5-1449/1 | 5-1449/1 |
24 JANUARI 2012
In de resolutie betreffende het tot stand komen van meer coherente bevoegdheidpakketten in de volgende staatshervorming (Vlaams Parlement, stuk nr. 1342 (1998-1999)), aangenomen door het Vlaams Parlement op 3 maart 1999 formuleerde dit Parlement de volgende specifieke aandachtspunten : « 5. de volledige bevoegdheid inzake buitenlandse handel dient aan de deelstaten te worden toegewezen. Aldus moet het exportpromotiebeleid de exclusieve bevoegdheid worden van de deelstaten. Dat impliceert de afschaffing van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH). Beleidsafstemming en samenwerking tussen de deelstaten is noodzakelijk. Wat betreft de Nationale Delcrederedienst en het Comité voor financiële steun aan de export (vroegere Copromex) moeten de deelstaten een autonoom beslissingrecht verwerven voor de dossiers van de bedrijven uit de eigen deelstaat De « leningen van Staat tot Staat » moeten door de deelstaten worden beslist; ».
Vlaams minister-president Kris Peeters heeft dit engagement herbevestigd in zijn toelichting door de Vlaamse regering van haar standpunt op het Octopusoverleg van 1 februari 2008 : « Wat de buitenlandse handel betreft beschikken de gewesten vandaag over ruime bevoegdheden. Het verstrekken van waarborgen tegen uitvoer-, invoer- en investeringsrisico's blijft echter een federale bevoegdheid. Deze taak is toevertrouwd aan de Nationale Delcrederedienst en aan Finexpo. Vlaanderen wil ten aanzien van deze instellingen over een autonoom beslissingrecht beschikken voor de dossiers van bedrijven die gelegen zijn in het Vlaams Gewest. Dat zal volgens ons bijdragen tot een homogenisering van de bevoegdheid op het vlak van de buitenlandse handel. »
Ook in het kader van het nieuwe regeerakkoord van 2009 werd dit standpunt hernomen.
Deze principes voor een verdere staatshervorming werden ten behoeve van de Vlaamse regering door de Vlaamse administratie concreet vertaald in een aantal fiches. Het betreft onder meer fiche 7, die luidt als volgt :
« FICHE 7. IV
Thema : Regionalisering federaal resterende bevoegdheden buitenlandse handel
Probleemstelling
Wettelijk en operationeel kader
Tijdens de vorige onderhandelingsronde met betrekking tot de institutionele hervormingen werd beslist dat buitenlandse handel in principe gedefederaliseerd zou worden, maar een aantal zaken bleven toch onder federale bevoegdheid.
Met betrekking tot buitenlandse handel werd de volgende tekst opgenomen in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen :
« Art. 6. — § 1. de aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet (lees artikel 39 van de gecoördineerde Grondwet) zijn : (...) VI. Wat economie betreft : (...) 3º Het afzet- en uitvoerbeleid, onverminderd de federale bevoegdheid :
a) om waarborgen te verstrekken tegen uitvoer-, invoer- en investeringsrisico's; de vertegenwoordiging van de gewesten in de federale instellingen en organen die deze waarborgen verstrekken, wordt verzekerd;
b) inzake het multilaterale handelsbeleid, onverminderd de toepassing van artikel 92bis, § 4bis. »
Hoewel de bevoegdheid hierdoor werd geregionaliseerd, bleef de gebruikte terminologie behouden. Daarover valt te zeggen dat de term « buitenlandse handel' »of « internationaal ondernemen' »beter bij dit beleidsveld zou passen dan de woorden « afzet- en uitvoerbeleid ».
De regio's hebben tijdens de laatste onderhandelingsronde een grotere vertegenwoordiging verkregen in de raden van bestuur van FINEXPO en de Nationale Delcrederedienst, maar het is nog steeds de federale overheid die over de bevoegdheden beschikt. Qua beslissingsmacht betekent dit dat de vertegenwoordigers van de federale minister over een vetorecht beschikken.
Vlaams beleidskader
Op 3 maart 1999 nam het Vlaams Parlement reeds een resolutie aan betreffende het tot stand brengen van meer coherente bevoegdheidspakketten in de volgende staatshervorming, die onder meer vermeld dat :
« (Het Parlement)
— is van mening dat een meer kwaliteitsvol en efficiënt bestuur vereist dat een aantal onduidelijke of inefficiënte bevoegdheidsverdelingen weggewerkt worden;
— aanziet het tot stand brengen van meer coherente bevoegdheidspakketten dan ook als een prioritaire doelstelling van de volgende staatshervorming. Dit impliceert inzonderheid het volgende : (...)
o (punt 5) De volledige bevoegdheid inzake buitenlandse handel dient aan de deelstaten te worden toegewezen. Aldus moet het exportpromotiebeleid de exclusieve bevoegdheid worden van de deelstaten. Dat impliceert de afschaffing van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH). Beleidsafstemming en samenwerking tussen de deelstaten is noodzakelijk. Wat betreft de Nationale Delcrederedienst en het Comité voor financiële steun aan de export (vroegere Copromex) moeten de deelstaten een autonoom beslissingsrecht verwerven voor de dossiers van de bedrijven uit de eigen deelstaat. De « leningen van Staat tot Staat » moeten door de deelstaten worden beslist. ».
Voorstel
Een centralisering van de volledige bevoegdheid voor alle facetten van de buitenlandse handel op regionaal niveau zou tegelijk ook de onduidelijkheden vermijden die er nu ontstaan, doordat er nog steeds een federale minister van Buitenlandse Handel en een aantal overblijvende diensten zijn die eigenlijk reeds geregionaliseerd werden, maar toch nog functioneren op federaal niveau.
In het licht van de creatie van dit zo homogeen mogelijke bevoegdheidspakket, is het volgende aangewezen :
1. aanpassen van de bijzondere wet, namelijk de volgende uitzondering schrappen :
« om waarborgen te verstrekken tegen uitvoer-, invoer- en investeringsrisico's; de vertegenwoordiging van de gewesten in de federale instellingen en organen die deze waarborgen verstrekken, wordt verzekerd »;
opdat een overdracht, maar daarom geen ontbinding, van FINEXPO en van de Nationale Delcrederedienst naar de gewesten kan gebeuren;
2. opstellen van een samenwerkingsakkoord tussen de gewesten over het beheer van deze instellingen.
Indien bovenvermeld punt a) geschrapt wordt uit de bijzondere wet, heeft dit betrekking op de diensten van FINEXPO en de Nationale Delcrederedienst.
Tijdens vorige onderhandelingen werd voornamelijk het argument aangevoerd dat men hier de verzekeringstechnische principes moet toepassen, wat erop neerkomt dat, indien deze fondsen op grotere schaal beheerd zouden worden, men efficiënter zou kunnen werken. Dit betekent echter niet dat, indien deze en andere bevoegdheden geregionaliseerd worden, het niet mogelijk is, dat de drie gewesten autonoom kunnen samenwerken, zo nuttig en nodig, zonder de federale overheid. In tegenstelling tot de huidige stand van zaken, zouden de regio's dan zelf accenten kunnen leggen in overeenstemming met het regionale beleid dat zij in deze voeren. Een ontbinding van de federale agentschappen is niet noodzakelijk, maar wel een overheveling van het (gezamenlijk) beheer naar de gewesten, bijvoorbeeld door middel van een samenwerkingsakkoord.
Anticiperende managementinschatting
Aangezien dit een voorstel is tot verandering van statuut en bestuur, maar geen ontbinding, overheveling of andere, denk ik dat eventueel buiten de vergoeding voor de regeringscommissaris van Vlaanderen, er geen bijkomende kost zal zijn. Een regionalisering van bevoegdheden gaat in principe samen met een overdracht van middelen. »
In het Vlinderakkoord van 11 oktober 2011 wordt weliswaar voorzien dat de rol van de deelstaten in FINEXPO en de Nationale Delcrederedienst wordt vergroot, maar dit gaat uiteraard minder ver dan een volledige overdracht aan de deelstaten.
Wij menen dan ook dat zij hiermee de wensen van het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering concreet vertalen door FINEXPO en de Nationale Delcrederedienst effectief over te hevelen naar de gewesten.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Bart LAEREMANS. | |
Yves BUYSSE. | |
Filip DEWINTER. |
Artikel 1
Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 6, § 1, VI, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, vervangen bij bijzondere wet van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het eerste lid wordt de bepaling onder 3º vervangen als volgt :
« 3º De buitenlandse handel. »;
2º het vierde lid wordt aangevuld met de bepaling onder 13º, luidende :
« 13º het multilaterale handelsbeleid, onverminderd de toepassing van artikel 92bis, § 4bis; ».
17 januari 2012.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Bart LAEREMANS. | |
Yves BUYSSE. | |
Filip DEWINTER. |