5-1481/1 | 5-1481/1 |
10 FEBRUARI 2012
In 1915 begon het toenmalige Ottomaanse Rijk met het systematisch vermoorden en deporteren van de bevolkingsgroep der Armeense inwoners, waarbij volgens uiteenlopende schattingen tussen de 300 000 en 1 500 000 onder hen het leven lieten.
In 2006 erkende de Franse Assemblée nationale, deze feiten als een genocide, nadat eerder het Europees Parlement een resolutie van dezelfde strekking goedkeurde. Vorig jaar erkende ook de Franse Senaat de Armeense genocide. België heeft de genocide reeds in 1998 erkend, Nederland in 2004. Verder werd de genocide erkend door de Europese Unie, de Raad van Europa, Argentinië, Armenië, Canada, Cyprus, Griekenland, Italië, Libanon, Polen, Rusland, Uruguay, Vaticaanstad, Zweden, Zwitserland en 44 van de 50 staten van de Verenigde Staten.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Bart LAEREMANS. | |
Yves BUYSSE. |
De Senaat,
A. gelet op de talloze studies gewijd aan de toestand van de Armeense bevolkingsgroepen in Turkije aan het begin van de twintigste eeuw;
B. gelet op het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide, dat het begrip genocide definieert;
C. gelet op de rechterlijke beslissingen die deze bepaling hebben toegepast om de toestand van de in 1915 in Turkije levende Armeniërs te beschrijven, meer bepaald de beslissing van het tribunal de grande instance van Parijs van 21 juni 1995;
D. gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 18 juni 1987 betreffende een politieke oplossing van het Armeense vraagstuk, waarin wordt erkend dat de in Turkije levende Armeniërs in 1915 het slachtoffer zijn geweest van de genocide gepleegd door de toenmalige Ottomaanse regering;
E. overwegende dat over het historisch bewijsmateriaal inzake de georganiseerde en stelselmatig gepleegde moord op de Armeniërs niet de minste twijfel kan bestaan;
F. overwegende dat het erkennen van de misdaden en de vergissingen uit het verleden een voorwaarde vormt om te komen tot een verzoening tussen de volkeren en dat er ook geen vrede kan bestaan zonder gerechtigheid, in Armenië evenmin als elders;
G. voorts overwegende dat alleen door de erkenning van de misdaden gepleegd door vroegere regimes men afstand kan nemen van hun oogmerken en men zich politiek kan inzetten voor de verzoening;
H. overwegende dat het Turkse volk en het Armeense volk op termijn niet anders kunnen dan vreedzaam samenleven;
I. gelet op de actieve samenwerking tussen Turkije en België en de Europese Unie enerzijds alsook tussen Armenië en België en de Europese Unie anderzijds;
J. vaststellende dat de resolutie van het Europees Parlement van 1987 de Turkse regering er nog niet toe heeft gebracht de historiciteit van de genocide uit 1915 te erkennen,
Vraagt de regering :
1. de Turkse regering te verzoeken de historiciteit te erkennen van de genocide die de laatste regering van het Ottomaanse Rijk in 1915 heeft gepleegd;
2. de parlementen van de lidstaten van de Europese Unie te verzoeken bij te dragen tot de verzoening tussen het Turkse volk en het Armeense volk;
3. de Europese Unie en haar lidstaten te verzoeken hun steun toe te zeggen aan initiatieven op alle vlakken die de dialoog tussen het Armeense volk en het Turkse volk kunnen bevorderen;
4. de erkenning van de Armeense genocide door Turkije als een conditio sine qua non te beschouwen voor een mogelijke toetreding van het land tot de Europese Unie;
5. deze resolutie over te zenden aan de eerste minister van de Turkse regering, aan de voorzitter van het Europees Parlement, aan de voorzitter van de Europese Commissie, aan de voorzitters van de parlementen van de lidstaten van de Europese Unie, alsook aan de voorzitter van het parlement van de republiek Armenië.
6 februari 2012.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Bart LAEREMANS. | |
Yves BUYSSE. |