet ook voldoende aandacht worden besteed aan nummers en sms-berichten met toeslag, want ook wanneer de prijs van sms-berichten en antwoorden erop aangekondigd is, kan de consument snel in een negatieve spiraal terechtkomen. Spreekster stipt aan dat zij in haar wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie teneinde de overeenkomsten inzake mobiele telefonie te reglementeren en de naleving van de consumentenrechten te waarborgen (stuk Senaat, nr. 5-1069/1) voorstelt dat de consument ervoor kan kiezen om al dan niet toegang te hebben tot deze nummers en sms-berichten met toeslag.

Mevrouw Matz stelt ook een gedragscode voor operatoren voor, en haar ideeën daarover zijn gedeeltelijk terug te vinden in het voorliggende ontwerp. Een ethische code werd bij koninklijk besluit van 9 februari 2011 ingesteld. Komt er een evaluatie van deze code ? Zou het niet interessanter zijn om een wetgevend initiatief te nemen ?

Spreekster verheugt zich over de voorgestelde bepalingen, in het bijzonder betreffende het kosteloze opzeggen van de overeenkomst na zes maanden en de schriftelijke bevestiging van tariefwijzigingen en -plannen.

Mevrouw Piryns vindt het positief dat het Europees telecompakket (Richtlijnen 2009/136/EG en 2009/140/EG) eindelijk wordt omgezet en daarbij worden stappen in de goede richting gezet. Volgens spreekster ontbreken er toch een aantal zaken in de voorliggende tekst. De omzetting van de richtlijn was een gedroomde kans om iets te doen aan de prijzen van de telecom- en internetsector en dat is jammer genoeg niet gebeurd. België is nog steeds één van de landen met de hoogste prijzen in Europa wat telecom betreft.

Er is in België een onafhankelijke regulator die de belangenbeheerder moet zijn van de consumenten en de rol van de regulator wordt afgezwakt in dit wetsontwerp, wat te betreuren valt.

Een concreet voorbeeld is het geval van de marketinglijst waarop mensen ongevraagd terechtkomen. De regering kiest nu voor een systeem waarbij de klant expliciet moet vragen om van deze lijst te worden geschrapt. Spreekster pleit voor een omgekeerd systeem, waarbij de klant zich op een lijst zou moeten inschrijven indien hij graag reclame zou ontvangen. De lijst wordt nu beheerd door de Belgian Direct Marketing Association en men kan zich de vraag stellen of dat wel het juiste orgaan is. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft daarom geadviseerd dat register niet te laten bijhouden door de Belgian Direct Marketing Association. Spreekster is voorstander om een opt-in lijst te laten bijhouden door het BIPT en zal daarover een amendement indienen.

De heer Laaouej is verheugd over de vooruitgang die met het ontwerp wordt geboekt. De regulator wordt versterkt, de infrastructuur wordt meer gedeeld en de consument wordt beter beschermd. De universele dienstverlening wordt ook aangepast en zelfs uitgebreid, maar men zal er wel op moeten toezien dat de nieuwe regelgeving een tariefverlaging met zich meebrengt.

Hoewel het makkelijker is om van telecomoperator te veranderen dan van energieleverancier, heeft de consument er alle belang bij dat deze overstap nog gemakkelijker wordt. Volgens spreker wordt de transparantie van het aanbod verbeterd dankzij de informatiefiches en wordt de universele dienstverlening uitgebreid tot het internet. Hoewel de technologische neutraliteit bij wet is vastgesteld, blijft dit een gevoelig onderwerp. De waarschuwing voor het risico op een te hoge factuur moet helpen om buitensporige schuldenlast tegen te gaan. Volgens spreker betekent dit allemaal een vooruitgang, maar is het slechts een stap. Wij mogen niet vergeten dat de toegang tot dergelijke commerciële diensten democratischer moet worden, dat een buitensporige schuldenlast moet worden voorkomen en dat we moeten streven naar een universele dienstverlening in deze domeinen.

Mevrouw Maes heeft een aantal vragen over het voorliggende wetsontwerp nr. 5-1677/1. Zo lijkt de onafhankelijkheid van het BIPT onvoldoende aan bod te komen. Klopt het dat de Ministerraad beslissingen van het BIPT kan schorsen ? Hoe gebeurt de selectie en rekrutering van het personeel van het BIPT ?

Daarnaast lijkt de feedback naar de consument vatbaar voor verbetering. Personen die inbreuken van operatoren opmerken, zien wel dat het BIPT boetes kan opleggen maar daar blijft het bij.

Sociale tarieven klinken zeer sociaal, maar maken de algemene diensten voor de andere gebruikers duurder. Spreekster vraagt zich af of het gebruik van prepaid-kaarten geen beter en goedkoper alternatief zou bieden.

Spelers zoals Facebook, Google, Skype en anderen gebruiken de infrastructuur zonder er in te moeten investeren. Hoe staat de minister daar tegenover ?

Antwoord van de heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

De minister legt uit dat de duur van de overeenkomsten geen echt probleem meer is, omdat de klant na zes maanden de overeenkomst kosteloos kan verbreken. Contracten van twaalf en vierentwintig maanden moeten worden gezien als een bijkomende bescherming : de consument kan zijn tariefplan tijdens deze periode behouden, ook wanneer de prijzen stijgen, en hij blijft de mogelijkheid hebben om na zes maanden kosteloos over te stappen naar een andere operator.

De ethische commissie is nu operationeel en eind 2012 zullen haar werkzaamheden worden geëvalueerd. Het zou interessant zijn dat de Commissie voor de Financiën en Economische Aangelegenheden de voorzitter van de ethische commissie uitnodigt na het verschijnen van het jaarverslag.

De minister is het niet eens met de stelling dat er een kans gemist werd om de prijzen te reglementeren, want die kans was er gewoonweg niet. De Europese reglementering bepaalt dat men een prijzenbeleid kan voeren op voorwaarde van uitzonderlijke omstandigheden die moeten worden aangetoond. Het is evident dat als men nu prijzen zou reglementeren, zonder te beschikken over een gedetailleerde en door een onafhankelijk orgaan gemaakte studie, er onmiddellijk grote juridische moeilijkheden zouden opduiken. Daarom heeft de minister gevraagd aan het BIPT om een studie uit te werken waarbij ze mobilofonie, sms-diensten, internet en internet over mobilofonie zowel voor gezinnen als voor bedrijven zouden vergelijken met de omringende landen. Op basis van een objectieve studie kan men dan nagaan waar de problemen zich situeren. Deze studie kan dan een basis zijn om eventuele maatregelen te nemen die ten opzichte van de Europese Unie kunnen worden gemotiveerd. Maatregelen treffen zonder een dergelijke studie, zou onverantwoord zijn. Daarnaast denkt de minister dat het wel eens zou kunnen dat de studie uitwijst dat de problemen zich niet bevinden waar men denkt dat ze zich bevinden. Er wordt altijd aan de particulieren gedacht, maar men mag zeker de bedrijven niet vergeten. De reflectie rond de prijzen is dus ingezet op de meest correcte manier en het BIPT heeft zich geëngageerd om de resultaten van de studie voor eind september of begin oktober voor te stellen.

Er werd gezegd dat de autonomie van het BIPT wordt beperkt, maar de minister is het daar niet mee eens. Op basis van artikel 15 van de bestaande wet kan de regering elke beslissing van het BIPT schorsen, behoudens de uitzonderingen die bij koninklijk besluit zijn voorzien, maar er is nooit een koninklijk besluit uitgevaardigd. Het voorgestelde artikel 15 bevat een bepaling die zegt dat die schorsing door de regering niet meer kan wanneer het een beslissing betreft inzake economische regulering of discussies tussen operatoren. De terminologie die is opgenomen in het wetsontwerp is identiek aan de terminologie van de richtlijn. Het is wel zo dat er voorzien is dat de minister prioriteiten kan aangeven. Er bestaat wat discussie rond dit onderwerp, maar de minister herinnert aan het advies van de Raad van State dat wees op een ernstig democratisch probleem wanneer het gaat om reglementering door een onafhankelijke regulator volgens eigen prioriteit en het geen uitvoering van een Europese verplichting betreft. De regulator neemt op deze manier een beleidsprioriteit zonder dat het parlement of de regering daar iets op kan zeggen.(zie advies van de Raad van State, nr. 50.003/4 van 4 september 2011 — stuk Kamer nr. 53-2143/1, blz. 173 e.v.)

Wat de marketinglijsten betreft, wijst de minister op het feit dat opteren voor een opt-in in plaats van een opt-out een groot economisch effect zou hebben. De hele direct marketing-sector zou daarmee worden lamgelegd. De keuze is gemaakt om te voorzien dat mensen die niet willen opgebeld worden voor reclame zich kunnen melden om op een lijst te staan. Daarnaast bestaat nog steeds de mogelijkheid om gratis een geheim nummer aan te vragen.

Spreker is het ermee eens dat dit een eerste stap is, en wat hem betreft moet er vooral op het vlak van de prijzen een vervolg komen. Zoals gezegd zal de prijzenkwestie behandeld worden op basis van een studie die bij het BIPT besteld is. Een andere essentiële stap is het opstarten van de bespreking van de tarieven en het aantal tarieven. De minister meent dat de tarievenstructuren zo ingewikkeld zijn dat slechts 5 % van de bevolking na een half uur analyse met zekerheid kan vaststellen welk tarief voor hem het beste is.

De rekrutering van het personeel van het BIPT gebeurt via Selor. De regering bepaalt nog steeds de begroting en het statuut van het BIPT omdat er anders een grote kans zou bestaan dat een orgaan dat autonoom is en alles zelf bepaalt, de prijs voor de sector gaat opdrijven en veel groter zal worden als vandaag. Een belangrijk principe van de scheiding der machten is dat iedereen door iedereen gecontroleerd wordt en wanneer een autonoom orgaan op het vlak van begroting wordt gecontroleerd door de regering, is dat zeker niet slecht.

Wat de sociale tarieven betreft, oordeelt de minister dat mevrouw Maes in theorie gelijk heeft. In een wereld waar elke consument van alles op de hoogte zou zijn, heeft men geen sociaal tarief nodig want dan zal er wel een operator zijn die het goedkoopste tarief aanbiedt aan die bepaalde groep. Jammer genoeg zit de wereld zo niet in elkaar en zorgt de « onzichtbare hand » niet voor een perfect werkende markt. Het valt ook op dat veel consumenten niet weten dat ze recht hebben op een sociaal tarief.

Wanneer er gesproken wordt over Google, Facebook enz. is dat eigenlijk de discussie over de netneutraliteit. Die discussie zal binnenkort worden aangevat. Hoe gaat men om met grote operatoren en de netwerken ? Wie betaalt er daarvoor ? Wat kan er opgelegd worden ? Er is momenteel al een debat aan de gang op Europees niveau en het onderwerp zal ook bij ons in het parlement besproken worden. Volgens de minister zal wel moeten worden gezocht naar een moeilijk te vinden evenwicht.

Replieken

Mevrouw Piryns heeft begrip voor het feit dat er gewacht wordt op de studie van het BIPT en dat het nodig is om over deze studie te beschikken om de prijzen aan te pakken.

Mevrouw Matz begrijpt nu de beschermende bedoeling van het stelsel van overeenkomsten van twaalf of vierentwintig maanden en vindt inderdaad dat als de consument zijn operator na zes maanden kosteloos kan verlaten, dit een belangrijke stap vooruit is.

Spreekster vraagt zich af waarom de mogelijkheid om toegang te weigeren tot sms-berichten en nummers met toeslag niet is opgenomen in een wetsbepaling, nu het ethisch comité werkt en dossiers hierover krijgt voorgelegd.

Spreekster verwijst naar haar wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie teneinde overmatige schuldenlast als gevolg van schulden door gsm-gebruik te bestrijden (stuk Senaat, nr. 5-583), dat bepaalt dat een overeenkomst wordt geschorst indien over een periode van één jaar twee opeenvolgende facturen niet worden betaald. Het gaat om een preventieve maatregel om te beletten dat operatoren de zaak laten verrotten.

Wat de sms-berichten en nummers met toeslag betreft, antwoordt de minister dat er volgens hem reeds een bepaling bestaat die het mogelijk maakt ze te weigeren.

Adviezen werden gevraagd aan het BIPT en de FOD Economie. Op basis van deze adviezen zal de commissie de bespreking over het wetsvoorstel later kunnen verderzetten.

III. BESPREKING VAN DE ARTIKELEN

A. Wetsontwerp nr. 5-1677/1 houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (artikel 78 van de Grondwet)

1. Bespreking van de amendementen

Artikel 4

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 1677/2) dat ertoe strekt de schorsingsbevoegdheid van de Ministerraad ten aanzien van een beslissing van het BIPT te doen vervallen. Voor haar amendement verwijst de indienster ook naar de eerdere opmerkingen van de Raad van State.

De minister refereert naar het antwoord dat hij hierover in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft verstrekt (Zie Stuk Kamer, 53 2143/6, blz. 22). Hij merkt op dat de Raad van State in zijn advies nr. 50.003/4 van 4 september 2011 juist bezwaar heeft geuit tegen de afschaffing van de schorsingsbevoegdheid, zoals die in het oorspronkelijke wetsontwerp werd bepaald. Spreker vraagt dan ook om het amendement niet te aanvaarden.

Artikel 6/1 (nieuw)

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt de bijzondere opdrachthouder, die het resultaat is van een politiek compromis, af te schaffen. Daarbij is het de bedoeling om de onafhankelijkheid van de instelling te vergroten.

De minister antwoordt dat de bepaling over de bijzondere opdrachthouders niet elegant is, maar dat ze wel bestaat. Het komt erop aan de aangegane overeenkomst te blijven nakomen.

Artikel 10/1

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 3 in (stuk Senaat, 5-1677/2) dat beoogt de autonomie van het BIPT op het vlak van aanwerving te vergroten en de vastlegging van het personeelskader van het BIPT door het BIPT zelf te laten gebeuren.

De minister vindt het belangrijk dat de politieke verantwoordelijkheid voor de omvang van de middelen bij het Parlement blijft. Hij vraagt daarom het amendement niet te aanvaarden.

Artikel 10/2

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt de jaarlijkse overheveling van het overschot van het werkingsbudget van het BIPT naar de schatkist te doen vervallen. Immers, deze overheveling houdt een verdoken belasting op telecom in en vergelijkbare belastingen in andere landen zijn door de Europese Commissie bij het Hof van Justitie bestreden.

Ook hier is de minister van oordeel dat de eindverantwoordelijkheid bij het Parlement berust.

Artikel 47 en artikel 47/1 (nieuw)

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt de artikelen 70 tot en met 73 te doen vervallen, inclusief de opschriften en tussentitels. Mevrouw Maes verwijst naar haar schriftelijke verantwoording.

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt artikel 71 van diezelfde wet te vervangen. Immers, het amendement waarborgt, in geval van behoud van het geografische aspect van de universele dienst, een aanbod per locatie zodat de concurrentie beter kan spelen.

Wat de voorgestelde amendementen nrs. 5 en 6 betreft, antwoordt de minister dat duidelijk wordt vermeld dat het BIPT de universele dienstverlening moet evalueren. Deze moet niet worden vergroot en in geval van alternatieven ten opzichte van een vaste glasvezelkabel kunnen deze zeker dienstig zijn.

Artikel 50

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 7 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt het verplicht opgelegd sociaal tarief te doen vervallen omdat die verplichting nefast zou kunnen zijn voor de bedoelde categorieën van begunstigden, alsook voor de andere begunstigden. Mevrouw Maes verwijst vervolgens naar haar tussenkomst tijdens de algemene bespreking.

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 8 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 74 telkens het woord « elektronische-telecommunicatiediensten » te vervangen door het woord « telefoondiensten ». Spreekster geeft aan dat de invoering van een sociaal tarief op breedband niet alleen tegenstrijdig is met de richtlijn, zoals het uitvoerig werd gemotiveerd door de Raad van State, maar dat het tevens disproportioneel is gezien de beperkte mobiliteit van de doelgroep en het bestaan van goedkopere alternatieven op de markt.

De minister verklaart van mening te zijn dat artikel 9, derde lid, van de universele dienstenrichtlijn een sociaal tarief toelaat en dat het ook inhoudelijk een goede zaak is. Verder wijst de minister erop dat dit debat al eens werd gevoerd namelijk toen ook voor de mobiele telefonie een sociaal tarief werd voorzien. Echter, ook in deze materie zal het Europees Hof van Justitie het laatste woord hebben en een definitief oordeel vellen.

Wat de « elektronische communicatiediensten » betreft, verwijst de minister opnieuw naar artikel 9, derde lid, van de universele dienstenrichtlijn. Hij vraagt dan ook om het amendement niet te aanvaarden.

Artikel 51/1 (nieuw)

De dames Stevens en Maes dienen een amendement nr. 9 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt in dezelfde wet een nieuw artikel 74/2 in te voegen dat de universele dienstverlening betreft. Immers, voorliggend amendement beoogt een gelijkwaardige toegang tot de universele dienstverlening voor doven en slechthorenden, laryngectomie- en tracheotomiepatiënten door de oprichting van een « relay service ». Zij hebben immers geen boodschap aan goedkope of sociale tarieven vermits het voor hen even onmogelijk blijft om op dezelfde flexibele, interactieve en soepele manier met andere mensen een telefonisch gesprek te voeren. Slechts via een « relay service » kunnen deze groepen op een volwaardige manier, in real time en interactief communiceren met andere mensen met behulp van tolken/vertalers die getypte teksten en/of gebaren omzetten in gesproken taal en vice versa. Hierbij moet steeds rekening worden gehouden met de snel evoluerende technische vooruitgang op het vlak van elektronische communicatiediensten.

Zulk een « relay service » moet aan strenge kwaliteitsstandaarden voldoen en voldoende capaciteit hebben ten einde alle oproepen binnen de kortst mogelijke tijd te kunnen beantwoorden. Tevens moet de aanbieder van de « relay service » de technologische evolutie op de voet volgen en deze integreren in de werking van de « relay service ».

Mevrouw Stevens verklaart vervolgens dat ze voorstelt om de uitvoering van deze dienst toe te wijzen via een openbare aanbesteding en dat ze voorstelt om de financiering ervan via een fonds, gespijsd door een kleine maandelijkse toeslag op alle abonnementen op elektronische communicatiediensten in België, te laten gebeuren.

Spreekster stelt dat er reeds heel wat buitenlandse voorbeelden, namelijk Groot-Brittannië, Zweden, Finland, Verenigde Staten, enz. aangeven dat dergelijke dienst zeer goed werkt op voorwaarde dat er een duidelijk regelgevend kader bestaat. Aangezien dergelijk kader in België nog steeds ontbreekt, wordt deze « relay service », een zeer belangrijk element van de universele dienstverlening, hier nog altijd niet aangeboden. Het is net deze dienst die een heel belangrijk verschil maakt voor doven en slechthorenden, laryngectomie- en tracheotomiepatiënten. Zo zouden ze dan bijvoorbeeld ook de nooddiensten op dezelfde manier kunnen bereiken als andere mensen. Momenteel is dat nog onmogelijk.

Mevrouw Matz verklaart dat, in de Senaat, op 6 mei 2010 het wetsontwerp betreffende de noodoproepen werd goedgekeurd (stuk Senaat, nr. 4-410/5). Via goedkeuring van een amendement werd de mogelijkheid gecreëerd dat doven en slechthorenden de nooddiensten kunnen bereiken via een SMS-systeem.

Mevrouw Stevens bevestigt de opmerking van mevrouw Matz. Echter, deze bepaling gaat enkel over de nooddiensten, terwijl haar voorgestelde amendement veel breder is en de telecommunicatie in haar geheel viseert.

De minister verklaart dat, via een generieke bepaling, het BIPT bij wet wordt gevraagd om een concrete oplossing te bieden voor het hierboven geschetste probleem. De minister neemt daarbij acte van het warme en uitgebreide pleidooi van mevrouw Stevens voor één specifieke technologie en hij zal voorliggende, gedetailleerde tekst ook overmaken aan het BIPT. Wanneer het BIPT dan zijn voorstel formuleert, zal het beoordeeld worden zoals alle andere voorstellen.

Mevrouw Stevens repliceert dat het BIPT reeds jarenlang met de federatie van doven en slechthorenden aan het overleggen is en dat de federatie daarbij van het kastje naar de muur wordt gestuurd en er helemaal geen vooruitgang is in het dossier. Spreekster verklaart teleurgesteld te zijn over het antwoord van de sp.a-minister. Deze partij zou immers bij uitstek de kleine man, en dan zeker de kleine man die in de problemen zit, moeten verdedigen. Reeds jarenlang bestaat dit probleem, reeds jarenlang had dit door de sp.a kunnen worden opgelost. Tot nu toe heeft de partij dit steeds verzaakt.

Daarbij is het de politiek die het kader moet bepalen en tot zolang dat niet is gebeurd, zal er helemaal niets gebeuren. Het wordt dus dringend tijd dat én de regering én het Parlement hun verantwoordelijkheid nemen in dit dossier opdat ook doven, slechthorenden en mensen zonder stem eindelijk op een fatsoenlijke manier gelijkwaardig worden behandeld en gelijkwaardig kunnen genieten van alle voordelen die de telecom te bieden heeft. Indien andere landen dit kunnen toepassen, dan moeten wij dat ook.

Kan de minister tot slot aan de doelgroepen uitleggen dat ze nog lang zullen moeten wachten op de toepassing van de technologie ?

Artikel 52

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 10 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt de afdeling 4 van hoofdstuk 1 van titel 4 met inbegrip van de artikelen 75 tot en met 78 te doen vervallen. Hierdoor vervalt de verplichting tot het aanbieden van openbare betaaltelefoons en andere toegangspunten voor openbare spraaktelefoniediensten. Mevrouw Maes argumenteert dat volgens recente cijfers spraaktelefonie op ruime schaal beschikbaar is, waardoor er geen reden is om een minimum aantal verplicht te behouden telefooncellen op te leggen.

De minister is er eveneens van overtuigd dat het aantal openbare telefooncellen moet dalen. Dit kan slechts gebeuren op voorstel van het BIPT.

Artikel 53

De dames Stevens en Maes dienen een amendement nr. 11 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt in artikel 75, 2º, b) een « , » in te voegen tussen de woorden « geografische spreiding » en « het aantal openbare telefoons ». Mevrouw Stevens licht toe dat dit leesteken de leesbaarheid bevordert en dat het conform de Franstalige versie is.

De voorzitter verklaart dat voorgestelde wijziging eigenlijk een tekstcorrectie is en dat de tekst als dusdanig zal worden aangepast.

De dames Stevens en Maes trekken vervolgens hun amendement in.

Artikel 58

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 12 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt artikel 86 aan te vullen zodat de Koning de modaliteiten inzake de werkwijze, verdeling en eventuele afschaffing van de universele telefoongids kan bepalen.

De minister ontkent dat de telefoongidsen niet kunnen worden afgeschaft zonder wetswijziging. Immers, het BIPT kan beslissen dat deze gidsen geen onderdeel meer zijn van de universele dienstverlening waarna de regering op dit advies kan ingaan. Spreker vraagt dan ook om het amendement niet te aanvaarden.

Artikel 111

De dames Maes en Stevens dienen een amendement nr. 13 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt de regeling met betrekking tot het sociaal internettarief, dat strijdig is met het Europees recht, uit het ontwerp weg te laten.

De minister stelt dat voorzien werd dat het BIPT ter zake een voorstel formuleert. Dat voorstel kan inderdaad inhouden dat het sociaal internettarief wordt afgeschaft.

Artikel 125

Mevrouw Piryns dient een amendement nr. 14 in (stuk Senaat, nr. 5-1677/2) dat ertoe strekt de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de informatiemaatschappij aan te vullen met bepalingen inzake direct marketing via telefoondiensten. Met het amendement wordt de tegenovergestelde logica voorgesteld dan diegene van de regering. Het overbrengen van ongevraagde communicatie met het oog op direct marketing is alleen toegestaan voor abonnees die ingeschreven zijn in een in § 3 bepaald register. Consumentenbescherming komt op die manier op de eerste plaats.

De minister zegt dat de voorgestelde bepalingen juist zijn ingegeven vanuit het economische argument.

2. Bespreking van het advies van de dienst wetsevaluatie

Artikel 24

Advies van de dienst wetsevaluatie

Volgens het ontworpen artikel 18, § 1/4, laatste lid, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie neemt het Instituut alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de resterende gebruiksrechten en spectrumtoewijzingen die « op de dag van de inwerkingtreding van deze wet » bestonden, voldoen aan de paragrafen 1/1 en 1/2.

Met deze formulering gaat het om de rechten en toewijzingen die bestonden op de dag van de inwerkingtreding van de wet van 13 juni 2005, te weten 23 juni 2005. Is dat de bedoeling van de wetgever ?

Moet het niet veeleer gaan om « de dag van de inwerkingtreding van de wet van ... houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie », met andere woorden de inwerkingtreding van het voorliggende wetsontwerp ? Dat lijkt alvast beter aan te sluiten bij artikel 9bis.2. van de richtlijn 2002/21, dat luidt als volgt :

« 2. Na de in lid 1 bedoelde periode van vijf jaar nemen de lidstaten alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat alle resterende algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten en spectrumtoewijzingen voor elektronische communicatiediensten die op 25 mei 2011 bestonden, voldoen aan het bepaalde in artikel 9, leden 3 en 4. »

Anderzijds is voorzichtigheid geboden bij een verwijzing naar de dag van de inwerkingtreding van het voorliggende wetsontwerp, aangezien dit ingevolge Hoofdstuk 8 op verschillende ogenblikken in werking zal treden. Desgewenst kan men bepalen : « op de dag van de inwerkingtreding van artikel 24 van de wet van ... houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie. »

Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

De notie « inwerkingtreding van deze wet » heeft inderdaad geen zin.

In het voorontwerp van wet stond overal een verwijzing naar de inwerkingtreding van de wet. De Raad van State stelde in zijn advies dat dit op twee plaatsen in de tekst, zoals in artikel 9bis Kaderrichtlijn, 25 mei 2011 moest zijn. Dit werd aangepast en ook nog op een 3e plaats in het wetsontwerp. Maar de verwijzing in artikel 18, § 1/4, laatste lid, moest daarmee eigenlijk nog in overeenstemming worden gebracht. Als men als uitgangspunt voor de overgangstermijn de datum van inwerkingtreding van de richtlijn zou nemen, kan dit niet op het einde plots toch de wet zijn. Op die manier zou men een vacuüm hebben tussen 25 mei 2011 en de inwerkingtreding van de wet, want voor rechten verleend gedurende die tijd, kunnen geen aanvragen tot herziening gedaan worden (dit kan alleen voor rechten van voor 25 mei 2011) en moet het Instituut ook niet zelf de resterende rechten in overeenstemming brengen (pas voor rechten vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet).

Dus moeten in het laatste lid van artikel 18, § 1/4, de woorden « de dag van de inwerkingtreding van deze wet » vervangen worden door de woorden « 25 mei 2011 ». Dit komt overeen met artikel 9bis, 2., eerste alinea van de Kaderrichtlijn. Op die manier geldt overal de datum van de richtlijn.

Artikel 37

Advies van de dienst Wetsevaluatie

In het ontworpen artikel 56, § 2, is sprake van « een aanmerkelijke marktmacht ». Wordt dit niet beter vervangen door « een sterke machtspositie », zoals elders in de wet van 13 juni 2005 ?

Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

« Aanmerkelijke marktmacht » is de term die gebruikt wordt door de Europese richtlijnen (zie kaderrichtlijn, art. 14), door de Commissie in zijn richtlijnen en door OPTA in zijn marktanalyses. De daarbij horende afkorting is AAM. Dit is dus de officiële uitdrukking.

« Sterke machtspositie » is een uitdrukking die gebruikt werd in zowel Nederland als België en ook door Europese instanties, zoals het Gerecht van eerste aanleg en zelfs de Europese Commissie (zie bijvoorbeeld perscommuniqué IP/11/622).

Beide termen zijn dus mogelijk waarop de commissie de voorkeur geeft aan de woorden « sterke machtspositie ».

Artikel 58

Advies van de dienst Wetsevaluatie

Volgens de ontworpen § 2, kan de Koning besluiten ervan af te zien « de verplichtingen in § 1 » op te leggen. Paragraaf 1 bevat echter geen verplichtingen.

Franse tekst : « par arrêté royal »

Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

De universele dienst wordt gedefinieerd in artikel 2, 48/2, van de wet van 13 juni 2005 (ingevoegd bij artikel 14, 24 van het wetsontwerp) als een minimumpakket van diensten. De dienstverlening met betrekking tot dat pakket is een verplichting voor de aangewezen operatoren. Nu onmiddellijk geldt die verplichting voor wat de andere elementen dan het sociale element betreft enkel voor Belgacom (artikel 150 van het wetsontwerp).

Dezelfde logica wordt gevolgd voor de artikelen 53 (wijziging van artikel 75 van de wet van 13 juni 2005) en 56 (wijziging van artikel 79 van de wet van 13 juni 2005).

Artikel 60

Advies van de dienst Wetsevaluatie

1. Na de wetswijziging moet het Instituut uiterlijk op 1 december (en dus niet langer 1 november) van het kalenderjaar dat op het beschouwde jaar volgt, de nettokosten van elke betrokken aanbieder berekenen.

Anderzijds bepaalt artikel 102 van de wet dat het Instituut uiterlijk op 30 november van het kalenderjaar dat op het beschouwde jaar volgt, voor elke betrokken aanbieder het bedrag berekent dat hem door het fonds moet worden uitbetaald.

Kloppen de termijnen nog ?

2. Moet in het huidige artikel 100, laatste lid, het voorbehoud voor het sociale element niet wegvallen zoals zulks het geval is in artikel 101 (artikel 61 van het wetsontwerp) ?

Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

1. Artikel 100 gaat over de berekening van de kostprijs van de universele dienst.

Aldus moet de aanbieder tegen 1 augustus (vroegere versie tegen 1 september) na het beschouwde jaar aan het Instituut de berekening bekendmaken van de kostenraming van de universele dienst. De aanbieder moet met ander woorden tegen 1 augustus 2013 zijn raming voor het jaar 2012 meedelen.

Uiterlijk op 1 december na het beschouwde jaar (vroegere versie op 1 november), berekent het Instituut de nettokosten van de aanbieder. Het Instituut moet met andere woorden uiterlijk op 1 december 2013 de nettokosten van de universele dienst voor het jaar 2012 bekendmaken.

Artikel 102 gaat over de berekening van de vergoeding die verschuldigd is aan de operator waarvan de nettokosten werden berekend.

Uiterlijk op 30 november na het beschouwde jaar moet het Instituut de som van de vergoeding berekenen en bekendmaken die het fonds verschuldigd is aan de aanbieder waarvan de nettokosten berekend werden. Het Instituut moet met andere woorden uiterlijk op 30 november 2013 het bedrag bekendmaken van de vergoeding die het fonds moet uitkeren aan de aanbieder die in 2012 diensten heeft verleend.

Eigenlijk zal het Instituut tegelijk het bedrag berekenen van de nettokosten en van de vergoedingen die eventueel moeten worden uitgekeerd aan de aanbieders ter compensatie van die nettokosten. In de nieuwe versie van artikel 100 wordt de formulering « uiterlijk op 1 december » gebruikt en dat is geen beletsel voor de correcte toepassing van artikel 102, aangezien het Instituut in eenzelfde document, bijvoorbeeld op 25 november, het bedrag van de nettokosten en het bedrag van de vergoedingen die eventueel aan de aanbieders verschuldigd zijn, kan bekendmaken.

2. Neen, men mag in artikel 100 het voorbehoud voor het sociale element niet laten vallen, zoals men dat in artikel 101 doet.

Het nieuwe artikel 74/1 van de wet betreffende elektronische communicatie organiseert een speciale procedure voor de berekening van de nettokosten van de sociale tarieven. Het is dus logisch te vermelden dat de « algemene » berekeningsprocedure waarin artikel 100 voorziet, niet geldt voor de sociale tarieven.

Dat artikel 74/1 vermeldt echter niet dat het fonds voor de universele dienstverlening de dienstverlener een vergoeding verschuldigd is. Er moet daartoe dus een juridische basis worden geschapen voor de sociale tarieven. Door de uitzondering waarin artikel 101 voordien voorzag op te heffen, brengt men die juridische basis tot stand, aangezien nu bepaald wordt dat het fonds ook voor die dienstverlening een vergoeding moet uitkeren.

Artikel 82

Advies van de dienst wetsevaluatie

Volgens het wetsontwerp zal de bestaande tekst van artikel 115 het eerste lid vormen. Het huidige artikel 115 bevat evenwel twee leden, waarbij het eerste lid een opsomming bevat. Het is niet duidelijk hoe die twee leden één lid kunnen vormen.

Het ontwerp zou wellicht beter bepalen dat het eerste lid wordt gewijzigd en dat het artikel wordt aangevuld met drie leden.

Antwoord van de vice-eersteminister van Economie, Consumenten en Noordzee

In artikel 82 moet men de woorden « 1º de bestaande tekst zal het eerste lid vormen; » doen vervallen.

Het 2º wordt het 1º en het 3º wordt het 2º.

Artikel 96

Advies van de dienst wetsevaluatie

1. Het artikel moet wellicht worden ingevoegd in afdeling 3 en niet in afdeling 2.

2. Het zou overigens eenvoudiger zijn het huidige artikel 135 te vervangen door het ontworpen artikel 135/1 (dit vergt evenwel een amendering van de tekst).

Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

1. Akkoord.

2. Niet akkoord.

B. Wetsontwerp nr. 5-1678/1 tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (artikel 77 van de Grondwet)

Dit wetsontwerp gaf geen aanleiding tot verdere bespreking in commissie.

IV. STEMMINGEN

A. Wetsontwerp nr. 5-1677/1 houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (artikel 78 van de Grondwet)

De amendementen nrs. 1 tot en met 10 worden verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem. Amendement nr. 11 werd ingetrokken. De amendementen nrs. 12 en 13 worden eveneens verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem. Amendement nr. 14 wordt eenparig verworpen door de 10 aanwezige leden.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem.

Ten gevolge de aanneming van het wetsontwerp, vervallen de voorstellen nrs. 5-507/1, 5-530/1 en 5-1135/1.

B. Wetsontwerp nr. 5-1678/1 tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (artikel 77 van de Grondwet)

De artikelen 1 tot en met 4, alsmede het wetsontwerp in zijn geheel, worden achtereenvolgens eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag aan de plenaire vergadering.

De rapporteur, De voorzitter,
Lieve MAES. Ludo SANNEN.

A. Behoudens de hieronder weergegeven tekstcorrecties, is de door de commissie aangenomen tekst van het wetsontwerpnr. 5-1677/1 houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (artikel 78 van de Grondwet) dezelfde als de tekst aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stuk Kamer nr. 53-2143/10) :

Artikel 24

In het ontworpen artikel 18,§ 1/4, laatste lid, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in de Nederlandse tekst, tussen het woord « lid » en het woord « neemt » een « , » invoegen;

2º de woorden « de dag van de inwerkingtreding van deze wet » vervangen door de woorden « 25 mei 2011 »;

Artikel 37

In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 56,§ 2, de woorden « aanmerkelijke marktmacht » vervangen door de woorden « sterke machtspositie »;

Artikel 53

In de Nederlandse tekst van het 2º, b), tussen het woord « spreiding » en de woorden « het aantal », een « , » invoegen;

Artikel 58

In de Franse tekst van het ontworpen artikel 86, § 2, het woord « royal » schrappen;

Artikel 82

De woorden « 1º de bestaande tekst zal het eerste lid vormen » schrappen; het « 2º » vervangen door het « 1º » en het « 3º » vervangen door het « 2º »;

Artikel 96

De woorden « afdeling 2 » vervangen door de woorden « afdeling 3 ».

B. De door commissie aangenomen tekst van het wetsontwerp nr. 5-1678/1 tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (artikel 77 van de Grondwet) is dezelfde als de tekst aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stuk Kamer nr. 53-2143/3).


(1) Voor het volledige advies : zie website BIPT : www.bipt.be.