5-1749/1

5-1749/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

19 JULI 2012


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Voorstel tot invoeging van een artikel 39bis in Titel III van de Grondwet


(Ingediend door de heren Bart Tommelein, Dirk Claes, Marcel Cheron, Francis Delpérée, de dames Christine Defraigne, Freya Piryns, de heren Philippe Moureaux en Bert Anciaux)


TOELICHTING


Overzicht van het grondwettelijke luik van de politieke vernieuwing in zijn geheel

De voorstellen tot herziening van de artikelen 39bis, 46, 65, 117 en 118, § 2, van de Grondwet moeten samen worden gelezen (Stukken Senaat, nrs. 5-1749/1; 5-1722/1; 5-1750/1; 5-1751/1; 5-1752/1).

Overeenkomstig de verklaring tot herziening van 7 mei 2010 (Belgisch Staatsblad 7 mei 2010) en het punt 5º van de overgangsbepaling die werd toegevoegd aan artikel 195 van de Grondwet bij de herziening van dat artikel van 29 maart 2012 (Belgisch Staatsblad 6 april 2012, ed. 2), kunnen deze artikelen worden herzien.

Het Institutioneel Akkoord voor de zesde staatshervorming van 11 oktober 2011 voorziet in nieuwe regels inzake de organisatie van de verkiezingen. Het Institutioneel Akkoord voorziet meer in het bijzonder in het volgende :

— het bepaalt dat de duur van de federale zittingsperiode van vier op vijf jaar wordt gebracht. De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers zullen voortaan voor vijf jaar worden verkozen en de Kamer zal om de vijf jaar worden vernieuwd. Deze regel zal in werking treden met ingang van de eerste verkiezingen voor het Europese Parlement na de publicatie van deze grondwetswijziging, zijnde in 2014;

— het voorziet dat in elk geval federale wetgevende verkiezingen zullen plaatsvinden op dezelfde dag als de eerste verkiezingen voor het Europese Parlement die op de publicatie van deze grondwetsherziening volgt, zijnde in 2014;

— het bevat eveneens het principe dat de federale wetgevende verkiezingen op dezelfde dag vallen als de verkiezingen voor het Europese Parlement. In geval van vervroegde ontbinding zal de nieuwe federale zittingsperiode maar duren tot de dag van de verkiezingen voor het Europese Parlement die op deze ontbinding volgt;

— het heeft tot doel de bijzondere wet toe te laten de deelstaten de bevoegdheid toe te kennen om bij bijzonder decreet of bijzondere ordonnantie de duur van de zittingsperiode en de datum van de verkiezing van hun vergadering te regelen;

— het voorziet erin dat de inwerkingtreding van de grondwetsbepalingen die de punten van het Institutioneel Akkoord uitvoeren, met betrekking tot het beginsel van gelijktijdigheid van de verkiezingen en de constitutieve autonomie van de gemeenschappen en de gewesten, door de bijzondere wet zal worden geregeld. Deze bijzondere wet kan pas na de volgende verkiezingen voor het Europese Parlement worden aangenomen, zijnde na 2014. Deze grondwetsbepalingen moeten gelijktijdig in werking treden.

Deze voorstellen tot herziening van de Grondwet hebben tot doel deze verschillende punten van het Institutioneel Akkoord uit te voeren.

1. Artikel 46 van de Grondwet

Artikel 46 van de Grondwet betreft de ontbinding van de Kamer van volksvertegenwoordigers naar aanleiding van het verwerpen van een motie van vertrouwen in de federale regering, het aannemen van een motie van wantrouwen tegen de federale regering of het ontslag van de federale regering.

Dit artikel wordt aangevuld met een bepaling die zegt dat in geval van vervroegde ontbinding van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de nieuwe federale zittingsperiode maar zal duren tot de dag van de verkiezingen voor het Europese Parlement die op deze ontbinding volgt.

In artikel 46 wordt een overgangsbepaling ingevoegd. Die bepaalt dat de bijzondere wet de datum van inwerkingtreding van artikel 46, zesde lid, bepaalt, en dit na de verkiezingen voor het Europese Parlement van 2014. Deze datum stemt overeen met de datum van inwerkingtreding van artikel 65, derde lid, en van artikel 118, § 2, vierde lid.

2. Artikel 65 van de Grondwet

Op dit moment bepaalt artikel 65 van de Grondwet dat de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor vier jaar worden verkozen en dat de Kamer om de vier jaar vernieuwd wordt.

Artikel 65 van de Grondwet wordt vervangen om te voorzien dat de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers voortaan voor vijf jaar worden verkozen en dat de Kamer om de vijf jaar wordt vernieuwd.

Hetzelfde artikel wordt ook aangevuld met een derde lid om te voorzien dat de verkiezingen voor de Kamer op dezelfde dag plaatsvinden als de verkiezingen voor het Europese Parlement. In artikel 65 wordt een overgangsbepaling ingevoegd. Die bepaalt dat de bijzondere wet de datum van inwerkingtreding van artikel 65, derde lid bepaalt, en dit na de verkiezingen voor het Europese Parlement van 2014. Deze datum stemt overeen met de datum van inwerkingtreding van artikel 46, zesde lid, en van artikel 118, § 2, vierde lid.

Dezelfde overgangsbepaling vermeldt ten slotte dat de federale parlementsverkiezingen in elk geval plaatsvinden op dezelfde dag als de eerste verkiezingen voor het Europese Parlement volgend op de publicatie van de herziening van de Grondwet, ter gelegenheid waarvan artikel 65 werd vervangen.

Artikel 70 van de Grondwet, dat momenteel bepaalt dat de rechtstreeks verkozen senatoren voor vier jaar worden verkozen, dat de gemeenschapssenatoren voor vier jaar worden aangewezen en dat de Senaat om de vier jaar geheel vernieuwd wordt, zal worden gewijzigd in het kader van de hervorming van de Senaat.

3. De artikelen 117 en 118, § 2, vierde lid, van de Grondwet

Volgens het huidige artikel 117 van de Grondwet worden de leden van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen voor vijf jaar gekozen en worden de Parlementen om de vijf jaar geheel vernieuwd. Artikel 117 van de Grondwet bepaalt ook dat de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen op dezelfde dag plaatsvinden als de verkiezingen voor het Europese Parlement, tenzij een wet aangenomen met een bijzondere meerderheid er anders over beschikt.

Het huidige artikel 118, § 2, van de Grondwet bepaalt dat het Vlaams Parlement, het Waalse Parlement en het Franse Gemeenschapsparlement, elk voor zich, bij decreet de door een bijzondere meerderheidswet aangeduide aangelegenheden betreffende de verkiezing, de samenstelling en de werking van hun parlementen regelen. Dit decreet wordt aangenomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het betrokken Parlement aanwezig is.

Artikel 117 van de Grondwet wordt gewijzigd. Het bevestigt dat de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen plaatsvinden op dezelfde dag als de verkiezingen voor het Europese Parlement, maar bepaalt voortaan dat de bijzondere wet de Gemeenschaps- en Gewestparlementen kan toestaan van deze regel af te wijken bij decreet of ordonnantie. Datzelfde lid voorziet erin dat de Gemeenschaps- en Gewestparlementen, in uitvoering van een bijzondere wet, bij decreet of bij ordonnantie kunnen afwijken van de regel dat de leden van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen voor vijf jaar gekozen worden en de Parlementen om de vijf jaar geheel vernieuwd worden. Dit decreet of deze ordonnantie wordt aangenomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het betrokken Parlement aanwezig is. Dit decreet of deze ordonnantie zal evenwel pas kunnen worden aangenomen nadat de bijzondere wet de datum van inwerkingtreding van het nieuwe artikel 118, § 2, vierde lid (Stuk Senaat, nr. 5-1752/1), zal bepaald hebben, dus na de verkiezingen voor het Europese Parlement van 2014.

Artikel 118, § 2, van de Grondwet wordt inderdaad aangevuld met een nieuw lid dat de bijzondere wet in staat stelt de Gemeenschaps- en Gewestparlementen de bevoegdheid toe te vertrouwen om de duur van hun zittingsperiode en de datum van de verkiezing van hun parlementen elk voor zich bij decreet vast te stellen. Dit decreet of deze ordonnantie wordt aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het betrokken Parlement aanwezig is.

In artikel 118 wordt een overgangsbepaling ingevoegd. Die bepaalt dat de bijzondere wet de datum van inwerkingtreding van artikel 118, § 2, vierde lid, bepaalt, en dit na de verkiezingen voor het Europese Parlement van 2014. Deze datum stemt overeen met de datum van inwerkingtreding van artikel 46, zesde lid, en van artikel 65, derde lid.

Voorstel tot invoeging van een artikel 39bis in Titel III van de Grondwet

Overeenkomstig punt 3º van de overgangsbepaling die werd toegevoegd aan artikel 195 van de Grondwet bij de herziening van dat artikel van 29 maart 2012 (Belgisch Staatsblad 6 april 2012, ed. 2), is voorzien dat in Titel III van de Grondwet een bepaling zal worden ingevoegd « om te verbieden om de kieswetgeving te wijzigen op minder dan een jaar voor de geplande datum van de verkiezingen ».

Het Institutioneel Akkoord voor de zesde staatshervorming van 11 oktober 2011 strekt ertoe ons kiesstelsel transparanter en begrijpelijker te maken.

Daartoe voorziet het Institutioneel Akkoord onder meer in een verbod om de kiesregels op minder dan een jaar voor de geplande datum van de verkiezingen te wijzigen.

Dit voorstel tot herziening van de Grondwet strekt ertoe deze bepaling van het Institutioneel Akkoord uit te voeren.

Dit voorstel inspireert zich daartoe op de werkzaamheden van de Europese Commissie voor Democratie door Recht, beter gekend onder de naam Commissie van Venetië, die werd opgericht in de schoot van de Raad van Europa in 1990. In 2002 heeft deze Commissie een « Code van goede praktijken in verkiezingsaangelegenheden » vastgesteld die een aantal in het kader van het organiseren van verkiezingen na te leven richtlijnen bevat.

Aldus is volgens de Commissie van Venetië « de stabiliteit van het recht een belangrijk element voor de geloofwaardigheid van het kiesproces, die op haar beurt essentieel is voor de bestendiging van de democratie » (1) . Daarom beveelt ze onder meer aan te vermijden dat de kiesregels minder dan een jaar voor de verkiezingen worden gewijzigd.

Dit voorstel tot herziening van de Grondwet voegt in Titel III een nieuw artikel 39bis in, dat bepaalt dat elke wijziging van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel die de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers of voor een Gemeenschaps- of Gewestparlement organiseert die wordt afgekondigd minder dan een jaar voor de voorziene datum van de verkiezingen die worden georganiseerd tengevolge van het einde van de zittingsperiode (met uitsluiting van verkiezingen ten gevolge van de vervroegde ontbinding van de Kamer van volksvertegenwoordigers), slechts ten vroegste één jaar na de afkondiging ervan in werking mag treden.

Krachtens het beginsel van de hiërarchie der rechtsnormen moet deze regel inderdaad in de Grondwet worden ingeschreven, indien men wenst dat dit verbod tegenstelbaar is aan de wetgever.

De wetgeving op de verkiezingen waarvan sprake, betreft alle basisbeginselen en fundamentele voorschriften betreffende de verkiezingen, zoals het stemrecht, de verkiesbaarheidsvereisten, het kiessysteem en de indeling in kieskringen (2) . Het gaat niet om de bijkomstige maatregelen of detailkwesties met het oog op de organisatie van de verkiezingen, zoals de verdeling van de kiezers in kantons en afdelingen, de kleur van het kiespapier, de schikking van de stemhokjes, het gebruik van accordeonenveloppen, etc. (cf. advies van de Raad van State van 23 november 1988, Parl. St. Senaat 1988-89, nr. 514-1, 61-63; advies van de Raad van State van 28 juni 2000, Parl. St. Kamer 2000-01, nr. 50-1050/1, 15-20). Deze maatregelen zullen bijgevolg dus wel nog, voor zover nodig, kunnen gewijzigd worden gedurende het jaar dat voorafgaat aan de geplande datum van de verkiezingen. De wetgeving op de verkiezingen waarvan sprake, betreft niet de wetgeving op de verkiezingsuitgaven en de financiering van politieke partijen, omdat deze wetgeving ook niet wordt geviseerd door de Code van goede praktijken in verkiezingsaangelegenheden van de Commissie van Venetië.

Evenwel is de regel volgens dewelke elke wijziging van de kieswetgeving die wordt afgekondigd minder dan een jaar voor de voorziene datum van de verkiezingen slechts in werking treedt ten vroegste één jaar na de afkondiging ervan, niet van toepassing wanneer deze wijziging tot doel heeft de kieswetgeving in overeenstemming te brengen met een rechterlijke uitspraak die niet meer vatbaar is voor hoger beroep. Enkel in deze hypothese mag de wijziging van de kieswetgeving (met daar in begrepen de basisprincipes) onmiddellijk in werking treden, zonder dat een jaar na de afkondiging ervan moet afgewacht worden.

De grondwettelijke bepaling die door dit voorstel tot herziening van de Grondwet wordt ingevoerd, zal in werking treden op de dag van de eerste verkiezingen voor het Europese Parlement die volgen op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van deze grondwetsherziening.

Bart TOMMELEIN.
Dirk CLAES.
Marcel CHERON.
Francis DELPÉRÉE.
Christine DEFRAIGNE.
Freya PIRYNS.
Philippe MOUREAUX.
Bert ANCIAUX.

VOORSTEL


Enig artikel

In Titel III van de Grondwet wordt een artikel 39bis ingevoegd, luidende :

« Art. 39bis. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel die de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers of voor een Gemeenschaps- of Gewestparlement regelt, en die minder dan een jaar voor de voorziene datum van het einde van de zittingsperiode wordt afgekondigd, treedt in werking ten vroegste een jaar na de afkondiging ervan.

Overgangsbepaling.

Dit artikel treedt in werking op de dag van de eerste verkiezingen voor het Europese Parlement die volgen op de bekendmaking van dit artikel in het Belgisch Staatsblad. »

12 juli 2012.

Bart TOMMELEIN.
Dirk CLAES.
Marcel CHERON.
Francis DELPÉRÉE.
Christine DEFRAIGNE.
Freya PIRYNS.
Philippe MOUREAUX.
Bert ANCIAUX.

(1) CDL-AD (2002), advies nr. 190/2002 gegeven te Straatsburg op 23 mei 2003, Code van goede praktijken in verkiezingsaangelegenheden.

(2) Commissie van Venetië, « Interpretatieve verklaring omtrent de stabiliteit van het kiesrecht », CDL-AD (2005) 043, p. 2 :

(2) « Zijn onder meer fundamentele regels, onder meer : — het kiesstelsel in de stricte zin van het woord, namelijk de regels met betrekking tot de omzetting van stemmen in zetels; — de regels met betrekking tot de samenstelling van de kiesbureaus of andere organen met de opdracht om de verkiezingen te organiseren; — de afbakening van de kieskringen en de regels met betrekking tot de verdeling van de zetels onder de kieskringen. »