5-1565/1

5-1565/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

4 APRIL 2012


Voorstel van bijzondere wet houdende wijziging van de zogenaamde « pacificatiewet » van 9 augustus 1988 en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft

(Ingediend door de heren Francis Delpérée, Dirk Claes, Philippe Moureaux, Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein, Marcel Cheron, en mevrouw Freya Piryns)


TOELICHTING


Het onderhavige voorstel van bijzondere wet voert een nieuwe procedure in voor de benoeming van de burgemeesters van de zes randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.

Deze nieuwe procedure komt voort uit het zoeken naar een noodzakelijk evenwicht tussen de belangen van de verschillende gemeenschappen en gewesten binnen de Belgische Staat en heeft tot doel nieuwe communautaire conflicten te vermijden. Het Grondwettelijk Hof heeft al herhaaldelijk het belang benadrukt van dergelijke maatregelen voor het evenwicht en de vrede tussen gemeenschappen. Het Hof heeft ook de geldigheid ervan erkend in het licht van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, voor zover de maatregelen in verhouding staan tot het beoogde doel.

De nieuwe procedure voor de burgemeesters van de zes randgemeenten past in de continuïteit van de bijzondere regels waarin wordt voorzien door de zogenaamde « pacificatiewet » van 9 augustus 1988. Net zoals voor de kieshervorming geldt de specifieke regeling enkel voor de zes Randgemeenten en niet voor Komen-Waasten en Voeren. De bijzondere situatie van de zes randgemeenten voor het evenwicht en de vrede tussen gemeenschappen rechtvaardigt overigens het feit dat de nieuwe procedure niet van toepassing is op de gemeenten Voeren en Komen-Waasten.

De nieuwe procedure wordt ingeschreven in de zogenaamde « pacificatiewet » van 9 augustus 1988, waarnaar onder meer wordt verwezen in de artikelen 6, § 1, VIII, en 7, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. De wijziging van deze wet kan daardoor betrekking hebben op de uitoefening van de gewestelijke bevoegdheden, zodat enkel de bijzondere wetgever bevoegd is deze aan te nemen. Onderhavige bijzondere wet verduidelijkt dus de omvang van de uitzonderingen op de gewestelijke bevoegdheden inzake ondergeschikte besturen, zoals bepaald in de artikelen 6, § 1, VIII, en 7, § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Het Arbitragehof heeft overigens in zijn arrest nr. 28 van 28 oktober 1986 (overweging 4.B.2.c) bevestigd dat in dat soort gevallen slechts wijzigingen aangebracht kunnen worden via bijzondere wet.

De nieuwe procedure voor de benoeming van de burgemeesters van de zes randgemeenten ziet er als volgt uit.

De voordrachtsakte van de burgemeester wordt bevestigd door een stemming in de gemeenteraad en aan de Vlaamse regering bezorgd, die er de wettigheid van controleert in het kader van haar benoemingsbevoegdheid. Vanaf die stemming is de betrokkene aangewezen-burgemeester en voert hij de titel van aangewezen-burgemeester. Hij oefent in die hoedanigheid alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd. Hij wordt evenwel niet vervangen als schepen, als hij als schepen verkozen was.

De bedoelde voordrachtsakte is de akte van voordracht die thans wordt geregeld in artikel 59, § 1, van het Vlaams Gemeentedecreet. Dit voorstel van bijzondere wet doet geen afbreuk aan de bestaande bevoegdheid van het Vlaamse Gewest om deze akte van voordracht te regelen. Uiteraard kunnen eventuele toekomstige aanpassingen aan de akte van voordracht geen afbreuk doen aan de procedure die wordt ingesteld door onderhavig voorstel van bijzondere wet die een garantie uitmaakt in de zin van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Zodra de Vlaamse regering de bevestiging van de voordrachtsakte door de gemeenteraad ontvangt, beschikt zij over een termijn van zestig dagen om haar benoemingsbevoegdheid uit te oefenen.

Indien de Vlaamse regering de aangewezen-burgemeester benoemt of indien ze zich binnen de haar toegewezen termijn niet uitspreekt, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd en wordt hij als schepen vervangen, indien hij als schepen werd verkozen.

Indien de Vlaamse regering de definitieve benoeming van de betrokkene weigert, betekent ze deze met redenen omklede beslissing aan de aangewezen-burgemeester, aan de gouverneur en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, aan de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente en aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De betekening aan de aangewezen-burgemeester vermeldt eveneens waar het administratief dossier kan worden geraadpleegd.

Overeenkomstig de materiële en de formele motiveringsplicht moet een weigering tot benoeming op een deugdelijke manier worden gemotiveerd. Dit betekent inzonderheid dat het louter bestaan van een benoemingsweigering voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit voorstel van bijzondere wet niet kan worden ingeroepen. Dit principe maakt het voorwerp uit van een overgangsbepaling. Deze overgangsbepaling heeft enkel betrekking op de benoemingsweigeringen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bijzondere wet.

Als gevolg van de betekening van de beslissing tot weigering door de Vlaamse regering, kan de aangewezen-burgemeester binnen een termijn van dertig dagen een memorie bij de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen. De inschrijving op de algemene rol van de Raad van State vindt plaats op het ogenblik dat de memorie wordt ingediend.

Na de indiening van de memorie door de aangewezen-burgemeester spreekt de Raad van State zich binnen de negentig dagen uit.

Bij gebrek aan indiening van een memorie binnen de hierboven vermelde termijn van dertig dagen, is de weigering tot benoemen door de Vlaamse regering definitief, en bevestigt de gemeenteraad binnen de dertig dagen door een stemming een nieuwe voordrachtsakte.

Overeenkomstig de hervorming van de administratieve geschillenregeling betreffende de randgemeenten, is de beraadslagingswijze van de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die van het per zaak taalkundig alternerend voorzitterschap, en in geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Wat het auditoraat betreft, zal het onderzoek geschieden door twee auditeurs die tot een verschillende taalrol behoren.

Indien de algemene vergadering de beslissing van de Vlaamse regering bevestigt, is de beslissing tot weigering van de benoeming definitief en bevestigt de gemeenteraad binnen de dertig dagen door een stemming een nieuwe voordrachtakte.

Indien de algemene vergadering de beslissing van de Vlaamse regering tenietdoet, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd en wordt hij als schepen vervangen, als hij als schepen werd verkozen. Het arrest van de algemene vergadering geldt dus als benoeming.

De procedure waarin de onderhavige bijzondere wet voorziet, treedt in werking bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen.

Francis DELPÉRÉE.
Dirk CLAES.
Philippe MOUREAUX.
Bert ANCIAUX.
Christine DEFRAIGNE.
Bart TOMMELEIN.
Marcel CHERON.
Freya PIRYNS.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II

Wijzigingen van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen

Art. 2

In het opschrift van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen worden de woorden « de nieuwe gemeentewet, » ingevoegd tussen de woorden « de gemeentewet, » en de woorden « de gemeentekieswet ».

Art. 3

In dezelfde wet wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd luidende « Hoofdstuk II/1. Wijziging van de nieuwe gemeentewet ».

Art. 4

In hoofdstuk IIbis, ingevoegd bij artikel 3, wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 10/1. In de nieuwe gemeentewet wordt een artikel 13/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 13/1. § 1. In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt de voordrachtsakte van de burgemeester bevestigd door een stemming in de gemeenteraad en aan de Vlaamse regering bezorgd. Vanaf die stemming is de kandidaat-burgemeester aangewezen-burgemeester, draagt hij de titel van « aangewezen-burgemeester » en oefent hij in die hoedanigheid alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd. Hij wordt evenwel niet als schepen vervangen, indien hij als schepen werd verkozen.

§ 2. Zodra de Vlaamse regering deze voordrachtsakte die werd bevestigd door een stemming van de gemeenteraad ontvangt, beschikt zij over een termijn van zestig dagen om over te gaan tot de benoeming van de aangewezen-burgemeester of tot de weigering ervan door middel van een met redenen omklede beslissing.

§ 3. Indien de Vlaamse regering de aangewezen-burgemeester benoemt of indien zij geen beslissing meedeelt binnen de haar toegewezen termijn, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd en wordt hij als schepen vervangen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, § 2, indien hij als schepen werd verkozen.

§ 4. Indien de Vlaamse regering de definitieve benoeming van de betrokkene weigert, deelt zij deze met redenen omklede beslissing tot weigering mee aan de aangewezen- burgemeester, aan de gouverneur en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams Brabant, aan de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente en aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De medeling aan de aangewezen-burgemeester vermeldt eveneens waar het administratief dossier kan worden geraadpleegd.

§ 5. De aangewezen-burgemeester beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling bedoeld in paragraaf 4 om een memorie in te dienen bij de algemene vergadering van de afdeling bestuurrechtspraak van de Raad van State.

De algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak spreekt zich uit binnen de negentig dagen na de indiening van deze memorie.

De inschrijving op de algemene rol van de Raad van State vindt plaats op het ogenblik dat de memorie wordt ingediend.

De memorie wordt gedagtekend en bevat :

1º het opschrift « memorie met betrekking tot een beslissing over de definitieve benoeming van een burgemeester van een randgemeente »;

2º de naam en de woonplaats van de aangewezen-burgemeester en de gekozen woonplaats;

3º een uiteenzetting van de feiten en de middelen.

De memorie wordt niet op de rol ingeschreven indien :

1º ze niet is ondertekend of niet vergezeld gaat van vier door de ondertekenaar voor eensluidend verklaarde afschriften;

2º er geen inventaris is bijgevoegd van de stukken, die alle overeenkomstig die inventaris genummerd moeten zijn.

In geval van toepassing van het vorige lid, richt de hoofdgriffier aan de aangewezen-burgemeester een brief waarin meegedeeld wordt waarom de memorie niet is ingeschreven op de rol en waarbij de aangewezen-burgemeester verzocht wordt binnen vijftien dagen zijn memorie te regulariseren.

De aangewezen-burgemeester die zijn memorie regulariseert binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek bedoeld in het vorige lid, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending ervan.

Een memorie die niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend.

Op hetzelfde ogenblik waarop hij zijn memorie indient, stuurt de aangewezen-burgemeester een kopie daarvan ter informatie aan de Vlaamse regering. Deze verzending stelt de termijnen niet in werking die de Vlaamse regering in acht moet nemen.

De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van de memorie aan de Vlaamse regering, aan de auditeur-generaal en aan de adjunct-auditeur-generaal.

De Vlaamse regering doet binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de memorie door de hoofdgriffier het volledige administratief dossier bij hem toekomen, waarbij zij een nota met opmerkingen kan voegen.

Eén van de exemplaren van de nota wordt door de hoofdgriffier gezonden aan de aangewezen-burgemeester en aan de leden van het auditoraat bedoeld in artikel 93, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Een te laat ingediende nota met opmerkingen wordt uit de debatten geweerd.

De leden van het auditoraat maken binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier een verslag op overeenkomstig artikel 93, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. In voorkomend geval verzoeken zij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die zij aangeven.

De eerste voorzitter of de voorzitter bepaalt na kennisneming van het verslag, bij beschikking de dag van de terechtzitting waarop de zaak wordt behandeld door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De hoofdgriffier geeft onverwijld kennis van de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald aan :

1º de leden van het auditoraat bedoeld in artikel 93, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

2º de Vlaamse regering;

3º de aangewezen-burgemeester.

Het verslag wordt bij de oproeping gevoegd. De partijen en hun advocaat kunnen gedurende de in de beschikking van de eerste voorzitter of de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier.

De artikelen 93, § 5, eerste lid, 95, §§ 2 tot 4, en 97, derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zijn van toepassing op de procedure die wordt ingesteld door dit artikel. De artikelen 21, zesde lid, 21bis en 30, § 3, van dezelfde gecoördineerde wetten zijn niet van toepassing.

§ 6. Indien de aangewezen-burgemeester geen memorie indient binnen de termijn van dertig dagen bedoeld in § 5, eerste lid, of indien de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beslissing tot weigering bevestigt, wordt deze definitief. De gemeenteraad beschikt over dertig dagen vanaf de datum waarop de beslissing tot weigering definitief is geworden om door een stemming een nieuwe voordrachtsakte te bevestigen.

§ 7. Indien de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de weigering tot benoeming tenietdoet, leidt haar arrest tot de definitieve benoeming van de aangewezen-burgemeester en tot zijn vervanging als schepen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, § 2, indien hij als schepen werd verkozen. » »

HOOFDSTUK III

Wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

Art. 5

In de artikelen 5, § 1, II, 2º, d), 6, § 1, VIII, eerste lid 1º, eerste streepje, 6, § 1, VIII, eerste lid, 4º, eerste lid, a), en artikel 7, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt het opschrift van de wet van 9 augustus 1988 « tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voormaatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de organieke wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen » vervangen door het volgende opschrift : « tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voormaatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van ... ... 2012 ».

HOOFDSTUK IV

Overgangs- en slotbepalingen

Art. 6

Het louter bestaan van een beslissing tot weigering van de benoeming voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet kan niet worden ingeroepen om de weigering van de benoeming van een aangewezen-burgemeester te verantwoorden overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 4.

Art. 7

Deze wet treedt in werking op 14 oktober 2012.

2 april 2012.

Francis DELPÉRÉE.
Dirk CLAES.
Philippe MOUREAUX.
Bert ANCIAUX.
Christine DEFRAIGNE.
Bart TOMMELEIN.
Marcel CHERON.
Freya PIRYNS.